Geestelijk Leven Bij de wisseling des jaars 1936 SCHAGER COURANT Tweede blad No. 10151 Oudejaarsavond Enkele belangrijke gebeur tenissen uit onze omgeving Donderdag 31 December 1936 FAKKELDRAGERS IN NIEUWJAARSNAC HT In Thüringen bestijgen de mannen in nieuws jaarsnacht met fakkels in de hand de bergen en steken het nieuwjaarsvuur aan, hetgeen een zeer fantastisch gezicht oplevert door ASTOR0 IK STEM DE LUIT. Bij 't afscheid. Weer glijdt naar 't donker graf der jaren, Het oude, tot den dood bereid. Ik neem de luit en span de snaren Maar 'k zing geen lied vol dankbaarheid. Ook niet vol blijdschap om zijn sterven, Hij kwam en ging in zorg en leed En voor het nieuwe, dat wij erven Staat weer dezelfde last gereed. Ik zing een lied voor kameraden, Die met mij op den drempel staan Zwaar met der Tijden nood beladen, En toch met rechte schouders gaan. Het wordt een zang van medelijden, Voor wien geen hart vol hoop meer heeft. Geen moed om met ons mee te strijden, Die aan zijn kind geen toekomst geeft. Ik zing voor moe geschroeide harten Waar alle licht in is gedoofd. .Waaruit, door diepe donk're smarten, De warme blijdschap is geroofd. Een simpel lied maar vol vertrouwen Het denken groeit den mensch gewijd, Groet mee den dag en help ons bouwen. Ik stem de luit, ik zing van strijd. [(Overgenomen uit G. O.) Een fantasie op den oudejaarsavond. Boven op een der hoogste duinen staat ieen mensch. Om hem heen is de nacht met zijn zalige rust. Wat heeft dien mensch gedreven om de eenzaamheid te zoeken op den laatsten dag [des jaars? Het valt hem moeilijk dit precies te verklaren. Hij weet alleen dat er iets in hem was hetwelk hem daartoe dreef, iets waaraan het hem niet mogelijk was weer stand te bieden. En nu staat hij daar. Alleen. Hoe klein en nietig is toch de mensch, als hij zich stelt tegenover de hem omringende wereld. In majesteitelijke pracht koepelt zich over hem de sterbezaaide hemel. Tienduizenden an dere werelden, oneindig veel grooter nog dan de aarde,, staren als glanzende lichtpunten op hem neer. Hoe vèr zijn die werelden van hem verwijderd? Wordt bij die afstanden zelfs niet gerekend met duizenden lichtja ren. Als hij er zich in tracht te verdiepen, begint het hem te duizelen. Wat is hij meer dan een stofje, dan één enkel zandkorreltje .tegenover de duinenmassa? Hij slaat den blik om zich heen. Daar in het Westen achter de duintoppen golft de zee, hoe vaak had hij op 't strand gestaan en genoten van het altijd wisselend gelaat, waarmede hij de menschen aanstaart, drei gend soms als een die op prooi belust is, lieflijk, ook als een sirene, welke haar zacht ste melodiën fluistert. Hij wendt zich om en richt zich naar het Oosten. De vlakke weiden, door water gescheiden, liggen in winterrust. De wegen naar de dor pen zijn verlaten. Geen menschengeluid komt tot hem naar boven. Dat is dus de door men schen bewoonde wereld, welke zich beneden aan den voet der duinen uitspreidt tot in de 'donkere verten, die zijn oog niet meer kan zien. Daar leven de menschen met hun Vreugde en leed, met hun tranen en lachen, met hun heete driften, hun booze begeerten, hun angst en vrees, hun hopen en verwach ten, hun brandende haat, hun felle vijand schap en hun liefde. Hoe rustig en vredig schijnt nu ïn den nacht die wereld. Toch weet de eenzame mensch op den duintop, dat die wereld een schouwspel biedt van verbeten strijd en hoe de menschen tegenover elkander staan in hun jacht naar roem, naar macht, naar geld. Toch weet hij dat in dien strijd geen levens gespaard worden. Hoe dwaas lijkt hem dit alles, nu hij daar staat als een stipje in de oneindigheid. Waarom toch maken de menschen het el kander zoo moeilijk? Wat is een menschen- leven tegenover de eeuwigheid? Niets! Als dat van een ééndagsvlieg. Hij komt; gaat strijdend zijn weg en sterft. Wat blijft er over van al wat hij zich