Blijft het water in Noord-Holland brak? Bewapening en economie Belangrijke referaten welke met groote aandacht werden gevolgd De ontzilting van het IJasol- meer en van het boezem, en polderwater van verschillende zijden belicht. De drooggemaak* te Zuiderzee werd van een slechte buur, een goede buur. Door de Nederl. Vereeniging tegen water-, bodem- en luchtverontreiniging werd giste ren in het Gulden Vlies te Alkmaar een vergadering gehouden, waarin besproken werd de mogelijkheid van verbetering van den toestand van het boezem- en poklerwa- tor in Noord-Holland, met betrekking tot 't zoutgehalte. De Voorzitter, de heer W. F. Veldhuyzen opende de druk bezochte bijeenkomst met een woord van welkom en zette uiteen, hoe het bestuur tot deze vergadering was geko men. Spr. bracht dank aan hen, die over het belangrijke vraagstuk: „Blijft Noord-Holland brak"? spreken wilden. De toestand van het boezem- en polderwater in N.-Holland met betrekking tot het zoutgehalte. De heer Veldhuyzen gaf daarna het woord aan de 1ste spreekster op deze bijeenkomst, nl. agrn mevr. dr. N. L. Witbaut-Isebrec Mocns hoofd van de Biologische afd. bij den G-G. en. G.D. te Amsterdam, die don toestand van het boezem- en polderwater in Noord- Holland, zooals die thans is met betrekking tot het zoutgehalte, onder de loupe nam. Spr. begon met hare erkentelijkheid te betuigen, voor het feit, dat deze vergade- Ting in Alkmaar werd gehouden, omdat zij van de autoriteiten dezer stad zeer veel medewerking had ondervonden bij haar on derzoekingen. Mevr. Wibaut wees erop, dat in Noord- Holland al reeds veel land aan de zee was onttrokken. Door de afsluiting van de Zui derzee is de laatste verbinding met de Noordzee verbroken. De boezemkanalen onderhouden nog een verbinding door 's winters het overtollige water uit het polderland af te voeren en 's zomers bij droogte het zeewater binnen te laten. Er zijn drie soorten water: n.1. zoet water, zeewater en brak water. Dit. laatste is van meer afwisselende samenstelling. In Noord-Holland heeft men veel brakwa ter, dat ontstaat uit een samenstelling van zee- en zoet water. Brak water heeft ver schillende graden van ziltheid. Zonder schei kundig onderzoek is de juiste graad van brak water niet uit te maken; voor 1930 wist. men daarvan nog weinig. Nadien is daarin verandering gekomen en werden tal van onderzoekingen gedaan naar den aard van het brakwater. Spr. begon anet dit. onderzoek nu 7 jaar geleden. Het is mi duidelijk, dat we het laagste punt van het zoutgehalte hebben gehad en eer een stijging dan een daling kan worden tegemoet gezien. Alleen de neerslag doet in Noord Holland het zoete water ontstaan. Neerslag en verdamping heffen elkander vrijwel on. maar aan die wetenschap hebben we in de praktijk heel weinig. Het zoute water dringt op twee wijzen het. land binnen, le rechtstreeks door de sluizen, 2e indirect onder liet land door Spr. besprak het eerst het binnenkomen van het zoute water door de sluizen te TT (muiden en te Nieuwedien. ITet binnendrin gen van liet zout is onafhankelijk van win ter en zomer en ook van eb en vloed. Winter en zomer dus dringt een hoeveel beid zeewater het land binnen en trekt daarbij steeds meer landwaarts. Deze lancr- zamc strooming is aan de oppervlakte niet waar te nemen en wordt onderbroken als er eespuid wordt. Men 'mag niet vergeten, dat de grond op groote diepte doordrenkt wordt met zee water. Men kan dus het land vergelijken mei doorregen spek, waarin men op ver schillende lagen zout aantreft. Er zijn drie wijzen waarop uit den grond het zout naar boven kan komen en wel: le. door wellen; 2e. door kunstmatige ope ningen welke de mensch