Sehager roosjes zenuwen van De Uit oude papieren Hebben altijd succes Peter Becker Avonturen van een oorlogscorrespondent in Spanje De eerste Koningen van Holland KORT VERHAAL Meisjes- en Jongensboeken Romans Kinderboeken Een voor-historisch dieren- kerkhof in de Frankische Jura ontdekt Tijdens het eeuwfeest van Neerlands Onafhankelijkheid van 1913 verscheen van de hand der bekende schrijfster „Melati van Java" het boek over Hortense de Beauharnais als onderdeel der serie „Histo rische Karakters." Het was een mooie boek, al was 't geen feitelijke ka rakter-ontleding, geen zielkun dige studie, geen boek van grooten stijl en breedere aper- Ques op het leven van een vrouw, die zulk een belangrij ke rol speelde ondanks haar zelf. Hortense, dan, was bekoor lijk, niet mooi. De hertogin d'Abrantès, door haar mémoi res zoo bekend, zag haar aldus in Malmaison: „toen ik haar voor het eerst zag was zij 17 jaar oud, zij viel op zonder be paald een schoonheid te zijn, maar zij was frisch als een bloem, had de mooiste haren der wereld, en dan, wat de charme eener vrouw uit maakt: een bevallige houding." De Bonapartes konden haar niet lijden. Zij konden 't hun machtigen broeder nog maar niet vergeven, dat hij de vicom tesse .Josephine de Beauhar nais getrouwd had en nog veel minder, dat hij haar bei de kinderen, waarvan Horten se de eene was, als de zijne lief had. Het huwelijk van Hortense was de groote vraag van den dag. Zijn broeder Lodewijk, die te St. Germain op een nichtje van Josephine ver liefd was geraakt, had Napo leon voor bruidegom uitverko ren. En wat Napoleon wilde, gebeurde. Maar indertijd had hij gene raal Duroc zijn dochter beloofd. Waarom dan toch Lodewijk de uitverkorene werd? Bourriene vertelt, dat eens in den herfst van 1801, toen de consul en zijn familie Malmai son hadden verlaten, om weer in de Tuilleriën hun intrek te nemen Napoleon opgewonden, blijkbaar vermoeid van een vervelende, lastige familiescè ne (Josephine stuurde name lijk op 't huwelijk met Lode wijk aan) bij hem op 't bureau kwam en vroeg: Waar is Duroc? Efij is uit. Ik geloof naar de opera. Zeg hem als hij terug komt, dat ik hem Hortense be loofd heb; hij zal haar trou wen, maar het moet op zijn laatst binnen twee dagen zijn. Ik geef hem 500.000 francs. Ik benoem hem tot commandant van de 8e militaire divisie. Hij vertrekt na zijn huwelijk met zijn vrouw naar Toulon; wij zullen niet bij elkander wonen, ik wil geen schoonzoon in huis heben. Omdat ik er een eind aan wil maken, zeg je mij van avond of hij 't goed vindt. Ik geloof het niet. Nu, dan trouwt zij met Louis! Zou zij willen? Het zal wel moeten. Duroc bedankte voor de eer om zoo militairement te wor den uitgehuwelijkt. Als 't zoo is, kan hij zijn dochter houden, antwoordde hij kortaf, en Bourriene bracht de boodschap aan den consul over. Zoo kwam het huwelijk tus- schen Hortense en Louis Na poleon tot stand ,een huwelijk dat een groote misvatting was, een botsing van karakters, en dat al den bruidsdag tot een begrafenisplechtigheid maakte, zoo somber waren de beide jonggehuwden, die ieder hun eerste liefde zagen teleurge steld. Hevige scènes hadden sinds plaats. Louis Bonaparte gaf aan Josephine de schuld van Hortense's lust tot ver maak, wat hij haar lichtzin nigheid noemde, en lichtte zijn vrouw in over de ware of ver meende misslagen van haar moeder. Zelfs verbood hij haar allen omgang met de Beauhar nais. Herinner u, dat ge een Bonaparte zijt, dat uw belan gen de mijne zijn en dat die van uw moeder en. uw broer niet meerekenen zeide hij haar. De beste manier om haar hart van hem afkeerig te maken en naar hen te doen neigen! Zij vergaf hem deze verwij ten deze beschuldigingen van haar moeder nooit, zij trokken een muur tusschen hen op. Louis werd hoe langer hoe wantrouwender en achterdoch tiger; bij elke poging van Hor tense om hem nader te komen, stiet hij haar af: 't Is je moeder, de vrouw van zooveel ondervinding, die je raadt!, beet