GRATIS
Een nieuwe geest
Britsche Parlement
SCHAGER
COURANT
Hoe de Aziateo over
Bestrijding
de Europeanen denken
varkenspest
in het
EENSGEZINDHEID ONDER DE PARTIJEN
OPPOSITIE TEGEN DE REGEERING
OP DEN ACHTERGROND VAN DE
GEBEURTENISSEN RONDOM DE KROON
LONDEN, December 1936.
De Engelsche constitutioneele
crisis heeft de aandacht afgeleid
van een ontwikkeling in het
Britsche parlement, die in meer
dan een opzicht interessant is.
De Britsche binnenlandsche politiek be
wandelt op liet oogenblik wegen, die. even
verrassend als ongewoon zijn. De partijge
schillen zijn bijna geheel op den achtergrond
geraakt; zelfs bij de belangrijkste parle-
mentsdebatten wordt er een cordialen toon
aangeslagen; conservatieve redenaars wen-
schen Labour-afgevaardigden geluk met
door hun geuite meeningen en de arbeiders
op hun beurt hebben de hoogste lof voor de
uitlatingen der conservatieven. Kortom,
eensgezindheid en vrede hebben hun intocht
in het parlement gehouden.
Niet minder merkwaardig echter is het
feit, dat tegelijkertijd in het Lagerhuis de
betrekkingen tusschen dit lichaam in zijn
geheel en de regeering slechter zijn gewor
den. Deze verslechtering gaat zoover, dat
zelfs de meerderheid der conservatieve par
lementariërs het op het oogenblik met het
overwegend conservatieve kabinet minder
goed kan vinden, dan nog slechts eenige
maanden geleden het. geval was.
De oorzaak van den nieuwen geest.
De oorzaken van dezen nieuwen geest moet
men zoeken in het groeiende patriottisme en
vooruitstrevendheid van de bevolking. Het
Lagerhuis gaat met deze tendens, die door
den Times „links-centrisch" wordt genoemd,
mede. De regeering daarentegen kan het
tempo niet bijhouden en daardoor is de in
druk ontstaan, dat de jonge, progressief-con-
servatieve vleugel, als welks exponent sir
Anthony Eden kan gelden, niet tegen de
oudere en minder vooruitstrevende leden
van het kabinet kan oproeien.
Het is veelzeggend, dat de belangrijkste
geschillen tusschen Lagerhuis en regeering
zijn ontstaan over de sociale wetgeving. Zoo
werd er b.v. even voor het uitbreken van de
constitutioneele crisis een wet door het par
lement aangenomen, die een vereenvoudi
ging van de echtscheiding ten doel had en
door de regeering weliswaar niet direct be
streden, maar al evenmin warm onthaald
werd terwijl de afgevaardigden van alle
partijen vurige pleidooien voor de wet had
den gehouden. Eveneens nam het Lagerhuis
in tweede lezing een bill aan, die de werkge
vers dwingt, hun personeel minstens 8 dagen
betaald verlof per jaar te geven. Dit voorstel
werd door den spreker van de regeering
energiek bestreden; het hielp echter niets,
daar alle partijen voor waren.
Het merkwaardigste is echter de oppositie
van het parlement tegen de regeering in de
kwestie van de hulpmaatregelen voor de
zoogenaamde noodlijdende gebieden. Zooals
bekend was de regeering van plan, de hui
dige maatregelen eenvoudig voor een jaar te
verlengen. Met het oog op de opstandige
houding van het Lagerhuis zag zij zich ech
ter gedwongen dit plan op te geven. Nu
werkt men een nieuw voorstel uit, waarin
meer aan de gestelde eischen zal worden
tegemoet gekomen.
Deze ietwat slaperige houding van de re
geering heeft ongetwijfeld aanleiding gege
ven tot het gerucht, dat niet slechts het
Lagerhuis maar ook de koning met de re-
ge eringspolitiek niet tevreden zou zijn en
dat er dus naast het geschil, dat de oorzaak
was van de huidige crisis rondom de Engel
sche kroon, ook nog meeningsverschillen
van politieken aard tusschen koning en re
geering bestonden. Verschillende leden van
het kabinet hebben het den koning kwalijk
genomen, dat de vorst na zijn inspectie
tocht door de noodlijdende gebieden gezegd
heeft: „Voor deze streken moet iets gedaan
worden". Men zag hierin een ingrijpen van
den koning in regeeringsaangelegenheden
en een zekere dwinglandij tegenover het
kabinet, om meer voor de „depressed areas"
te doen, dan met de staatsfinanciën in over
eenstemming te brengen zou zijn.
