De Britsche constitutie na haar zwaarste beproeving In de schaduw van de Guillotine De crisis in Amerika ten einde DE EX-KONING IS MEER POPULAIR DAN ZIJN OPVOLGER. WAT MEN ZOOAL IN LONDEN HOORT. LONDEN, Zaterdag 12 Dec. '36. NA zeven dagen van groeiende span ning, waarin niet slechts het Brit sche wereldrijk, maar ook geheel Europa en Amerika verkeerde, is thans de ontknooping gevolgd. Eduard VIII is heen gegaan. De abdicatie van koning Eduard heeft in het geheele empire groote droef heid opgewekt, men hield van zijn zoo sociaal voelenden vorst, hij was uiterst populair, meer dan zijn broeder, die hem thans op volgt. De Hertog van York staat bekend als streng conservatief, leeft evenals de derde broeder, de Hertog van Gloucester een terug getrokken leven en hoewel hij groote belang stelling voor de problemen des volks heeft, mengt hij zich ongaarne' persoonlijk in der gelijke dingen. De jongste zoon, de Hertog van Kent, gelijkt daarentegen weer veel op zijn oudsten broeder, den ex-koning. Ook hij begeeft zich gaarne onder het volk, leeft met de kleine nooden van den man van de ktaat mede, en geeft hem blijk van sympathie. Dat verschafte den oudsten en den jongsten zoon van den overleden koning George V hun groote populariteit, die de tweede en de derde missen. Desondanks heeft ook de doorsnee-Londe- naar, die meer dan iemand anders aan ko ning Eduard hing, ingezien, dat 'sKonings heengaan tenslotte nog de eenige oplossing was. Hij heeft zich bij dit feit neergelegd, maar zich voorgenomen om zijn leven lang een warm plaatsje aan den ex-koning in zijn hart te blijven inruimen. De hofcamarilla. Indien men zijn oor te Londen zoo eens te luisteren legt, hoort men meer dan men in de bladen kan lezen. De couranten zijn discreet en goed gedisciplineerd ook de bladen van de oppositie. De ex-koning is wat eigenzinnig, een karaktertrek, die hij reeds als Prins van Wales dikwijls ten toon spreidde. Vele menschen vinden dit sympa thiek, anderen niet. Eduard is bovendien modern, d.w.z., hij hield er van af en toe eens een frisschen wind door de eerbied waardige, oude Engelsche kasteelen te doen waaien. Hij hield zich bij de keuze zijner vrienden niet immer aan de $trenge hof etiquette, hij houdt van de jeugd, voelt zoo als reeds gezegd buitengewoon sociaal en hij vindt last not least dat de rol van den koning van Engeland niet steeds slechts representatief behoeft te wezen. Dat gaf hem meer dan eens aanleiding tot wrijving met de regeering. Zulks weet men in Londen, al schrijft men er nit. over. Slechts de bla den van de dominions zijn minder discreet; een Ziiid-Afrikaansch blad zegt b.v. niet te gelooven, dat Engeland een „krachtigen ko ning" wenscht en voegt daaraan toe, dat in ieder geval Zuid-Afrika zulks niet wenscht. Een dergelijke uitlating laat geen misver stand toe. Toen Eduard aan de regeering kwam, be gon hij zijn hervormingen allereerst daar door te voeren, waar de tegenstand het ge ringst was en waar hij niet met de eonsti- tutioneele wetten in conflict kon komen; Spurling barstte een lach uit, klankloos, heesch, bitter, smartelijk. Het zweet kwam rnjj op m'n voorhoofd door dit lachen. In Thompsons oogen wag angst te lezen. Zelfs Winchester ging achteruit in zijn stoel. Vijf seconden lang bleven zij sprakeloos. Het dronken gelach van de matrozen aan de bar was nu duidelijk hoorbdar. Eindelijk had Thompson in zooverre zijn spraak terugge kregen, dat hij opnieuw beginnen kon, zacht, zoo goed als het hem mogelijk was, mild, vaderlijk medelijdend, tot hem sprekend, als tegen een krankzinnige. Kom, Spurling, laten we verstandig blijven. Wij zijn nu toch onder ons. Opnieuw een snel opheffen van Spurlings hoofd. Direct was Thompson rustig. Ja, ja, Spurling ,ik zeg al niets mee£ Ik bedoel, onder zakenlui, onder Amerikaan- sche zakenlui. Wat hebben die Britten, omdat de „Frisco" een Britsche boot is, zich er mee te bemoeien? Dat kunnen we toch veel