hij haar telkens toe. 10 October 1804 werd hun oudste zoon geboren. De Bona partes kenden zichzelf niet meer van jalouzie, toen de consul te verstaan gaf, dat de kleine Charles Napoleon wel eens zijn opvolger zou kunnen worden, daar hij zelf geen zoon bezat. Louis was zijn lievelingsbroeder en bovendien met zijn stifdochter getrouwd. De ijverzuchtige familie der Bonapartes begon nu te las teren. Hortense werd van veel leelijks beschuldigd. Dit onge lukkig gestook bracht hen steeds verder vaneen totdat de verwijdering eindelijk onher stelbaar werd. Ze werden on danks de geboorte van een tweeden zoon niet gelukkiger. Hortense was toen nauw 20 jaar en in 't openbaar lief en bekoorlijk. Hoe kan men met zoo'n allerliefste vrouw ongelukkig zijn, zeiden velen! Napaleon was intusschen keizer geworden en zon er op zijn broers met koninkrijken te bedeelen. Lodewijk had hij Holland toegedacht. Het kon niet anders, .of Hortense moest gevleid zijn, door haar verhef fing tot koningin, 't Liefst echter ware zij koningin van Holland geweest in... Parijs. Maar Napoleon gelaste het ver trek naar het nieuwe land, en dus. Terwijl de koning zich in de Hollandsche toestanden onmid dellijk ernstig trachtte in te werken, hield Hortense op zeer beminnelijke wijze hof. Maar het huwelijk bleef ongelukkig. Koning en Koningin bewoon den een afzonderlijken vleu gel ieder in het paleis en leef den ver van een. Dit alles bleef niet voor Na poleon verborgen en daarom schreef hij 4 April 1807 dezen „hartigen" brief: „Uwe twisten met de konin gin dringen in 't publiek door, Toon toch uw huiselijken kring dat vaderlijk en verwijfd karak ter, dat gij in uw bestuur laat zien, en heb in uw zaken dié gestrengheid, welke gij in u\v huishouden toont." Toen kwam de groote slag: de dood van hun oudsten zoon! Hortense was radeloos, Louis troostte haar naar beste ver mogen. De smart scheen te vereenigen, maar niet voor blijvend. De grootmoeder Jo sephine beweende niet alleen haar geliefd oudste kleinkind, zij treurde niet enkel om de smart harer dochter; de sterke band die haar aan Napoleon bond was verbroken: zij was nu geen grootmoeder-keizerin in spé meer, doch eenvoudig de schoonzuster van de_ Bona partes. Schreiend riep zij uit: Nu ben ik verloren. Hij zal mij verlaten gaan. Voor het tweede zoontje ge voelde Napoleon immers niets. De geschiedenis heeft haar in het gelijk gesteld. En toch... zonderlinge loop der gebeurtenissen! De zoo vu rig gewcnschte zoon van Napo leon zou nooit zijn troon be klimmen en Hortense's kind, de kleinzoon van Josephine, was bestemd eens als Napole on III keizer te worden. Eindelijk was de besliste ver wijdering tusschen Hortense en Louis gekomen. De karak ters waren niet meer te over bruggen. Elk beklaagde de(n) ander, dat ieder niet de eerste liefde had kunnen volgen. Bei den hadden schuld, al blijft 't feit, dat de jonge behaagzieke vrouw zich eenmaal pijnlijk vergeten heeft toen de breuk met Louis reeds plaats had ge vonden. Een formeele scheiding heeft Napoleon echter nimmer wil len inwilligen, al regelde hij de positie van Hortense op royale wijze. Maar diepe vernedering deed hij haar tevens ondergaan toen zij bij de huwelijksplechtigheid den sleep moest dragen van haar, die de plaats van haar moeder aan de zijde van Na poleon kwam vervangen. Ver vaneen ook na den val van Napoleon, hebben Lode wijk en Hortense geleefd. De man, die na zijn .afzeting als koning van Holland in Italië leefde, deed zijn rechten gelden door zijn zoon Louis tot zich te nemen. Maar deze bleef toch steeds zijn moeder aan hangen. Was 't op haar sto ken, dat hij in 1S31 het gar nizoen te Straatsburg tot op stand aanzette? De Fransche regeering verbande hem naar Amerika, maar hij kwam nog tijdig terug om den 5en Octo ber 1837 aan het sterfbed zijner moeder te staan op wier graf hii later de gedenksteen plaat ste: A la reine Hortense Son Fils Napoléon III. In 1846 stierf Lodewijk Napo leon. Zonder pas