Blijft het water in
Noord-Holland brak?
Bewapening en
economie
Belangrijke referaten welke met
groote aandacht werden gevolgd
De ontzilting van het IJasol-
meer en van het boezem, en
polderwater van verschillende
zijden belicht. De drooggemaak*
te Zuiderzee werd van een
slechte buur, een goede buur.
Door de Nederl. Vereeniging tegen water-,
bodem- en luchtverontreiniging werd giste
ren in het Gulden Vlies te Alkmaar een
vergadering gehouden, waarin besproken
werd de mogelijkheid van verbetering van
den toestand van het boezem- en poklerwa-
tor in Noord-Holland, met betrekking tot 't
zoutgehalte.
De Voorzitter, de heer W. F. Veldhuyzen
opende de druk bezochte bijeenkomst met
een woord van welkom en zette uiteen, hoe
het bestuur tot deze vergadering was geko
men. Spr. bracht dank aan hen, die over het
belangrijke vraagstuk: „Blijft Noord-Holland
brak"? spreken wilden.
De toestand van het boezem- en
polderwater in N.-Holland met
betrekking tot het zoutgehalte.
De heer Veldhuyzen gaf daarna het woord
aan de 1ste spreekster op deze bijeenkomst,
nl. agrn mevr. dr. N. L. Witbaut-Isebrec Mocns
hoofd van de Biologische afd. bij den G-G.
en. G.D. te Amsterdam, die don toestand
van het boezem- en polderwater in Noord-
Holland, zooals die thans is met betrekking
tot het zoutgehalte, onder de loupe nam.
Spr. begon met hare erkentelijkheid te
betuigen, voor het feit, dat deze vergade-
Ting in Alkmaar werd gehouden, omdat zij
van de autoriteiten dezer stad zeer veel
medewerking had ondervonden bij haar on
derzoekingen.
Mevr. Wibaut wees erop, dat in Noord-
Holland al reeds veel land aan de zee was
onttrokken. Door de afsluiting van de Zui
derzee is de laatste verbinding met de
Noordzee verbroken.
De boezemkanalen onderhouden nog een
verbinding door 's winters het overtollige
water uit het polderland af te voeren en
's zomers bij droogte het zeewater binnen te
laten.
Er zijn drie soorten water: n.1. zoet water,
zeewater en brak water. Dit. laatste is van
meer afwisselende samenstelling.
In Noord-Holland heeft men veel brakwa
ter, dat ontstaat uit een samenstelling van
zee- en zoet water. Brak water heeft ver
schillende graden van ziltheid. Zonder schei
kundig onderzoek is de juiste graad van
brak water niet uit te maken; voor 1930
wist. men daarvan nog weinig.
Nadien is daarin verandering gekomen en
werden tal van onderzoekingen gedaan naar
den aard van het brakwater. Spr. begon
anet dit. onderzoek nu 7 jaar geleden. Het is
mi duidelijk, dat we het laagste punt van
het zoutgehalte hebben gehad en eer een
stijging dan een daling kan worden tegemoet
gezien. Alleen de neerslag doet in Noord
Holland het zoete water ontstaan. Neerslag
en verdamping heffen elkander vrijwel on.
maar aan die wetenschap hebben we in de
praktijk heel weinig.
Het zoute water dringt op twee wijzen
het. land binnen, le rechtstreeks door de
sluizen, 2e indirect onder liet land door
Spr. besprak het eerst het binnenkomen
van het zoute water door de sluizen te TT
(muiden en te Nieuwedien. ITet binnendrin
gen van liet zout is onafhankelijk van win
ter en zomer en ook van eb en vloed.
Winter en zomer dus dringt een hoeveel
beid zeewater het land binnen en trekt
daarbij steeds meer landwaarts. Deze lancr-
zamc strooming is aan de oppervlakte niet
waar te nemen en wordt onderbroken als
er eespuid wordt.
Men 'mag niet vergeten, dat de grond op
groote diepte doordrenkt wordt met zee
water. Men kan dus het land vergelijken
mei doorregen spek, waarin men op ver
schillende lagen zout aantreft.
Er zijn drie wijzen waarop uit den grond
het zout naar boven kan komen en wel:
le. door wellen; 2e. door kunstmatige ope
ningen welke de mensch maakt, en 3e door
het opstijgen van het zout door de lagen
heen.
