Cumberland T errace 16 BARBMORIKA Een bioscoopvoorstelling in Tokio Het huis, waar Mrs* Simpson woont Het Muskietenmoeras KORT VERHAAL louuk s aovtvdS EEN WONING DIE GEEN GE LUK BRENGT. Londen, December 1936. Mrs. Simpson heeft haar woning te Lon den voorloopig verlaten. Het geheimzinni ge huis, Cumberland Terrace Nr. 16, is weer eens onbewoond. De policemen, die hier gestationeerd waren, om de vele nieuwsgierigen weg te houden, zijn over bodig geworden. Mrs. Simpson Is niet de eerste vrouw In de schaduw van een troon, die dit rustige huis met het middeleeuwsch-aristocratische aspect bewoont. In het jaar 1873 stierf bin nen zijn muren zelfs een werkelijke ko ning: Hare Koninklijke Hoogheid Sjoenda Koer, laatste regeerende maharani van La- hore en heerscheres der Sikhs, Indische Judith en Indische Messalina in een per soon vereenigd. Zij had haar echtgenoot gedood, omdat hij met de Engelschen sym pathiseerde, had de heerschappij aan zich getrokken en droomde van het herstel van het oude mogolrijk. Vijf jaren lang streed zij met wisselend geluk tegen de koloni ale troepen. Met den sabel in de hand werd zij tijdens den beslissenden slag onder de muren van haar paleis gevangen genomen. Koningin Victoria liet haar naar Londen brehgen, wees haar heth uis Cumberland Terrace Nr. 16 als woning aan schonk haar een pensioen en Sjoenda Koer leefde nog 17 jaar. EEN TRAGEDIE IN HET JAAR 1898. In het jaar 1898 woonde in dit huis sir Percival Chester, commandant van een kruiser der koninklijke marine. Hij kruiste met zijn schip in de Middellandsche Zee, maakte een trip naar Monte Carlo en ver speelde daar 6000 pond, den inhoud van de scheepskas. Den volgenden morgen eisch- te hij van het casino het geld terug, dat niet van hem was. In geval van weige ring zou hij het casino beschieten! De di rectie betaalde maar telegrafeerde tegelij kertijd naar Londen. Sir Percival regelde zijn aangelegenheden, greep een revolver en maakte een einde aan zijn leven. Zijn geschiedenis heeft niet slechts in alle couranten gestaan er wordt ook een film over deze historie vervaardigd maar bo vendien vond hij in 1910 een navolger. VERDERE GEHEIMZINNIGE GESCHIEDENISSEN Ook den volgenden bezitter bracht het huis Cumberland Terrace Nr. 16 geen ge luk. Het was een rijken koopman. Howard Johnson, die uit verdriet over het feit, dat zijn vrouw hem verlaten had, een groote do sis morfine nam en stierf. Na zijn dood kocht Mabel Chatterley het huis; Zij was de vriendin van den hertog van Montrose en stierf aan het inademen van een sterkwerkend Indisch plantaar dig vergif, waarmede men bloemen, die haar door een onbekende gestuurd waren, bestreken had. Deze zaak werd nimmer op gehelderd. De tegenwoordige Duke of Montrose is de woordvoerder van de Schot- sche autonomistische beweging. De volgende eigenaar was een multi-mil- lionair, David Algernon Ross genaamd, die zijn carrière als diamantgraver in Kim- berley was begonnen. Hij stierf na vier ja ren, nadat hij vele gelukkige beurszaken had gedaan, een natuurlijken dood. Ook zijn opvolger, de ingenieur William Mel- rose, leefde klaarblijkelijk gelukkig en het is nimmer duidelijk geworden, of de val uit het venster, waardoor hij den dood vond, zelfmoord of een ongelukkig toeval was. "Gedurende den oorlog behoorde Cumber land Terrace Nr. 16 tot de talrijke gebou wen, die sir. Reginald Hall voor den Intel- ligence Service huurde. De chef van den Britschen geheimen dienst in Nederland, John Dipp, ontmoette hier de agenten, die hij liever niet in de officiëele bureaux van den I.S. ontvangen wilde. b{iet slechts de Amerikaansche Carmen Wienroth, die in Kopenhagen de acties van den Duitschcn spionnage chef Louis von Kohl dwarsboomde, ontving hier haar in structies, maar ook de schoone. roodblonde Irene Flora van Polland, die in het voor jaar van 1916 als „voorname Nederland- sche dame" naar Hamburg reisde, daar de vriendin van den commahdant van den Duitschen pantserkruiser „Kronprinzessin Cacillie" werd en van dezen in een onbe waakt oogenblik ongemerkt een klein geel boekje wegnam. Dit boekje bracht don En gelschen de overwinning in den beslissen den zeeslag bij Jutland op 31 Mei 1916, en aan de schoone Flora van Polland een extra-premie van 800 pond, hoewel zij met een maandelijksch salaris van 100 pond toch reeds een van de bcstbetaalde pgenten van den I.S. was want het was de geheime signaalcode van de op perste Duitsche marineleiding. Ook de zoogenaamde Oostersche gravin Lisa von Rollenberg die bijna iedere maand in het' belang van de gealliëerden Duitsch land en Oostenrijk bereisde, maar overigens niet tot den I.S. doch tot den door graaf Ignatiew geleiden geheimen dienst der gealliëerden in Parijs behoorde, kende de geheimen van het huis Cumberland Terra ce Nr. 16 Zij was overigens de eenige groo te geheime agente der entente, wier wer kelijke indentiteit den tegenstander tot het. einde van den oorlog onbekend bleef. EN THANS? Een lange rij van tragediën, intrigues en avonturen staat met het geheimzinnige huis Cumberland Nr. 16 in verband. Maar geen van deze gebeurtenissen beteekende een zoo diep ingrijpen in het lot van het wereldrijk als de liefdesroman van koning Eduard VIII en mrs. Simpson. Hoe de hartstochten van Japan- sche bioscoopbezoekers werden opgezweept Een tumult tij dens een filmvoorstelling te Tokio. Zooals gewoonlijk liepen er ook nu be halve het geluids-journaal, drie films, die alle drie de ziel van het nieuwe Japan weerspiegelden: een Amerikaansche met wolkenkrabbers, ontvoeringen in een vlieg tuig, en een happy-end-kus die de Japan- sche censuur om moreele redenen heeft verboden; een oud-Japansche Samuarais (ridder), met tot aan het achterhoofd glad geschoren 'schedel, de rest van hun haar samengebonden tot een staart, ieder oogen blik hun zwaard trekken om hun eer te verdedigen. Tenslotte een moderne, tenden tieuze film, ter waarschuwing van de mo derne jeugd. In de pauze, die volgde op de Samurai- film, bemerkten de toeschouwers, dat achter in een loge een Japanner had plaats ge nomen met een blonde, Westersche vrouw. Vele berkenden haar haar foto had kor ten tijd geleden in de „Tokio Asahi" ge staan als de Amerikaansche journaliste, Eloenor Grey. Zij was naar Japan gekomen om het proces van Satosan, den zoogenaam- den „voortreffelijken man" bij te wonen, die wegens de voorbereiding van ex oproer en beraamde aanslagen op leden van de re geering terecht stond. Haar begeleider was de bekende landschapsschilder Ikawa. De moderne film heette: „De leeren schoentjes". Deze schoenen behoorden aan een steno-typiste, een mondem meisje met rok en blouse met Westersch schoeisel in plaats van de Japansche houten sandalen Dit meisje, Moga heette zij, had een vriend den student Toro. Op een dag laat Toro's vader hem roepen en deelt hem mede, dat TOEN Sarre Leimo met het vlot den Altelf afzakte, waren er tien dagen verloopen, sinds hij de rendierkud de verlaten had. Dat was geen lange tijd voor de reis, die hij had gemaakt. Maar in deze tien dagen, waarin de zon begonnen was om langzamerhand weer onder den horizon te zinken des avonds, was er veel veranderd. In zes nachten hadden de wol ven een aanval gedaan op de rendierkud de van Sarra Leimo, en hadden hun hon ger gestild De buurman die voor de kudde zorgde tijdens Sarra's afwezigheid had zelf moeite, om zich voor de ondieren te be schermen, en hij had niet veel kunnen on dernemen om ze te verdrijven. En zelfs de hond had zich schuw verborgen voor de wolven. Sarra wist niet goed, of hij het verhaal van zijn buurman moest gelooven of niet, want het gebeurde wel meer, dat de Lap pen eikaars dieren stalen, maar reeds den volgenden nacht werd