maakt, en 3e door het opstijgen van het zout door de lagen heen. Mevr. Wibaut besprak voorts aan de liand van een kaait den toestand van liet water in de verschillende polders. De eerste graad van brakheid is bijna niet te proeven; is voor den landbouw te ge bruiken, doch de tweede graad is voor den tuinbouw vrijwel niet te gebruiken en voor het vee ondrinkbaar. Zooals gezegd zal de verzilting eer toe- dan afnemen, le. door de toeneming der scbeenvaart, 2e. door verdieping en ver breeding van het Noordzeekanaal en 3e. door de weinige oplettendheid waarmede men het water binnenlaat. In het IJsselmeer zcide spr. is bijna geen zout meer aanwezig. De invloed van het ontzilte IJsselmeer op Noord-Holland is gering daar er tc weinig van dit water binnengelaten wordt In den Schermerboezem wordt in herfst en winter bet zout vrijwel uitgespoeld, door afspuiing. Aan het einde van den winter is er dan ook geen overjarig zout meer in den Schermerboezem. In het vroege voorj"*>r trekt bet water weer met groote kracht bet land binnen door de sluizen te Nieuwedien en te ÏJmuiden. F.en verschil met den Schermerboezem vormen de landen om 't Noordzeekanaal welke aan het einde van den winter we| met overjarig zout blijven zitten. De polders, welke met het boezem water op en neer gann, zullen natuurlijk profiteeren als het boezemwater geheel ont- zilt is. In de laatste faren is er veel veranderd in Noordhollands Noorderkwartier, omdat de Zuiderzee is gedempt en van een slechte buur een goede buur is geworden, aldus eindigde spr. haar betoog. Hoe ls het gesteld met het zout gehalte en het peil van het IJs selmeer? De heer ir. J. P. Mazure van den dienst der Zuiderzeewerken, besprak daarna de vraag, hoe het met. het zoutgehalte en het peil van het IJsselmeer gesteld is en wat hieromtrent is te verwachten. Spr. wilde het IJsselmcerwater bespreken: le. haar kwaliteit: 2e. naar do beschikbare hoeveelheid en 3e. op w peil liet zich zal moeten bevinden. Wat de kwaliteit be treft, moet rekening worden gehouden met het chloorgehalte. Dit bedroeg voor de af sluiting in 1932 6000 rn.gr. per L.; na de afsluiting is dit grondig verbeterd en thans is door de ontzilting het gemiddeld chloor gehalte gedaald tot pl.m. 200 m.gr. per L. We kunnen dus gerust zeggen, dat de ont zilting is voltooid. In den loop der jaren is nog een verdere daling te verwachten nl zijn er factoren welke een stijging tengevol ge kunnen hebben. Bijvoorbeeld de invloed van het peil, hetwelk nu op 13 wordt gehouden, doch dat later in den winter op 40 en in den zomer op 20 zal worden gebracht. Een belangrijke factor is ook de inpoldering van den N.O. polder. Maar aan de stijging van het zoutgehalte kan op ver schillende manier een halt worden toegeroe pen. Bij Schellingwoude wordt een groote in vloed uitgeoefend op het water in het IJs selmeer. Een eventueele kanalisatie van den IJssel zou ook een nadeeligcn invloed op het IJsselmeer tengevolge kunnen heb ben. Maar al deze nadeelige invloeden kun nen niet beletten, dat het IJsselmeerwatcr wat betreft z'n kwaliteit, zeer geschikt is om in Noordholland te worden ingelaten. Komende tot de hoeveelheid water in het IJsselmeer, betoogde spr. dat vooropgesteld moest worden, dat aanvulling van het peil in de boezems en de voorziening van Am sterdam steeds moeelijk zullen blijken. Wat echter de doorspoeling der boezems betreft, zal ook deze mogelijkheid bestaan, mits de sluizen continu worden gebruikt. In den zomer zal de toevoer pl.m. 14 millioen kub. meter per etmaal bedragen en daarom moet de inlating geordend wor den om een zoo goed mogelijkcn toestand te verkrijgen voor alle polders. Als de wenschen