De uitkomsten der visscherij
over 1936
Het Agrarische vraagstuk
in Amerika
Heeft Amerika weer hoop 1
Men sQhrijft ons uit Van Ewijcksluisr
Na de jaarswisseling, wanneer de daar
voor noodige gegevens zijn bijeengegaard
en men de verkregen resultaten dus volle
dig kan overzien, komt 't oogenblik waar
op men die gegevens een vergelijking met
die van vorige jaren laat ondergaan en de
meer of minder gunstige resultaten, wan
neer daartoe aanleiding bestaat, aan een
beschouwing onderwerpt.
Waar de visscherij hier ter plaatse sinds
de afsluiting der Zuiderzee vrijwel een vol
ledige omwenteling heeft ondergaan en het
dus voor de hand ligt, dat velen belangstel
lend zullen zijn naar de mate van het sla
gen hiervan, lijkt het niet ondienstig hier
van een en ander in meer ruimeren kring
bekend te maken, waarom wij de verschil
lende takken van visscherij, zooals die hier
thans worden uitgeoefend, achtereenvolgens
de revue zullen laten passeeren.
BE BOTVISSCHERU
Deze visscherij nam hier steeds, naast de
aal visscherij, een zeer belangrijke plaats in.
Na de afsluiting van het Amstclmeer, in
1929, heeft zich dit nog enkele jaren voort
gezet, tot de daarin achtergebleven bot ge
heel was weggevangen. Op het Balgzand,
waar sinds menschenheugenis de botvis-
scherij steeds een belangrijke tak van be
drijf is geweest, ging deze na de afsluiting
voortdurend terug. Slechts het najaar van
1934 vormde hierop een gunstige uitzonde
ring, die zich ten deele ook, in de eerste
maanden van 1935 voortzette. Daarna ging
deze visscherij weer steeds achteruit. 1936
gaf al zéér ongunstige resultaten, vooral in
de maanden Juni tot en met September wa
ren de vangsten bedroevend slecht. Ook
in het Balgzandkanaal, waar, als gevolg
van het feit, dat tijdens het begin der vloed
wanneer de spuisluis bij De Kooij nog uit
stroomt, met de onderstrooming van het
zwaardere zoute water, welke naar binnen
is gericht, nog wel eens een weinig bot bin
nenkomt, waarop dan in het najaar gedu
rende enkele weken nog eenige visscherij
wordt uitgeoefend, waren deze uitkomsten
over 1936 zeer onbevredigend. De totaal-aan
voer van bot bedroeg over het afgeloopen
jaar dan ook slechts een derde gedeelte van
die van 1935. De gemiddelde prijs liep dooi
de algemeene schaarste van bot wel iets
omhoog en bedroeg 35 1/3 cent per kilo te
gen gemiddeld 27 1/7 cent over 1935, doch
deze prijsverhooging was, zooals begrijpe
lijk is, bij de uiterst lage vangsten op het
algemeen resultaat slechts van zeer onder
geschikte beteekenis.
BE AALV1SSCHER1J
Deze visscherij, die hier altijd de belang
rijkste plaats heeft ingenomen wordt, in
tegenstelling met vroeger, toen deze vis
scherij uitsluitend met fuiken werd uitge
oefend, thans ook mèt aallijnen en aalkub
ben toegepast. Hiervan wordt de fuikenvis-
scherij uitgeoefend vanaf eind Maart of be
gin April tot en met October, soms ook nog
begin November. De visscherij. met aallijnen
heeft meest plaats in April, Mei en Juni;
die met aalkubben in de maanden Mei tot
en met September. De visscherij met aalfui
ken gaf dit jaar al zeer ongunstige resul
taten. Ook die met. lijnen schonk verre van
bevredigende uitkomsten. Daarentegen
mocht de visscherij met aalkubben in het
algemeen redelijk gunstig worden genoemd
in tegenstelling met 1934 en 1935, toen met
deze vorm van visscherij, in aanmerking ge
nomen de belangrijke kosten hieraan ver
bonden, al zeer povere resultaten werden
behaald. Onder de visschers, die in 1934 met
de kubbenvisscherij waren aangevangen,
waren er dan ook die in het afgeloopen
voorjaar nog meenden, dat deze vorm van
visscherij in het Amstelmeer, wegens te ge
ring resultaat weer zou moeten worden op
gegeven. Om dezelfde reden werd aanschaf
fing van nieuwe kubben dan ook achterwe
ge gelaten. Toen deze visscherij zich echter
in den voorzomer van 1936 gunstiger begon
af te teekenen, kwam men hierop al spoedig
terug en ditmaal met redelijk goed resul
taat, zoodat nu door deze visscherij, naast
de kosten voor 1936 hieraan besteed, ook
nog een gedeelte van de kosten van de bei
de voorgaande jaren werd vergoed.
