De man achter de schermen Interessante Opgravingen wonden overleden Martin Johnson is aan zijn De strijd om de u* „Betty i^Bonn" te stellen, moet men technisch- sterke spelers hebben. Niet min der belangrijk is de man die deel uitmaakt van de commissie die het vertegenwoordigende natio nale elftal samenstelt. Hij moet naast verstand van voetbal, ver stand van voetballers hebben; hun bijzondere eigenschappen moet hij weten te onderschei den en zijn inzicht is beslissend voor den roep van een lands- elftal. (Van onzen Sportmedewerker). De moderne voetbalsport van onzen tijd is in zekeren zin een sport-wetenschap ge worden met talloos vele vertakkingen. Haar beoefenaars hebben niets onbeproefd gelaten om alle mogelijkheden van de tech niek van het voetbal uit te buiten; zij heb ben systemen bedacht en die in den loop der tijden weer veranderd en verbeterd, zoodat tenslotte alle problemen, die zich op het groene veld kunnen voordoen, een oplos sing hebben gekregen. De verbetering van* het spelpeil van de groote massa van doorsnee-voetballers gaat gepaard met een allengs hoogere ontwikke ling van het kunnen der bijzondere voetbal sterren en dat is ook wel noodzakelijk want tenslotte moet de, uiteraard kleine, keur- groep van begaafde spelers uit het groote leger der gewone, middelmatige voetballers gerecruteerd worden. Hoe meer geschoold de enkeling is, hoe hooger zijn prestaties zijn en des te grooter zal het resultaat zijn voor de geheele voetbalgemeenschap en voor den roep van het voetbal in het algemeen. Daar staat natuurlijk tegenover, dat een enkele uitblinker in een voetbalelftal geens zins in staat is de prestaties van het ge heele elftal tot die van een „Wunderteam" op te voeren; zelfs is hij vaak niet eens in staat om een wedstrijd voor zijn team te „redden". Daarvoor is het voetbal nu een maal een te weinig individueele sport en teveel een sport van team-verband, waarin het doel alleen door onderling samenspel in dit geval van elf spelers bereikt kan worden. Daarom ook is het zoo belangrijk dat een elftal, wanneer dat maar even mogelijk is, steeds weer in dezelfde opstelling uitkomt. Men kent elkanders bijzondere capaciteiten en weet elkanders krachten zoo goed moge lijk te benutten; er behoeft niet te worden gedocht of geprobeerd; de wijze van combi neeren is bekend en het is het pl'öegverband dat uiteindelijk zal zegevieren. Hoe duidelijk komt deze noodzakelijkheid van het kennen van elkanders spel in steden wedstrijden naar voren. Voor het vertegenwoordigende elftal worden natuur lijk de sterkste clubspelers gekozen, maar de kracht en de roep van de spelers hebben tenslotte uiteraard betrekking op de wed strijden in hun eigen vereenigingen,met hun clubspelers als steun; in bekend verband dus. .Doorgaans zien wij een elftal, samen gesteld uit 11 individueel werkelijk goed spelende voetballers, maar wiens onderling samenspel nog gevormd moet worden en die dus als team nog in het geheel geen bijzondere beteekenis hebben. Daarvoor ook zijn voor het vertegenwoor digende nationale elftal de vele trainings wedstrijden en oefenavonden zoo uitermate noodzakelijk en een gelegenheid die niet ge noeg kan worden aangegrepen om elkanders spel nader te leeren kennen en om uit elf sterke voetballers een sterk spelend, goed combineerend elftal te maken. Tenslotte meet men de voetbalcapaciteiten van een land nu eenmaal af naar de presta" ties van het nationale elftal dat het ver tegenwoordigt, ook al zijn die prestaties dik wijls minder dan van de clubteams onder ling. Het spx-eekwoord van het aantal hoof den en het evengroote aantal zinnen, is dik wijls op het voetbalveld