TRIUMPH Economische Kroniek IO" VIRGINIA CIGAREJTES j De Geneeskunde riuis keert tot de terug, Wat 'n Triomf van Smaak! AKKERS \tegenHoest, Griep, Bronchitis, Asthma Feuilleton Zaterdag 6 Februari 1937 Tweede blad En ze vergeten ook", dat een kapitalist zeer wel mogelijk is zonder geld. Ja, op geld heeft hij het zelfs niet in de eerste plaats voorzien. Hij doet er precies hetzelfde mee als de kleine spaarder: hij belegt het. Om dat geld, specie die hij onder zich houdt, hem nooit eenige vruchten kan opleveren. In werkelijkheid dient men als loon te beschouwen de resultaten van den arbeid. Iemand, die er een moestuin op na houdt, die daarin graaft en wiedt, zaait en plant, mest en sproeit, krijgt tenslotte loon naai werken in den vorm van kool, andijvie, wor teltjes en wat hij meer heeft gebouwd. Houdt men dit laatste in het oog, dan treedt het verband tusschen de beide tegen- deelen loon en arbeid duidelijk aan den dag. Ook hier weer: de begrippen beperken elkaar en breiden elkaar uit. Er kan nooit meer aan loon worden uitgekeerd dan door den arbeid is verkregen en naarmate meer arbeid wordt verricht zal het loon toene- De ingewikkeldheid onzer samenleving met haar enorme reserves en haar kapitaalgoe deren, met haar technisch raffinement, waar door soms honderd verschillende arbeiders aan één goed werken, maakt dit alles min der overzichtelijk. Wat niet wegneemt, dat het nog steeds enkel en alleen te doen is om de resultaten van den arbeid. De moderne productie, die haar hoogte punt bereikt in wat de Duitscher noemt de „Schwerindustrie", althans aan technische perfectie en monsterorganisatie, heeft er eenerzijds toe bijgedragen, dat een juiste be oordeeling van het aandeel, dat elk der me dewerkenden toekwam, moeilijker werd. An derzijds heeft ze de vorming van „klassen" in de hand gewerkt, groepen van menschen, die de onderlinge verschillen in kracht en bekwaamheid wegcijferden ten einde te ver krijgen, dat ieder van hen in doorsnee een behoorlijk percentage van de opbrengst ont ving en om te voorkomen, dat niet te veel in de zakken gleed van den ondernemer, den kapitalist. Het gevolg daarvan is geweest, dat stellig niet meer mag worden gesproken van een uitbuiting van den werknemer door den werkgever, zooals vroeger wel eens het geval is geweest. Wel zijn er bedrijven, waar de ondernemer een betrekkelijk veel grooter deel texnyfreri Beroemde Geleerden roemen ihans de kruiden welke Abdijsiroop bevat o bijzondere werking van AKKER's berust op de geneeskracht van oude beproefde ABDIJSIROOP cruyden" Deze Teeds fn de oudheid bekende kruiden bevallen tegen aandoeningen der ademhalings-organen genees krachtige stoffen, in hun natuurlijke samenstelling. Daardoor kunnen ze gemakkelijk door het lichaam worden opgenomen en omgezet. Beter dan de latere „chemische sloffen". Be leende geleerden erkennen dit thans. Trofessor Tschirch fe Bern zegt o.a. r „De geneeskunde zal weder tot de oudste geneesmiddelen lerugkeeren, lot de geneeskrachtige planten en kruiden.Professor Rubner te Berlijn zegt o.a.