Mevr. Wibaut besprak voorts aan de liand
van een kaait den toestand van liet water
in de verschillende polders.
De eerste graad van brakheid is bijna niet
te proeven; is voor den landbouw te ge
bruiken, doch de tweede graad is voor den
tuinbouw vrijwel niet te gebruiken en voor
het vee ondrinkbaar.
Zooals gezegd zal de verzilting eer toe-
dan afnemen, le. door de toeneming der
scbeenvaart, 2e. door verdieping en ver
breeding van het Noordzeekanaal en 3e.
door de weinige oplettendheid waarmede
men het water binnenlaat. In het IJsselmeer
zcide spr. is bijna geen zout meer
aanwezig.
De invloed van het ontzilte IJsselmeer op
Noord-Holland is gering daar er tc weinig
van dit water binnengelaten wordt
In den Schermerboezem wordt in herfst
en winter bet zout vrijwel uitgespoeld, door
afspuiing. Aan het einde van den winter is
er dan ook geen overjarig zout meer in den
Schermerboezem. In het vroege voorj"*>r
trekt bet water weer met groote kracht bet
land binnen door de sluizen te Nieuwedien
en te ÏJmuiden. F.en verschil met den
Schermerboezem vormen de landen om 't
Noordzeekanaal welke aan het einde van
den winter we| met overjarig zout blijven
zitten. De polders, welke met het boezem
water op en neer gann, zullen natuurlijk
profiteeren als het boezemwater geheel ont-
zilt is.
In de laatste faren is er veel veranderd
in Noordhollands Noorderkwartier, omdat
de Zuiderzee is gedempt en van een slechte
buur een goede buur is geworden, aldus
eindigde spr. haar betoog.
Hoe ls het gesteld met het zout
gehalte en het peil van het IJs
selmeer?
De heer ir. J. P. Mazure van den dienst
der Zuiderzeewerken, besprak daarna de
vraag, hoe het met. het zoutgehalte en het
peil van het IJsselmeer gesteld is en wat
hieromtrent is te verwachten.
Spr. wilde het IJsselmcerwater bespreken:
le. haar kwaliteit: 2e. naar do beschikbare
hoeveelheid en 3e. op w peil liet zich
zal moeten bevinden. Wat de kwaliteit be
treft, moet rekening worden gehouden met
het chloorgehalte. Dit bedroeg voor de af
sluiting in 1932 6000 rn.gr. per L.; na de
afsluiting is dit grondig verbeterd en thans
is door de ontzilting het gemiddeld chloor
gehalte gedaald tot pl.m. 200 m.gr. per L.
We kunnen dus gerust zeggen, dat de ont
zilting is voltooid. In den loop der jaren
is nog een verdere daling te verwachten nl
zijn er factoren welke een stijging tengevol
ge kunnen hebben. Bijvoorbeeld de invloed
van het peil, hetwelk nu op 13 wordt
gehouden, doch dat later in den winter op
40 en in den zomer op 20 zal worden
gebracht. Een belangrijke factor is ook de
inpoldering van den N.O. polder. Maar aan
de stijging van het zoutgehalte kan op ver
schillende manier een halt worden toegeroe
pen.
Bij Schellingwoude wordt een groote in
vloed uitgeoefend op het water in het IJs
selmeer. Een eventueele kanalisatie van
den IJssel zou ook een nadeeligcn invloed
op het IJsselmeer tengevolge kunnen heb
ben. Maar al deze nadeelige invloeden kun
nen niet beletten, dat het IJsselmeerwatcr
wat betreft z'n kwaliteit, zeer geschikt is
om in Noordholland te worden ingelaten.
Komende tot de hoeveelheid water in het
IJsselmeer, betoogde spr. dat vooropgesteld
moest worden, dat aanvulling van het peil
in de boezems en de voorziening van Am
sterdam steeds moeelijk zullen blijken.
Wat echter de doorspoeling der boezems
betreft, zal ook deze mogelijkheid bestaan,
mits de sluizen continu worden gebruikt.
In den zomer zal de toevoer pl.m. 14
millioen kub. meter per etmaal bedragen
en daarom moet de inlating geordend wor
den om een zoo goed mogelijkcn toestand te
verkrijgen voor alle polders.