b.v. van Schermerboezem zeer hoog zijn, zal daaraan niet altijd kun nen worden voldaan, maar normaal zal dat wel het geval zijn. Wat bet pcij betreft is —13 gunstig voor inlating, maar minder gunstig voor loozi-vr Een groote verbetering zal dus zijn een peil van10 in den winter en 20 in den zomer. Ook het peil zal dus geen af breuk doen aan de waarde welke het T.fs- selmccr voor Noord-Holland zal hebben, besloot spr. zijn rede. Hoe de consulenten over het zout gehalte denken. Vervolgens deed ir. C. Rietsema namens het college van consulenten eenige mededee- lingen over het standnnnt der consulenten voor den Land- en Tuinbouwvoorlichtings- dienst, ten aanzien van het. zoutgehalte van het boezem- en poldcrwalcr. De Riikslandhouweopsulnnt ir. G. J. Lieneseh tc Schagen kan moeilijk antwoord geven on de vraag, of verdere ontzilting zeer ten goede zou komen aan het effect van de uitoefening van den landbouw. Na de afsluiting van de Zuiderzee en liet ontstaan van het IJsselmeer, worden weinig of geen klachten meer vernomen over het zoutgehalte van het polderwatcr, indien hij het inlaten van benoodigd water gebruik wordt gemaakt, van TJsselnicerwater. In den kop van Noordholland, waar 's zo mers het eerste en de meestebehoefte be staat aan infiltratie, wordt tegenwoordig minder last van te zoet water ondervonden. Ts er door omstandigheden evenwel veel Noordzeewater in het Noordhollandsrh Ka naal aanwezig, dan wordt de toestand daar door ongunstig beïnvloed. Voor de normale akkerbouwcultuur wordt niet meer vernomen wat kan pleiten voor een verdere verlaging van het zoutgehalte van het polderwater. De Rijkstuinbouwconsulent ir. C. Rietsema le Tïoorn is van oordcel, dat het belang bij ontzilting van het polderwatcr het duidelijkst spreekt voor de kasr.ultures, waarvoor het giet wat er het regenwater geheel moet ver vangen. Hoever deze ontzilting moet gaan, valt echter niet te zeggen. Ook voor de vollegrondscultures is ontzil ting van belang. De, districts-assistent van den voorlichtings dienst voor pluimveeteelt, de lieer B. van Asoeren Vcrvenne deelt mede, dat voor de indijking van de Zuiderzee door pluimvee houders vaak ernstige schade werd onder vonden van het zilte water. Vooral werd de leg van eenden ongunstig beïnvloed. Sedert de afsluiting is in den toestand zeer veel verbeterd. De Rijksveeteeltconsulent ir. T de Vries t" Alkmaar zegt, dat het aantal klachten over liet drinkwater, dat hij in den loop van ruim tien jaren heeft vernomen, vóór de afslui ting der Zuiderzee groot was, de laatste ja ren echter zeer gering. De vraag of een verdere ontzilting van liet polderwatcr voor de veehouderij als wenschc- lijk inoet worden aanbevolen, heeft men nei ging in bevestigenden zin te beantwoorden De Rijkszuivelconsulcnt dr. L. T. C. Scheij te Hoorn, zegt o.m., dat de boerderijen en de fabrieken hij de meer of mindere ontzil ting weinig belang hebben voor het reinigen der gereedschappen, 's Zomers zijn de koeien aangewezen op slootwater om te drinken. Wanneer dit erg brak is, geven zij minder melk en gaan lijden aan diarrhee, hetgeen besmetting der melk met voor de zuivelbe reiding schadelijke bacteriën in de hand werkt. In dit opzicht heeft de ontzilting een goeden invloed gehad. I)e heer Rietsoma kwam tot de volgende voorloopige conclusies: le. De schade welke het keukenzout ver oorzaakt is van verschillenden aard en in meerdere gevallen sterk afhankelijk van ne venfactoren. Zoo gemakkelijk als het is om het gehalte van het giet- of drinkwater te bepalen, zoo moeilijk is het, om den om vang der schade te bepalen en het toelaat bare maximum aan te geven. 