„Alleen die stoffen kunnen genezen, die door het lichaam kun nen worden omgezet, dus zooals we ze in vele planten en kruiden vinden." Apotheker Dumont heeft de werking dier „genees-cruyden" nog versterkt door 'n nieuwe wetenschappelijke toevoeging! CLconitum In Abdijsiroop zijn verwerkt een 20- tal kruiden, waaronder Drosera en Aconitum, welke in den laatsten tijd door bekende doktoren weder bij voorkeur worden aangewend tegen bronchitis, hoest, catarrh. Apotheker Dumont heeft thans aan Abdijsiroop nog toegevoegd het krachtig „hoest- bedwingende" middel: „codeïnum". Door deze nieuwe toevoeging wordt de natuurlijke werking der kruiden geenszins verminderd. Integendeel, door deze gelukkige combinatie wordt ■de schitterende werking van Abdij siroop nog doeltreffender, 'n Betere samenstelling legen aandoeningen def ademhalingsorganen, de ondervin ding zal 't U bewijzen, is ondenkbaar! Grijp dus vol vertrouwen naar„'s werelds béste hoest-siroop" ABDIJSIROOP De ups en downs in het leven Hef recht op den arbeid Dat alles In de wereld 'doorloopend in be weging is, is een waarheid, waaraan door slechts weinigen meer wordt getwijfeld. Wat niet wegneemt, dat er altijd nog menschen worden gevonden, die door middel van ra tionalisatie, ordening en wat dies meer zij, eenmaal een toestand hopen te verkrijgen, waarin crisis en andere verschijnselen, die economisch als nadeelig worden beschouwd, tot het verleden zullen behooren. Dat. hier wordt gezocht naar iets als de quadratuur ,van de cirkel, naar den dood in het leven, wordt door menigeen niet. ingezien. Waarmee niet gezegd zij, dat rationalisatie en orde ning onder alle omstandigheden veroordeeld (behooren te worden. Evenmin echter is dit het geval met een crisis, die te weinig wordt be schouwd als een natuurlijk gene zingsproces, welke noodig is omdat de samenleving als gevolg van allerlei menschelijke handelingen ziek is geworden. De beweging in de maatschappij nu kan ïn menig opzicht worden beschouwd als een heen en weer schommelen tusschen twee met elkaar in verband staande tegendeelen. Als zulke tegendeelen zijn bijvoorbeeld te beschouwen productie en consumptie. Pro ductie beteekent het voortbrengen van goede ren, consumptie beteekent het weer te niet gaan dier goederen. Grootere productie dan consumptie echter voert tot moeilijkheden hij de voortbrenging, grootere consumptie dan productie is niet mogelijk. Beide begrip pen zijn tegendeelen, die echter nauw met elkaar verband houden: ze beperken elkaar pn breiden elkaar uit. Hetzelfde is bijvoorbeeld het geval met be grippen als sparen en beleggen. Onder het eerste zou men kunnen verstaan: goéderen aan hun oorspronkelijke bestemming ont trekken. Onder het tweede: ze weer aan hun bestemming teruggeven. En beide begrippen houden elkaar weer in evenwicht.. Met de be leggingsmogelijkheden nemen de spaarmo- gelijkheden toe en af, en omgekeerd. Ook deze begrippen beperken elkaar en breiden elkaar uit. Natuurlijk wordt ook dit niet Steeds ingezien. Heel vaak vindt men het sparen aangemerkt als iets, waaruit, voor de gemeenschap uitsluitend voordeelen voort vloeien. Intusschen is het juist het sparen dat krachtig meewerkt tot het ont staan der dikwijls zoo scherp ver oordeelde crisis. Tegendeelen zijn verder en over 'deze wilde ik het heden in het bijzonder hebben loon en arbeid. Zooals in onze wereld zoo vaak gebeurt, Öenken we, wanneer we het woord „loon" gebruiken, in den regel aan een zeker be drag in guldens en centen. We hebben nu eenmaal de gewoonte aangenomen om alles luit te drukken in munteenheden. In de prak tijk is dat heel gemakkelijk en men ver wondert zich er dagelijks over, dat er men schen gevonden worden, die daarvoor an dere, heel wat minder deugdelijke methoden in de plaats willen stellen. Deze menschen haten het kapita