Als de wenschen b.v. van Schermerboezem
zeer hoog zijn, zal daaraan niet altijd kun
nen worden voldaan, maar normaal zal dat
wel het geval zijn.
Wat bet pcij betreft is —13 gunstig voor
inlating, maar minder gunstig voor loozi-vr
Een groote verbetering zal dus zijn een
peil van10 in den winter en 20 in
den zomer. Ook het peil zal dus geen af
breuk doen aan de waarde welke het T.fs-
selmccr voor Noord-Holland zal hebben,
besloot spr. zijn rede.
Hoe de consulenten over het zout
gehalte denken.
Vervolgens deed ir. C. Rietsema namens
het college van consulenten eenige mededee-
lingen over het standnnnt der consulenten
voor den Land- en Tuinbouwvoorlichtings-
dienst, ten aanzien van het. zoutgehalte van
het boezem- en poldcrwalcr.
De Riikslandhouweopsulnnt ir. G. J. Lieneseh
tc Schagen kan moeilijk antwoord geven on
de vraag, of verdere ontzilting zeer ten goede
zou komen aan het effect van de uitoefening
van den landbouw.
Na de afsluiting van de Zuiderzee en liet
ontstaan van het IJsselmeer, worden weinig
of geen klachten meer vernomen over het
zoutgehalte van het polderwatcr, indien hij
het inlaten van benoodigd water gebruik
wordt gemaakt, van TJsselnicerwater.
In den kop van Noordholland, waar 's zo
mers het eerste en de meestebehoefte be
staat aan infiltratie, wordt tegenwoordig
minder last van te zoet water ondervonden.
Ts er door omstandigheden evenwel veel
Noordzeewater in het Noordhollandsrh Ka
naal aanwezig, dan wordt de toestand daar
door ongunstig beïnvloed.
Voor de normale akkerbouwcultuur wordt
niet meer vernomen wat kan pleiten voor
een verdere verlaging van het zoutgehalte
van het polderwater.
De Rijkstuinbouwconsulent ir. C. Rietsema
le Tïoorn is van oordcel, dat het belang bij
ontzilting van het polderwatcr het duidelijkst
spreekt voor de kasr.ultures, waarvoor het
giet wat er het regenwater geheel moet ver
vangen. Hoever deze ontzilting moet gaan,
valt echter niet te zeggen.
Ook voor de vollegrondscultures is ontzil
ting van belang.
De, districts-assistent van den voorlichtings
dienst voor pluimveeteelt, de lieer B. van
Asoeren Vcrvenne deelt mede, dat voor de
indijking van de Zuiderzee door pluimvee
houders vaak ernstige schade werd onder
vonden van het zilte water. Vooral werd de
leg van eenden ongunstig beïnvloed. Sedert
de afsluiting is in den toestand zeer veel
verbeterd.
De Rijksveeteeltconsulent ir. T de Vries t"
Alkmaar zegt, dat het aantal klachten over
liet drinkwater, dat hij in den loop van ruim
tien jaren heeft vernomen, vóór de afslui
ting der Zuiderzee groot was, de laatste ja
ren echter zeer gering.
De vraag of een verdere ontzilting van liet
polderwatcr voor de veehouderij als wenschc-
lijk inoet worden aanbevolen, heeft men nei
ging in bevestigenden zin te beantwoorden
De Rijkszuivelconsulcnt dr. L. T. C. Scheij
te Hoorn, zegt o.m., dat de boerderijen en
de fabrieken hij de meer of mindere ontzil
ting weinig belang hebben voor het reinigen
der gereedschappen, 's Zomers zijn de koeien
aangewezen op slootwater om te drinken.
Wanneer dit erg brak is, geven zij minder
melk en gaan lijden aan diarrhee, hetgeen
besmetting der melk met voor de zuivelbe
reiding schadelijke bacteriën in de hand
werkt. In dit opzicht heeft de ontzilting een
goeden invloed gehad.
I)e heer Rietsoma kwam tot de volgende
voorloopige conclusies:
le. De schade welke het keukenzout ver
oorzaakt is van verschillenden aard en in
meerdere gevallen sterk afhankelijk van ne
venfactoren. Zoo gemakkelijk als het is om
het gehalte van het giet- of drinkwater te
bepalen, zoo moeilijk is het, om den om
vang der schade te bepalen en het toelaat
bare maximum aan te geven.