tusschen twee grens posten. De voorliefde der Marok kanen voor eens andermans eigendommen. (Bijzondere correspondentie). Hendaye, November 1936. Het is hoogst onaangenaam, in den stroo menden regen op een brug tusschen Spanje en Frankrijk te zitten en eenerzijds door Spaansche, anderzijds door Fransche posten verhinderd te worden, deze brug te verlaten. Dat moest ik dezer dagen ervaren, toen ik op bevel van den commandant van Burgos uit Spanje werd uitgewezen, zonder dat men mij mijn passen en andere papieren teruggaf. Eind October hadden de nationalisten mij bij Sesena gevangen genomen; sindsdien had ik kennis gemaakt met verschillende gevangenissen en was over verre afstanden getransporteerd. Tenslotte hadden de Span jaarden mij op deze brug neergezet en naar de Franschen gestuurd. Maar deze wilden niets van mij weten, daar ik geen pas had en daar stond ik nu. Dus zette ik mij aan ellende overgeleverd maar op de leuning van de burg neer. Geen koffers, gekreukelde kleeren, vuil linnengoed en slechts nog met de hoop, dat mijn collega James Minifie van de New York Herald Tribune, die met mij tesamen uitgewezen was en zich naar St. Jean de Luz had hegeven, terug zou komen en mij een pas zou overhandigen. Maar James kwam niet; daarentegen werd de regen nog erger en mijn vermoeidheid grooter. In Frankrijk. Daarom nam ik een besluit, stapte op een vriendelijk uitziend Fransch politie-agent toe en vroeg hem om een cigaret. Ik kreeg er ook een en daar wij nu toch kennis had den gemaakt, verzocht ik hem, mij naar een cigarettenwinkel te begeleiden, daar ik nog imeer cigaretten wilde koopen. Zeer tot mijn verwondering stond hij dit toe en wij over schreden samen de grens, alsof dit een van zelfsprekendheid was. De eerste stap was gelukt. In Hendaye kocht ik daarop bier, belegde broodjes en cigaretten voor mij en mijn nieu wen Franschen vriend. Daarna ging deze in zijn vriendelijkheid nog verder en escorteerde mij, in plaats van mij stante pede weer over de grens te zetten, naar het bureau van den grenscommissaris. Deze grenscommissaris bad nu toevallig de rijkelijk verdraaide ge schiedenis van mijn gevangenname in de San Sebastiaansche Courant gelezen. Hij liet mij mijn avonturen vertellen en gaf mij ten slotte een pas voor St. Jean de Luz, waar juist de Amerikaanscbe ambassadeur ver bleef. Ik begaf mij gerustgesteld op weg en al spoedig ontmoette ik een auto, waarin de ambassadeur, zijn eerste secretaris en mijn collega Minifie zaten een geheele expe ditie te mijner redding uitgestuurd. De am bassadeur nam mij onmiddellijk in zijn huis op, zette mij een flesch geestrijke drank en een schrijfmachine voor en daar schreef ik mijn eerste verslagen over den toestand in Madrid. Gevangene der nationalisten. Blijft mij nog het verhaal, hoe Ik door 'de nationalisten gevangen genomen werd. Ik was met mijn auto in een nationalistischen val gereden; de tank, die mij gevangen wilde nemen, reed in een kuil en de be stuurder, een Italiaan, trachtte er uit te kruipen. Hoewel de kogels rondom mij in sloegen, hielp ik den man, die mij even te voren nog om het leven had trachten te brengen. Hij sprong er uit, bracht den fas- cistischen groet en beval mij in het Spaansch de handen omhoog te steken „manos arriba!" Een aantal Marokkanen kwam op mij af én begon mij het allereerst grondig leeg te plunderen. Alles stalen zij, wat ik bij mij had met inbegrip van het horloge noti tieboekje, passen en zelfs mijn riem. Het laatste, wat in hun diefachtige vingers viel, waren mijn gouden manchetknoopen. Ik werd steeds woedender, totdat ik eindelijk het gevaar vergat, waarin ik mij bevond en de Marokkanen uitvloekte. Ik combineer de Spaansch en Italiaansch om mij zoo wel voor de Afrikanen als voor de Italiaan- sche tanklieden begx-ijpelijk te maken, eischte de teruggave van mijn eigendom men en verklaarde dat ik Amerikaansch journalist was dus geen vijand. De Itali aan, die ik uit den tank geholpen had, kwam