duidelijk merkbaar, tot schade van de prestaties van het team. Er is werkelijk heel wat voor noodig om een plaats in een landselftal in te nemen, die gerechtvaardigd is en zeker meer dan de gewone voetbal-ervaring. Naast een groote mate van voetbal-technische kennis behoeft de speler een zekere „feeling" om zich in te dienken in de psyche van zijn tegenstanders en zich bij hun spel te kunnen aanpassen. Dat zijn dingen die men nu eenmaal niet kan leeren, maar die men moet kunnen aan voelen. Die eigenschappen bij de spelers te kunnen ontdekken, dat op zichzelf ook al weer een kunst is, dat is* het werk van den „man achter de schermen" of van enkele van hen, tezamen uitmakende de „keuze commissie". Het zijn deze kunstenaars en ware voet bal-strategen van wie het wel en het wee van een vertegenwoordigend elftal afhangt. En zoo er nu aan een belangrijiken inter nationalen wedstrijd een lange tijd van voorbereiding voorafgaat, zoodat de leden der commissie rustig de gelegenheid hebben „sterren" te ontdekken door verschillende competitie-wedstrijden te bezoeken, dan zal die selectie doorgaans wel gedegen zijn, maar hoe vaak worden niet een of meer uitverkorenen kort voor den wedstrijd ge blesseerd en moeten dan op het laatste nip pertje vervangen worden? Daarom is het zoo noodzakelijk een zoo groot en zoo sterk mogelijke garde van reserves te hebben, waardoor niet verder behoeft te worden gezocht. En er is meer wat verlangd wordt van de „mannen achter de schermen". Hui) werk houdt na de samenstelling van het landselftal niet op, De Egyptenaren zeildendoor de woestijn. Een Italiaansch geleerde ontdekte in Midden- Egypte twee belangrijke tempels (Van onze V.P.B.-correspondent). De oude Egyptenaren gebruikten eigen aardige vervoermiddelen, die met behulp van zeilen en wind voortbewogen werden en zoo door de woestijn konden „zeilen". Dit oude verkeersmiddel, dat 'aan den zeilwa gen van Stevin doet denken, werd onlangs bij archeologische opgravingen in Midden- Egypte door een Italiaansche wetenschappe lijke expeditie ontdekt. Aan het hoofd van deze expeditie stond professor Achille Vogliano, die aan de universiteit te Milaan den leerstoel van Grieksche literatuur bezet. De onderzoekingen .werden gefinancierd door het Italiaansche Ministerie van Onder- i wijs, de Koninklijke Academie en de stad Milaan. Op zoek naar twee tempels. Professor Vogliano had bij vroegere op gravingen belangrijke papyrusrollen gevon den en bij de ontcijfering daarvan kreeg men kennis van het bestaan van twee be langrijke tempels, die tot de periode van de Ptolemaeën en de Pharaonen behooren. Zij liggen bij Maddinet Madi ten zuid-westen van het Fayoemmeer in Midden-Egypte. Op de plaats van Maddinet Madi lag de oude stad Gia. De toegang tot dit gebied was zeer moeilijk. Op het verzoek van prof. Vogliano stelde de Egyptische regeering eenige vliegtuigen ter beschikking. Uit lucht- opnamen bleek, dat er eenige wegen door dit gebied voerden en op een kruispunt daarvan verhief zich boven het zand een groote steen, waaruit prof. Vogliano conclu deerde, dat hier de Pharaonentempel ge legen was. Spoedig werd nu een begin ge maakt met de opgravingen; hooge bergen zand moesten weggegraven worden en op zij moeten immers bovendien beoordeelen of een speler in vorm is. En het is algemeen bekend, wanneer een speler een wedstrijd goed of slecht speelt, dan behoeft dat nog geenszins te beteekenen, dat hij goed of slecht is. Dat hangt van ozo veel andere fac toren af. Van zijn medespelers of van den kracht der tegenpartij bijvoorbeeld. Er is nog een factor die altijd weer van grooten invloed is op het spel van een elf