De kubbenvisscherij werd echter slechts
door enkele visschers toegepast, zoodat deze
betere uitkomsten slechts voor enkelen gol
den. Waarom de anderen hiertoe dan niet
overgingen? Daarvoor waren drie redenen.
Eerstens vormden de belangrijke kosten
van aanschaffing voor meerderen 'n ernstig
bezwaar, temeer omdat men niet verzekerd
was, dat de aanvankelijk betere uitkomsten
voor den geheelen duur der visscherij zou
den gelden. Tweedens vreesde men, wan
neer tot aanschaffing werd overgegaan zoo
veel tijd noodig te hebben met het volledig
gereed maken en vischrijp maken der kub
ben, dat men niet alleen te laat zou komen,
om van de betere uitkomsten nog te profi-
teeren, maar dat dan bovendien de baten,
uit de fuikenvisscherij te verkrijgen, daar
naast nog voor geruimen tijd verloren zou
den gaan, terwijl men toch altijd nog de
hoop koesterde dat ook de fuikenvissche
rij zich nog wel in gunstigen zin zou wij
zigen. Als derde bezwaar gold, dat, wan
neer- allen zich op de kubbenvisscherij
zouden gaan toeleggen (dit kan slechts op
bepaalde plaatsen worden uitgevoerd),
daardoor het vischterrein zóó sterk zou
worden afgevischt, dat geen der visschers
dan meer een redelijk resultaat zou kun
nen bereiken. Al deze overwegingen leid
den er toe, dat meerderen voorloopig nog
een afwachtende houding aannamen.
Toch mag uit de over 1936 met deze
visscherij verkregen uitkomsten wel wor
den venvacht, dat ook anderen zich, zij het
gedeeltelijk, op de kubbenvisscherij zullen
gaan toeleggen.
De totaal-aangevoerde hoeveelheid aal
en paling was in 1936 ongeveer 1100 kilo
hooger dan over het voorgaande jaar. De
gemiddelde prijs der aal bedroeg bijna 53
cent per kilo, die van de paling (geslachts
rijpe aal) ruim 71 cent, van aal en paling
te samen 56 1/3 cent pee kilo.. O vee 1935
waren deze prijzen 52.4, 73.8 en 55.7 cent
per kilo. Gemiddeld was de aalprijs dus
ruim een halve cent per kilo hooger dan
in 1935.
BE ALIKRUIKENVISSCHERIJ.
Wat deze visscherij betreft, evenals in
1935, was deze ook in 1936 zeer onbedui
dend. De gemiddelde prijs bedroeg fl. 4.39
per Hectoliter (in 1935 gemiddeld fl. 4.44
per Hl.)