misschien heeft verworven? Alles moet hij achterlaten. Zijn geld en zijn goed ontglippen hem. Wat nut heeft hem nu de kennis, welke hij zich moei zaam heeft verworven? Het beetje levenswijs heid, dat zijn deel is geworden, waar blijft het? En weemoed vervult zijn ziel, wanneer hij aan al deze dingen denkt en een pijnlijke vraag wil maar niet van hem wijken; waar om toch leeft de mensch? Wat is de zin van het leven? Honderdduizenden geslachten zijn elkan- 'der opgevolgd in eindelooze reeks. Hoevele geslachten zullen er nog komen na hem? En hij peinst en peinst en geen antwoord Vindt hij op zijn vragen. En hij ziet op naar boven, naar den prach- tigen nachthemel en zijn peinzen vervaagt tot een onbewust droomen, dat hij in woor den niet kan vertolken. Het. is of hij zelf onstoffelijk wordt, vervluchtigt tot geest en, alle persoonlijkheid verliezend, opgaat in het heelal. Is hij nog op aarde? Is hij vèr daarboven uitgestegen Dan wordt hif tot de werkelijkheid terug geroepen door klanken, welke uit de diepte tot hem opstijgen. Bom, bom, bom Twaalf heldere metaalslagen dreunen door de lucht, uitgezonden door de torenklok van een kerk, welke staat beneden aan de duin- voet. Zij zijn de afscheidsgroeten aan een jaar, dat is heengegaan. Nu weet hij plotse ling zich weer een aardekind. En herinnerin gen komen op. Hoe schuchter en toch vol spanning ging hij nog jong voor de eerste maal met zijn ouders naar de „lichtjes- kerk". En wat hadden orgelspel en zang een diepen indruk op hem gemaakt. Statig had vooral het oudejaarslied geklonken, dat ou de en vertrouwde: „uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen; ach, wij vinden, waar wij staren niets bestendigs hier beneen." Was het verbeelding of zagen de men schen er inderdaad anders uit dan gewoon lijk? Het scheen hem toe of bij velen iets plechtigs over het gelaat was getogen, waar door bittere trekken waren weggestreken of bij anderen iets van ongekende zachtheid en liefde uit de oogen straalde. Lang, heel lang was dit geleden. Hij was een oude man geworden en veel had hij heleefd. Wat had het leven hem gebracht? Wat had hij ervan gemaakt? Als in een lange film trekt dit leven aan hem voorbij". Zijn zorgelooze jeugd zijn schooltijd zijn eerste liefde zijn intrede als zelfstandige persoonlijkheid in de maatschappij Zijn huwelijk zijn kinderen zijn vrienden zijn dwaasheden zijn fouten zijn talloo- ze ontmoetingen. Honderden tafereelen wor den geprojecteerd op het witte doek zijner verbeelding. Voorbij, voorbij! Het is alles geweest. En weer ontkomt hij niet aan de klemmende vraag: „waarom leven wij?", „wat is des levens zin?" En hij richt zich op en hij roept om ant woord. En hoort: het wonderbaarlijke ge beurt. Daar is een stem, die hem antwoordt. Kwam zij van buiten af, kwam zij van bin nen uit? Hij weet 't niet. Maar 't was hem of hij sprak met den geest Her eeuwigheid zelf. En dit werd gesproken: De eenzame: Als een klein, zwak menschenkind sta ik hier in den duisteren nacht. Om mij de wijde oneindigheid. Ik heb de doods klokken gehoord over het jaar, dat heen ging. Ik ben aan het einde van mijn le ven. Straks zullen de klokken ook mijn dood verkonden. Ben ik dan spoorloos verdwenen? De geest: In het groot heelal gaat niets verloren. De eenzame: Maar de menschen sterven, de dingen vergédn. De geest: Uit den dood kiemt leven en het ver gaan is slechts overgaan tot anderen vorm. De eenzame: Uw woorden zijn mij raadselen, duister en verward. De geest: Bezint u op uw eigen leven; doorvorsch het groot mysterie van het heelal. Aan de eeuwige wet der verandering is al wat bestaat, gebonden. Gij, mensch, moet bui gen ook voor deze wet. Gij komt en gij gaat. Gij zijt een kleine schakel in de eindelooze keten van het gebeuren. Gij hebt uw rol te spelen op het groote we- reldtooneel. Gij hebt mecle te werken aan de groote