mij daarop te hulp, sloeg een Ma rokkaan, die langzaam zijn pistool tegen mij ophief, het wapen uit de hand en bracht mij naar een bereden officier, even eens een Italiaan, dien ik om bijstand De vuilpoetsen. „Vreeselijk, zooals de kinderen zich op straat toetakelen. Gisteren heb ik acht jongens gewasschen, voordat ik de mijne herkende." vroeg. Ik sprak Italiaansch zoo goed en snel als ik kon en klaarblijkelijk gelukte mij, den man van mijn onschuld te over tuigen, want hij bracht mij naar een over ste, die mij mijn documenten en riem te rugbezorgde. Mijn andere eigendommen bleken echter verdwenen te zijn. Op den weg naar mijn redder passeerden wij drie doode Volksrontsoldatcn. De lijken wax-en half ontkleed en van het linnengoed beroofd; dat zullen de Marokkanen wel als souvenir hebben medegenomen. Daarna was ik er getuige van, hoe de nationalisten hun kat-en-muis-spel nog met drie andere auto's speelden. Een lange rij gehelmde schutters lag op den loer; indien een vijandelijke auto nadezxle, werd deze onthaald op een snel vuur. De auto's hielden stil en direct kwa men de tanks te voorschijn, die de wagens omver reden. Daarop maakten de Marok kanen dan schoon schip; zij gingen met de andere slachtoffers evenals met mij te werk, met dit eenige verschil, dat de meesten het er niet levend afbrachten. In Sesena mocht ik wat wijn drinken; er waren echter weinig levensmiddelen, zoodat ik mijn honger met een klein stukje vleesch moest stillen. Daar sprak ik ook met eenige Italianen van het tank-corps, die verklaar den, dat zij met hun twintigen waren en alle in het nationalistische vreemdelingenlegioen dienden. Later ontmoette ik ook nog twee Amerikaansche collega's, die zich reeds als doode mannen beschouwden en blij waren, iemand te ontmoetten, die hun zaak in het Spaansch aan de militaire autoriteiten kon voorleggen. Wij werden naar Talavera ge bracht, waar andere buifenlandsche colle ga's ons begroetten en fotografeerden. De uitgestane angst was ik reeds bijna verge ten; het meest leed ik eronder, dat deze bij de nationalisten geaccrediteerde kerels over onze gevangenschap mochten schrijven, terwijl ons zelf iedere journalistieke bezig heid werd ontzegd, totdat wij in Salamanca kwamen. (V.P.B.) hebben wij een groote voorraad enz. Beleefd aanbevelend, LAAN SCHAGEN DOOR AUTO AANGEREDEN EN GEDOOD. „Drie weken rust, mijn beste" zei de dok ter en pakte zijn instrumenten weer in. „Zwaar overspannen, je zenuwen zijn in de war. Rook niet zooveel en ga er eens tus schen uit. En wel zoo spoedig mogelijk!" „Dat is absoluut uitgesloten", antwoordde Peter Becker. „Mijn zaken „Geen tegenspraak, Peter!" onderbrak de dokter hem energiek en schilderde de ge volgen van een zenuwstoring met al zijn vreeselijke nasleep. „En zoo ver kan het met jou ook komen, als je mijn raad niet opvolgt. Ik weet een prachtig plekje voor je, eenzaam, midden in de bergen, precies wat je zoo noodig hebt." Peter zat op een bank voor het kleine stationnetje en keek tevreden naar de man nen die zijn bagage naar een hoogte van 1800 meter hadden gebracht en nu weer afdaalden. Het was stil en rustig hier bo ven. Het beekje achter het hotel murmelde zacht en zoo discreet als geen enkel ander beekje dat naar het dal stroomde Dat was eigenlijk het eenige geluid, verder was er niets dan een oneindig zwijgen, dat over het uitgestrekte landschap lag. Vijf dagen gingen met deze paradijsach tige rust voorbij. In het begin viel het Pe ter zwaar heelemaal niets uit te voeren, hij maakte dan ook lange wandelingen om de omgeving van zijn hotel. De bedrijvig heid die hem in het bloed zat, kalmeerde echter na enkele dagen vanzelf. Urenlang kon hij op de zachte bergweide liggen in een toestand van waken en droomen. Doch na vijf dagen kwam er iemand in het hotel aan, die geheel tegenovergesteld was. Nadat hij na een heerlijke rust naar het hotel terugkeerde zag hij een meisje in een sportief bergcostuum. „Goedenavond" zei het