beter onder elkaar afhandelen. Dat geld komt U toch toe. Dat kan niemand u afnemen. Maar ge moet toch zelf inzien... ge zijt toch per slot van rekening scheepseigenaar en weet, hoe slecht de vrachten op 't oogenblik zijn... Zoo ging het verder. Een heele tijd lang. In 't begin nog voorzichtig, om niemand te kwetsen. Spurling wond zich ook nu in het geheel niet op, zijn eene hand in zijn zak, de andere om zijn pijp geklemd. Zijn haar hing hem wild over zy'n oogen. Men kon niet zien, of hij nog wel iets hoorde en verstond. Thompson redeneerde als tegen een muur of een pop. Dit begon hem te vervelen. Zijn oude grove toon kwam lang zamerhand weer boven. Hij dempte hem, zoo dra hij het bemerkte. Hij had het nog steeds over hetzelfde. Over de slechte tijden en de slechte vrachten en dat hij zijn schip weer terug moest hebben en over het bergloon, dat namelijk aan zijn eigen hof. Hij pensioneer de oudere bedienden en verving deze door jonge krachten. Het is begrijpelijk, dat dergelijke maatre gelen kwaad bloed Zetten. Natuurlijk voelden de oudere ambtenaren zich geërgerd, aan het hoofd de opper-ceremoniemeester Lord Cro- mer. Nu is de hofaristocratie geen van de buitenwereld afgesneden maatschappij. Haar leden zijn verwant of bevriend met den En- gelschen adel. Eenige leden daarvan zitten ten deele in de regeering, ten deele in het Hoogerhuis. Haar macht was dus niet te onderschatten. En inderdaad zijn van hier uit alle fijne draden gesponnen van het het waarin de koning zich geheel afgezien van de gebeurtenis, die rechtstreeks tot zijn abdicatie leidde verstrikte. Achter de schermen is min -of meer een strijd gevoerd tusschen conservatisme en li beralisme. Het conservatisme heeft overwon nen en men kan het niet ontkennen, zulks is voor de eigenaardige samenstelling van Toen wij jong waren, was de Fransche revolutie „geschiedenis". Thans is op meer dan één wijze gebleken, dat wat toen ge beurde actueeler dan ooit is in den bur geroorlog leeren de kranten het ons niet dagelijks uit Spanje? Herkennen wij niet in die opgezweepte volksmenigten, die harts tocht waarmee zij, burgers van één land, elkaar bevechten, de gezichten, die* ons vroe ger op de platen der Fransche revolutie zoo verschrikkelijk, maar ook zoo ver af leken? Toen de pas uitgevonden guillotine thans de donkere figuren tegen den witten kerkhofmuur en het vuurpeloton ervoor... Maar waarom vocht men in den Fran- schen burgeroorlog, waarom vecht men thans? Om de rechten van den Menscli, thans bedreigder dan ooit, om de Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Over deze dingen heeft Charles Dickens, het onsterfelijk genie, wiens waarde voor de film pas in de laatste jaren van de spre kende film ontdekt is, zijn beroemden ro man van de twee steden, Londen en Parijs, geschreven. Bijna alle figuren, die Dickens geschapen heeft, leefden als onvergankelijke „portretten" in de verbeelding van zijn le zers. Maar het wachten was op de film om deze figuren tot zelfstandig, dramatisch be wogen leven te brengen: dat leven waar el ke toeschouwer om vraagt. In „A Tale of two Cities" de Metro Goldwijn—Mayer super, die in het Ncder- landsch terecht „In de Schaduw van de Guillotine" heet is het in de eerste plaats de achtergrond dezer figuren: het Enge land van het eind der achttiende eeuw en het woelige Parijs, waar het volk met de bestorming van de Bastille zijn rechten op- eischt. Prachtig is het contrast tusschen En- geland's welstand, zijn kalme, liberale the orieën en daartegenover de barbaarsche strijd in een land, waar deze vrijheden mat zwaard en toorts bevochten moesten wor den en toch nog niet blijvend.! „In de schaduw van de Guillotine" is derhalve in de eerste plaats een film met een inhoud: inhoud in den besten zin van den kapitein toekwam. Hij praatte en praatte. Aan 't eind had hij zelfs geen woorden meer. Nu dwong hij zichzelf er een eind aan te maken met de vraag: Hoeveel moet