2e. Volkomen zoutloos water ware het
voordeeligst. Indien er tegenover de nadee
lige werking van keukenzout een voordee-
lige staat, clan kan men toch in elk geval
gemakkelijker het tekort aanvullen dan een
te veel verdrijven.
3e. De nlgemeene indruk is, dat men
van landbouwerszijde momenteel geen be
hoefte gevoelt om ten koste van geldelijke of
fers het zoutgehalte der sloaten in Noorcl-
hollands Noorderkwartier te verlagen,, doch
dat er nog wel bijzondere gevallen zijn, waar
voor een hetere watervoorziening gcwenscht
is, nl. in die gebieden waar het polderwater
onder invloed staat van het Noord-Hol-
landsch- en het. Noordzeekanaal.
Na een gedachtenwisseling werd de och
tendvergadering gesloten en werd er gepau
zeerd.
Middagvergadering.
In de middagvergadering kreeg allereerst
het woord prof. dr. N. H. Swcelengiebel uit
Amsterdam, om te spreken over dc
Belangen der bevolking in haar
strijd tegen de malaria bij de
ontzilting van het boezemwater.
Spr. vroeg zich allereerst af, of de bevol
king inderdaad belang heeft hij de mala
riabestrijding? In Noord-Holland is de ma
laria een sluipend kwaad, zcide spr. Hier
heeft de malaria zich genesteld in een on
zer belangrijkste provincies. In de Wicringer-
meerpolder wonen mcnschcn die nooit ma
laria gehad hebben en als de ziekte daar
haar intrede doet, zal zij veel harder aan
komen dan in het overige deel van Noord-
holland. Heeft nu het ontzilten van het wa
ter in de boezemwaters eenigen invloed op
de ziekte?
Als alle malarialijders direct met chinine
worden behandeld, zal de anopheles verdwij
nen en nooit kunnen worden tot de vernet-,
tendo anopheles.
Niemand zal malaria krijgen, als er geen
anopheles is. In den beginne zijn het de lar
ven, die zoo er geld is, grondig kunnen wor
den verwijderd. Hiervoor bestaan tal van
middelen. Het. parafineeren der slooten is
een der nieuwste middelen, doch dit dient
jaarlijks te worden herhaald.
Parafineeren der slooten en ontsmetting
der woningen zijn thans de eenige middelen
om dn malaria afdoende te betrijden.
Door verzoeting van het water wordt even
wel de malaria permanent bestreden. Im
mers, dc muggen komende uit zoet. water,
kunnen nooit dc besmettende anopheles
worden. Dit ziet men met een goed voor
beeld in Zuidholland. Nazomer on herfst
zijn de jaargetijden waarin er besmettende
anopheles zijn.
De besmettende muggen zijn alleen <e vin
den bij de zoutwater-anophelcs. zeidc spr.
Als dus de zoet wat et-anopheles dus hier
domineert, zooals ze dat in Noordho'land
doet, dan zijn we hier de licelc malaria kwijt,
aldus eindigde spr.
De belannen der drinkwatervoor
ziening bij ontzilting van het IJs
selmeer.
Daarna kreeg de heer Ir. J. van Olden-
borgh, directeur van het Provinciaal Water
leidingbedrijf het woord, om te spreken over
de belangen der drinkwaterwinning hij ont
zilting van het ÏJsselmeerwater en het boe
zem- en polderwater in Noordholland.
Spr. zcide, dat de vraag welke hij zich
beeft gestold, geen betrekking heeft op het
bovenwater, doch meer het dieper gelegen
water.
Noordholland is voor het grootste deel
aangewezen op dc duinen voor haar drink
watervoorziening. Spr. wilde zich beperken
tot een bespreking van de provinciale dui
nen, welke spr. onder zijn beheer had.
Aan dez." terreinen weiden in 1936 11
millioen M3. water onttrokken en steeds valt
NADEELIGE GEVOLGEN VOOR DE HAN
DELSBALANS TE VERWACHTEN?
De begrooting van den Engelschcn kanse
lier van de schatkist heeft een hevige beroc-
ring op de Britschc beurzen teweeggebracht
De staatsfondsen daalden, de prijzen der
grondstoffen, in het bijzonder die van me
talen stegen en er heerseht een ware ver
warring Wel wordt verzekerd, dat de haus
se in metalen ongegrond is en dat dc Brit-
sche regeering zicli reeds bijtijds heeft ge
dekt. Doch men vertrouwt deze bewering
niet recht en de prijzen stijgen, zij liet ook
met lichte schommelingen, steeds meer. Zoo
is de konerprijs sinds begin 1930 van ca.