2e. Volkomen zoutloos water ware het voordeeligst. Indien er tegenover de nadee lige werking van keukenzout een voordee- lige staat, clan kan men toch in elk geval gemakkelijker het tekort aanvullen dan een te veel verdrijven. 3e. De nlgemeene indruk is, dat men van landbouwerszijde momenteel geen be hoefte gevoelt om ten koste van geldelijke of fers het zoutgehalte der sloaten in Noorcl- hollands Noorderkwartier te verlagen,, doch dat er nog wel bijzondere gevallen zijn, waar voor een hetere watervoorziening gcwenscht is, nl. in die gebieden waar het polderwater onder invloed staat van het Noord-Hol- landsch- en het. Noordzeekanaal. Na een gedachtenwisseling werd de och tendvergadering gesloten en werd er gepau zeerd. Middagvergadering. In de middagvergadering kreeg allereerst het woord prof. dr. N. H. Swcelengiebel uit Amsterdam, om te spreken over dc Belangen der bevolking in haar strijd tegen de malaria bij de ontzilting van het boezemwater. Spr. vroeg zich allereerst af, of de bevol king inderdaad belang heeft hij de mala riabestrijding? In Noord-Holland is de ma laria een sluipend kwaad, zcide spr. Hier heeft de malaria zich genesteld in een on zer belangrijkste provincies. In de Wicringer- meerpolder wonen mcnschcn die nooit ma laria gehad hebben en als de ziekte daar haar intrede doet, zal zij veel harder aan komen dan in het overige deel van Noord- holland. Heeft nu het ontzilten van het wa ter in de boezemwaters eenigen invloed op de ziekte? Als alle malarialijders direct met chinine worden behandeld, zal de anopheles verdwij nen en nooit kunnen worden tot de vernet-, tendo anopheles. Niemand zal malaria krijgen, als er geen anopheles is. In den beginne zijn het de lar ven, die zoo er geld is, grondig kunnen wor den verwijderd. Hiervoor bestaan tal van middelen. Het. parafineeren der slooten is een der nieuwste middelen, doch dit dient jaarlijks te worden herhaald. Parafineeren der slooten en ontsmetting der woningen zijn thans de eenige middelen om dn malaria afdoende te betrijden. Door verzoeting van het water wordt even wel de malaria permanent bestreden. Im mers, dc muggen komende uit zoet. water, kunnen nooit dc besmettende anopheles worden. Dit ziet men met een goed voor beeld in Zuidholland. Nazomer on herfst zijn de jaargetijden waarin er besmettende anopheles zijn. De besmettende muggen zijn alleen <e vin den bij de zoutwater-anophelcs. zeidc spr. Als dus de zoet wat et-anopheles dus hier domineert, zooals ze dat in Noordho'land doet, dan zijn we hier de licelc malaria kwijt, aldus eindigde spr. De belannen der drinkwatervoor ziening bij ontzilting van het IJs selmeer. Daarna kreeg de heer Ir. J. van Olden- borgh, directeur van het Provinciaal Water leidingbedrijf het woord, om te spreken over de belangen der drinkwaterwinning hij ont zilting van het ÏJsselmeerwater en het boe zem- en polderwater in Noordholland. Spr. zcide, dat de vraag welke hij zich beeft gestold, geen betrekking heeft op het bovenwater, doch meer het dieper gelegen water. Noordholland is voor het grootste deel aangewezen op dc duinen voor haar drink watervoorziening. Spr. wilde zich beperken tot een bespreking van de provinciale dui nen, welke spr. onder zijn beheer had. Aan dez." terreinen weiden in 1936 11 millioen M3. water onttrokken en steeds valt NADEELIGE GEVOLGEN VOOR DE HAN DELSBALANS TE VERWACHTEN? De begrooting van den Engelschcn kanse lier van de schatkist heeft een hevige beroc- ring op de Britschc beurzen teweeggebracht De staatsfondsen daalden, de prijzen der grondstoffen, in het bijzonder die van me talen stegen en er heerseht een ware ver warring Wel wordt verzekerd, dat de haus se in metalen ongegrond