BE VISSCHERIJ OP ZOETWATERVISCH
Deze visscherij, die In de wintermaanden
wordt uitgeoefend, is hier nog van be
trekkelijk jongen datum. Pas in December
1934 werd hiermee voor het eerst een aan
vang gemaakt, 't Was misschien mogelijk
geweest, hiermee reeds eerder aan te van
gen, maar bij de visschers, waar het hier
over gaat., stond van den beginne af voor
op, dat zij de zoetwatervisch, die zich in
het Amstelmeer bevond, niet te vroeg wil
den wegvangen en zij deze gelegenheid tot
voortteling wenschten te geven. Dit stand
punt kreeg echter wel een zeer zware be
proeving te doorstaan, toen de jonge
baars, die zich reeds in 1930 in groote scho
len in het Amstelmeer vertoonde en die er
blijkbaar flink wilde groeien, in 1932 en
daarna, toen deze visch jes den wettelijke
maat van 18 centimeter hadden bereikt,
door de talrijke hengelaars in massa wer
den weggevangen. Eenerzijds achtte men
langer wachten onder dergelijke omstan
digheden overbodig, anderzijds achtte men
aanschaffing van netwerk voor deze vissche
rij vrijwel hopeloos, omdat, als het zou
doorgaan als tot 1934, het Amstelmeer
spoedig geheel van zoetwatervisch zou zijn
beroofd. Pas toen in den loop van 1934 be
kend werd, dat een hengelverbod voor het
Amstelmeer zou worden uitgevaardigd, wer
den in het najaar de eerste baarsnetten
aangeschaft. Het bedoelde hengelverbod
kwam in Februari 1935, doch heeft slechts
één jaar bestaan, daar het in 1936 weer
is opgeheven om in een beperkte hengel-
vrijheid te worden omgezet. Tot op heden
heeft deze wijziging, waarmee weer aan de
wenschen der sportvisschers werd tege
moetgekomen, tot geen ernstige klachten
aanleiding gegeven en er bestaat dus wel
kans, dat ook voor 1937 een zelfde gedrags
lijn zal worden gevolgd.
De resultaten der baarsvisscherij, die
ook in 1935 reeds tegen vielen, bleven voor
1936, zoowel voor de sport- als voor de be-
roepsvisscherij, wel zeer ver beneden de
verwachting. Dit wordt door de beroepsvis-
scher toegeschreven aan een drietal facto
ren, waarvan de eerste ook reeds gedeelte
lijk voor het jaar 1935 van invloed is ge
weest. In de jaren 1935 en 1936 toch heeft
men in den loop der zomer een gedeelte
van het overtollige IJsselmeerwater, behal
ve door de spuissluisen in den afsluitdijk,
ook door het bezuiden Wieringen loopende
kanaal naar het Amstelmeer afgevoerd,
vanwaar het weer via de spuisluis bij De
Kooij kon worden afgespuid. Nu heeft het
in 1935 reeds den aandacht getrokken, dat
het inlaten van dit IJsselmeerwater in het
Amstelmeer, blijkbaar een ware volksver
huizing onder vischstand van dit laatste
water teweegbracht. Groote scholen zoet
watervisch verlieten toen het Amstelmeer
en trokken de binnenwateren in. Was zulks
slechts tijdelijk geweest, dan zou men zich
daarover niet zoo erg hebben bekommerd,
maar van terugkeer is nooit iets gemerkt.
Mogelijk heeft deze verhuizing op de vangst
in andere wateren onzer provincie wel eeni-
gen gunstige invloed uitgeoefend, doch de
visschers van het Amstelmeer hadden lie
ver gezien, dat de visch zich daar was blij
ven ophouden. Ditzelfde verschijnsel heeft
zich in 1936 herhaald. Dezelfde oorzaak had
weer hetzelfde gevolg.
Be vraag dringt zich dus thans op
wat de oorzaak kan zijn, dat de
zich in het Amstelmeer bevindende
zoetwatervisch wegtrekt, zoodra het
IJsselmeerwater wordt ingelaten.
Het lijkt wel wenschelijk, dat naar
de reden hiervan eens een onder
zoek wordt ingesteld. Voorloopig
tast men hierover echter nog in het
duister, al blijft het feit, dat de zoet-
watervischstand in het Amstelmeer
hierdoor zeer ongunstig wordt bein-
vloed.
Een tweede reden, die alleen voor 1936
gold, was het voorkomen van een belang
rijke sterfte onder de zoetwatervisch, welke
zich in dat jaar heeft voorgedaan. De oor
zaak, valt alweer moeilijk te gissen, doch
het feit, dat uit tal van plaatsen uit vis-
scherskringen over hetzelfde euvel werd
geklaagd, leidt tot de gedachte ,dat men
hier met een ziekteverschijnsel van meer
algemeenen aard te maken heeft gehad,
waarbij plaatselijke omstandigheden een
minder belangrijken rol vervullen.
Als derde factor, die weer speciaal voor
het Amstelmeer geldt, wordt genoemd het
groote getal aalscholvers, dat zich daar
thans bevindt, Voorheen was dat aantal
slechts gering, maar nu zich hieraan in het
afgeloopen jaar een nieuwe kolonie van
meer dan dertig exemplaren heeft toege
voegd, zouden alle maatregelen, toegepast
om het Amstelmeer tot een goed vischwater
te maken, hierop wel eens schipbreuk kun
nen lijden.