zijn kudde weer door de wolven aangevallen. Zoolang hij zijn kudde had, was hij nog nooit zoo zwaar beproefd als nu. Ade laars had zijn hond verjaagd, beren ook, en wolven waren er niet geweest Hij voelde zich erg ongeluk kig, en hij besloot, om, zooals zijn vader het hem geleerd had, zijn sterkste rendier te offeren aan de goden. Hij trok met zijn besten bok den berg op, en liet hem los in de wildernis. Maar ook dit offer kon het lot niet wenden. Steeds weer vielen de wolven de kudde aan, en toen de tijd kwam, dat de Lappen hun zomerverblijf verlieten, had hij maar de helft van zijn kudde over. En terwijl hij zijn zomerver blijf verwenschte, dacht hij aan het sprook jesachtige land waarvan zijn 'vader hem zoo vaak verteld had: Barbmorika! Het land, waar de trekvogels heentrekkenl hij voor hem een meisje uit hoogere stand een ODjoSan, heeft gekozen, waarmee hij na het afleggen van zijn examen moet trouwen. De jonge man zoekt uitvluchten. De vader, een vooruitstrevend man, wil de bruid voor zijn zoon zoo aantrekkelijk mo gelijk maken, de O—-DjoSan is volgens de verzekering van den Nakhodo. den huwe lijksmakelaar, een welopgevoed, onder strenge tucht opgegroeid en voor het hu welijk geschoold meisje, dat zonder moeite een Bisuteki (biefstuk) of een Katsuretsu (ommelet) kan klaarmaken, om van Japan sche spijzen maar te zwijgen, met erva ring op het gebied van tuinieren en bloe men verzorgen. Zij kreeg bij een gewezen Geisha onderricht inzang, dans, en goede omgangsvormen en was bovendien niet lee- lijk. Dat haar bruidschat daarmee in over eenstemming is, zegt de moderne vader in het geheel niet, anders zou het huwelijk niet op touw worden gezet. Maar de zoon, die aangestoken is door de Europeesche geest, houdt vol en is zelfs zoo brutaal zijn vader mee te deelen, dat hij reeds een keuze heeft gedaan. Dat is ook voor den modernen vader te veel. Hij jaagt zijn -zoon het huis uit en wel met groote smaad. Hij laat hem niet door de gewone deur weggaan, maar door een, die in oude, voorname huizen werd gere serveerd voor ongehoorzame geliefden. De op deze manier gestrafte trekt met zijn vriendin in een woning, waar men op stoe len zit, en met schoenen over den vloer loopt. Maar ondanks zooveel moderniteiten laat hem de herinnering aan zijn ouder lijk huis en ook aan de verspeelde O—Djo- San niet meer los. Het doet den heelen dag niet s anders dan op een Europeeschen stoel voor z'n Europeesche tafel zitten en klaagliederen jammeren z'n vriendin wacht hem op met een biefstuk; het is de laatste, die zij voor hem kan bakken, want haar Chef is te weten gekomen, dat' zij een jongen man van goede huize heeft ont voerd, en gaf haar haar ontslag. Nu moe ten zij op een houtje bijten. Het moderne meisje loopt zich In haar leeren schoentjes de voeten stuk, om een betrekking te vinden. Overal komt zij voor gesloten deuren, overal wendt men zich vol afschuw van haar af. Als zij op een avond thuis komt, vindt zij haar vriend dood op zijn Europeesche stoel; hij is ge storven aan een gebroken hart. Het meisje trekt haar leeren schoentjes uit en haar kimono weer aan. Hiermede eindigde de film, die bij het publiek grooten bijval „Het kan zoowat tien jaar geleden zijn", zoo vertelde mij meer dan twintig jaren geleden een Amerikaansche journalist, „dat ik in Vermont een voetreis naar het stadje Canaan in den noordwestelijken hoek van dien staat gelegen, wou ondernemen. Na een flinken dagmarsch bereikte ik, juist toen de zon onderging, een heuvel, van welks top ik de witte huizen van Canaan in de verte kon zien liggen. Ik vroeg een farmer, die mij een eindweegs vergezeld had of de nu voor mij liggende weg, de juiste was. „De juiste en de kortste" ant woordde de man, maar hij kan u niet die nen, want hij voert door het muskietenmoe ras, en het zal nu al gauw donker wor den. U zoudt