is en dat dc Brit- sche regeering zicli reeds bijtijds heeft ge dekt. Doch men vertrouwt deze bewering niet recht en de prijzen stijgen, zij liet ook met lichte schommelingen, steeds meer. Zoo is de konerprijs sinds begin 1930 van ca. 30 pond tot 39 pond gestegen, lood van 10 pond 10 s. tot 30 pond en zink van 15 pond 15 s. tol 30 pond. Het voornemen der Engclsche regeering. Anderhalf milliard pond voor bewape- ningsdooleinden uit te geven, kan slechts één uitwerking bobben, namelijk een slij ging van hot Britschc verbruik eenerzijds en een vermindering van den Engelschcn export anderzijds. Dit feit is geenszins in tegenspraak niet de omstandigheid, dat de Britschc uitvoer in de eerste weken van het loopende jaar een relatieve toename ver toont. Men moet deze ontwikkeling over een tijdvak van verscheidene jaren beschou wen, wil men met recht van de uitwerking van Engelands bewapening kunnen spre ken. Het bewapeningsprogramma dreigt na melijk al hetgeen de Engelsche regeering sinds bet jaar 1931 ten opzichte van bet economisch herstel heeft weten te bereiken teniet te doen. De devaluatie van liet pond heeft plaats gevonden met dc bedoeling, dc er nog stijging te constatecrcn. Toch treedt er een zekere verzadiging op, waarvoor wc ons echter niet in slaap moeten laten wiegen Die verzadiging immers is het gevolg van het toenemen der bevolking op het platteland. De waterbcschaving in de provincie neemt steeds toe. Een directe invloed van het zoet worden van het boezem- en polderwater ziet spr. niet in het gebruik van het duinwater. De vraag is nu: zullen de duinen aan de behoefte blijven voldoen? Aan de hand van een technische uiteenzetting kwam spr. tot de conclusie, dat de beschuldiging als zouden de duingronden door de gevolgde waterwin ning, uitdrogen, ongegrond moest worden ge noemd. Een nadeel van de gevolgde waterwinning is, dat er voor gezorgd wordt, dat niet liet zeewater zijn invloed doet gelden en het wa ter daardoor brak wordt. De duinen zullen steeds in de behoefte blijven voorzien, maar toch heeft spr. door het genoemde nadeel zijn blik geworpen op het IJsselmcerwa ter. En daarom zullen op het terrein bij Enk huizen een jaar lang proeven worden geno men, om te onderzoeken, of het water van liet IJsselmeer geschikt is voor drinkwater. Voorloopig zal de waterwinning uit het IJs selmeer bestemd zijn voor het meest Noor delijk deel van Noord-llolland. üp deze wijze zal minder water aan de dui.nen worden ont trokken, maar die onttrekking zal nimmer worden stopgezet, omdat nooit gezegd kan worden of liet IJsselmeer nog eens zout wa ter zal bevatten. Dat bij de winning van wa ter uit het IJsselmeer in dc kaart wordt ge speeld van hen, die land- en tuinbouw voor staan en het oog gericht houden op het na tuurschoon, zijn bijkomstige omstandighe den, waarover spr. zich niettemin zeer ver heugt Technische middelen tot vermin dering van het zoutgehalte. De laatste spreker was de heer C. Thomése, hoofdingenieur van den Provincialen Water staat, die een overzicht gaf van de techni sche middelen tot vermindering van liet zoutgehalte. Spr. begon zijn betoog met de opmerking, dat Noordholland boven liet IJ uitgezon derd de duinenrij bijna geheel uit polders bestond. Het water in de- polders wordt op peil gehouden door bemaling en wordt ge loosd op het buitenwater. Men zou zoo men dat wil ook het IJsselmeer als een boezem kunnen beschouwen. Waar wel- en gasbronnen een zoutgehalte geven, kan gestreefd worden naar afsluiting. Bij bestrijding van liet zoute water moet de aandacht worden gewijd aan het binnen dringen door de sluizen, Dc invloed van het lekwater kan heel eenvoudig worden