lisme evenzeer als Hitier het com munisme en in hun ijver zien ze het geld aan als een specifieke uiting van het kapitalisme. Ze vergeten daarbij, dat het geld in de eerste plaats een zeer gewichtig werk ver richt, namelijk het vergemakkelijken van de ruil van goederen en diensten, het treedt op als waardemeter. HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE TT Naar het Engel sch bewerkt door THEA BLOEMERS 10) Marmaduke was teruggekeerd naar het huisje, dat ze aan miss Lee verhuurd had. Middlebury lag zestig kilometer verder! En anders had Marmaduke bezwaar tegen een Wandeling van een half uur! Zij ging naar binnen en met het hoofd in de hand bleef zij zitten nadenken. HOOFDSTUK VII. „Lady Susan Berkeley", diende Jenny aan en Amabel stond op, met een glimlach op het gelaat en uitgestoken handen. Lady Susan yatte die in de hare en drukte ze hartelijk. „Julian kwam ons gisteren expres zeggen, dat jy 't was. Ik ben zoo blij, dat er niet een of ander vreemde, zeurige, dikke, oude dame gekomen is! Ik weet niet hoe we op dat idee kwamen, maar we hadden het, en ik zag tegen de visite op als tegen een berg. Laat ik je eens bekijken, ik vroeg Julian of je ver anderd was, en hij zei: ga zelf maar zien." „Dat kan van alles beteekenen", lachte Amabel. „Ik zou je in ieder geval overal herkend hebben. Ik geloof niet, dat het een compli ment is voor een vrouw, als ze zeggen, dat 1 ze er op haar veertigste nog net zoo uitziet als op haar twintigste. Maar je ziet er in ieder geval prettig en aantrekkelijk uit. Je bent grooter dan vroeger, geloof ik." Zij praaten over de dagen van voorheen en ten slotte nam Lady Susan Amabel mee om thee te drinken. „Edward wil je zien", zei ze, „en Julian komt toch; dan kan die je later weer thuis brengen." Toen zij op den grooten wejf liepen, pas seerden hen twee dames met een grooten hond. „Miss Bronson en haar gouvernante", zei Lady Susan. „Ik moest je maar even vooi" stellen." „Angela!" riep zij en de beide anderen keerden zich om. „Mevrouw Grey mademoiselle Lemoine, miss Bronson", stelde Lady Susan voor. Angela Bronson was een heel lang, knap meisje, blond en door de zon gebruind, dat later ongetwijfeld een schoonheid zou wor den. Zij was verlegen en scheen niet te weten of zij een hand moest geven of niet, Made moiselle Lemoine vormde een levendig con trast met haar; er kwam zwart, zacht haar onder den kleine hoed uit, haar oogen waren tusschen grijs en groen in, haar teint was van een opvallende roomige blankheid. Al was zy niet bepaald mooi, zij kon haar pupil gemak kelijker evenaren door haar rustige voorname houding. Het viel Amabel op, dat zy zoo voortreffelijk Engelsch sprak. Gezamenlijk wandelden de vier dames ver der tot den hoek, waar hun wegen zich scheidden. Het gesprek ging voornamelijk over honden, naar aanleiding van het feit, dat de herder, dien Angela Bronson bij zich had, het vorige jaar bekroond was. „De naam Forsh-am wordt steeds beroem der," zei Lady Susan by de thee tot Julian. „Kijk maar niet bescheiden, want je kunt 't zelf niet helpen", voegde ze er gul lachend bij. „Dat meisje van Bronson fokt kampioen honden, en die heeten allemaal iets met Forsham er by. Er is een Forsham-Favoriet en een Forsham-Fantasie en de hemel weet wat nog meer voor moois." „Waarom geen Bronson-Mormel!" mop perde Julian. „Dat wil ik Angela wel eens vragen, als je 't graag hebt," beloofde Lady Susan. „Het is heusch wel een aardig