30 pond tot 39 pond gestegen, lood van 10
pond 10 s. tot 30 pond en zink van 15 pond
15 s. tol 30 pond.
Het voornemen der Engclsche
regeering.
Anderhalf milliard pond voor bewape-
ningsdooleinden uit te geven, kan slechts
één uitwerking bobben, namelijk een slij
ging van hot Britschc verbruik eenerzijds
en een vermindering van den Engelschcn
export anderzijds. Dit feit is geenszins in
tegenspraak niet de omstandigheid, dat de
Britschc uitvoer in de eerste weken van het
loopende jaar een relatieve toename ver
toont. Men moet deze ontwikkeling over
een tijdvak van verscheidene jaren beschou
wen, wil men met recht van de uitwerking
van Engelands bewapening kunnen spre
ken.
Het bewapeningsprogramma dreigt na
melijk al hetgeen de Engelsche regeering
sinds bet jaar 1931 ten opzichte van bet
economisch herstel heeft weten te bereiken
teniet te doen. De devaluatie van liet pond
heeft plaats gevonden met dc bedoeling, dc
er nog stijging te constatecrcn. Toch treedt
er een zekere verzadiging op, waarvoor wc
ons echter niet in slaap moeten laten wiegen
Die verzadiging immers is het gevolg van het
toenemen der bevolking op het platteland.
De waterbcschaving in de provincie neemt
steeds toe. Een directe invloed van het zoet
worden van het boezem- en polderwater ziet
spr. niet in het gebruik van het duinwater.
De vraag is nu: zullen de duinen aan de
behoefte blijven voldoen? Aan de hand van
een technische uiteenzetting kwam spr. tot
de conclusie, dat de beschuldiging als zouden
de duingronden door de gevolgde waterwin
ning, uitdrogen, ongegrond moest worden ge
noemd.
Een nadeel van de gevolgde waterwinning
is, dat er voor gezorgd wordt, dat niet liet
zeewater zijn invloed doet gelden en het wa
ter daardoor brak wordt. De duinen zullen
steeds in de behoefte blijven voorzien, maar
toch heeft spr. door het genoemde nadeel
zijn blik geworpen op het IJsselmcerwa
ter. En daarom zullen op het terrein bij Enk
huizen een jaar lang proeven worden geno
men, om te onderzoeken, of het water van
liet IJsselmeer geschikt is voor drinkwater.
Voorloopig zal de waterwinning uit het IJs
selmeer bestemd zijn voor het meest Noor
delijk deel van Noord-llolland. üp deze wijze
zal minder water aan de dui.nen worden ont
trokken, maar die onttrekking zal nimmer
worden stopgezet, omdat nooit gezegd kan
worden of liet IJsselmeer nog eens zout wa
ter zal bevatten. Dat bij de winning van wa
ter uit het IJsselmeer in dc kaart wordt ge
speeld van hen, die land- en tuinbouw voor
staan en het oog gericht houden op het na
tuurschoon, zijn bijkomstige omstandighe
den, waarover spr. zich niettemin zeer ver
heugt
Technische middelen tot vermin
dering van het zoutgehalte.
De laatste spreker was de heer C. Thomése,
hoofdingenieur van den Provincialen Water
staat, die een overzicht gaf van de techni
sche middelen tot vermindering van liet
zoutgehalte.
Spr. begon zijn betoog met de opmerking,
dat Noordholland boven liet IJ uitgezon
derd de duinenrij bijna geheel uit polders
bestond. Het water in de- polders wordt op
peil gehouden door bemaling en wordt ge
loosd op het buitenwater. Men zou zoo
men dat wil ook het IJsselmeer als een
boezem kunnen beschouwen.
Waar wel- en gasbronnen een zoutgehalte
geven, kan gestreefd worden naar afsluiting.
Bij bestrijding van liet zoute water moet
de aandacht worden gewijd aan het binnen
dringen door de sluizen, Dc invloed van het
lekwater kan heel eenvoudig worden bestre
den, minder eenvoudig is dat bij het bin
nendringen van het schutwatcr.