bestre den, minder eenvoudig is dat bij het bin nendringen van het schutwatcr. De verzouting van de boezems moet daar om worden tegengegaan, omdat de boezems hun water brengen in de polders. Kunnen dc sluizen zoodanig worden inge richt, dat toevloeiing van zout water kan worden voorkomen? Dat is misschien tech nisch mogelijk, maar het kost te veel geld en zou bovendien dc scheepvaart in don weg staan. De tweede vraag is: hoe krijgen we het zoute water er weer uit? Dat kan alleen door voortdurende spuiing. Ilct IJsselmeerwatcr kan uitkomst bren gen, mits van de aftnpping een zoo goed mogelijk gebruik wordt gemaakt. Als algcmeenc richtlijn kan worden aan genomen, dat zooveel mogelijk kan worden gespuid als noodig is voor hét chloorgclinlie en als het spuien niet belemmerend werkt voor dc scheepvaart. Daartegenover kan water uit het IJsselmeer worden ingelaten. Het Noordzeekanaal moet zooveel mogelijk zout vrij worden gemaakt, daartoe zal er een nieuwe spuisluis moeten komen. Daar is men alreeds mee bezig. In deze richting moet meif werkzaam zijn. otn in het noorden van Noord-Holland zoo veel mogelijk zoet water te krijgen, aldus eindigde spr. De verdediging van een slechte buur. De heer Ir. Wol terbeek verdedigde de kwade buur, het Noordzeekanaal en wees er op, dat men bezig is dit kanaal tc ver- breeden. Een bemaling van de Noordersluis bij IJmuidcn is praclisch onmogelijk. Een koopkracht te verminderen en het. export- vermogen door verlaging van de productie kosten te stimuleeren. Op deze wijze hoopte men het evenwicht tusschen in komsten en uitgaven te kunnen herstellen, want de En gclsche handelsbalans was nog in 1933 pas sief. Dc practijk van het afgeloopen jaar heeft echter geleerd, dat deze economische politiek ondanks menig succes, als ge heel een misvatting was. De passiviteit van do Engclsche handelsbalans is in 1936 reeds met ongeveer 72 millioen pond sterling toe genomen; hel bedraagt thans het kolossale bedrag van 34S niilHoen pond sterling. Deze achteruitgang van de handelsbalans in 1!'36 is blijkbaar reeds een gevolg van de tenuit voerlegging van het bewapeningsprogram ma in liet afgeloopen jaar. Economische terugslag. De thans voorgenomen uitbreiding van het plan kan niet nalaten een economischen weerslag in grooten omvang uit te oefenen. Doet men namelijk in den loop van 1937 het binnenlandse!! verbruik stijgen door uitbrei ding der bewapeningsvoorraden, in een tem po zooals dit tot nog toe het geval is ge weest, dan stijgen onherroepelijk de prijzen van alle ingevoerde grondstoffen en tegelij kertijd daalt, niet zoo zeer wegens de prij zen, doch wegens de toenemende binnenland- sche behoefte, de hoeveelheid voor export beschikbare goederen. Wel verzekeren de autoriteiten bij herhaling, dat het bewupe- ningsprocrnmma zoodanig zal worden uitge voerd, dat de economische structuur van het land er geen wijziging door zal ondergaan, doch het is zeer de vraag of men hierin zal slagen. Hoe de toestand zich zal ontwikkelen, heb ben wij reeds uiteengezet. Welke maatrege len men echter zal nemen ter bestrijding van dc nadeelige gevolgen die niet kunnen uitblijven, laat zich thans nog niet voorspel j len. Dc bewapening zal haar uitwerking op het economische leven eerst langzamerhand doen gelden. Voor het oogenhlik is slechts de groeiende vraag naar invoer uit het buiten land een onmiskenbaar feit. Bewnoening doet niet alleen dc vraag naai bepaalde me- AUTO EN VLIEGTUIG TEGELIJK- De Amerikaansche uitvinder, Waldow Wa terman, oonstrueerde deze vliegtuigauto, die door samenklappen van de vleugels bin nen drie minuten in een auto kan worden veranderd. doorspoeling van hot