kind, alleen een beetje onnoozel, maar er zit geen haar kwaad by. Als je soms iemand weet, die een goeden waakhond noodig heeft ze heeft er twee te koop, voor een prikje. Ik heb er één van gezien, een prachtbeest. Hij heet Forsham-Dapper", besloot ze met een knip oogje. „Dank je voor de mededeeling", antwoord de Julian. „Je kunt nooit weten, als je zoo alleen bent. Wat ik zeggen wou" hy wendde zich tot Amabel „heb jy nog iets van je hond gehoord?" „Ja," zei ze en ze keek hem niet aan, terwijl ze sprak, „die is naar huis geloopen. Ik kreeg vanochtend een telegram van miss Lee." „Naar huis?" vroeg Julian. „Ja," bevestigde Amabel, zonder de oogen op te slaan. Toen zij later samen huiswaarts gingen, verbrak Julian de stilte, die op het drukke afscheid gevolgd was, met de vraag: „Scheelt er iets aan? Je ziet er zoo moe uit." „Ik heb geen erg rustigen nacht gehad," antwoordde ze. „Dat wist ik zoodra ik je zag. Wat is er gebeurd. Amabel deed het verhaal, vlug en wat hij gend. „O, Julian, het was afschuwelijk!" besloot ze. „Dat begryp ik. Maar je zei, dat er iets binnenkwam, toen de deur openstond. Mis schien is 't een zwervende kat geweest." „Het was geen kat,' zei Amabel. ,/t Raak te in 't voorbijgaan myn schouder aan." „Misschien heeft het dier gesprongen." „Het raakte mijn schouder en mijn knie, net alsof een mensch langs me heen ging. En het licht dan? Hoe verklaar je, dat dat uitging?" Electrisch licht gaat niet uit door den tocht, dèt begrepen ze beiden. Eindelijk sprak Julian: „En Ellen is weg, zeg je?" „Ja, vanmiddag. De stakker kon het niet uithouden." Julian's hand sloot zich om haar arm. „En jij?" vroeg hij. Ze lachte onzeker. „O, ik stel het best. Het heeft me goed gedaan, dat ik eens heb kunnen uitpraten." „Het is geen doen voor je, daar alleen. Laat ik je naar de Berkeley's terugbrengen, Susan kan je best logeeren." „Je vergeet, dat ik mijn tweehonderd pond verdienen moet." „Laat my dan meegaan en in den salon mijn bivak opslaan! Dan heb je me maar voor 't roepen als er iets niet in den haak is." „Ik ben bang, dat dat niet gaan zal," zei Amabel spijtig. „Waarom niet?" „De menschen..." „De menschen kunnen naar de maan loo- pen!" „Je moet rekening met ze houden. Je hebt er geen idee van hoe er in zoo'n dorp gepraat wordt." Zwygend liepen ze voort. Eindelijk klonk ontvangt van de productie, dan in andere be drijven, doch dit komt voor een goed deel omdat de eene onderneming onder veel gun stiger omstandigheden werkt dan de andere, terwijl de werklieden zich als het ware heb ben gelijkgeschakeld, waarbij het. niet mo gelijk is in eenzelfde plaats of streek onder scheid te maken voor degenen, die werken in schoenenfabriek A of schoenenfabriek B, in ijzergieterij C of ijzergieterij D. Bovendien is het geen zeldzaamheid, dat ook de patroons zich hebben georganiseer. 1, Het bovenstaande betreft echter de w:- deeling van de productie, een onderdeel, dat we hier verder buiten beschouwing willen laten. Intusschen teekent zich daarnaast een verschijnsel af, dat eenerzijds een gevolg is van de steeds voortschrijdende perfection- neering, imechaniseering en automatiseer ring der bedrijven, anderzijds van de plot seling noodzakelijk geworden inkrimping van sommige industrieën, voornamelijk als gevolg van autarkische maatregelen; de werkloosheid. Een groot aantal menschen, dat vroeger een plaats vond in het arbeidsproces is uitgeschakeld, ziet zich van werk verstoken