Sehager roosjes
zenuwen van
De
Uit oude papieren
Hebben altijd succes
Peter Becker
Avonturen van een
oorlogscorrespondent
in Spanje
De eerste
Koningen
van Holland
KORT VERHAAL
Meisjes- en
Jongensboeken
Romans
Kinderboeken
Een voor-historisch dieren-
kerkhof in de Frankische
Jura ontdekt
Tijdens het eeuwfeest van
Neerlands Onafhankelijkheid
van 1913 verscheen van de
hand der bekende schrijfster
„Melati van Java" het boek
over Hortense de Beauharnais
als onderdeel der serie „Histo
rische Karakters."
Het was een mooie boek,
al was 't geen feitelijke ka
rakter-ontleding, geen zielkun
dige studie, geen boek van
grooten stijl en breedere aper-
Ques op het leven van een
vrouw, die zulk een belangrij
ke rol speelde ondanks haar
zelf.
Hortense, dan, was bekoor
lijk, niet mooi. De hertogin
d'Abrantès, door haar mémoi
res zoo bekend, zag haar aldus
in Malmaison: „toen ik haar
voor het eerst zag was zij 17
jaar oud, zij viel op zonder be
paald een schoonheid te zijn,
maar zij was frisch als een
bloem, had de mooiste haren
der wereld, en dan, wat de
charme eener vrouw uit
maakt: een bevallige houding."
De Bonapartes konden haar
niet lijden. Zij konden 't hun
machtigen broeder nog maar
niet vergeven, dat hij de vicom
tesse .Josephine de Beauhar
nais getrouwd had en nog
veel minder, dat hij haar bei
de kinderen, waarvan Horten
se de eene was, als de zijne lief
had.
Het huwelijk van Hortense
was de groote vraag van den
dag. Zijn broeder Lodewijk,
die te St. Germain op een
nichtje van Josephine ver
liefd was geraakt, had Napo
leon voor bruidegom uitverko
ren. En wat Napoleon wilde,
gebeurde.
Maar indertijd had hij gene
raal Duroc zijn dochter beloofd.
Waarom dan toch Lodewijk
de uitverkorene werd?
Bourriene vertelt, dat eens
in den herfst van 1801, toen de
consul en zijn familie Malmai
son hadden verlaten, om weer
in de Tuilleriën hun intrek te
nemen Napoleon opgewonden,
blijkbaar vermoeid van een
vervelende, lastige familiescè
ne (Josephine stuurde name
lijk op 't huwelijk met Lode
wijk aan) bij hem op 't bureau
kwam en vroeg:
Waar is Duroc?
Efij is uit. Ik geloof naar
de opera.
Zeg hem als hij terug
komt, dat ik hem Hortense be
loofd heb; hij zal haar trou
wen, maar het moet op zijn
laatst binnen twee dagen zijn.
Ik geef hem 500.000 francs. Ik
benoem hem tot commandant
van de 8e militaire divisie. Hij
vertrekt na zijn huwelijk met
zijn vrouw naar Toulon; wij
zullen niet bij elkander wonen,
ik wil geen schoonzoon in huis
heben. Omdat ik er een eind
aan wil maken, zeg je mij van
avond of hij 't goed vindt.
Ik geloof het niet.
Nu, dan trouwt zij met
Louis!
Zou zij willen?
Het zal wel moeten.
Duroc bedankte voor de eer
om zoo militairement te wor
den uitgehuwelijkt.
Als 't zoo is, kan hij zijn
dochter houden, antwoordde
hij kortaf, en Bourriene bracht
de boodschap aan den consul
over.
Zoo kwam het huwelijk tus-
schen Hortense en Louis Na
poleon tot stand ,een huwelijk
dat een groote misvatting was,
een botsing van karakters, en
dat al den bruidsdag tot een
begrafenisplechtigheid maakte,
zoo somber waren de beide
jonggehuwden, die ieder hun
eerste liefde zagen teleurge
steld. Hevige scènes hadden
sinds plaats. Louis Bonaparte
gaf aan Josephine de schuld
van Hortense's lust tot ver
maak, wat hij haar lichtzin
nigheid noemde, en lichtte zijn
vrouw in over de ware of ver
meende misslagen van haar
moeder. Zelfs verbood hij haar
allen omgang met de Beauhar
nais.