taak, welke aan de mensch heid is opgedragen. De eenzame: O, zeg mij, waarin die taak bestaat. De geest: Zij is groot en verheven, want zij heeft ten doel de verwezenlijking van de Idéé der menschheid. De eenzame: En welke is die Idéé? De geest: De Idéé der menschheid is: de zuiverste en teederste gevoelens welke in een menschenhart kunnen leven tot daden om te scheppen. De eenzame: Het leven is kort en de strijd ïs zwaar en ik ben zoo zwak. Ach, ik ken ze die gevoelens. In stille uren is 't mij soms of zachte stemmen als ragfijne muziek ruischen door mijn ziel en dan is er ook de wil om naar hen te luisteren, maar de wereld is hard en haar woeste schreeuw om goud overstemt die mu ziek. En dan word ook ik hard en zon der mededoogen. De geest: Dit is een gevolg van uw ongeloof. De eenzame: Eéns heb ik geloofd. O! 't was de mooi ste tijd van mijn leven. Ik was jong en enthousiast. Ik leefde in de overtuiging dat liefde en rechtvaardigheid en waar heid eenmaal zouden triumfeeren. Maar ik ben met mijn enthousiasme, met mijn laaiende geestdrift te pletter geloopen te gen de zelfzucht, het onrecht, de leugen in de maatschappij. Ik heb mijn vertrou wen in de toekomst verspeeld. De geest: Kortzichtig wezen! Weet gij dan niet hoe oud de menschheid is en welk een lan gen weg zij heeft doorloopen om te wor den wat zij thans is? Weet gij niet dat millioenen menschen daartoe hun deel hebben geleverd? Al wat is bereikt, is het werk van die talloozen, die zijn voor afgegaan aan u en zoo zal ook het werk van uw geest, van den geest van deze gansche generatie zich doorzetten in de geslachten, die komen zullen nè. u. De eenzame: Het is mij of ik iets zie schemeren van licht, dat opkomt in mijn geest. Kan het waar zijn, dat mijn denken en zoeken, mijn geestelijke groei, mijn streven naar recht en waarheid niet gehéél vruchte loos blijft? De geest: Uit millioenen kleiné dingen wordt het groote opgebouwd. De eenzame: Zoo kan dan ook mijn leven waarde hebben en zin? De geest: Durf slechts te leven! Heb den moed, zoo veel gij kunt, uzelf te zijn naar uw diepste en zuiverste wezen. Dan zult gij u steeds meer bevrijden van lage be geerten en dierlijke driften en opgroeien tot een geestelijk sterk mensch. Hierme de zult gij de menschheid opvoeren tot hooger plan en bewust uw deel leve ren in het groote werk. En in de menschheid zult gij, zal uw geest verder leven. De eenzame: Nu begin ik te gevoelen, dat het leven eenigen zin heeft. Maar waarom is er zoo veel, dat remmend werkt? Waarom zijn er zoo velen, die onrecht willen en macht begeeren en slechts eigen stoffe lijk belang wenschen te dienen? Ach, waarom toch gaat de vooruitgang zoo langzaam? De geest: Uit de tegenwerking wordt kracht ge boren. En slechts wat langzaam groeit, wordt sterk. In bange worsteling stijgt de mensch omhoog en treedt de menschheid haar doel tegemoet. En dit is haar zen ding, dat zij scheppe een harmonische samenleving, waarin al haar krachten worden gericht op behoud, op geestelijke schoonheid en nooit op vernietiging, al lerminst op vernietiging van geestelijke waarden. De eenzame. Mijn hart klopt sneller, mijn verstand begrijpt. Ik, kleine mensch, ik één stof deeltje onder de trillioenen andere deel tjes, ik heb een taak! Wat vraag ik dan om onmiddellijk zichtbaar succes? Ik heb te werken slechts aan den geestelijken groei der menschheid, ik heb domheid te bestrijden, ik heb laksheid te overwin nen, ik heb leugens bloot te leggen, ik heb onrecht te bekampen, ik heb heersch- zucht te ontmaskeren. Op den geest, op den geest-alleen, die in de menschheid leeft komt 't aan. Nu weet ik, waartoe ik heb te leven en dat wél alles verandert maar het leven- zelf blijft en ik, ik heb deel aan dat leven. De geest zweeg. Lang stond de eenzame man nog op den top van het duin. Een nieu we wereld was voor hem opengegaan. Nog