De verzouting van de boezems moet daar
om worden tegengegaan, omdat de boezems
hun water brengen in de polders.
Kunnen dc sluizen zoodanig worden inge
richt, dat toevloeiing van zout water kan
worden voorkomen? Dat is misschien tech
nisch mogelijk, maar het kost te veel geld
en zou bovendien dc scheepvaart in don
weg staan.
De tweede vraag is: hoe krijgen we het
zoute water er weer uit? Dat kan alleen
door voortdurende spuiing.
Ilct IJsselmeerwatcr kan uitkomst bren
gen, mits van de aftnpping een zoo goed
mogelijk gebruik wordt gemaakt.
Als algcmeenc richtlijn kan worden aan
genomen, dat zooveel mogelijk kan worden
gespuid als noodig is voor hét chloorgclinlie
en als het spuien niet belemmerend werkt
voor dc scheepvaart. Daartegenover kan
water uit het IJsselmeer worden ingelaten.
Het Noordzeekanaal moet zooveel mogelijk
zout vrij worden gemaakt, daartoe zal er
een nieuwe spuisluis moeten komen. Daar
is men alreeds mee bezig.
In deze richting moet meif werkzaam zijn.
otn in het noorden van Noord-Holland zoo
veel mogelijk zoet water te krijgen, aldus
eindigde spr.
De verdediging van een slechte
buur.
De heer Ir. Wol terbeek verdedigde de
kwade buur, het Noordzeekanaal en wees
er op, dat men bezig is dit kanaal tc ver-
breeden. Een bemaling van de Noordersluis
bij IJmuidcn is praclisch onmogelijk. Een
koopkracht te verminderen en het. export-
vermogen door verlaging van de productie
kosten te stimuleeren. Op deze wijze hoopte
men het evenwicht tusschen in komsten en
uitgaven te kunnen herstellen, want de En
gclsche handelsbalans was nog in 1933 pas
sief. Dc practijk van het afgeloopen jaar
heeft echter geleerd, dat deze economische
politiek ondanks menig succes, als ge
heel een misvatting was. De passiviteit van
do Engclsche handelsbalans is in 1936 reeds
met ongeveer 72 millioen pond sterling toe
genomen; hel bedraagt thans het kolossale
bedrag van 34S niilHoen pond sterling. Deze
achteruitgang van de handelsbalans in 1!'36
is blijkbaar reeds een gevolg van de tenuit
voerlegging van het bewapeningsprogram
ma in liet afgeloopen jaar.
Economische terugslag.
De thans voorgenomen uitbreiding van het
plan kan niet nalaten een economischen
weerslag in grooten omvang uit te oefenen.
Doet men namelijk in den loop van 1937 het
binnenlandse!! verbruik stijgen door uitbrei
ding der bewapeningsvoorraden, in een tem
po zooals dit tot nog toe het geval is ge
weest, dan stijgen onherroepelijk de prijzen
van alle ingevoerde grondstoffen en tegelij
kertijd daalt, niet zoo zeer wegens de prij
zen, doch wegens de toenemende binnenland-
sche behoefte, de hoeveelheid voor export
beschikbare goederen. Wel verzekeren de
autoriteiten bij herhaling, dat het bewupe-
ningsprocrnmma zoodanig zal worden uitge
voerd, dat de economische structuur van het
land er geen wijziging door zal ondergaan,
doch het is zeer de vraag of men hierin zal
slagen.
Hoe de toestand zich zal ontwikkelen, heb
ben wij reeds uiteengezet. Welke maatrege
len men echter zal nemen ter bestrijding
van dc nadeelige gevolgen die niet kunnen
uitblijven, laat zich thans nog niet voorspel
j len. Dc bewapening zal haar uitwerking op
het economische leven eerst langzamerhand
doen gelden. Voor het oogenhlik is slechts de
groeiende vraag naar invoer uit het buiten
land een onmiskenbaar feit. Bewnoening
doet niet alleen dc vraag naai bepaalde me-
AUTO EN VLIEGTUIG TEGELIJK-
De Amerikaansche uitvinder, Waldow Wa
terman, oonstrueerde deze vliegtuigauto, die
door samenklappen van de vleugels bin
nen drie minuten in een auto kan worden
veranderd.
doorspoeling van hot Noordzeekanaal vèn
Oost naar West is wel mogelijk, doch stuit
op technische bezwaren. Het ligt in de be
doeling een spuisluis te bouwen om aan de
bezwaren tegemoet te komen, maar die sluis
is er in de eerste paar jaar nog niet.