meisje lachend, ter wijl zij op hem toetrad, „dr. Peter Becker?" „Ja" antwoordde Peter verbaasd. „Ik heb post voor U meegebracht van het postkantoor uit het dal," heraam zij en reikte hem enkele brieven over. „Dank u wel" zei hij, en draaide beslui teloos de brieven in zijn hand om. Het meisje sprak echter verder en vertelde, dat zij enkele dagen in het hotel bleef en van hieruit bergtochten ging maken. „Klimt U veel?" vroeg zij. „Neen, ik ben hier voor mijn gezondheid" antwoordde hij. Hij vond het vervelend, dat hij in zijn rust gestoord was, zijn oude ner- veuziteit kwam weer terug. Hij had een onrustigen nacht. Hij draaide zich om en om en viel tegen den morgen pas in slaap. Toen hij vrij laat aan het ontbijt kwam, was zij reeds lang vertrokken. Daar hij wist welken bergtop het meisje dien dag wilde bestijgen, nam hij na het ontbijt zijn verre kijker, pakte zijn lunch in en besloot een eind dien zelfden kant op te gaan. Na on geveer anderhalfuur geklommen te hebben, had hij nog niets van het meisje gezien en terwijl hij even ging uitrusten, ontdekte hij een paar Edelweiss-plant.jes. Daardoor liet hij zich verleiden steeds hooger te klimmen. Eer hij er op bedacht was, bleek hij tus schen de spleten en kloven verdwaald te zijn. Een overhangend stuk rots brak on der zijn voeten af en viel in den afgrond, hij kon zich ternauwernood door een flin- ken sprong in veiligheid brengen. Zijn hart klopte van angst en een gevoel van duize ligheid overviel hem. Door het afbreken leek het hem dat den weg terug, zooals hij gekomen was, hopeloos was afgesneden. Hij wist niet wat te beginnen, want de berg wand liep loodrecht naar beneden terwijl hij ook niet tegen den gladden rotswand op kon klimmen. Tegen het steen leunend overdacht hij juist wat hij moest doen, toen hem van bovenaf een stem tegenklonk: „Blijft U daar maar even rustig staan, ik zal mijn touw laten zakken, bindt U zich daar dan aan vast." Hij keek op en zag boven hem het gezicht van het meisje, dat over den rand keek. Twintig minuten later stond Peter naast haar en bevrijdde zich van het touw. „Ik weet niet, hoe ik U moet bedanken", zei hij verlegen. Nu hij weer veilig op den beganen grond stond, vond hij zijn avontuur een beetje belachelijk. „Het is toch vanzelf sprekend, dat ik U hielp," lachte zij. „Maar weest U in het vervolg een beetje voorzichtiger bij het plukken van Edelweiss, vele bergbeklim mers zijn daardoor reeds in den afgrond gestort." Samen gingen zij nu naar het hotel terug. Peter antwoordde liéel kort op haar gebab bel. Bij alle dankbaarheid had hij toch het onaangename gevoel, dat zij hem inwendig uitlachte, Hij nam zich dan ook voor der gelijke waaghalzerij achterwege te laten. Den volgende dag ging Peter, zijn belofte getrouw, weer op zijn geliefde bergweide lig gen, in de nabijheid van het hotel, dat was de beste manier om de onaangename bele venis van den vorigen dag te vergeten. Van tijd tot tijd vervolgde hij door zijn verrekij ker het voortschrijden van het jonge meis je, dat vandaag een tamelijk verre tocht wilde maken. Zij had hem de route beschre ven, eer zij vanmorgen, iets later dan giste ren, vertrokken was. Plotseling liet Peter de verrekijker zinken en sprong op. Nog eens wierp hij een korten blik naar den berg, toen rende hij, zoo snel de stij gende weg het toeliet, naar den rotswand toe. Een half uur later stond hij kuchend aan het eind van een lange rotspunt, van waar het meisje omhoog gestegen was. Op zijn geroep kwam geen antwoord. Zwij gend en dreigend rees de steile wand voor hem op. In een rotsspleet ontdekte hij de bergschoenen van het meisje, die zij hier blijkbaar had uitgetrokken om haar klim schoenen aan te trekken. Dat bracht hem op een inval. In een oogwenk had hij zijn laarzen uitgetrokken en begon, zonder aan eigen gevaar te denken, op zijn sokken ver der te klimmen. Later kon hij zich nau welijks herinneren, hoe hij het klaarge speeld had, de moeilijkheden van de