ge hebben? Als antwoord alleen een hoofdschudden, als een hond die een lastige vlieg verjagen wil. Dit had op Thompson de uitwerking als van een slag in zijn gezicht. Alles had hij kunnen begrijpen, wanneer de andere begon nen was met onderhandelen, te polsen, wan neer hij voor zijn part een fantastische som genoemd had, goed, maar dit, dat hij een voudig opzij geschoven werd door een zee- roover, dat hij den heelen tijd voor niets ge sproken had, dat zijn heele zedelijke voorstel eenvoudig wind was voor niets, dat hij niet zien, noch begrijpen kon, dat maakte hem driftig. Mensch, ge moet toch iets zeggen. Ik kan hier toch niet alleen bijlven praten en nog eens praten. Natuurlijk kon dat niet. Maar ook dit maakte geen indruk. De kapitein bleef zwijgen. Een tijdlang keek Thompson hem in stomme verbazing aan, of hij toch nog niet iets zeggen zou. Maar niets. Langzamerhand werd zijn gezicht rood. Het was hem aan te zien, hoe woedend hij was. Lang zou het niet meer uithouden. Hij... Plotseling gaf hij met zijn vuist zoo'n ge weldigen slag op tafel, dat de glazen in scher ven vielen. Spurling! Winchester en ik vlogen op. De matrozen aan de bar kwamen zwaaiend naderbij. Hello boys. You want a..« Hierbij sjorden zij hun broeken op en maak ten zich reeds gereed voor een gezellig ge vecht. Achter hen aan strompelde de Spaan- sche waard. Alleen Spurling had niet eens I opgekeken. Hij keek nog steeds als gehypno het Britsche empire de beste oplossing. Het Engelsche wereldrijk heeft een vorst noodig, die zich geheel binnen de grenzen van de constitutioneele grondwet beweegt en een monarch, die vol initiatief tracht, deze grenzen te overschrijden, zou wellicht meer goed dan kwaad kunnen aanrichten, ook al is hij met de beste voornemens bezield en denkt hij in 'slands belang te handelen. Van den hertog van York mag men aan nemen, dat hij geheel de voetsporen van ztjV overleden vader zal volgen. Hij hc&ft steeds getoond een hooge opvattinne S^n zijn taak en zijn plichten te bezit*» ineens De komende dingen.Ai& gewe?^- J >asseeren. Maa. aoe moeilijk mei Een dramatisclfcok nu weer. Na Egeland thans achter den strijd was de stand krthtige Britsche constA'Een penalty krac-e,dpt'öe- ving ten vonM^1^ den ,tw#'n terug te komen^'^^iu nu weinig zin meer'. De ex- koning heet thans Eduard Windsor, m.igr waarschijnlijk zal hem een hoogen titel ver leend worden. Als particulier zal hij naar vrije verkiezing kunnen leven, zijn vermo gen, dat hij van koningin Victoria geërfd heeft, bedraagt eenige milliocnen ponden en bovendien zal het parlement hem een groot pensioen toekennen. Voor hem begint een nieuw leven. Wellicht, dat dit hem meer ge legenheid geeft zijn groote gaven te ont plooien, dan de plaats op den troon. het woord. Bij elke regel, elke uitspraak van volksvrouw, van aristocraat, van volksgericht of gekerkerde gevangenen denkt GIJ: hoe is het thans, is het niet of Gij de kranten van heden leest? Daarbij is de film zuiver in zijn histori sche atmosfeer gehouden: het gansche Pa rijs, het gansche Londen werden met de zorg, die de Metro Goldwyp-Mayer aan deze supers kan besteden, herbouwd. Sfeer ademt elke meter van deze grootste film: een sfeer van wereldbrand én wereldverlangen. Dit is geen „historische" film meer, dit is her leefde werkelijkheid, even diep als eenvou dig. zoo dwingend wordt het U voorgezet, zoo ademloos zult Gij luisteren naar het ver band van toen en nu, van 1789 en 1936. En dan tegen dezen achtergrond, in deze sfeer, groot uitgehouwen twee menschen, geen liefdespaar, dat er maar ingevloch ten is. Neen, dat deed Dickens nimmer. Maar als het ware uit deze menschen ont staan, rondom hen opgetrokken, hun eigen liefde geprojecteerd tegen den spiegel van den tijd. Een liefde van groote opofferin gen, van ontzeggen en verlangen, van ro mantiek... ja, maar de romantiek van hét in zijn innigheid schier bovenmenschelijke. Zij mochten elkaar niet