Als gevolg van dit alles liep, de aanvoer
van baars over 1936, vergeleken met die
over 1935, weer opnieuw met een derde
gedeelte terug. De gemiddelde prijs dezer
visch, die in 1935 20 *4 cent per kilo bedroeg
was over 1936 20 1/8 cent per kilo.
De aanvoer van voorn, hoewel van veel
geringer beteekenis dan die van de baars,
daalde eveneens met meer dan 40%. De
prijs, over 1935 gemiddeld 6 1/7 cent per
kilo, kwam in 1936 niet boven de 5 cent
uit.
Wat betreft de aanvoer van blei, deze
was over 1936 iets ruimer, dan die over
1935, terwijl ook de gemiddelde prijs ver
betering vertoonde. Deze bedroeg n.1. 10
et., per. kilo (in 1935 gemiddeld 6 cent per
kilo).
Tenslotte DE SNOElfeAARS. Bekend is,
dat met behulp van Overheidswege reeds
in 1933 in het Amstelmeer snoekbaars werd
uitgezet en nadien op alle mogelijke wijzen
getracht is, de voortteling hiervan te be
vorderen. Aan de beroepsvisschers werd
echter als eisch gesteld, dat deze voorloo
pig elke gevangen snoekbaars weer on
middellijk zouden vrijlaten. Pas in het
najaar van 1935 werd hen voor het eerst
toegestaan snoekbaars aan te voeren en te
verhandelen, mits deze dan een lengte van
minstens 55 centimeter zou bezitten (de
wettelijk vereischte maat voor snoekbaars
is 40 cm.). Er bleef dus nog altijd een
aanzienlijke beperking bestaan, die ruime
aanvoer uitsloot.
Het werd December 1935, toen hier do
eerste snoekbaars werd verhandeld en de
aanvoer over 1935 bepaalde zich dus slechts
tot enkele kilo's waarvoor een prijs van 36
cent per kilo werd gemaakt.
Voor 1936 kon dus nog geen groote aan
voer worden verwacht en deze is voor dat
jaar dan ook tot een zes- a zevenhonderd
VRIJDAG 22 JANUARI 1937.
Hilversum L
8.00 VARA, 12.00 AVRO, 4.00 VARA, 7.30
VPRO, 9.00 VARA, 10.40 VPRO, 11.00 VARA.
8.00 Gramofoonplaten.
10.00 Morgenwq ding VPRO.
10.20 Gramofoonplaten.
11.00 Declamatie.
11.20 Gramofoonplaten.
12.00 Kovacs Lajos' orkest en gram.platen.
1.30 Het Omroeporkest en solisten. (In. de
pauze: Declamatie).
3.15 AVRO-Dansorkest.
4.00 Gramofoonplaten.
4.10 Melody Circle.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonplaten.
5.45 De Flierefluiters en solist.
6.30 Politiek radiojournaal.
6.50 Gramofoonplaten.
7.00 Literaire causerie.
7.20 Gramofoonplaten.
7.30 Berichten.
7.35 Causerie „Lezen in den Bqbel".
8.00 Pianorecital.
8.30 Causerie over Tagore.
9.00 De Ramblers, C. Steyn's Accordeon
orkest en solisten.
10.30 Berichten ANP,
10.40 Avondwijding.
11.00 Jazzmuziek. (Gr.platen).
11.3012.00 Gramofoonplaten.
Hilversum II.
Algemeen Programma, verzorgd door dea
KRO.
8.009.15 en 10.00 Gramofoonplaten.
11.3012.00 Bijbelsche causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest en Gram.platen.
2.00 Orgelsconcert.
3.05 Gramofoonplaten.
4.25 De KRO-Melodisten en solist. In de
pauze: Gramofoonplaten en om
6.00 Land- en Tuinbouwhalfuur.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „Kunst in het Kerkgebouw".
7.35 Reportage.
8.10 Pianoduetten en liedjes.
8.50 Gram.platen.
9.15 KRO-orkest.
9.45 Solisten, R.K. Orat.-Vereeniging en
KRO- Symphoie-orkest.