er niet levend doorheen ko men!" „Wat bedoelt u? Zijn daar soms moordenaars?" „Ja, millioenen. Als het be gint donker te worden zwermen de mus kieten uit en dan is de weg niet te begaan" Misschien zoo dacht hij waren daar geen vijanden voor de rendieren, geen wolven, beren, adelaars. Hij had er wel nooit van gehoord, dat een Lap naar Barbmorika ging, maar waarom zou hij het niet doen? En hij besloot, zuidwaarts te trekken. Hij liet zijn kudde bij zijn buurman ach ter, en ging met zijn mooiste rendier en zijn hond zuidwaarts. Na eenige dagen bereikte hij de plaats, waar Perre Porsa woonde, een oude wijze Lap, die iedereen raad wilde geven. Sarra Leima ging bij hem in de kota zitten, en vertelde precies van het slechte jaar en van zijn plan, en vroeg toen naar Barbmorika. „Of er ook wolven waren in Barbmorika?" „Neen" zei Perre, wolven zijn er niet in Barbmorika. Toen dacht Sarre aan de vreeselijke win ters van ijs en koude en hij vroeg of er ijs was in Barbmorika. „Neen", zei de wijze Lap, „Er is niet zooveel ijs als hier in Barbmorika" „Zijn er dan bergen?" vroeg Sarra. „Ja, veel bergen, en hoogere dan hier in Finland", zei Perre. „Groeien er in Barbmorika ook boomen?" vroeg Sarre.. „Heel, heel veel boomen", zei Perre Por sa, terwijl hij zijn bovenlichaam zachtjes heen en weer wiegelde. „Heel andere boo men dan hier in Finland bij ons. Die boo men dragen vruchten, die zijn tienmaal, honderdmaal zoo groot als bessen, die hier in Finland groeien. En het mooiste van dat alles is, men kan die vruchten eten, men behoeft daar geen rendierkluif boven het vuur te houden en te roosteren, men plukt daar eenvoudigweg wat vruchten, en eet tot men genoeg heeft gegeten. O, het is een heel ander land, dat kun je je bijna niet voorstellen. „Daarvan had Sar re nog nooit gehoord, en hij schudde het hoofd, vol verwondering. Hij kon zich niet oogstte. Daarna kwam de geluids-film. Zij bracht slechts een enkel beeld uit het Westen paardenrennen in Boston de rest had betrekking op Japan. Twee boksers sloegen elkaar knock-out, in Char- bin werd een militaire acedemie geopend. Manoeuvres in den Stillen Oceaan lieten de reusachtige Japansche Vloot zien, en voor het heiligdom van Ise, de tempel van de zongodin Amaterasu, knielden in het wit gekleede pelgrims en deponeerden mun ten en rijstkorrels op het offerblok. En plotseling verscheen op het doek de kaal geschoren schedel van den „voortreffelijken man" terwijl hij in zijn cel in de Keizer lijke gevangenis aan de lunch was. Het was of in de toeschouwersruimte een bom ontploft was. Er ontstond een groot tumult De menschen sprongen van hun stoelen op en riepen: „Bansei!" (tienduizend jaar), hier en daar wisten geestdriftige aan hangers van den voortreffelijken ma een lid van de tegenpartij te grijpen en hem een paar vuistslagen toe te dienen. Plot seling sprong de volksdichter Mochczuki op een stoel, wees op de loge, waarin de Amerikaansche zat, en maakte het publiek er op opmerkzaam, dat op sensatie beluste en oneerbiedige, buitenlandsche journalis ten bij het proces van den Japanschen held' in groote getale aanwezig waren, en die men moest zeggen om op een afstand van hem te blijven. Hij vond grooten bijval. Gewapend met knuppels begaven de man nen zich door den middenloop naar de loge, waar de „roodharige" vreemdelinge nog steeds, met van verbazing opengesper de oogen, zat. De dichter op zijn stoel im proviseerde een Tanka; een gedicht, van een sardine, die in zoet water verdwaald was, en die door de voorname zoetwater- visschen eruit werd gegooid. Plotseling werd hij door een vriendelijke man aan zijn been naar beneden getrokken Hij klopte hem vriendschappelijk op de schouder. Tegelijkertijd kwam een troep politieagenten de zaal binnen met opgehe ven bamboestokken en bevrijdden de tegen standers van SatoSan die zich met ge