eenmaal overzag hij éérst den hemelkoepel boven zich, daarna de aardsche wereld be neden zich. Toen daalde hij neer met de gedachte: daar beneden in de woelige men- schenwereld ligt mijn taak. O! mijn ziel, wees sterk door het geloof dat, al wat ge schiedt, is als een trilling in de aet.her, voor menschen niet zichtbaar, maar niettemin zich voortzettend tpt in het oneindige. En als een jubeltoon ging het door hem heen: „O, leven, met uw moeite en strijd, met uw bittere ontgoochelingen, met uw wreed verdriet, o, leven ik heb u lief, ik aan vaard u met mijn gansche hart. Gij zijt het eenig werkelijke en de dood is slechts schijn." Gij zijt de groote scheppende kracht; gij zult de menschheid stuwen over hoogten en door laagten, langs afgronden en door diepe ellende naar licht en waarheid en ge rechtigheid. ASTOR. Bij elk jaareinde is de m'ensch geneigd zich geplaatst te denken op een hooge berg, welke hem in staat stelt te blikken in de toekomst, maar ook even terug te zien op den afgelegden weg. Van de toekomst zijn de contouren zeer wazig. Zeker weten wij slechts, dat ook het komende jaar ons veel smart, maar tevens veel vreugde zal baren. Het verleden is scherper omlijnd, hoewel de tijd veel verzacht en verdoezeld en dat wat heden onoverkomelijk en van groot be lang schijnt, na korten tijd slechts een me delijdende glimlach vermag te wekken. Wij willen nog eenige gebeurtenissen uit onze omgeving over 1936 aan het geestes oog voorbij voeren om ze dan los te laten en verder aan den tand des tijds over te la ten. Op politiek terrein bracht de secretaris- benoeming te Winkel nogal wat leven in de brouwerij. De Raad had, zooals men zich zal herinneren in het laatst van 1935 den eersten ambtenaar ter secretaris, den heer Korver, tot secretaris benoemd. Burgemeester Zwart, die zelf deze betrek king ambieerde, ging in beroep. De benoe ming werd opgeschort en ten slotte bij K. B. vernietigd op grond van strijd met het algemeen belang. De heer Zwart werd bij K. B. als secre taris benoemd, zeer tot ongenoegen van de bevolking. Op aandringen van zijn raadsman. Mr. Dr. Buiskool, ging de heer Korver tegen dit K. B. in beroep bij het ambtenaren-gerecht, dat zich onbevoegd verklaarde. In hooger beroep werd deze beslissing echter vernie tigd, zoodat 1937 waarschijnlijk wel de be slissing zal brengen in deze kwestie, welke veel beroering veroorzaakte. Een andere kwestie welke de gemoederen in onze omgeving nogal danig in beweging bracht, was de samenvoeging van Zijpe en Callantsoog. Opvallend was dat de Raad van de laatst genoemde gemeente het verzoek tot. samen voeging indiende, maar nauwelijks was Burgemeester Breebaart van het Callants- ooger politieke tooneel verdwenen, of de bordjes werden verhangen, en de Zijper Raad, welke eerst tegen was, transfor meerde zich in voorstander, terwijl Cal lantsoog nu sterk in de oppositie ging. Tenslotte beslisten Gedeputeerden tegen samenvoeging, daarmede aan het streven van Mr. Breebaart de genadeslag toe brengend. 1936 bracht ons de volgende jubilea? 2 Februari: De heer L. v. d. Oord is ge durende 50 jaar in dienst van den Polder Schagerwaard. 12 Maart: Zuster Meurs Is gedurende Op den goeden oudjaarsavond Blijven we vaak even staan, Omdat we zoo vele beelden Aan ons oog voorbij zien gaan. Beelden uit een ver verleden, Van het afgeloopen jaar, En zooveel herinneringen Komen rustig tot elkaar! Daar was tegenslag en voorspoed Bij het doen van onze plicht, Lief en leed en groote blijdschap, Donkerheid en zonnelicht. En aldus tesaamgeweven Tot hetgeen het lot ons gaf, In zoo velerlei schakeering, Spon het jaar zijn draden af! Velen komen weer te samen Met hun vrienden, hun gezin. Wachtend op het eerste teeken Van het nieuwe jaar-begin. Vroolijk klinken luide stemmen Door de lichte kamer heen, Nimmer staan ze met hun zorgen Bij wat komen gaat alleen!. And'ren zitten stil te denken Aan zooveel, wat is gebeurd. En den loop van vele maanden Wel zeer donker heeft gekleurd. Enk'len trekken eenzaam verder, Heel alleen en pas na pas, Met zooveel herinneringen Aan toen 'i alles anders was! Oudjaarsavond vol gedachten Aan ons aller eindigheid, Die ons telkens weer komt wijzen Op het teeken van den tijd, Leer ons telkens bij het afscheid, Wat er ook voorbij moog* gaan, Dat het goede in onze daden Immerdoor blijft voortbestaan!. December 1936. KROES. (Nadruk verboden)» 1ZV2 jaar werkzaam als wijkzuster van Noord-Zijpe. 