Het groene licht BeQuick-Feijenoord3-2 De moeilijkheden der SPORT hedendaagsche jeugd Voetbal Wereldkampioenschap voetballen 1938 De Kantoeng tot zinken gebracht Maandag 15 Maart 1937. Vierde Wad Ruststand S—O Feijenoord zal Zaterdag de reis naar Gro ningen niet zonder zorg hebben aanvaard. De nederlaag het vorige jaar tegen de Noor delijke kampioen geleden, gevolgd door een moeilijk bevochten kleine zege in Rotterdam een zege die van Heel en zijn mannen het landskampioenschap bracht, het waren om standigheden die ongetwijfeld tot nadenken hebben gestemd. Beide ploegen verschenen geheel volledig Bij de thuisclub waren Pienter en Blijham Jr. van hun blessure hersteld terwijl ook Jensema's dikke knie blijkbaar geen belet sel was om de linksbuitenplaats te bezet ten. De Rotterdammers beschikten voor het eerst over den ex-Neptunis speler Vente, die in plaats van Barendregt als aanvalleider fungeerde. Of het nu juist aan Vente lag of dat het door de morgenregen gladde- en daardoor zware veld de handicap voor Feijenoord was, het is een open vraag, maar ongetwij feld liep de Rotterdamsche machine niet glad. Er werd tot in het oneindige gecombi neerd en het pleitte niet voor een oude voet- balrat als aanvoerder van Heel dat hij toen hij zag dat het zoo ging geen con signe gaf om het systeem te veranderen. Be Quick bleef het meest in den aanval en daarbij ook het gevaarlijkst. Eigenlijk was iedere attaque der withemden een vraagstuk voor 't Feijenoord backstel van der Heide de Groot terwijl doelman van Male ook geen altebeste indruk maakte. Over alle linies klopte het spel der Gro ningers als een bus en van een zwakke plek in het elftal was geen sprake. Het uitstekend uitgevoerde longpassing had gezegevierd over het te kort gehouden spel van de Feijenoordploeg, waarin de spelers stuk voor stuk hun plaats wel waard bleken maar als geheel faalde het team in de eerste drie kwartier toch volkomen. De rust kwam met een 3—0 achterstand van Feijen oord. Geheel anders was het spelbeeld echter na de rust Steeds kwamen de rood-witten op zetten en nadat de eerste vijf minuten ver streken waren was het al geen vraag meer: Be Quick zou alle zeilen moeten bijzetten om de verkregen voorsprong te behouden. De gasten-aanval bleek in die periode ech ter weinig vast daar de buitenspelers Lins- sen en Vraauwdeunt aanvankelijk ook niet voldoende in het spel werden betrokken, leek het aanvalspel der Rotterdammers joogenschijnlijk gevaarlijker dan het was. Het eerste succes kwam dan ook niet uit een goed opgezette aanval. Een freekick van ten Wolde werd door scheidsrechter Busschers terecht met een vrije schop be straft. Bas Paauwe zette hoog in de doel- mond waar Vente de rest deed. Feijenoord bleef steeds sterker maar doel punten waren duur. Tenslotte gelukte het Linssen den achterstand tot 32 te verklei nen. Hoewel Be Quick meer en meer uit gespeeld raakte en gevaarlijke situaties zich meermalen voor Wachters' doel afspeelden, bleven Pienter C. S. de situatie meester en een verdiende 3—2 zege werd tenslotte het eindresultaat voor Be Quick. I Nederland Ingedeeld met België en Luxemburg. West-Europa Oentraal-Europa waarsohijnlijk op 20 Juni te Amsterdam. Zaterdag en Zondag is in het ge bouw van den Franschen Voetbal bond een bestuursvergadering ge houden van de F.I.F.A., op welke bij eenkomst de wereldkampioenschap pen een der belangrijkste agenda punten uitmaakte, terwijl ook in behandeling kwam de geprojecteer de ontmoeting tusschen West-Eu- pa en Centraal-Europa. Voor Nederland werd de zeer belangrij ke beslissing genomen, dat ons land werd ingedeeld met België en Luxemburg in groep tien der voorwedstrijden. En aan gezien twee dezer drie landen naar het eindtournooi, dat met zestien landen in Frankrijk plaats vindt, zullen overgaan, is het practisch zeker, dat ons land in de eindronde zal uitkomen. Wat den wedstrijd tusschen West- en Centraal-Europa betreft: het is zeer waar schijnlijk. dat deze ontmoeting op Zondag 