11.00 Berichten A.N.P.
11.10 De KRO-Boys en solist.
11.4512.00 Gramofoonplaten.
kilo beperkt gebleven, die een gemiddelden
prijs van 34 2/3 cent per kilo opbrachten.
Bij eenige verdere ontwikkeling biedt deze
visscherij dus wel eenig perspectief.
Be inmiddels voor het thans loo
pende vischseizoen vastgestelden
maat van 45 centimeter (die in No
vember voor het eerst haar invloed
liet gelden, een invloed, die evenwel
nog zeer gering was, als gevolg van
het vele slechte weer, waardoor
slechts weinig kon worden ge-
vischt), laat wel verwachten, dat
deze visscherij nu wel geleidelijk
in belangrijkheid zal gaan toene
men.
Wanneer wij nu alles tezamen vatten,
dan blijkt het resultaat der visscherij, zoo
wel wat de aangevoerde hoeveelheid als
de opbrengst betreft, wel iets beter als dat
van de beide zeer ongunstig bekend staande
jaren 1933 en 1934, maar blijft het bij 1935
ten achter. De vermindering van aanvoer
bleek bij 1935 vergeleeken zelfs bijna
20 procent te bedragen en hoewel voor
de belangrijkste tak van visscherij, de aal-
en palingvisscherij, aanvoer en prijsnotee-
ring hooger lagen dan over het voorgaande
jaar, kon hiermee toch de teruggang in
totaal-aangevoerde hoeveelheid, niet door
de betere opbrengst worden vergoed. Hier
bleef nog een belangrijk hiaat bestaan, dat
niet dodr de uitkomsten kon worden over
brugd.
Gelukkig staat hiertegenover de verbete
ring in de toeslagregeling volgens de Zui-
derzeesteunwet, die in 1936 na veel moeite
werd verkregen. Reeds al te lang was deze
Van de graszöne naar den Atlan-
iischen Oceaan.
Rijke grootgrondbezitters en
arme pachters.
Reeds eenige dagen bevinden wij ons in
het gebied, dat de agrarische geografen de
.wintertarwe- en maiszöne" noemen. Onze
weg naar den Atlantischen Oceaan leidt door
het land, dat tusschen het „noorden" en het
„zuiden" gelegen is. Hoewel de burgeroorlog
tusschen Noord en Zuid om de bevrijding
van de negers reeds meer dan 70 jaren ach
ter den rug ligt., zijn toch de tegenstellingen
tusschen de beide deelen van de Unie nog
niet geheel verdwenen. Het „Oude Zuiden"
heeft een aristocratisch karakter, men kan
zich zijn katoenplantages onmogelijk zonder
de rijke planters voorstellen. Meer naar het
noorden echter, waar op grond van de wet
van 1862 het land in stukken van 65 ha werd
verdeeld, hebben de kleine landbouwbedrij
ven hun stempel op het landschap gedrukt.
Hier ontwikkelden zich de eigenaardige toe
standen, die wij als typisch Amerikaansch
beschouwen. In de zóne tusschen het noor
den en zuiden zien wij goed en slecht land
elkaar afwisselen. Op dezen tocht wordt het
ons duidelijk, hoe groot de verschillen tus
schen arm en rijk ook op het platteland van
Noord-Amerika zijn. Het valt op, dat in ver
gelijking met de noordelijke districten de
veeteelt tenminste voor wat varkens en
rundvee betreft hier minder ontwikkeld
is. Op vele plaatsen fokt men paarden en
vooral muilezels; de laatsten gaan in groote
aantallen naar de katoenzöne.
Het grootste verschil met de maiszóne is,
dat men hier naast mais ook veel winter
tarwe verbouwt.
Kentucky.