toebehooren, hun levenswegen waren van het begin afge scheiden, de zijne leidde naar het schavot, de hare naar het leven. Maar zulk een liefde heeft het witte doek nog niet ver- toond. Daarvan doorleeft Gij de grootheid, de. innigheid en de tragiek juist omdat zij zoo bovenal menschelijk is. En dan deze figuur, deze prachtigste por tretschildering uit Dickens' pen, deze niets- nüt, die tot een groote offervaardigheid be keerd wordt, deze Sydney Carton vertolkt te zien door een acteur, die hiermee waar lijk wel de rol van zijn leven speelt: Ronald Colman! Colman met Elizabeth Allan, met Basil Rathbone, met Edna May Oliver geen wonder, dat „A Tale of two Cities" thans reeds den naam heeft, niet alleen een der grootste kunstwerken der geheele cinematografie te zijn, waarin moderne techniek hand in hand gaat met het vol maakte spel der hoofdpersonen, maar te vens een volksfilm in den besten zin van 't woord, een film, die al tot de hoogsten en de laagsten der maatschappij zal spreken. tiseerd naar een punt als iemand die niet meer tot de levenden behoort. Ook Thompson, misschien zelf het meest verschrikt door zijn plotselingen uitval, zat onbeweeglijk en keek den kalmen kapitein wezenloos aan. Hij kwam zichzelf voor als een idioot, een stommeling, voor dezen hongerlijder, die zijn geld afwees, die naar het Gerecht verlangde. Zijn verstand stond er bij stil, dat zooiets mogelijk was. Pas toen een der beschonken matrozen hem bij den schouder pakte, vond hij zijn bezinning terug, werd hij opnieuw woedend. Hij sprong op, smeet zijn stoel tegen den grond, brulde: Breng dan u zelf maar aan de galg, waar ge hoort, piraat! Nam Winch onder den arm, zooals men ook in de hoogste opwinding zijn wandelstok niet vergeet, en stormde naar buiten. De voorhang kletterde achter hem dicht. De beide matrozen staarden een oogenblik met glazige oogen ernaar, alsof zij zich eerst goed bezinnen moesten, dan verdwenen ook zij. Ik stond nog steeds naast den stoel, en hield de ijzeren leuning in mijn hand. De waard begon iets in het Spaansch tegen mij te roepen. Hij was misschien bang voor zijn geld. Ik maakte een kalmeerende handbewe ging. Hij werd rustig, omdat ik geen aan stalten maakte om weg te gaan, verzamelde de scherven en keerde naar zijn toonbank en zijn flesschen terug. Het "lokaal werkte, door zijn plotselinge leegte, spookachtig stil, de steenen blonken mat, de spiegels aan den wand en de duizend maal daarin weerkaatste Chineesche lampions, de smerige marmeren tafel, ergens vandaan kwam de ranzige lucht van olie. Ik stond hier in deze spookachtige om geving en wist zelf niet waarom. Het liefst had ik mijn oogen gesloten, niets Herstel van het Amerikaansche economische leven. - Interview met staatssecretaris Ernest G. Draper. Hooger en hoogcr stijgt Amerika uit den afgrond der depressie. Leidende instanties van het departement van handel laten zich over den huidigen toestand zeer bevredi gend uit en voorspellen, dat de verschillen de winkelzaken te'gen Kerstmis voor min stens tien procent meer zullen verkoopen dan het vorige jaar en dat het prosperiteits- niveau niet veel lager ligt dan dat van het jaar 1929. Vijf factoren Naar de staatssecretaris van het departe ment van handel, Ernest G. Draper, dezer dagen aan Uw correspondent mededeelde, is deze merkwaardige verbetering, die zich in meer of minder sterke mate over alle branches uitstrekt, hoofdzakelijk aan vijf factoren toe te schrijven, namelijk: 1. Hoogere divideiiduitkeeringen bij ver schillende ondernemingen, gedeeltelijk op grond van grootere verdiensten en gedeelte lijk om de hooge belastingen op onverdeelde winsten te ontloopen; 2. Verhooging van het totale inkomen der landbouwers van 7.201.000.000 dollar in het jaar 1934 tot 7.750.000.000 dollar in dit jaar (dit laatste cijfer is intusschen nog slechts een schatting). 3. Verlaging van het' wcrkloozencijfer van 15.000.000 in het jaar 1933 tot 8.975.000 op het oogenblik (ook dit cijfer is een taxatie). 