20 Juni in het Stadion te Amsterdam wordt gespeeld, ter gelegenheid van den Olympi- schen dag. Langdurig werd beraadslaagd over de indeeling der groepen van de voorwedstrij den. Nederlandsch-Indië zal met Japan strijden om een plaats in het. eindtournooi. De organisatie der voorwedstrijden wordt geheel overgelaten aan de landen, die in 'n bepaalde groep tezamen zijn ingedeeld. De ze voorwedstrij den zullen twee maanden vóór het hoofdtournooi een aanvang ne men. West-EuropaCentraal Europa. Wat de ontmoeting tusschen West Europa en Centraal Europa betreft, de datum hier voor is zooals hierboven gezegd, vastgesteld op Zondag 20 Juni in het Olympisch Stadi on te Amsterdam, als hoofdevenement van den Olympischen dag. Het geheel zal ech ter afhangen van het feit. of de voorwed strijden voor den Mitropa-beker gespeeld zullen worden in de week van 6 tot 13 Juni, in plaats van 13 tot 20 Juni, welke periode men oorspronkelijk had willen kiezen. De keuze der spelers voor de ploeg van West-Europa is in handen gelegd van een technische commissie, bestaande uit verte genwoordigers van Duitschland, Nederland. België en Frankrijk. De commissie staat on der voorzitterschap van den heer K. J. J. Lotsy. Het geval-Braine. België heeft veertien dagen uitstel gekre gen om te antwoorden aan de F.I.FA. De kwestie is, dat Braine geschorst was door den Tsjechischen Voetbalbond, waardoor automatisch elke andere voetbalbond niet de mogelijkheid mocht openen, Braine te laten spelen. België heeft dit artikel in den wind geslagen. Dus zullen maatregelen moeten worden genomen, hetzij tegen Braine per soonlijk, hetzij tegen den Belgischen Voet balbond. Tegen de vereeniging Beerschot zal men geen maatregelen kunnen nemen. EEN OOGGETUIGEVERSLAG VAN DE RAMP. Een der sleepbooten gistermid dag aangekomen. Gisterenmiddag, tegen half drie is een der -beide sleepbooten, „de Schelde", die met de „Humber" de tinbaggermolen „Katntoeng" naar Indië zouden sleepen, doch hun kost bare sleep in de diepte van het En- gelsche Kanaal moesten achterlaten in de haven van Smit's internatio nale sleepdienst te Maassluis terug gekeerd. Het spreekt vanzelf dat wij dadelijk ge tracht hebben contact ie krijgen met den kapitein om uit zijn mond nadere bijzon derheden te vernemen omtrent de onfortuin lijke reis, welke Donderdag voor een week aangevangen werd, doch reeds spoedig een onverwacht einde vond. Kapitein Kalkman is als alle Hollandsche zeelui een bescheiden man. Een echt type van een Hollandsche Zeerob, een die de grootste sensaties en meest schokkende ge beurtenissen in korte zinnen en weinig woorden weergeeft. Zij die verwacht hadden uit zijn mond een verhaal te hooren over het drama in hel Engelsche kanaal, waarbij de „Kantoeng" ten onder ging, bemerkten al spoedig dat kapitein Kalkman eigenlijk weinig te ver tellen heeft. ,Er heeft al meer in de krant gestaan wat ik zelf er van weet", zoo vangt de kapitein het gesprek aan, toen wij bij hem in d.e stuurhut zaten. „Het was van den Nieuwen Waterweg af goed weer, bij Eddystone ging de molen een beetje scheef liggen. De runners werden er af gehaald en even later sloeg de molen om. Dat is alles". „U zei toch dat het goed weer was? Wat verstaat U dan onder goed weer?" Het stormde in elk geval niet, er stond een windkracht 5 6 uit Oostelijke richting. Alles ging goed tot Zondagmiddag 12 uur, toen de runners op den molen ons met de vlaggen seinden dat de schuit scheef ging liggen: We waren toen ter hoogte van den vuurtoren Eddystone en besloten zoo dicht mogelijk onder den wal te varen en te trach ten Plymouth binnen te loopen. 