Herinner u, dat ge een
Bonaparte zijt, dat uw belan
gen de mijne zijn en dat die
van uw moeder en. uw broer
niet meerekenen zeide hij
haar. De beste manier om
haar hart van hem afkeerig
te maken en naar hen te doen
neigen!
Zij vergaf hem deze verwij
ten deze beschuldigingen van
haar moeder nooit, zij trokken
een muur tusschen hen op.
Louis werd hoe langer hoe
wantrouwender en achterdoch
tiger; bij elke poging van Hor
tense om hem nader te komen,
stiet hij haar af:
't Is je moeder, de vrouw
van zooveel ondervinding, die
je raadt!, beet hij haar telkens
toe.
10 October 1804 werd hun
oudste zoon geboren. De Bona
partes kenden zichzelf niet
meer van jalouzie, toen de
consul te verstaan gaf, dat de
kleine Charles Napoleon wel
eens zijn opvolger zou kunnen
worden, daar hij zelf geen
zoon bezat. Louis was zijn
lievelingsbroeder en bovendien
met zijn stifdochter getrouwd.
De ijverzuchtige familie der
Bonapartes begon nu te las
teren. Hortense werd van veel
leelijks beschuldigd. Dit onge
lukkig gestook bracht hen
steeds verder vaneen totdat de
verwijdering eindelijk onher
stelbaar werd. Ze werden on
danks de geboorte van een
tweeden zoon niet gelukkiger.
Hortense was toen nauw 20
jaar en in 't openbaar lief en
bekoorlijk.
Hoe kan men met zoo'n
allerliefste vrouw ongelukkig
zijn, zeiden velen!
Napaleon was intusschen
keizer geworden en zon er op
zijn broers met koninkrijken
te bedeelen. Lodewijk had hij
Holland toegedacht. Het kon
niet anders, .of Hortense moest
gevleid zijn, door haar verhef
fing tot koningin, 't Liefst
echter ware zij koningin van
Holland geweest in... Parijs.
Maar Napoleon gelaste het ver
trek naar het nieuwe land, en
dus.
Terwijl de koning zich in de
Hollandsche toestanden onmid
dellijk ernstig trachtte in te
werken, hield Hortense op zeer
beminnelijke wijze hof. Maar
het huwelijk bleef ongelukkig.
Koning en Koningin bewoon
den een afzonderlijken vleu
gel ieder in het paleis en leef
den ver van een.
Dit alles bleef niet voor Na
poleon verborgen en daarom
schreef hij 4 April 1807 dezen
„hartigen" brief:
„Uwe twisten met de konin
gin dringen in 't publiek door,
Toon toch uw huiselijken kring
dat vaderlijk en verwijfd karak
ter, dat gij in uw bestuur laat
zien, en heb in uw zaken dié
gestrengheid, welke gij in u\v
huishouden toont."
Toen kwam de groote slag:
de dood van hun oudsten
zoon!
Hortense was radeloos, Louis
troostte haar naar beste ver
mogen. De smart scheen te
vereenigen, maar niet voor
blijvend. De grootmoeder Jo
sephine beweende niet alleen
haar geliefd oudste kleinkind,
zij treurde niet enkel om de
smart harer dochter; de sterke
band die haar aan Napoleon
bond was verbroken: zij was
nu geen grootmoeder-keizerin
in spé meer, doch eenvoudig
de schoonzuster van de_ Bona
partes. Schreiend riep zij uit:
Nu ben ik verloren. Hij
zal mij verlaten gaan.
Voor het tweede zoontje ge
voelde Napoleon immers niets.
De geschiedenis heeft haar in
het gelijk gesteld.
En toch... zonderlinge loop
der gebeurtenissen! De zoo vu
rig gewcnschte zoon van Napo
leon zou nooit zijn troon be
klimmen en Hortense's kind,
de kleinzoon van Josephine,
was bestemd eens als Napole
on III keizer te worden.