Maar het anders zoo belangrijke finan-
cleële argument werd voor wat de noodlij
dende gebieden betreft door de natie van de
hand gewezen. Algemeen is men de opvat
ting toegedaan, dat de te ontstane kosten
onder geen enkele omstandigheid een hin
dernis voor afdoende hulpmaatregelen mo
gen vormen. Men verdenkt er Neville Charn-
berlain van dat hij in deze zaak op zuinig
heid heeft aangedrongen en het is veelzeg
gend voor de stemming in het land, dat
zulks naar de overtuiging van politieke
kringen voldoende is, om zijn kansen op het
minister-presidentschap na Baldwin's aftre
den ernstig in gevaar te brengen.
Veranderingen in het kabinet?
Nog geheel afgezien van den afloop van
de constitutioneele crisis is het dan ook
inderdaad mogelijk, dat er vroeg of laat be
langrijke veranderingen in het kabinet zul
len moeten worden aangebracht, indien de
links-centrische" eensgezindheid tusschen
de partijen blijft voortduren. Het is bijzonder
merkwaardig, dat deze harmonie in het
Lagerhuis volstrekt niet beperkt blijft tot de
bewapening, de niet-interventie in Spanje
en de noodlijdende gebieden; zelfs het
nieuwe Anglo-Egyptische verdrag, de han
delsovereenkomst met Italië en, om een voor
beeld van meer localen aard te noemen, de
spoorwegwet zijn zonder eenige oppositie
door het Lagerhuis aangenomen. Slechts ten
aanzien van de huidige crisis zijn natuurlijk
ook de meeningen in het parlement verdeeld.
Rekening houdend met dit alles, duikt
vanzelf de vraag op, of Engeland wellicht
doende is, het enge begrip van het „national
government" met het ruimere van de na
tionale eensgezindheid te verwisselen wat
ongetwijfeld niet zonder invloed op zijn
positie in de internationale politiek zou blij-
Wie zich vanaf heden
op de
abonneert, ontvangt alle
in de maand December
verschijnende nummers
Het Londensche tijdschrift „The Wide
World" bevat een opstel over de redenen,
waarom de Europeanen door de Aziaten
worden veracht. De schrijver gaat van de
veronderstelling uit, dat die verachting wer
kelijk bestaat, en verklaart haar op de vol
gende wijze: „De Aziaat heeft een hoogere
intelligentie dan de Europeaan. Hij is
geestelijk levendiger, raadt de gedachten
van hen, met wie hij zich onderhoudt, is
buitengewoon vindingrijk en verstaat beter
de kunst, zuiver abstracte conclusiën te
maken. Als hij zich verwaardigt te discu-
teeren en het waagt iets openlijk te be
spreken hetgeen zelden gebeurt, dan is
hij de philosoof, die met een alledaagsch
mensch of met 'n domkop spreekt. Hij er
kent dit zelf, en des te geredelijker, om
dat dit erkennen hem niets baat en hij ge
woonlijk moet toegeven. Hij gelijkt op een
schrandere vrouw, die met een gewonen
man spreekt en die onmiddellijk niet door
redeneering, tot haar conclusiën komt; hij
ziet reeds vóórdat de Europeaan nog de
President Roosevelt, die op het oogenblik de pan-Amerikaansche conerentie te
Buenos Aires bijwoont, werd bij zijn aankomst door een geestdriftige volksmenigte
begroetHierboven zien wij hem (achter in den wagen met hoogen hoed in de hand)
naast generaal Justo een autorit maken door de straten van Buenos Aires.
oogen opent, en dientengevolge komt een
zekere minachting bij hem op, die geen te
genstand, maar bitterheid doet ontstaan.
Dit is de hoofdzaak van de verachting;
maar nog andere oorzaken komen hierbij.
Den Aziaten schijnen de zeden en gewoon
ten der Europeanen steeds plébejisch. De
Aziaat verwacht, bij personen die met hem
gelijk of boven hem staan, een zekere zacht
moedigheid te vinden, die weinige Europe
anen bezitten en die zij nooit toonen in
den omgang met gekleurde rassen, wier
gebrek aan openhartigheid en neiging tot
onderworpen eerbetoon hem prikkelen. Voor
den Aziaat staat gebrek aan openhartigheid
gelijk met wellevendheid; hij is altijd ge
reserveerd, als hij niet onbeschaamd wil
zijn, en beschouwt alle vertrouwelijkheid
als beleedigend en ongemanierd, vooral
waar onderscheid in rang of kaste bestaat.