4. Getaxeerde vermeerdering van het nationale inkomen van 53.500.000.000 dol lar in het jaar 1935 tot 60.000.000.000 dollar in dit jaar; 5. De industrieele productie heeft den hoogsten stand sinds zeven jaren bereikt en stijgt nog steeds verder. „De handel neemt snel in omvang toe", verklaarde Draper. „Eenige takken van in dustrie, zooals het bouwbedrijf en de fabri cage van productiegoederen blijven evenals de export nog wat achteraan hangen, maar ook op deze gebieden valt een zeker herstel waar te nemen en het ziet er naar uit, dat wij met een toenemende verbetering reke ning mogen houden. Natuurlijk mag men op het oogenblik nog niet zulke winsten als in de jaren 1929 en 1930 verwachten, daar de prijzen van vele goederen gedaald zijn. Dit laatste oefent echter weer een gunstigen invloed uit op de klasse der lcoo- pers met een laag inkomen." De bonus aan de oud-strijders. Volgens de opgaven van de economische raadslieden van de regeering is de omvang van den afzet in den détailhandel tegen over 1935 met ongeveer 15 toegenomen. De deposito's bij de banken zijn tot meer dan 46.000.000.000 dollar gestegen, waarmede een recordstand is bereikt. Naast de door Draper genoemde oorzaken worden in regeeringskringen ook nog an dere factoren genoemd. De uitbetaling van den bonus aan de oorlogsveteranen heeft, aldus verklaart men, het zakenleven aan zienlijk gestimuleerd. Staal beweegt zich langzaam maar zeker in de richting van het niveau van het jaar 1929; er ontbreken weliswaar nog 12 maar de winsten en loonen zijn hooger ge worden. Ook de automobiel-industrie kan aan het zien of ineens ergens anders zijn, op een hoo gen berg, waar sneeuw op lag, heldere witte sneeuw, alleen niet hier. Ik waagde het niet opzij te kijken, want daar zat hij nog, deze gek, of dooden moor denaar of wat hij dan ook zijn mocht. Het gaf mij een krampachtigen schok door mijn hart, toen ik hem zoowaar ineens hoorde spreken. Kunt ge u dat voorstellen? Op dit oogenblik spreken. En met een stem, die niets meer van het snerpende, van het vogel achtige had, een stem, die plotseling zeer eenvoudig klonk, zelfs menschelijk. En wat hij zei: Meneer, ge zult het wel belachelijk vin den, maar ik- heb het werkelijk niet gedaan. Meer niet. Alleen dit. En toch: als hij ge zworen, gesmeekt, gevloekt had, had ik hem zeker niet geloofd. Maar dit hulpelooze, in dezen toestand bijna zinlooze woord „belachelijk" trof mij. Het klonk, alsof iemand naast zichzelf zat en toekeek, wat er uit hem geworden was. Met dit eene woord gaf hij eigenlijk alles toe: de generatie, zijn bekende en onbekende zon den. Hij zei mezelf, dat hij wist, hoe de men schen over hem dachten. Hij gaf hen eigenlijk gelijk, als zij hem verdachten. Hij had zichzelf makkelijk tot die daad in staat'geacht, ja, zelfs voor zichzelf verwacht. En toch had hij hem niet bedreven? Dat scheen hemzelf zoo onmogelijk, ja zelfs zoo belachelijk voor te komen als Thompson, als Trevor, als allen, die hem kenden, 't meest misschien zichzelf. Ik kan niet zeggen, dat ik nu met een slag van zijn onschuld overtuigd overtuigd was. J^aar het ging net zooals bij de vorige malen, dit ik hem gezien had, ik begon te vermoe den, dat er nog iets anders, iets diepers bij dezen man aanwezig was, iets, dat met de vraag schuldig of onschuldig in 't geheel niets eind van deze maand op een uitstekend jaar terugzien. Verder zijn de loonen in den landbouw gestegen, zonder dat er echter in de ver deeling van het nationale inkomen een ver andering is gebracht. In het jaar 1935 nam de uitbetaling van loonen 67,3 voor zich in beslag op het oogenblik zal dit percen tage iets hooger liggen en op renten en dividenden vielen in totaal 13.6 (Auteursrecht V.P.B.) (Nadruk verboden.) LANGEND1JK DE INVENTARIS VAN STAPELPRODUC- TEN IN NOORDHOLLAND. Eenige dagen geleden wendden wij ons tot den secretaris van de Langcndijkei Groenten