Dc doorspoeling heeft ook nog liet bezwaar,
dat de waterbeweging in de buitenhaven
van IJmuidcn nadeelig zal worden bein-
vloed.
Nog zal de doorspoeling van het Noordzee
kanaal een groot bezwaar opleveren voor de
scheepvaart, omdat door een sterken stroom
de schepen uit de richting kunnen slaan.
Het is derhalve niet zoo eenvoudig dit
vraagstuk op te lossen, al wordt er dan ook
de noodige aandacht aan besteed.
Is het zoo'n bezwaar vroeg spr. zich af, om
het peil van Schermerboczcm een eind ver
der op te zetten, hij den inlaat van Monni
kendam en Edam, waardoor men een door
strooming kan krijgen over Zaandam naar
het Noordzeekanaal?
Dc heer Kramer Gtijnis, dijkgraaf van den
Schermerboezem zcide, dat hij aan dit laat
ste zeker gaarne zijn aandacht zal .schen
ken.
Hierna volgde nog eenige gedachtenwis
seling.
De heer D. Kooiman, lid van Ged. Staten,
bracht het bestuur dank voor deze bespre
king en zegde gaarne toe, dat alle. medewer
king van Gedeputeerden zou worden onder
vonden. Hier gold het nu: „Aanpassen en
aanpakken; allen gezamenlijk!"
De Voorzitter, de lieer Veldhuyzen, sprak
de hoop uit, dat dc gehouden besprekingen
er toe zouden bijdragen, om de samenwer
king tot stand te doen komen die tusschen
belanghebbenden en de Overheidsorganen
noodig is, om tot verbetering van den toe
stand te geraken. (Applaus).
Hierpa volgde sluiting.
Binnen 8 meter van
straathóeken is stil
staan met auto's en
andere voertuigen te- -fc
genwoordig verboden!
talen .stijgen, doch ook de behoefte aan bijna
elke denkbare categorie van materialen. De
uitrusting van een soldaat, de bouw van een
oorlogsschip zetten alle raderen van de in
dustrie in beweging. In Engeland is het ef
fect van de toenemende vraag, wegens de
geringheid van den nienschelijkcn factor in
zijn landsverdediging, echter geheel anders.
Zoo Engeland den algemeenen dienstplicht
bezat, zouden «le uitgaven voor dc weer
macht. een#:conoinischen kringloop teweeg
brengen, waarvan een gunstigen invloed op
liet gehecle economische leven zou uitgaan.
Dit is echter niet het geval. Engeland slaat
oorlogsmateriaal in, doch deze bedrijvigheid
stimuleert niet het verbruik, zij is in zekeren
zin steriel.
Vertrouwen in de regeering.
Dit alles is een rem voor het economische
herstel, dat in Engeland reeds op zoo ver
heugende wijze was ingezet.
Opmerkelijk bij dc beschouwirig van de
hier opgeworpen kwesties is mot alleen de
duizelingwekkende grootte der getallen, die
bij hot onderhavige bewapeningsprogramma
betrokken zijn, doch misschien meer nog de
nationale discipline, de loyaliteit, de onvoor
waardelijke steun, die de Engclsche regee
ring voor de uit\oering van haar plannen
thans c-ischt en, wat moer zegt, ook krijgt.
Dit positieve feit mag niet onderschat wor
den. Het vormt een stille reserve, die de
Britschc regecrihgen ook vroeger reeds
meermalenin staat heeft gesteld een politiek
van grootere allure te voeren, dan den re
geeringen van andere volkeren mogelijk
was.
Intiisschen doet dit. feit niet af aan de ver
moedelijk gevolgen van de Engclsche bewa
pening. die uit politiek oogpunt be
schouwd den vrede dient, doch economisch
gezien uiterst gevaarlijk kan worden. Zoo
gevaarlijk dat zij, ofschoon thans nog het
tegendeel hot geval schijnt te zijn, er op
den duur wellicht toe zal leiden, dat de
noodzakel'-kheid van radicale herziening
van koers zich onweerlegbaar zal doen ge
voelen.