Weinig Europeanen zijn voor hem gentle
man, en deze weinigen slechts dan als zij
niet vertrouwelijk worden. Het lachen der
Europeaan is hem bijzonder onaangenaam,
evenals van onbeschaafden dit voor be
schaafde Europeanen is. De grappen en het
zichzelf bespotten der Europeanen zijn hem
onverdraaglijk; hij vindt zoo iets zoo „or
dinair" mogelijk en het herinnert hem
steeds, dat hij zich beleefd en onderworpen
toont tegenover een individu, dat, wanneer
het het masker aflegt, een volkomen bar
baar is. Dit gevoel, dat algemeen en onuit
roeibaar is, versterkt hem in hooge mate
in zijn meening omtrent de domheid van
den ander, en in die meening wordt hij
gesterkt, wanneer hij bemerkt, dat die an
der geen leugens gebruikt, waar zij ge
past -zouden zijn, en geen leugens ver
moedt, waar zij duidelijk te onderkennen
zijn.. Ook vindt hij het ongeduld en de hu
meurigheid der Europeanen verachtelijk.
De Aziaat kan toornig worden en dit doen
blijken, maar „slecht humeur" stoot hem
af, als een bewijs van barbaarsch gebrek
aan zelfbeheersching.
Uit mededeelingen van den Directeur van
den Veeartsenijkundigen Dienst nemen wij
het volgende over:
Deze ziekte kwam in 1936 in sommige
gedeelten van Nederland en ook in België
in een belangrijk grooter aantal gevallen
voor dan in de voorgaande jaren. Tot dus
ver trad dit lijden in ons land slechts spo
radisch op. Vandaar, dat ook bij de her
ziening van de Veewet in 1930, varkens
pest niet werd opgenomen in de lijst van
de door de Wet voor besmettelijk gehou
den veeziekten, of m.a.w. niet genoemd
wordt bij die besmettelijke veeziekten,
waarop, bij eventueel voorkomen, de be
palingen van de Veewet van toepassing
zijn. Wel werd de ziekte aangegeven in
artikel 45 van genoemde wet bij de besmet
telijke veeziekten, waarop, bij het optre
den daarvan, bij Koninklijk besluit de
voorschriften van toepassing kunnen wor
den verklaard.
Toen de ziekte in het laatst van 1935 zich
in ons land begon voor te doen en zich in
1936 meer en meer uitbreidde, is onmiddel
lijk getracht door middel van een preven
tieve (voorbehoedende) enting der gezonde
dieren, verdere uitbreiding te voorkomen,
waarbij, althans voorloopig, de entstof gra
tis ter beschikking van de practiseerende
veeartsen werd gesteld. Deze en aanvullen
de maatregelen hebben echter niet in allen
deelè het gewenschte effect gehad. Derhalve
was het, mede met het oog op het buitenland,
noodzakelijk gebruik te maken van de be
voegdheid, verleend bij artikel 45 der Vee
wet, om de bestrijdingsmaatregelen dier Wet
van toepassing te verklaren op varkenspest.
Dit is geschied bij Koninklijk besluit van
den 27sten November 1936, No. 28, dat met
AAN DEN ZOLDER VASTGEGROEID
Ja, zoo lijkt het op het eerste gezicht,
maar keer het beeld om en U zult èèn der
standen zien van Mignone, de acrobate, die
op het oogenblik in de Berlijnsche scala
optreedt.
ingang van 15 December 1936 in werking zal
treden.
Het verdient aanbeveling na te gaan welke
verplichtingen met ingang van genoemden
datum bij het optreden van varkenspest
aan de betrokken varkenshouders zullen
zijn opgelegd.
In het kort samengevat komen dus de
verplichtingen van de varkenshouders neer
op het voigende:
le. onmiddellijke aangifte bij het optreden
der ziekte bij den burgemeester;
2e. verbod van vervoer van het erf van
zieke, van ziekte verdachte en gezonde var
kens gedurende het heerschen der ziekte
en nog 20 dagen daarna.
Van dit verbod kan, indien noodig, door
den burgemeester, gehoord den Inspecteur
van den Veeartsenijkundigen Dienst en on
der door dezen aangegeven maatregelen ter
voorkoming van verspreiding der smetstof,
ontheffing worden verleend.