Eindelijk was de besliste ver
wijdering tusschen Hortense
en Louis gekomen. De karak
ters waren niet meer te over
bruggen. Elk beklaagde de(n)
ander, dat ieder niet de eerste
liefde had kunnen volgen. Bei
den hadden schuld, al blijft 't
feit, dat de jonge behaagzieke
vrouw zich eenmaal pijnlijk
vergeten heeft toen de breuk
met Louis reeds plaats had ge
vonden.
Een formeele scheiding heeft
Napoleon echter nimmer wil
len inwilligen, al regelde hij de
positie van Hortense op royale
wijze.
Maar diepe vernedering deed
hij haar tevens ondergaan toen
zij bij de huwelijksplechtigheid
den sleep moest dragen van
haar, die de plaats van haar
moeder aan de zijde van Na
poleon kwam vervangen.
Ver vaneen ook na den val
van Napoleon, hebben Lode
wijk en Hortense geleefd. De
man, die na zijn .afzeting als
koning van Holland in Italië
leefde, deed zijn rechten gelden
door zijn zoon Louis tot zich
te nemen. Maar deze bleef
toch steeds zijn moeder aan
hangen. Was 't op haar sto
ken, dat hij in 1S31 het gar
nizoen te Straatsburg tot op
stand aanzette? De Fransche
regeering verbande hem naar
Amerika, maar hij kwam nog
tijdig terug om den 5en Octo
ber 1837 aan het sterfbed zijner
moeder te staan op wier graf
hii later de gedenksteen plaat
ste:
A la reine Hortense
Son Fils
Napoléon III.
In 1846 stierf Lodewijk Napo
leon.
Zonder pas tusschen twee grens
posten. De voorliefde der Marok
kanen voor eens andermans
eigendommen.
(Bijzondere correspondentie).
Hendaye, November 1936.
Het is hoogst onaangenaam, in den stroo
menden regen op een brug tusschen Spanje
en Frankrijk te zitten en eenerzijds door
Spaansche, anderzijds door Fransche posten
verhinderd te worden, deze brug te verlaten.
Dat moest ik dezer dagen ervaren, toen ik op
bevel van den commandant van Burgos uit
Spanje werd uitgewezen, zonder dat men mij
mijn passen en andere papieren teruggaf.
Eind October hadden de nationalisten mij
bij Sesena gevangen genomen; sindsdien
had ik kennis gemaakt met verschillende
gevangenissen en was over verre afstanden
getransporteerd. Tenslotte hadden de Span
jaarden mij op deze brug neergezet en naar
de Franschen gestuurd. Maar deze wilden
niets van mij weten, daar ik geen pas had
en daar stond ik nu. Dus zette ik mij aan
ellende overgeleverd maar op de leuning
van de burg neer. Geen koffers, gekreukelde
kleeren, vuil linnengoed en slechts nog
met de hoop, dat mijn collega James Minifie
van de New York Herald Tribune, die met
mij tesamen uitgewezen was en zich naar
St. Jean de Luz had hegeven, terug zou
komen en mij een pas zou overhandigen.
Maar James kwam niet; daarentegen werd
de regen nog erger en mijn vermoeidheid
grooter.
In Frankrijk.
Daarom nam ik een besluit, stapte op een
vriendelijk uitziend Fransch politie-agent
toe en vroeg hem om een cigaret. Ik kreeg
er ook een en daar wij nu toch kennis had
den gemaakt, verzocht ik hem, mij naar een
cigarettenwinkel te begeleiden, daar ik nog
imeer cigaretten wilde koopen. Zeer tot mijn
verwondering stond hij dit toe en wij over
schreden samen de grens, alsof dit een van
zelfsprekendheid was. De eerste stap was
gelukt.