tal, dat is de terreingesteldheid. Er zijn zeer beslist spelers die op een hard veld middelmatig spelen en die op een weekeren grond met recht in hun element zijn. Ande ren zijn er, die zich buitengewoon hebben aangepast aan het spelen op een glad ter rein en zich daarop het best in vorm too- nen. Vaak immers komt het voor dat een terrein, waarop den volgenden dag een intei'nationale wedstrijd wordt gespeeld, des nachts lichtelijk bevriest en daardoor van gesteldheid verandert; zelfs zoo iets kan van invloed zijn op een vervanging van een speler, die meer is ingesteld op een hard of glad veld. Men ziet het, de kracht van een nationaal elftal is voor een groot deel afhankelijk van het inzicht van hen die het moeten samen stellen. Voor wat ons land betreft mogen wij ons voorzeker gelukkig prijzen met een keuze-commissie die nu al jaren lang blijk geeft haar taak te beheerschen. Het Neder- landsch elftal heeft een roep gekregen in Europa, die waarlijk niet het gevolg is van het sublieme spel van één enkelen speler; de goede verstandhouding in ons Neder- landsch elftal is algemeen bekend. Het is waarlijk begrijpelijk, dat de Duitsche sport bladen met eenige bezorgdheid gewagen van den aanstaanden wedstrijd in Düsseldorf, DuitschlandNederland, op 31 Januari a.s., die, in het bijzonder door het ontbreken van ons nationale elftal op de Olympische Spelen te Berlijn, een dubbel zoo groote beteekenis heeft gekregen! een diepte van 150 meter ontdekte men een Isisbeeld. Daarna werd een portaal met de kenmerkende lijnen van de Egyptische architectuur blootgelegd. Het was half ver nield, niet door hoogen ouderdom, maar klaarblijkelijk door menschenhanden, waar schijnlijk de eerste Christenen, die alle sporen van het heidendom wilden weg vagen. Verdere vondsten. In het verdere verloop van de opgravin gen vond prof. Vogliano's expeditie een altaar en een voorhal van den tempel. Voor den tempel stonden twee machtige zuilen met Grieksche inschriften. Men had hier te doen met vier lange hymnen van een Grieksch dichter, Isidore genaamd, die in het begin van de eerste eeuw vóór Christus geleefd heeft. De hymnen beschreven en ver heerlijkten het leven van koning Amenem- hetlll, die den tempel ter eere van de godin Terenoetet, de beschermster van het graan, had laten bouwen. Hij was om met de woor den van den dichter te spreken „zoo groot, dat hij met den Olympus te vergelij ken is". Amenemhet behoorde tot de 12de dynastie of de tweede periode van de Egyptische ge schiedenis. Verdere opgravingen legden de muren van den tempel vrij. Deze zijn rijk versierd met beeldhouwwerk, hetwelk tooneelen uit het religieuze leven en de mythologie voorstelt. Verder vond men op deze muren inschriften in hieroglyphen. Professor Vogliano en zijn medewerkers hebben de teksten reeds voor het grootste gedeelte ontcijferd. Een bijzondere interessante vondst vormt zooals reeds gezegd de heilige wagen, die in het pronaos, den voorhal, opgegraven werd. In Isidore's gedicht, waarop wij reeds wezen, wordt over dezen wagen gesproken. De dichter beschrijft hem als een geniale uitvinding van Amenemhet.De koning, zoo zogt Isidore, reed met den wagen over ber gen en door de woestijn „met wielen en zei len". De vondst van den wagen maakten het den geleerden mogelijk deze woorden te verklaren, want men nam aan, dat op den wagen een zeil gehesohien werd, zoodat de wagen door den wind werd voortbewogen, een hypothese, welke wordt gesteund door het feit, dat zich in den bodem van den wagen een gat bevindt, waarin naar alle waarschijnlijkheid de mast werd gezet. Een andere belangrijke vondst was een borst beeld van