kwetste neuzen maar nog steeds met groo te waardigheid het stof van hun Europee sche kleeding schudden. „Wij rekenen nog wel met jullie af!" riepen de weggevoerde personen. Maar daar zorgde de politie al voor, die de aanhangers van de regee ring met bamboestokken de zaal uitdre ven. In een oogwenk was de bioscoop leeg De schilder Ikawa bracht de bevende Ame rikaansche naar huis. Ik lachte. Een muskiet is niet grooter dan een dikke mug. „Dank je" zei ik en wou verder gaan. „Halt!" riep de landman. „Bent u beze ten? Ik zeg u, dat ge er niet levend door komt. Luister maar eens scherp!" Ik luis terde; heel in de verte deed zich zwakjes een geluid, een soort gebrom hooren, niet ongelijk aan dat van het gezoem der bijen. Ik dacht, dat de farmer mij bang wou ma ken, om mij dien avond als gast te heb ben om hem de laatste nieuwtjes te ver tellen. Ik toog dus op weg, die breed en ingeheind was en waarop ik dus niet kon verdwalen. Ongeveer een derde van den weg had ik afgelegd, toen een paar muggen begonnen het mij lastig te maken. Midden in het moeras echter werd het erger. Ik werd flink gestoken, en de man had gelijk gehad millioenen muskieten moesten hier hun woonplaats hebben. Spoedig werd het zoo erg, dat ik met iedere handbeweging, die ten doel had, de bloedzuigers van mijn ge laat te verwijderen, dozijnen der insecten voorstellen, dat de boomen in Barbmorika vruchten droegen, die men kon eten, en zulke groote vruchten! De dennen en ber ken, die hier groeiden, gaven de menschen hier in Finland niets om te eten, denappels smaakten niet lekker „O", zei Perre Porsa, „het is een heel ander land, als men over deze bergen heen gaat, ziet men iets., anders dan hier!" En Sarre Leima dacht aan de vreemde verhalen en vertellingen,, dia zijn vader hem over dat wonderlijke land had ver teld, als zij op hun nomadentochten waren. Het leek hem wel een heel vreemd land toe, en meer en meer begon hij te ver langen, om erheen te trekken. Hij dacht aan zijn kudde, die hij aan zijn buurman had meegegeven, en die hij had nageke ken, toen zij naar het oosten trok, tot hij niets meer van hen kon zien, en zij geheel achter den bergrug verdwenen waren. En weer begon hij den ouden wijzen Lap die steeds maar even geduldig bleef, aller lei vragen te stellen over dat vreemde land, dat Barbmorika heette. Perre Porsa gaf steeds vriendelijker ant woord. Hij werd nooit ongeduldig, of men hem nu vroeg, welk geneesmiddel men moest gebruiken voor de een of andere kwaal, of om inlichtingen verzocht over Barbmorika! Hij luisterde steeds even wel willend en geduldig, en had voor ieder een vriendelijk woord. En Sarre vroeg verder: „Staat in Barbmorika de zon ook den heelen zomer aan de hemel, zonder onder te gaan, zooals hier?" „Neen", zei Perre Porsa, „in Barbmori ka gaat de zon iederen avond weg, maar zij komt iederen morgen weer terug, het heele jaar door! En de zomer duurt daar veel langer dan hier, en de winter is lang niet zoo koud!" Sarre dacht even na. „Veel langer duurt de zomer", zei hij zachtjes voor zich heen. En hij vroeg weer: „Hebben de menschen in Barbmorika ook koffie, en brandewijn?" tot 1/2 uur vóór zonsopgang zijn geluidssignalen verbo- den: knippert dan met de koplichten als attentiesein! GELUIDSSIGNAAL VERBODEN <nÉH "YBy doodde. Maar honderden kwamen er voor in de plaats, en de honderden werden dra gevolgd door ontelbare duizenden. Nu liep ik nog sneller, en den looppas aannemende rende ik spoedig als een razende voor waarts. Het werd mij duidelijk, dat ik alleen door zoo hard als ik kon te hollen, mijn leven kon redden. Met een tak bladeren, die ik nog kans zag van een boom te rukken sloeg ik woest om mij heen, maar het hielp niets, de lucht was zwart van de kwelgeesten, die zich bloeddorstig op mij stortten. Zij verduisterden den hemel. De schrille toon van hun gezoem overstemde