In Hendaye kocht ik daarop bier, belegde
broodjes en cigaretten voor mij en mijn nieu
wen Franschen vriend. Daarna ging deze in
zijn vriendelijkheid nog verder en escorteerde
mij, in plaats van mij stante pede weer over
de grens te zetten, naar het bureau van den
grenscommissaris. Deze grenscommissaris
bad nu toevallig de rijkelijk verdraaide ge
schiedenis van mijn gevangenname in de
San Sebastiaansche Courant gelezen. Hij liet
mij mijn avonturen vertellen en gaf mij ten
slotte een pas voor St. Jean de Luz, waar
juist de Amerikaanscbe ambassadeur ver
bleef.
Ik begaf mij gerustgesteld op weg en al
spoedig ontmoette ik een auto, waarin de
ambassadeur, zijn eerste secretaris en mijn
collega Minifie zaten een geheele expe
ditie te mijner redding uitgestuurd. De am
bassadeur nam mij onmiddellijk in zijn huis
op, zette mij een flesch geestrijke drank en
een schrijfmachine voor en daar schreef ik
mijn eerste verslagen over den toestand in
Madrid.
Gevangene der nationalisten.
Blijft mij nog het verhaal, hoe Ik door 'de
nationalisten gevangen genomen werd. Ik
was met mijn auto in een nationalistischen
val gereden; de tank, die mij gevangen
wilde nemen, reed in een kuil en de be
stuurder, een Italiaan, trachtte er uit te
kruipen. Hoewel de kogels rondom mij in
sloegen, hielp ik den man, die mij even te
voren nog om het leven had trachten te
brengen. Hij sprong er uit, bracht den fas-
cistischen groet en beval mij in het Spaansch
de handen omhoog te steken „manos
arriba!"
Een aantal Marokkanen kwam op mij af
én begon mij het allereerst grondig leeg te
plunderen. Alles stalen zij, wat ik bij mij
had met inbegrip van het horloge noti
tieboekje, passen en zelfs mijn riem. Het
laatste, wat in hun diefachtige vingers viel,
waren mijn gouden manchetknoopen. Ik
werd steeds woedender, totdat ik eindelijk
het gevaar vergat, waarin ik mij bevond
en de Marokkanen uitvloekte. Ik combineer
de Spaansch en Italiaansch om mij zoo
wel voor de Afrikanen als voor de Italiaan-
sche tanklieden begx-ijpelijk te maken,
eischte de teruggave van mijn eigendom
men en verklaarde dat ik Amerikaansch
journalist was dus geen vijand. De Itali
aan, die ik uit den tank geholpen had,
kwam mij daarop te hulp, sloeg een Ma
rokkaan, die langzaam zijn pistool tegen
mij ophief, het wapen uit de hand en
bracht mij naar een bereden officier, even
eens een Italiaan, dien ik om bijstand
De vuilpoetsen.
„Vreeselijk, zooals de kinderen zich op
straat toetakelen. Gisteren heb ik acht
jongens gewasschen, voordat ik de mijne
herkende."
vroeg. Ik sprak Italiaansch zoo goed en
snel als ik kon en klaarblijkelijk gelukte
mij, den man van mijn onschuld te over
tuigen, want hij bracht mij naar een over
ste, die mij mijn documenten en riem te
rugbezorgde. Mijn andere eigendommen
bleken echter verdwenen te zijn.
Op den weg naar mijn redder passeerden
wij drie doode Volksrontsoldatcn. De lijken
wax-en half ontkleed en van het linnengoed
beroofd; dat zullen de Marokkanen wel als
souvenir hebben medegenomen. Daarna was
ik er getuige van, hoe de nationalisten hun
kat-en-muis-spel nog met drie andere auto's
speelden. Een lange rij gehelmde schutters
lag op den loer; indien een vijandelijke auto
nadezxle, werd deze onthaald op een snel
vuur. De auto's hielden stil en direct kwa
men de tanks te voorschijn, die de wagens
omver reden. Daarop maakten de Marok
kanen dan schoon schip; zij gingen met de
andere slachtoffers evenals met mij te werk,
met dit eenige verschil, dat de meesten het
er niet levend afbrachten.