Amenemhet. Dit is een meester lijk staaltje van Egyptische beeldhouwkunst. De archeologische waarde is daarom zoo groot, wijl in tegenstelling met vele zinne beeldig gest.yleerde plastieken dit werk een werkelijk beeld van den koning geeft. De expeditie vond bovendien een goéd be waard gebleven beeld van Amenemhet IV, een zoon van Amenemhet III. Deze moet volgens het gedicht van Isidore den tempel bouw voleindigd hebben. Verder werd er een beeld van de godin Mertah opgegraven. Professor Vogliano keerde dezer dagen weer naar de plaats van de opgravingen terug, om persoonlijk het werk bij het bloot leggen van den Ptolemaeëntempel te leiden. Vele in den Pharaonentempel gevonden voorwerpen werden naar Milaan gebracht. (Nadruk verboden). Tengevolge van bij een vliegramp bekomen verwondingen is Martin Johnson overleden. Zijn vrouw is buiten gevaar. Over Johnson en zijn vrouw schrijft het Vbld. het ondervolgende: Het echtpaar Johnson is over de heele wereld bekend wegens de tarijke film-expe dities, door hen in vrijwel alle werelddeelen ondernomen. 25 jaar lang zijn Martin en Osa erop uit geweest met hun film-camera en de resultaten, die zij thuis brachten, heb ben een reeks van prachtige jungle-films opgeleverd, die dezen Amerikanen den dank van alle natuurliefhebbers op aarde ver schaften. Wij herinneren hier slechts aan „Simba", de onvergelijkelijke leeuwen-film, aan „Congorilla", aan Trader Horn", even eens voor heft grootste deel het werk' van Johnson en zijn dappere vrouw. Het laatste hier gedraaide filmwerk was, als wij het goed hebben. „Baboona, In Bavianenland". resultaat van een expeditie van 20 maanden, door de Afrikaansche wildernis. Het Zwarte Werelddeel heeft op het echt' paar altijd de grootste aantrekkingskracht uitgeoefend. De Johnson's bezitten trouwens in Britsch Oost-Afrika een uitgestrekt land goed, waar zij rustig gelegenheid hadden* hun films voor te bereiden en uit te wer ken. Wanneer er ooit van een samenwer king tusschen man en vrouw kan worcfën gesproken, is dat wel in het geval van de Johnson's. Want wel was Martin de man van de camera, maar zonder zijn vrouw: naast hem, met het geweer in den aanslag* zouden wij niet van de „close 4 ups" van rhinocerossen, gorilla's, leeuwen 'en andera verscheurende dieren, die ons het bloed in de aderen doen stollen, kunnen genieten. Osa is een voortreffelijk schutter. Vele malen heeft zij haar man en zichzelf het leven gered met haar feilloos schot, maai; altijd uitsluitend in uiterste noodzaak. Op doorreis door Indiër- De laatste expedities werden door het echtpaar gemaakt met behulp van een am- phibie-vliegtuig, een „Sikorsky", waarmee zij zoowel op het water als op het land konden landen. Daarmee hebben zij in 1935 een bezoek gebracht aan Britsch Noord- West Bomeo. Nederlandsch-Indië, dat zij wel reeds van vroeger kenden, hebben zij toen slechts op doorreis aangedaan. De hoop dat deze expeditie ook tot Sumatra werd uitgebreid ging niet in vervulling. Men heeft met betrekking tot enkele scènes, dikwijls de vraag gesteld, of in de Johnson-films alles „echt" was: het ant woord op deze vraag kunnen wij hier niet 0 geven. Maar hoe dit zij: tallooze natuur liefhebbers, die van de films van het echt paar Johnson genoten hebben en in hun genre waren ze voortreffelijk zullen de onverwachte dood van dezen ontdekkings- reiziger-schrijver-filmer betreuren. Zijn vrouw, hoe dikwijls ze ook moge heh ben bewezen voor geen klein en ook voor geen groot gerucht vervaard te zijn, zal het werk, dat zij en Martin Johnson samen heb ben verricht, alléén niet kunnen opknap pen F eullleton door Friedrich L i n d e m a n 44) Ik snauwde