3e. Ontsmetting van het schoeisel van
personen, die het besmette erf verlaten.
VERF DIE WARMTE VERKLIKT.
Sedert eenigen tijd zijn er verven in den
handel die van kleur veranderen, wanneer
zij boven een bepaalde temperatuur ver
warmd worden. Men gebruikt deze om
lagers te merken, aangezien men op deze
manier een indicatie heeft om te zien dat
een lager begint warm te *sloopen, zoodat
men nog in dë gelegenheid is om de noo-
dige maatregelen te treffen. Het bezwaar
van deze verven was, dat zij bij afkoeling
niet hun oorspronkelijke tint terugkregen.
Hadden zij huii plicht gedaan dan moest
het merk opnieuw op het lager worden ge
plaatst. Thans is een Amerikaansche fa
briek er in geslaagd een verf samen te stel
len die bij ongeveer 70 gr. C. van rood
omslaat in diep blauw zwart. Bij afkoeling
komt echter de helder-roode kleur terug,
zoodat de met deze verf geplaatste merken
niet behoeven te, worden vernieuwd.
jongen zijn gezicht door het raam en zong een
heesche melodie. Maar direct trokken zij
hunne neuzen weer terug, zoodra zij de ang
stige stilte binnen bemerkten. De rust was
onaangenaam, tastbaar en geladen. Het Bris-
tol-<parlement waagde het niet zich te ver
roeren, durfde niet met hun stoelen kraken,
ken, hun glazen, niet neerzetten op het mar
meren blad, alleen om geen enkel teeken vna
leven der anderen te verzuimen. Maar ook
van 'dien kant kwam geen enkel geluid.
De beide Amerikanen zaten en zwegen. Zij
schenen te slapen. Alleen de zoetige tabaks
lucht, die in lange slierten door de palmen
slingerde, bewees, dat zij nog wakker waren.
Ik zelf zat in mijn hoekje, boog mij over mgn
papier en lachte in mijzelf.
Ook toen na een oogenblik de Consul bin
nengestormd kwam, de beide heeren begroette
en met hen in de leerzaal verdween, veran
derde er eigenlijk niets.
Jimmie Bolston en zijn vrienden waren ver
over hun tijd. De whisky verschraalde in de
glazen. Maar zrj konden nog geen afscheid
nemen. Zij hadden nog steeds het overtuigend
gevoel, dat er binnenkort iets buitengewoons
gebeuren zou. Maar er gebeurde niets, hoege
naamd niets.
Na ongeveer een half uur ging de deur
van de leeszaal weer open. De drie kwamen
er gezamenlijk uit. Men hoorde een paar on
benullige zinnen.
De Consul nam afscheid en ging weg. De
Amerikanen nestelden zich opnieuw in hun
stoelen en soesden verder. Wederom kronkel
den de slierten rook om de palmen.
Dit was te veel, of liever gezegd, te weinig
voor de drie Bristol-parlementariërs. Zij
stonden op, zwijgend, en gingen met hangen
de koppen weg.
Jimmie Bolston speet het van harte, dat
hij hun niets beters had kunnen laten zien.
Het kwam hem als een nadeel voor den roep
van zijn hotel voor. Maar hg kon niet meer
doen dan berustend de schouders ophalen. De
Amerikanen waren suffers.
Maar de Amerikanen waren geen suffers.
Alleen zij wisten te wachten. Dat was alles.
Zg hadden misschien geen goede manieen. Ja,
het waren slecht opgevoede menschen. Dat
kon men al zien aan de wijze, waarop zij in
hun stoelen lagen. Misschien wisten zij ook
niet, wat zg de bloem van Gibraltar ver
schuldigd waren. Zij hadden waarschgnlgk tot
op heden niet eens geweten, wat Gibraltar
eigenlijk wel was.
Alleen een naam op de kaart en een nood
haven voor hun schepen, maar iets anders
schenen zij zeer goed te weten; en daar ging
het om, zij wisten, wat zij wilden. Zij hadden
slechts een doel voor oogen en dat wilden
zij bereiken, 't kwam er niet op aan hoe, met
list, met de ellebogen of met geld. Zij wonden
zich er niet over op.
Deze „Betty Bonn" geschiedenis was voor
hen een zaak, zoogoed als alle anderen, die
zij op de beurs te New-York deden.