vijftig meter bijna loodrecht opstijgende wand te overwinnen. En nog minder de bijna bo- venmenschelijke inspanning, die het hem kostte het bewustelooze meisje van den smallen rand, wonderbaarlijke wijze haar val verbroken had, naar den weg te dra gen. Behoedzaam droeg hij het nog steeds be wustelooze meisje naar het hotel. Zijn ge schonden voetzolen brandden onverdragelijk Steeds weer moest hij zijn lichte last neer leggen, eer hij met bevende knieën verder kon gaan. De middag was reeds bijna ver streken toen hij haar eindelijk op een rust bed neer kon leggen. Onder de zorgen van de waardin kwam zij weer spoedig tot zich zelf. Behalve een verstuikte voet scheen zij ongedeerd te zijn. Toen zij de oogen opende en zijn bezorgd gezicht over zich heen ge bogen zag, keek zij hem verwonderd aan en er kwam een kleine nadenkende rimpel op haar voorhoofd. Toen sloot zij met een lachje haar oogen, terwijl zij hem hoorde zeggen: „Blijf maar rustig liggen, ik ga nu naar het dal om een dokter te halen, dan komt alles weer gauw in orde." „Peter, jij trouwelooze", riep zijn vriend de dokter door de telefoon naar hem. „Je had mij wel eens kunnen schrijven, Hoe is het er mee? Ben je nog zoo nerveus?" „En óf", antwoordde Peter, „heel erg zelfs, ik heb je hulp weer dringend noodig!" „Zoo, wat is er dan?" „Ik heb een trouwgetuige noodig, en om dat jij de schuld van mijn huwelijk bent, zul je je er niet aan kunnen onttrekken!" In het Hirschbachdal in de omgeving van Neurenberg is een sinds lang be kend, maar nog nimmer onderzocht hol thans door deskundigen bestudeerd Het bleek een natuurlijke val te zijn, waaronder bisons en neushoorns, den dood gevonden hebben. In de Frankische Jura vindt men talrijke holen, die over het algemeen reeds onder zocht zijn. In het ten oosten van Neuren berg gelegen Hirschbachdal bevond zich ech ter een hol, dat nog nimmer door een mensch betreden was. Nu zijn geologen en zoölogen met behulp van touwen in den kloof afge daald. In het licht van schijnwerpers deden zij een aantal interessante ontdekkingen, waarover zij thans het een en ander hebben medegedeeld. In de eerste plaats hebben de geologen vastgesteld, dat men hier met een uitholling te doen had, die reeds duizenden jaren gele den moet zijn ontstaan. De bodem was met brokken steen van allerlei grootten bezaaid. Daartusschen bevonden zich beenderen van ontelbare dieren, die door de opening in het aardoppervlak naar beneden waren gestort. De zoölogen vonden benderen van beren, vossen, veelvraten, bisons, neushoorns, lem mingen en sneeuwhaazen. Het hol was een gruwelijke val, want die dieren, die er in storten, moesten reddeloos verhongeren en verdorsten. Slechts eenigen tijd konden zij zich met het aas van de voor hen naar om laag gevallen dieren voeden. Dat deze ge vangenschap, waaruit geen ontkomen meer mogelijk was, soms. zeer lang durde, blijkt uit de geheelde beenbreuken, die men o.a. bij beren, vossen cn veelvraten heeft kunnen vaststellen. Het schijnt ook vele malen voor gekomen te zijn, dat jonge dieren hun ge vallen moeder nagesprongen zijn. Verder zal de aaslucht van de in het hol liggende die renlijken vele roofdieren aangelokt hebben. Men kan zich voorstellen, dat 't gebrul van de hongerige dieren de mensch en uit den toenmaligen tijd dermate heeft verschrikt, dat zij het nimmer waagden den natuurlij ken val te naderen. De mannen van de wetenschap, die het hol onderzocht hebben, geven toe, dat de mogelijkheid bestaat, dat de beenderen van deze voor het meerendeel reeds uitgestor ven dieren misschien door menschen in het hol zijn gdworpen. Daai'tegenover bewij zen juist de geheelde beenbreuken, waarbij de wijze der genezing op een ongeschikte omgeving wijst, dat zich in dezen val dui zenden jaren geleden verschrikkelijke tra- gidieën hebben afgespeeld, daar de omlaag gestorte dieren een oneindig langzamen cn kwellenden dood moesten sterven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 7