hem toe: Wie zijt ge? Hij was zichtbaar angstig, maar hij trachtte zich groot te houden. Inplaats van antwoord te geven vroeg hij mij: Waar zijn de anderen? Ik wil weten, wie gij zijt? Waar is de stuurman? Er is hier aan boord geen stuurman meer. Geef antwoord op mijn vraag! Dan wil ik den kapitein spreken. Ik heb met u niets te maken. Gg zijt een passagier. Snel ging door mijn hoofde hoe weet deze man, dat ik een passagier ben? Maar ik schoof deze vraag voorloopig opzij. Ik zag in, dat wij hier niet eeuwig konden blijven staan, het wapen tusschen ons in, en tegen elkaar schreeuwen. Ik liet mijn revolver zaken en probeerde het met een vriendelijker toon: Luister eens, beste man, hier aan boord is geen kapitein en geen bemanning meer, alleen wij drieën. Deze jonge dame is me- juffer Trevor. Mijn naam is... Ik noemde hem. En nu wilt gij mischien ook wel zoo vriendelijk zijn u voor te stellen. De manier, waarop ik tot hem sprak, scheen scheen hem in de war te brengen. Of mis schien kwam het, doordat wjj alleen waren? In ieder geval, hij maakte een soort buiging en noemde zijn naam. Deerkson. Nancy gaf een schreeuw. Emmo Deerkson? De jonge man maakte opnieuw een link buiging. Jawel. Ik moet toegeven, dat ik een oogenblik sprakeloos was. Dat had ik zeker niet ver wacht, dien geheizinnigen passagier van de „Frisco" hier aan boord in dezen toestand terug te vinden. Iets was mij vanaf het begin opgevallen: hij sprak Engelsch, maar En- gelsch met een bijzonderen tongval, die mij meer van Duitschen oorsprong scheen. Op de volgende wijze trachtte ik nauwer met hem in contact te komen. Ik stak de re volver weg en sprak hem in 't Duitsch toe. Zijt ge een landgenoot? Hij was verbluft en werd eenigsins spraak zamer. Jawel. Hoe weet ge dat? Dat hoor ik. Ik kom uit Oost-Friesland. En hoe komt ge als passagier op dit schip Weer keek hij mij verwonderd aan. Passagier? IK? Terloops zei ik: Ik verwonderde er mij ook al over, dat men passagiers opsluit, maar Kapitein Spur- ling heeft u zoo genoemd. Nu gooide Deerkson of Dierkson, zooals hij eigenlijk heette, er de vraag uit, die hem door zijn vrees werd ingegeven: Zijt ge van de politie? Ik moest lachen. Neen, man, zie ik er zoo uit? Toch vertrouwde hij mg niet. Maar die stuurman heeft gezegd... Ik liet hem niet eens uitspreken. Ik pakte hem eenvoudig bij zijn arm. De stuurman heeft zooveel gezegd, die is namelijk ook bang voor de politie. Maar kom uit uw hok en ga met ons naar achteren. Hij liet zich weliswaar meetroonen, maar was toch lang niet overtuigd, dat hier of daar niet een valstrik voor hem gespannen was. Loerend keek hg het dek rond, Zijn ze er werkelijk niet meer? Ik vertelde hem met drie woorden, wat er gebeurd was. Hij luisterde en zweeg. De wind was nu heelemaal gaan liggen. De „Frisco" dreef rustig verder. Wij brachten onzen gast dus naar de kajuit. Nancy stak de lamp aan. Wij gingen om de tafel zitten, waarop nog het avondeten stond Hier in het licht der lamp kon ik hem be ter zien. Hij had een goed, openhartig ge zicht, een echt jongensgezicht van het soort, zooals het aan den waterkant opgroeit. Zijn oogen lagen eenigszins diep in zijn hoofd, met zware wenkbrauwen. Dat gaf aan zijn blik iets scherps, verstandigs. Hij was van het soort, waaruit de zeelui gemaakt worden, maar toch behoorde hij er niet toe. Hij hield zijn hoofd met het witblon de haar naar beneden. Hij wist nog niet goed hoe hij het had in dezen nieuwen toestand, waarin de lui van de „Frisco" hem verlaten hadden en hem ewer, naar zijn meening, in handen van de politie gespeeld hadden. Maar ik moest hem geruststellen. Moest hem aan 't spreken ki-ijgen. Ik spraK dus nog eens met hem in onze moedertaal. Luister eens, Dierksen. Wij zijn land- genooten. Ik zeg u als landgenoot: Ik ben niet van de politie. Van mij hebt ge niets te vreezen. Juffrouw Trevor en ik zijn passagiers hier .op de „Frisco". De be manning heeft ons bij nacht en ontij verlaten. En ge begrijpt, dat wij graag willen weten: Waarom? Waarom zij ook u in den steek gelaten hebben? Misschien alleen, omdat ge ook passagier zijt? 