In Cen'traal-Kentucky het land van de
'mooie vrouwen, de raspaarden en de scherpe
tabak houden wij eenige dagen rust,
alvorens wij onzen tocht voortzetten. Tn de
omgeving van Lexington, in de beroemde
graszöne, vindt men groote paardenfokke-
Onze V.P.B.-correspondent zakt
bij zijn studie van de agrarische
toestanden in Amerika af naar de
kust van den Atlantischen Oceaan
waar hij de „maiszóne" bezocht.
rijen. Het land met zijn sappige weiden,
waar onder lommerrijke boomgroepen de
edelste paarden grazen, en zijn voorname
landhuizen geeft den indruk van een schoon
park. De fokkerijen voor renpaarden, waar
van wij er eenige bezoeken, zijn geen farms
in den eigenlijken zin van het \yoord. De
eigenaars zijn dikwijls rijke fabrikanten,
voor wie het fokken van paarden en de ren
sport een liefhebberij is en die in 't schoone
landschap van Kentucky een buitenplaats
gekocht hebben. Het gebied, waar men
paarden voor sportdoeleinden fokt, is
natuurlijk betrekkelijk klein. Nadat automo
biel en tractor het paard voor een groot deel
verdrongen hebben, is het fokken van muil
ezels, die in het zuid-óosten van de Ver-
eenigde Staten het veld nog geheel behcer-
schen, een belangrijke bron van inkomsten
geworden. Slechts een klein deel van het
land wordt,, nadat het jarenlang als weide
grond gebruikt is, voor den akkerbouw be
nut. Hier brengt men tabak, tarwe en mais
voort.
De verbouw van tabak op de betrekkelijk
groote farms is meestal het werk van kleine
pachters, die een kommervol bestaan lei
den. Men kan hier, wat in het midden
westen niet mogelijk is, op het land so
ciale verschillen ontdekken, die evenals in
Engeland een scheidingslijn tusschen land
eigenaren en pachters trekken Terwijl meer
naar het zuiden de pachters overwegend
negers zijn, bestaat de stand der pachters
in dit gebied hoofdzakelijk uit blanken.
Eigenaardige toestanden.
De vruchtbare graszöne vormt intus-
schen slechts een klein deel van Kentucky.
Meer naar het oosten en in West-Virginia
wordt hét steeds armer. Op een moeilijken
tocht moeten wij bergkammen passeeren,
het landschap wordt wilder en schooner en
de wouden, die men hier vindt, maken een
overgetelijken indruk. Met de boeren en
mijnwerkers men vindt hier kolen is
het in deze strook slecht gesteld. Wij zou
den in Nederland te vergeefs zoeken naar
een gebied, dat een dergelijken armoedigen
en onverzorgden indruk maakt. Smerige
houten hutten met vensterruiten van ge
olied papier zijn hier geen zeldzaamheid.
Maar ook hier is de schommelstoel te vin
den, die tot de noodzakelijke uitrusting van
de „waranda's" van de Amerikaansche hou
ten huizen, of hun bewoners nu rijk of
arm zijn behoort. In het gebergte, dat
het Amerikaansche oosten van het midden
westen scheidt, vindt men nog eenzame
streken, waar de menschen leven als hun
voorvaderen van 150 jaar geleden. Men
heeft echter veel tijd noodig als men deze
streken wil bezoeken en loeren kennen. Men
heeft hier oud-Schotsclie balladen en ge
zangen ontdekt, die in de bergen van Schot
land reeds lang waren vergeten. Wanneer
de Amerikaan het woord „peasant" ge
bruikt, dat woordelijk vertaald „boer" be-
teekent, verbindt hij hieraan de gedachte
aan achterlijke en primitieve menschen, die
met deze woudbewoners overeenkomen.
Een geliefd vacantiegebied.
De breedc gordel van het Appalachische
gebrgte wordt, naar wij reeds op onzen
tocht naar het westen konden vaststellen,
steeds meer tot een touristengebied. Wie
er van houdt, in een romantisch bergland
schap op ontdekkingstochten te gaan, heeft
daartoe in deze streek rijkelijk gelegenheid.
Dat het touristenverkeer hier een rol speelt,
bemerkt men ook aan de talrijke „samps",
hutten om te overnachten, die# men overi
gens in geheel Amerika langs d*e autowegen
vindt.
Alvorens na een reis van twee dagen de
federale hoofdstad Washington bereikt
wordt, komen wij nog eenmaal door een
welvarend landschap. Van de Hudsonrivier
loopt in zuidelijke richting tusschen de
Allaghanies en de Blue Ridge-keten een
streek die de Amerikanen het „Groote Dal"
noemen. Hier liggen flinke landbouwbe
drijven, waarvan de eigenaars nog dikwijls
nakomelingen zijn van de eerste Nederland-
sche kolonisten.
hier uitgebleven, waardoor de vroeger ver
gaarde spaargelden reeds vrijwel geheel
waren opgeteerd of aan nieuw netwerk
moesten worden uitgegeven, daar dit uit de
visscherij- opbrengst niet meer kon worden
ingeslagen. Het was dus hoogst noodzake
lijk, dat deze verruiming kwam. Zou zij in
het afgeloopen jaar niet zijn tot stand ge-
komen, dan zou het er in menig visschers-
gezin thans duister uitzien.