In Sesena mocht ik wat wijn drinken; er
waren echter weinig levensmiddelen, zoodat
ik mijn honger met een klein stukje vleesch
moest stillen. Daar sprak ik ook met eenige
Italianen van het tank-corps, die verklaar
den, dat zij met hun twintigen waren en alle
in het nationalistische vreemdelingenlegioen
dienden. Later ontmoette ik ook nog twee
Amerikaansche collega's, die zich reeds als
doode mannen beschouwden en blij waren,
iemand te ontmoetten, die hun zaak in het
Spaansch aan de militaire autoriteiten kon
voorleggen. Wij werden naar Talavera ge
bracht, waar andere buifenlandsche colle
ga's ons begroetten en fotografeerden. De
uitgestane angst was ik reeds bijna verge
ten; het meest leed ik eronder, dat deze bij
de nationalisten geaccrediteerde kerels over
onze gevangenschap mochten schrijven,
terwijl ons zelf iedere journalistieke bezig
heid werd ontzegd, totdat wij in Salamanca
kwamen.
(V.P.B.)
hebben wij een
groote voorraad
enz.
Beleefd aanbevelend,
LAAN SCHAGEN
DOOR AUTO AANGEREDEN EN GEDOOD.
„Drie weken rust, mijn beste" zei de dok
ter en pakte zijn instrumenten weer in.
„Zwaar overspannen, je zenuwen zijn in
de war. Rook niet zooveel en ga er eens tus
schen uit. En wel zoo spoedig mogelijk!"
„Dat is absoluut uitgesloten", antwoordde
Peter Becker. „Mijn zaken
„Geen tegenspraak, Peter!" onderbrak de
dokter hem energiek en schilderde de ge
volgen van een zenuwstoring met al zijn
vreeselijke nasleep. „En zoo ver kan het
met jou ook komen, als je mijn raad niet
opvolgt. Ik weet een prachtig plekje voor
je, eenzaam, midden in de bergen, precies
wat je zoo noodig hebt."
Peter zat op een bank voor het kleine
stationnetje en keek tevreden naar de man
nen die zijn bagage naar een hoogte van
1800 meter hadden gebracht en nu weer
afdaalden. Het was stil en rustig hier bo
ven. Het beekje achter het hotel murmelde
zacht en zoo discreet als geen enkel ander
beekje dat naar het dal stroomde Dat was
eigenlijk het eenige geluid, verder was er
niets dan een oneindig zwijgen, dat over
het uitgestrekte landschap lag.
Vijf dagen gingen met deze paradijsach
tige rust voorbij. In het begin viel het Pe
ter zwaar heelemaal niets uit te voeren,
hij maakte dan ook lange wandelingen om
de omgeving van zijn hotel. De bedrijvig
heid die hem in het bloed zat, kalmeerde
echter na enkele dagen vanzelf. Urenlang
kon hij op de zachte bergweide liggen in
een toestand van waken en droomen.
Doch na vijf dagen kwam er iemand in
het hotel aan, die geheel tegenovergesteld
was. Nadat hij na een heerlijke rust naar
het hotel terugkeerde zag hij een meisje in
een sportief bergcostuum.
„Goedenavond" zei het meisje lachend, ter
wijl zij op hem toetrad, „dr. Peter Becker?"
„Ja" antwoordde Peter verbaasd.
„Ik heb post voor U meegebracht van het
postkantoor uit het dal," heraam zij en
reikte hem enkele brieven over.
„Dank u wel" zei hij, en draaide beslui
teloos de brieven in zijn hand om. Het
meisje sprak echter verder en vertelde, dat
zij enkele dagen in het hotel bleef en van
hieruit bergtochten ging maken. „Klimt U
veel?" vroeg zij.
„Neen, ik ben hier voor mijn gezondheid"
antwoordde hij. Hij vond het vervelend, dat
hij in zijn rust gestoord was, zijn oude ner-
veuziteit kwam weer terug. Hij had een
onrustigen nacht. Hij draaide zich om en
om en viel tegen den morgen pas in slaap.
Toen hij vrij laat aan het ontbijt kwam,
was zij reeds lang vertrokken. Daar hij wist
welken bergtop het meisje dien dag wilde
bestijgen, nam hij na het ontbijt zijn verre
kijker, pakte zijn lunch in en besloot een
eind dien zelfden kant op te gaan. Na on
geveer anderhalfuur geklommen te hebben,
had hij nog niets van het meisje gezien en
terwijl hij even ging uitrusten, ontdekte hij
een paar Edelweiss-plant.jes. Daardoor liet
hij zich verleiden steeds hooger te klimmen.