en lijdt een armoedig bestaan. De gemeen schap heeft haar handen niet geheel van hen afgetrokken, maar wat hen wordt uit-t keerd heeft een liefdadige inslag, waarbij; de opvatting schijnt te worden gehuldigd, dat hij, die niet werkt ook geen aanspraak kan maken op het volle loon. Het gevolg hiervan weer is geweest, dat een 'begrip zijn intrede heeft gedaan, waar aan tot voor weinige jaren nog niet werd gedacht: het recht op arbeid. De idee ergens een „recht" op te hébben groeit in den regel dan in den mensch, wanneer hij het niet heeft en zoo is het ook hier gegaan. Wanneer iemand In ernst kwam verkla ren, dat ieder mensch recht heeft op lucht, dan zouden we hem misschien even aan-. hooren, vervolgens medelijdend de schou ders ophalen. Immers, wat heeft het voor zin daarover te spreken? Iedereen heeft zooveel lucht als hij hébben wil en dat is voldoende. En zoo is de leer van het recht op den arbeid een typisch uitvloeisel van den te- genwoordigen tijd, waarin niet iedereen ntt eenmaal arbeid heeft. Voor dit recht valt Inderdaad reel te zeggen. Immers de mensch Is geschapen om ar beid te kunnen verrichten en om te kun nen leven door middel van de vruchten van dien arbeid, zijn loon. Terloops zij hier opgemerkt dat we 'druk bezig zijn een bepaald foutieve .leerstelling van de ouderwetsohe economie te corrigee- ren. Die ging er van uit, dat arbeid imoeite was en daarom een last. Van de zijde der werknemers heeft men zich met graagte op deze theorie geworpen, ten einde te be werken, dat de arbeidsduur zou worden beperkt. De droom ging uit naar een werk dag van slechts luttele uren. Wie tegenwoordig de redevoeringen aanhoort van leiders uit de arbei dersbeweging, waarin de ellende wordt beschreven, die voortvloeit uit den lediggang, waarin wordt gezegd, dat de werkloozen hunke ren naar werk, niet alleen om het loon, doch in de eerste plaats om het werk zelf, die begrijpt, dat een andere geest zich begint te uiten. En men verwondert zich er alleen even over, wanneer diezelfde woordvoerders, sprekend over of namens de te werkgestel- Julian's stem weer: „Laat je je hond terugko men?" Amabel aarzelde. „Ik denk het niet... neen, ik laat hem maar liever daar." „Waarom?" vroeg Julian. „Je moet een hond hebben." Amabel zei niets. Julian kon een gevoel van ergernis niet onderdrukken. Wat waren vrouwen toch onberekenbaar! En dan dat hardnekkig zwijgen, als je wilde, dat ze spraken... „Waarom laat je hem niet terugkomen?" herhaalde hij. Met een rukje maakte ze haar arm los. „Ik weet het niet... Julian, het is zoo ont zettend vreemd..." „Wat is vreemd?" „Marmoduke is nog nooit wegegloopen; an ders is hij niet van me vandaan te slaan. En als er iets is, waar hy het land aan heeft, is het aan loopen, vooral in kil en nat weer; hy is dol op warmte. En toch loopt hy by m# en het vuur vandaan en wandelt door regen en wind heelemaal naar mijn huisje, zestig kilo meter ver. Ik begrijp er geen steek van..." „En waarom laat je hem dan niet terug komen?" „Ik weet het heusch niet, ik kan het gevoel niet van met afzetten, dat Ik dat onschuldige dier niet tegen zyn zin In dit ayontuur moet sleepen." „Toch moet je een hond hebben", hield Julian koppig vol. Toen ze de villa bereikten en zij de deur opendeed, vroeg hij: „Mag ik even binnenko men? Ik wou nog iets met je bespreken." Ze gingen naar haar zitkamer en zy deed de deur dicht. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5