Dat is dus de gunstige zijde, welke 1933
hier heeft gehad.
De ontspanning in het
Alexandretfe-vraagstuk houdf aan
„TSJETTE", HET TOOVERWOORD.
Onze V.P.B.-correspondent te Ankara;
schrijft ons:
Sinds begin vorige week is er een aanzien
lijke ontspanning in de Turksch-Fransche
betrekkingen opgetreden. De reis van Ata-
turk naar Konia, de in aller haast bijeen
geroepen kabinetsraad te Ekisjehir, de lange
besprekingen tusschen het staatsopperhoofd
en zijn militaire raadgevers hebben hun
werk gedaan. Frankrijk is zich de ernst van
de situatie en de ernst van de Turksche
eischen bewust geworden. In de hoofden
van de Fransche koloniale deskundigen
spookte het woord „Tsjette" en de herinne
ring daaraan bleef niet zonder gevolgen*
Tsjettes zijn ongeregelde troepen krijgslie-
den, die zich in Turkije van dergelijke ben
den in andere landen onderscheiden doop
het feit, dat zij met artillerie en gevechts
wagens zijn uitgerust. Dergelijke troepen
hebben in het jaar 1921 bij Bostani de ge
regelde Fransche troepen tot overgave ge
dwongen en kort daarop een Fransch le
gertje bij Yenice geheel vernietigd. Geen
wonder, dat het woord „Tsjette" bij de
Fransche diplomaten aan den Quai d'Orsay,
een huivering te voorschijn roept. Blum her
innerde zich plotseling weer de belofte, die
hij den Turkschen minister van buitenlaad-
sche zaken voor zijn vertrek uit Genève
deed: hij houdt zich nu zelf met de Sand-
sjak-kwestie bezig en zal deze in orde bren
gen. Toen monsieur Ponsot drie dagen na de
Turksche minister van buitenlandsche za
ken in Ankara aankwam en naar het re
sultaat van deze belofte gevraagd werd, wist
hij van niets; want toenmaals werd er over
Tsjettes nog niet gesproken. Intusschen wa9
gebleken, dat drie dagen nadenken voor den
Franschen minister-president te kort was.
Thans heeft men dat hersteld, wat op de
a.s zitting van den Volkenbondsraad wel
blijken zal.
Ook vermoedt men in Ankara, "dat
niet slechts de regeeringen van Bel
grado en Boekarest te Parijs op de
ernst van den toestand gewezen heb
ben, maar dat ook de Russische ara.
bassadeur heeft uiteengezet, dat de-
ze nieuwe vermeerdering van moei
lijkheden voor de Fransche buiten
landsche politiek naast de Spaan-
sche kwestie ten zeerste ongewenscht
was. Ja, men vermoedt in Ankara
zelfs, dat ook Downing Street op
een dergelijke wijze haar invloed te
Parijs heeft doen gelden. In Londen
zou men volgens Turksche kringen
n.1. aannemen, dat de beweerde Turk
sche eischen op de Mossoel-olie door
den Quai d'Orsay zouden zijn' uitge
vonden, om tusschen Engeland en
Turkije een wig te drijven.
Ankara heeft zooals bekend verklaard, 'dat
men er niet over denkt in verband met het
Sandsjak-vraagstuk de aanspraken op Mos-
soel weer op het tapijt te brengen. Nu heeft
Turkije inderdaad op Sandsjak aanspraken,
die op het volkerenrecht gebaseerd zijn, ter
wijl omgekeerd Engeland aan de hand van
oorkonden kan bewijzen, dat Turkije van
alle eventueele aanspraken op Mossoel af
stand heeft gedaan.
Nu in de opvattingen van Parijs verande
ring is gekomen, heeft Ataturk in ieder ge
val verklaard, dat de kwestie thans in een
rustiger vaarwater is geleid.