Eer hij er op bedacht was, bleek hij tus
schen de spleten en kloven verdwaald te
zijn. Een overhangend stuk rots brak on
der zijn voeten af en viel in den afgrond,
hij kon zich ternauwernood door een flin-
ken sprong in veiligheid brengen. Zijn hart
klopte van angst en een gevoel van duize
ligheid overviel hem. Door het afbreken
leek het hem dat den weg terug, zooals hij
gekomen was, hopeloos was afgesneden. Hij
wist niet wat te beginnen, want de berg
wand liep loodrecht naar beneden terwijl
hij ook niet tegen den gladden rotswand op
kon klimmen. Tegen het steen leunend
overdacht hij juist wat hij moest doen, toen
hem van bovenaf een stem tegenklonk:
„Blijft U daar maar even rustig staan, ik
zal mijn touw laten zakken, bindt U zich
daar dan aan vast."
Hij keek op en zag boven hem het gezicht
van het meisje, dat over den rand keek.
Twintig minuten later stond Peter naast
haar en bevrijdde zich van het touw.
„Ik weet niet, hoe ik U moet bedanken",
zei hij verlegen. Nu hij weer veilig op den
beganen grond stond, vond hij zijn avontuur
een beetje belachelijk.
„Het is toch vanzelf sprekend, dat ik U
hielp," lachte zij. „Maar weest U in het
vervolg een beetje voorzichtiger bij het
plukken van Edelweiss, vele bergbeklim
mers zijn daardoor reeds in den afgrond
gestort."
Samen gingen zij nu naar het hotel terug.
Peter antwoordde liéel kort op haar gebab
bel. Bij alle dankbaarheid had hij toch het
onaangename gevoel, dat zij hem inwendig
uitlachte, Hij nam zich dan ook voor der
gelijke waaghalzerij achterwege te laten.
Den volgende dag ging Peter, zijn belofte
getrouw, weer op zijn geliefde bergweide lig
gen, in de nabijheid van het hotel, dat was
de beste manier om de onaangename bele
venis van den vorigen dag te vergeten. Van
tijd tot tijd vervolgde hij door zijn verrekij
ker het voortschrijden van het jonge meis
je, dat vandaag een tamelijk verre tocht
wilde maken. Zij had hem de route beschre
ven, eer zij vanmorgen, iets later dan giste
ren, vertrokken was.
Plotseling liet Peter de verrekijker zinken
en sprong op.
Nog eens wierp hij een korten blik naar
den berg, toen rende hij, zoo snel de stij
gende weg het toeliet, naar den rotswand
toe. Een half uur later stond hij kuchend
aan het eind van een lange rotspunt, van
waar het meisje omhoog gestegen was.
Op zijn geroep kwam geen antwoord. Zwij
gend en dreigend rees de steile wand voor
hem op. In een rotsspleet ontdekte hij de
bergschoenen van het meisje, die zij hier
blijkbaar had uitgetrokken om haar klim
schoenen aan te trekken. Dat bracht hem
op een inval. In een oogwenk had hij zijn
laarzen uitgetrokken en begon, zonder aan
eigen gevaar te denken, op zijn sokken ver
der te klimmen. Later kon hij zich nau
welijks herinneren, hoe hij het klaarge
speeld had, de moeilijkheden van de vijftig
meter bijna loodrecht opstijgende wand te
overwinnen. En nog minder de bijna bo-
venmenschelijke inspanning, die het hem
kostte het bewustelooze meisje van den
smallen rand, wonderbaarlijke wijze haar
val verbroken had, naar den weg te dra
gen.