Centrale met het verzoek dé in ventarisatie te mogen vernemen van de bij deze veilingsvereeniging opgeslagen voor raden stapelproducten.' Ons werd hierop geantwoord, dat deze cijfers niet mochten worden verstrekt en geheim moesten wor den gehouden in verband met de onderhan delingen met Duitschland. Het feit, dat de Noordermarktbond deze cijfers wel had verschaft zou volgens den secretaris op een misverstand berusten. Thans lezen wij echter in de Tuinderij de volledige inventa risatie van de stapelproducten in Noordhol land. Wij begrijpen niet, waarom nu de veilingsvereenigingen deze cijfers geheim moesten houden en het totaal eenige dagen later reeds wordt gepubliceerd. Een voor aanstaand tuinder die wij hierop wezen zeide ons, dat het wel waar zou wezen, dat de veilingen dit bericht hadden ontvangen doch hij- veronderstelde, dat De Tuinderij het orgaan van het C. B. de primeur van de ze inventarisatie moest hebben en niet zoo als andere jaren bij'de plaatselijke bladen moest achter aan komen. Of deze veronderstelling waarheid bevat is ons niet bekend, doch het komt ons toch wel wat vreemd voor, dat op deze tegen strijdige manieren te werk wordt gegaan. De totale voorraad bewaarkool is vol gens de gegevens in de Tuinderij in Noord- Holland 6S00 wagons. De koolsoorten afzon derlijk vermeld luiden de cijfers als volgt: roode kool 2306 w. (v.j. 1038 w.) gele 2046 wagons (v j. 452 w.) Deensche wittekoo! 2426 wagons v. j. 1155 w.) Alzoo met ver leden jaar vergeleken is het verschil groot. De misoogst komt hierbij wel degelijk tot uiting, als men nagaat, dat het jaar te voren, in 1934 de oogst totaal 7200 wagons kool waren geteeld. Het is nu de vraag, deze voorraad kool voor redelijke prijzen van de hand te doen. De vooruitzichten zijn niet rooskleurig. Een ouderwetsche winter zou misschiennog iets ten goede voor de tuinders kunnen be werken. UITVOER UIEN De uitvoer van uien geeft in de lahtste maand weer belangrijke en zeer bevredigen de cijfers te zien. Niet minder dan 19.131.025 kg. werden uitgevoerd tegen 13.307.570 kg in dezelfde maand van het vorige jaar Het grootste kwantum werd uit Goerec en Overvlakkee verzonden n.1. 10.551.745 kg uit Noordholland slechts 279.925 Kg. He meeste ging naar Engeland n.1. 16.017.802 kg. De prijs mocht wel wat beter zijn, f 1.f 1.80 is immers veel te laag. DUITSCHE GROENTEN-INVOER. In October 1.1. heeft de totale groenten invoer in Duitschland 1.658.000 kg. ter waarde van 418.000 mark bedragen tegen 1.633.000 kg. en 360.000 mark in 1935 dezelf de maand. te maken had en het was werkelijk niet alleen uit nieuwsgierigheid, dat ik mij weer door een zekere macht aangetrokken voelde en mij bjj hem aan tafel zette en tegen hem zei: Ik geloof U. Hij zat ineengedoken. De grijze behaarde schedel stak diep tusschen zijn beide schou ders. Zijn handen had hij nu beiden in zijn zakken verborgen. Ik kon het aan hem zien, dat mijn ant woord hem verraste. Misschien was dit voor de eerste maal in zijn leven, dat iemand zoo iets tegen hem zei: dit ik geloof U. Daarom was hij ook niet dankbaar; alleen schoot een wantrouwende blik uit zijn oogen mij tegemoet, een blik die mij tot in de uiter ste hoeken van mijn hersens drong,, waar nog een laatste restje twijfel aanwezig was, als een onzichtbare vlam, om dezen man hing. Ik rekte mijn woorden. Ja, ziet ge kapitein, om eerlijk te zijn.., het valt niet gemakkelijk... na alles wat..« Uw stuurman... Daar schoot zijn hoofd alweer tusschen zijn schouders uit, alsof hij de minsten twijfel in de kiem wilde smoren. ...is een zwendelaar, een zwetser. Geef hem een papier en hij liegt er een heel schip op. Dit was de langste zin, dien hij tot nog toe gezegd had. Ik weet niet, waarom hij het deed, maar ik was er zeker van; hij moet spreken, hij is beladen met iets zwarts, met een ondervin ding, die hem zwaar drukt, en ja, met een zaamheid. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 7