Noordzeekanaal vèn Oost naar West is wel mogelijk, doch stuit op technische bezwaren. Het ligt in de be doeling een spuisluis te bouwen om aan de bezwaren tegemoet te komen, maar die sluis is er in de eerste paar jaar nog niet. Dc doorspoeling heeft ook nog liet bezwaar, dat de waterbeweging in de buitenhaven van IJmuidcn nadeelig zal worden bein- vloed. Nog zal de doorspoeling van het Noordzee kanaal een groot bezwaar opleveren voor de scheepvaart, omdat door een sterken stroom de schepen uit de richting kunnen slaan. Het is derhalve niet zoo eenvoudig dit vraagstuk op te lossen, al wordt er dan ook de noodige aandacht aan besteed. Is het zoo'n bezwaar vroeg spr. zich af, om het peil van Schermerboczcm een eind ver der op te zetten, hij den inlaat van Monni kendam en Edam, waardoor men een door strooming kan krijgen over Zaandam naar het Noordzeekanaal? Dc heer Kramer Gtijnis, dijkgraaf van den Schermerboezem zcide, dat hij aan dit laat ste zeker gaarne zijn aandacht zal .schen ken. Hierna volgde nog eenige gedachtenwis seling. De heer D. Kooiman, lid van Ged. Staten, bracht het bestuur dank voor deze bespre king en zegde gaarne toe, dat alle. medewer king van Gedeputeerden zou worden onder vonden. Hier gold het nu: „Aanpassen en aanpakken; allen gezamenlijk!" De Voorzitter, de lieer Veldhuyzen, sprak de hoop uit, dat dc gehouden besprekingen er toe zouden bijdragen, om de samenwer king tot stand te doen komen die tusschen belanghebbenden en de Overheidsorganen noodig is, om tot verbetering van den toe stand te geraken. (Applaus). Hierpa volgde sluiting. Binnen 8 meter van straathóeken is stil staan met auto's en andere voertuigen te- -fc genwoordig verboden! talen .stijgen, doch ook de behoefte aan bijna elke denkbare categorie van materialen. De uitrusting van een soldaat, de bouw van een oorlogsschip zetten alle raderen van de in dustrie in beweging. In Engeland is het ef fect van de toenemende vraag, wegens de geringheid van den nienschelijkcn factor in zijn landsverdediging, echter geheel anders. Zoo Engeland den algemeenen dienstplicht bezat, zouden «le uitgaven voor dc weer macht. een#:conoinischen kringloop teweeg brengen, waarvan een gunstigen invloed op liet gehecle economische leven zou uitgaan. Dit is echter niet het geval. Engeland slaat oorlogsmateriaal in, doch deze bedrijvigheid stimuleert niet het verbruik, zij is in zekeren zin steriel. Vertrouwen in de regeering. Dit alles is een rem voor het economische herstel, dat in Engeland reeds op zoo ver heugende wijze was ingezet. Opmerkelijk bij dc beschouwirig van de hier opgeworpen kwesties is mot alleen de duizelingwekkende grootte der getallen, die bij hot onderhavige bewapeningsprogramma betrokken zijn, doch misschien meer nog de nationale discipline, de loyaliteit, de onvoor waardelijke steun, die de Engclsche regee ring voor de uit\oering van haar plannen thans c-ischt en, wat moer zegt, ook krijgt. Dit positieve feit mag niet onderschat wor den. Het vormt een stille reserve, die de Britschc regecrihgen ook vroeger reeds meermalenin staat heeft gesteld een politiek van grootere allure te voeren, dan den re geeringen van andere volkeren mogelijk was. Intiisschen doet dit. feit niet af aan de ver moedelijk gevolgen van de Engclsche bewa pening. die uit politiek oogpunt be schouwd den vrede dient, doch economisch gezien uiterst gevaarlijk kan worden. Zoo gevaarlijk dat zij, ofschoon thans nog het tegendeel hot geval schijnt te zijn, er op den duur wellicht toe zal leiden, dat de noodzakel'-kheid van radicale herziening van koers zich onweerlegbaar zal doen ge voelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 3