Behoedzaam droeg hij het nog steeds be
wustelooze meisje naar het hotel. Zijn ge
schonden voetzolen brandden onverdragelijk
Steeds weer moest hij zijn lichte last neer
leggen, eer hij met bevende knieën verder
kon gaan. De middag was reeds bijna ver
streken toen hij haar eindelijk op een rust
bed neer kon leggen. Onder de zorgen van
de waardin kwam zij weer spoedig tot zich
zelf. Behalve een verstuikte voet scheen zij
ongedeerd te zijn. Toen zij de oogen opende
en zijn bezorgd gezicht over zich heen ge
bogen zag, keek zij hem verwonderd aan
en er kwam een kleine nadenkende rimpel
op haar voorhoofd. Toen sloot zij met een
lachje haar oogen, terwijl zij hem hoorde
zeggen: „Blijf maar rustig liggen, ik ga
nu naar het dal om een dokter te halen,
dan komt alles weer gauw in orde."
„Peter, jij trouwelooze", riep zijn vriend
de dokter door de telefoon naar hem. „Je
had mij wel eens kunnen schrijven, Hoe is
het er mee? Ben je nog zoo nerveus?"
„En óf", antwoordde Peter, „heel erg
zelfs, ik heb je hulp weer dringend noodig!"
„Zoo, wat is er dan?"
„Ik heb een trouwgetuige noodig, en om
dat jij de schuld van mijn huwelijk bent,
zul je je er niet aan kunnen onttrekken!"
In het Hirschbachdal in de omgeving
van Neurenberg is een sinds lang be
kend, maar nog nimmer onderzocht
hol thans door deskundigen bestudeerd
Het bleek een natuurlijke val te zijn,
waaronder bisons en neushoorns, den
dood gevonden hebben.
In de Frankische Jura vindt men talrijke
holen, die over het algemeen reeds onder
zocht zijn. In het ten oosten van Neuren
berg gelegen Hirschbachdal bevond zich ech
ter een hol, dat nog nimmer door een mensch
betreden was. Nu zijn geologen en zoölogen
met behulp van touwen in den kloof afge
daald. In het licht van schijnwerpers deden
zij een aantal interessante ontdekkingen,
waarover zij thans het een en ander hebben
medegedeeld.
In de eerste plaats hebben de geologen
vastgesteld, dat men hier met een uitholling
te doen had, die reeds duizenden jaren gele
den moet zijn ontstaan. De bodem was met
brokken steen van allerlei grootten bezaaid.
Daartusschen bevonden zich beenderen van
ontelbare dieren, die door de opening in het
aardoppervlak naar beneden waren gestort.
De zoölogen vonden benderen van beren,
vossen, veelvraten, bisons, neushoorns, lem
mingen en sneeuwhaazen. Het hol was een
gruwelijke val, want die dieren, die er in
storten, moesten reddeloos verhongeren en
verdorsten. Slechts eenigen tijd konden zij
zich met het aas van de voor hen naar om
laag gevallen dieren voeden. Dat deze ge
vangenschap, waaruit geen ontkomen meer
mogelijk was, soms. zeer lang durde, blijkt
uit de geheelde beenbreuken, die men o.a.
bij beren, vossen cn veelvraten heeft kunnen
vaststellen. Het schijnt ook vele malen voor
gekomen te zijn, dat jonge dieren hun ge
vallen moeder nagesprongen zijn. Verder zal
de aaslucht van de in het hol liggende die
renlijken vele roofdieren aangelokt hebben.
Men kan zich voorstellen, dat 't gebrul van
de hongerige dieren de mensch en uit den
toenmaligen tijd dermate heeft verschrikt,
dat zij het nimmer waagden den natuurlij
ken val te naderen.
De mannen van de wetenschap, die het
hol onderzocht hebben, geven toe, dat de
mogelijkheid bestaat, dat de beenderen van
deze voor het meerendeel reeds uitgestor
ven dieren misschien door menschen in
het hol zijn gdworpen. Daai'tegenover bewij
zen juist de geheelde beenbreuken, waarbij
de wijze der genezing op een ongeschikte
omgeving wijst, dat zich in dezen val dui
zenden jaren geleden verschrikkelijke tra-
gidieën hebben afgespeeld, daar de omlaag
gestorte dieren een oneindig langzamen cn
kwellenden dood moesten sterven.