zelfs mijn schreden. Ik wierp de bladertak weg en ijl de met inspanning van al mijn krachten voorwaarts, altijd voorwaarts tot om- keeren was het te laat De muskieten kwamen mij in de oogen, in deneusgaten, in de ooren en mond, ter nauwernood gelukte het mij met mijn vree- selijk gestoken handen het mogelijk te ma ken, dat ik nog kon ademhalen. Ik voelde, dat ik in dezen verschrikkelijken krijg be gon te verzwakken, een onbeschijfelijke ril ling ging door heel mijn lichaam, ik schreeuwde van angst en ontzetting, ik huiverde voor den dood in deze afgrijselij ke gestalte. De laatste vijf'minuten van dezen ver schrikkelijken angstdraf om mijn leven te redden, kan ik mij niet precies meer her inneren; ik bevond mij in een angstigen zwijmel, op 't punt van waanzinnig te wor den. Eindelijk begaven mij de beenen, ik struikelde en viel tegen de'omheining van een der eerste huizen van Canaan. De val bracht mij weer eenigszins tot bezinning, maar ik was bijna blind, zag nog slechts een zwakke schemering van licht. Ik kon nog net om hulp roepen. Dan verloor ik het bewustzijn. Eerst na drie dagen ont waakte ik uit mijn ijlkoortsen. 473ste STAATSLOTERIJ (Niet officieel) 2de klasse, 3de lijst Trekking van Woensdag 9 December 1936 Hooge Prijzen 2000.— 16018 1500.— 13901 200.— 14854 loo— 1777 12451 18299 Prijzen van 30.— 69 344 520 1349 2098 2567 2638 2788 2939 3267 3489 3690 3926 4037 4089 4256 4485 4674 5141 5224 5779 6136 6264 6292 6392 6892 6946 7209 7652 7734 7876 8377 8462 8632 8887 9395 10267 10404 10581 10778 10987 11432 11449 11492 11518 11901 11954 12138 J2148 12251 12309 12521 12529 13457 13556 13642 13702 14039 14125 14245 14268 14383 14465 14604 14624 14992 15311 15492 16467 16539 16616 17081 17099 17160 17330 17374 17675 17761 17814 17968 18108 18206 18770 18868 19522 19542 19747 19954 20045 20165 20417 20495 20749 20980 Verbeteringen 2e klas, 2e lijst: 11923 m. z, 11993 16653 m. 16633. „Heel veel koffie, en heel veel brandewijn" antwoordde de oude Lap, „Veel koffie- en nog veel meer brandewijn. En die kan men daar in elke plaats koopen, en niet, zoo als in Lapland, alleen maar in Lulea, in Vardö, in Hammerfest en in Tromsö." Dat viel in den smaak bij Sarre en welke Lap zou dat niet prettig gevonden hebben,- en daar moest hij even over na denken. „Is het water in Barbmorika even koud als hier?" En toen informeerde hij aan Perre Porsa of Barbmorika een goede streek was voor rendieren, en of er genoeg voedsel voor hen was; stond het rendiermos er dicht? „Neen" antwoordde Perre, „rendieren kunnen daar niet leven, en rendierenmos groeit er heelemaal niet". „Heelemaal niet?" herhaalde Sarre ver wonderd, en voor het eerst scheen hij niet tevreden met het antwoord dat hij kreeg. „Heelemaal geen rendierenmos!" Dat ging zijn begrip te boven. Hij zei het nog eens halfluid voor zich heen, en staarde nadenkend in de vlammen van de vuur plaats, waarvoor zij zaten. Zou dat nu waar zijn, dat er in Barbmorika wel groote boo men groeiden, met vruchten, honderdmaal zoo groot als de bessen, die hier groeiden, en niet eens een beetje gewoon rendiermos Hij keek den ouden wijzen man verwon derd aan. Maar hij wist, dat Perre Porsa nog nooit een Lap iets voorgelogen had, en dat het dus wel waar zou zijn. Hij bleef even stil zitten, en dacht na over alles, wat de oude gezegd had, groote bergen, eiken dag zon, niet veel ijs, boomen met groote vruchtenmaar er was geen rendiermos, en de rendieren konden er niet leven! Toen stond hij op, strekte zijn hand tot afscheid uit naar den wijzen man, en zei: „Mon manam Bagjeriki" Ik ga naar mijn land terug Toen maakte hij den riem van zijn ren dier los, keek nog eenmaal naar het Zui den, naar Barbmorika, en trok naar het Noordoosten, naar zijn winterverblijf plaats en zijn rendieren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 12