28 Maart: De heer H. Jippes herdenkt zijn 25-jarig jubileum als hoofd der school te Oudesluis. 13 April: De heer J. Kroonenburg is 25 jaar burgemeester in Sint Pancras. 18 Mei: Dr. Grbenhart is 25 jaar genees* heer in Dirkshorn. 26 September: De algemeen geachte Inge* zetene van Hoogwoud, de heer H. F. C. Ha* berman, herdenkt, zijn 90sten verjaardag. 1 October: Rijksveldwachter-brigadier-titii. lair P. Strooker te Schoorl, verlaat den dienst, Als feiten van economische beteekenls zijn de vermelding waard het in-gebruik- nemen van Wieringerwerf, het derde dorp in de Wieringermeer, dat op half Februari door de eerste bewoners wordt betrokken. Op den 26sten van die maand wordt de graanbeurs in de Wieringermeer geopend. Op 25 April gaan 200 arbeiders van de werkverschaffing in den Wieringermeer* polder in staking, echter zonder succes. Medio Mei. openbaarde zich zulk een ge weldige muggenplaag op den Afsluitdijk, en langs de oevers van het IJsselmeer, dat de regeering een permanente commissie tot bestrijding installeerde. In denzelfden tijd bracht Z. Exc. Minister Van Lidt de Jeude een nachtelijk bezoek aan Den Oever, teneinde zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de groote hoe veelheden glasaal, welke als bij intuïte da vroegere Zuiderzeekom wil opzoeken, doch thans vastloopt op de uitwateringssluizen. Dit vraagstuk is van primair belang te achten met het oog op den palingstand in het IJsselmeer. Op 19 Mei wordt de zoo gevreesde wol- handkrab aangetroffen in het Oude Veer te Anna Paulowna en in het Balgzandkanaal. In haar vergadering van 22 Mei besluit de Bond van Zuivelfabrieken tot oprich ting van een Kaasbeurs te Alkmaar. Langs den Rijksweg Alkmaar—Den Hel der wordt een begin gemaakt met den aanleg van een rijwielpad. De uitbreiding van het wegennet vindt voortgang. 1 Augustus breekt een staking uit ln de werkverschaffing te Bergen. In Zijpe ontstaat in Middenstandskrin gen oppositie tegen de benoeming van wet houder Nannis als voorzitter van het Mid- denstandsborgstellingsfonds ter plaatse. Ten slotte nog eenige varia? Bij de Olympische Spelen te Garmisch verbetert Langendijk het Nederlandsch re cord 5000 Meter hardrijden op de schaats. De bekende korenmolen te Schoorl wordt op 18 Maart door een commissie in eigen- dm overgedragen aan de gemeente. Een vierjarig zoontje van den heer J. Bruin Pz. te Harenkarspel kwam bij een brand op noodlottige wijze om het leven. Bij een autobotsing onder Schoorldam wordt de bekende Mevr. de Boervan Rijk licht gewond. Op 6 September loopt het Noorsche kolen- schip de „Sirenes" voor Callantsoog op het strand; veertien dagen later wordt het vlot gesleept. De heer Pieter J. Kruisveld volgt zijn vader op als dijkgraaf van den Polder Cal lantsoog. Met ingang van 15 November wordt de heer G. D. Rehorst benoemd tot burgemees ter van Callantsoog. Ziedaar de feiten, welke wij nog even aan de vergeteldheid wilden ontrukken. Natuurlijk is deze opsomming niet volle dig. Zij zou met duizenden kunnen worden aangevuld. Maar dat. !s niet het doel van dit over zicht. Slechts heel even ©en vluchtig over zicht en dande oogen voorwaarts gericht op 1937, het nieuwe jaar met zijn nog verborgen toekomst.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1936 | | pagina 5