'Waart ge ook passagier? Hij keek mg met zijn staalblauwe oogen onderzoekend aan. Passagier, als ge dat zoo noemen wilt, was ik het ook. Hoe bedoelt ge: als ge het zoo noemen wilt? Spurling heeft het gezegd .Kijk maar eens hier. Ik greep de scheepslijst, die nog op tafel lag, en liet hem de invulling van zijn naam zien. Hij haalde zijn schouders op. Maar ik drong aan. Als ge passagier waart, waarom sloten zij u dan op? Ik was niet opgesloten, ze'hielden me alleen maar verborgen. Ja, maar waarom dan? Uw naam staat hier duidelijk genoeg. Ze mochten me niet te zien krijgen. Wie? Ik? Wij beiden? Ja. Maar waarom dan niet? Wij hebben en hadden toch niets met u te maken. De stuurman heeft het me uitgelegd. Wie, Crane? Wat heeft hg u dan uit gelegd Dat ze me zochten. Ik keek Nancy aan en zij mij. Zou Crane werkelijk iets vermoed hebben? Of was dat maar een truc tegenover Deerkson? Ja, maar beste jongen, waarom denkt ge dan dat wij, juist wij u zochten, zooals ge dat noemt? Hg haalde zijn schouders op. Vlak in zijn gezicht vroeg ik hem: Hebt ge dan wat uitgehaald? Vlug, zoo bliksems vlug, waardoor men onmogelijk zijn slechte geweten had kunnen ontkennen, antwoordde hij: Neen. Dan hoefde ge u toch niet te laten verstoppen. Opnieuw haalde hij zijn schouders op. Op deze manier was niets met hem te be ginnen. Nu probeerde Nancy het. Waart ge er destijds bij, toen de „Betty Bonn" gevonden werd? Hij keek haar onderzoekend aan, wat te be grijpen was. Maar hij kon het toch moeilijk ontkennen. Ja. Waarom hebt ge u dan niet te Gibraltar als getuige aangemeld? Ik mocht niet. Wie had u dat gezegd? Crane. Omdat ik toch niet meer kon zeggen dan de anderen. Komt ge van New-York? Ja. Gaat ge naar Genua? Ja. Hebt ge een betrekking? Neen. Dus ge wilt nog verder? Ja. Waar naartoe dan? Naar huis. Naar Oost-Friesland. Over Genua? Ja. Eindelijk gaf Nancy het op. Het was een te stugge jongen. Hij had iets uitgespookt en wilde het niet zeggen. Er was niets met hem te beginnen. - Hij zweeg. En hij bleef zwggen. Een tgd was het dood stil. Zelfs het klepperen der zeilen en het klotsen van het water had opgehouden. Maar deze rust en stilte scheen den jongen onrus tig te maken. Hij schoof op zgn stoel heen en weer. Ik zag, dat zijn oogen over de tafel met het avondeten heen en weer vlogen. Plotse ling zei hij kort: Geef mij wat te eten. Dat was tenminste een menschelijke klank bij den aap. Wij schoven, bord, mes, brood en boter naar hem toe. Nancy schonk hem thee in.en ik goot er nog een scheut rhum door heen. Ge hebt honger, niet? Onder het kauwen zei hij: Ik heb in twee dagen niets gehad. Kwam dat meer voor? Neen. Ze brachten mij altijd eten. En omdat ze u blijkbaar vanavond ver-* geten waren maakte ge leven? Ik heb den heelen dag al van tijd tot tijd geklopt. Schoone behandeling voor een passagier! Ik moest lachen, ook over de wgze waarop de jongen zijn eten opslokte. In de opwinding over het verdwijnen van Spurling hadden de „Frisco"-menschen hun gevangene vergeten eten te brengen. Of zij hem bij hun vlucht ook vergeten had den? Ze moesten toch bliksems goed weten, dat hier een voorname getuige achterbleef. (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 8