Ik peuterde nog zoo'n beetje aan mijn arti
kel, zonder goed erbg te zijn. Van tgd tot tijd
keek ik eens tusschen de palmen door naar
de beide anderen daar aan den overkant.
Maar het beeld bleef onveranderd. Ik zag den
breeden rug van Thompson en het smalle
profiel van Winchester. Een fijne blauw-witte
damp van tabaksrook hing boven hun hoof
den. Zoo bleef het ruim een uur.
Om drie uur kwam de Consul terug.
Thompson draaide zijn hoofd naar links en
vroeg:
Wanneer?
Spring nam een stoel, ging zitten en zei:
Om vgf uur.
Thomson knorde:
All right.
Daarna bleef het beeld tusschen de palm-
boomen weer hetzelfde, alleen met dit ver
schil dat nu ook een tweede gezicht en pro
fiel te zien was: de Consul. Het veranderde
niet gedurende de twee uur. Alleen werd de
tabakswalm een beetje dichter en rook an
ders.
De Consul rookte Spaansche sigaretten.
Af en toe sloop Bolston in de buurt rond,
wierp een schuwen blik naar de groep aan het
venster en verdween weer geruischloos ach
ter zijn bureaudeur.
Het gaf iets spookachtigs, deze stilte, deze
starre palmbladeren, deze onbeweeglijke
rookslierten, dit sprakelooze heen en weer
sluipen van Bolston.
Mij maakte dit wachten nerveus, deze
zwijgende zekerheid, die den tijd had, omdat
toch alles gaat, zooals men het zich voorge
nomen heeft. Dan daarbjj de vraag: wat is
het, dat men zich voorgenomen heeft? Ik
was nu eenmaal op noodlottige wijze in deze
zaak betrokken, zoodat het mg niet onver
schillig laten kon, wat deze Amerikanen
met Trevor voor hadden.
De drie gestalten onder den palmboom za
ten onbeweeglijk. Liefst had ik hen met pa
pierkogels bekogeld, alleen maar om hen
uit hun onaangenaam aandoende rust te
halen.
Zeker, ik had natuurlijk eenvoudig kunnen
opstaan en weggaan, maar in den grond van
mijn ziel was ik per slot van rekening nog
meer gespannen dan de drie van het Bristol-
parlement, omdat ik meer wist, omdat ik de
figuren beter kende, die hier op dit ongewone
tooneel ageerden en omdat het per slot van
rekening toch ook om Nancy ging.
Mg'n eigen koppigheid om te blijven maakte
ik goed, door mijn plicht om mg'n artikel voor
de dagbladen te moeten afkrijgen. Daarmee
schoot .ik niet op. Ik keek elk oogenblik op
de klok.
4 uur 40. Winchester stopte een nieuwe
PÜP-
4 uur 45. De drie maakten nog steeds geen
aanstalten.
4 uur 50. Waren zij per slot van rekening
dan toch nog ingeslapen?
4 uur 55. De Consul ging staan.
Well.
Meer zei hij niet.
Ook de beide anderen gingen staan.
WelL
Zij namen hun hoeden en gingen weg zon
der een woord te spreken.
Nu stelde ik ook geen belang meer in mijn
artikel. Vlugger, dan behoorlijk was, rende ik
naar het raam.
Daar gingen de drie op een rij, alsof zij
niets met elkaar te maken hadden. Uitge
zwermd in een verdedigingslinie, dacht ik.
De aanval begon.
Toen bogen zg den hoek van de Mainstreet
om.
Arme Trevor! Ik wist niet, wat de Ame
rikanen van hem wilden, maar ik kreeg zoo'n
gevoel als hij zich verzet, heffen zg eenvoudig
hun armen op en boksen hem tegen den
grond.
Trevor was er de man niet naar om met
dit soort reeders, met deze soort havenarbei
ders, om te gaan.
Lang bleef ik aan het venster staan en
staarde naar buiten in de zon.
Ik zag nietSi van wat er buiten gebeurde.
Ik moest regelmatig denken aan de scene,
die zich daar op kamer drie, in het koele
gerechtsgebouw nu aan 't afspelen was. Ik
moest er daarom zoo sterk aan denken, om
dat ik geen flauw idee had, wat er gebeurde.
Kwamen die twee als getuigen? Waarom dan
deze kostbare reis over den oceaan? Per slot
van rekening waren zg er toch bij geïnteres
seerd, dat de schuldige of de onschuldigen ge
vonden werden. Dan waren zg vrijgesteld
van de betaling van het bergloon.
(Wordt vervolgd.)