's Avonds om 7.40 seinden de runners weer, dat de molen steeds meer water maakte en dat zij er af wilden. De kapitein t Hart van de „Humber", de leider van het transport, gaf toen opdracht de lui van boord te halen. We zagen toen wel dat het ernst begon te worden, en dat onze menschen in gevaar zouden gaan verkeeren als wij niet spoedig maatregelen namen. Ik liet onmiddellijk de 190 vaam lange tros kappen. De runners waren intusschen reeds in een sloep gegaan. Zij waren nauwelijks tien meter van den molen af, toen deze kantel de, op haar kop ging staan en in de diepte verdween. Het heele drama had zich in twin tig minuten afgespeeld. Om precies acht uur ging de schuit onder. Het was roet-donker, wij zagen niets, al leen met het zoeklicht van de „Hum ber" konden we de omtrekken van den baggermolen waarnemen. De „kantoeng" moet aan stuurboordzij een lek gekregen hebben, want over dien kant ging hij kantelen. Wat de oorzaak van het lek is, daarover weten wij niets. Ook aan pompen viel niet te denken, daarvoor was er al te veel water Nachtelijke schietoefeningen met licht kogels op de artillerie-schietbanen bij Petten, met het nienwe geschut voor de in aanbouw zijnde „De Tromp". Vele hooge militaire autoriteiten waren aanwezig. in het ponton en bovendien, de zeeën sloe gen er voortdurend over. Het was zeer tragisch, voegt kapitein Kalkman er met een bitteren glimlach aan toe. Ook de „Humber" heeft de tros losgelaten toen men inzag dat er toch niets meer te redden was. Den volgenden mogen zijn we gaan zoeken, maar we vonden niets. Daarna kwam de opdracht om maar weer naar huis terug te keeren. Wij waren reeds op den te rugweg, toen we bericht kregen dat een vaartuig van de Engelsche kustwacht de „Kantoeng" drijvende had gevonden. En het merkwaardige daarbij was, dat de molen ge durende den nacht niet minder dan 10 mijl was afgedreven. En niet met den stroom mede, doch er tegen in. Wanneer wij geweten hadden dat het lek inderdaad zoo ernstig was, dan zouden wij al wel eerder getracht hebben een haven binnen te loopen, maar niets wees er op, dat de zaak er zoo ernstig voorstond. Toen we bericht kregen dat de „Kantoeng' was gevonden, zijn we teruggekeerd en tot Vrijdagavond in de buurt gebleven." De molen waarvan de bovenbouw steeds maar afbrak, dreef in de richting van de En gelsche kust, waar hij vlak bij Fowey aan den grond is gekomen, tegen den wal is op gekrabbeld en in het zand is blijven vastzit ten. Met de „Schelde" zijn mee teruggekeerd de vier runners, onverschrokken zeelui, die al zoo dikwijls dergelijke transporten bij de hand hebben gehad. Een van hen, Verhagen, heeft bij het dra ma in het Engelsche Kanaal in het grootste gevaar verkeerd. Zelf wil hij er niets van weten, maar een der anderen vertelde het ons. Verhagen was het die kort voordat de run ners in de sloep gingen, nog even naar de hut terugliep om de lamp uit te blazen, want, zoo zeide hij, als het nog eens mee zou vallen en we zouden het geluk hebben ge had dat de molen recht op bleef staan, dan mochten we toch niet de kans loopen, dat onze „villa" zou verbranden. Op de vraag of er nog aan berging te denken viel, kon kapitein Kalkman geen antwoord geven. De bovenbouw is grooten- deels vernield. Het wrak lijkt op een groot billard met heel veel pooten. Hiermede is het vraaggesprek met den kapitein ten einde. KORT VERHAAL Een verhaal uit den geheimen dienst, door VICTOR VAN DIJKE. De nacht Is vochtig, en er heerscht een on doordringbare duisternis, want het is nieuwe maan. Alle vensters in de Rue Buffon zijn al donker, de straat zelf is uitgestorven. Alleen een eenzame nachtelijke wandelaar loopt heen en weer langs den muur van den Jardin Bota- nique. Een late krantenjongen komt voorbij, en de wandelaar koopt een krant en leest on der het heen en weer loopen verstrooid de bladen door, totdat hij bij de „Gemengde Be richten komt. Daar houdt hij plotseling met lezen op, gooit de krant weg en loopt met snelle passen naar de Place Walhubert. Hij kijkt oplettend om zich heen, maar hij wordt door niemand gevolgd; toch trekt hij zijn hoed diep in zgn gezicht. Nu heeft hij het eind van de straat bereikt, en hij steekt de Boulevard d'Hopital over. De eenzame politieagent op den hoek kijkt nauwe lijks naar hem. Dan klinkt er plotseling een zachte kreet, autoremmen knarsen, de hoed van den nachtelijken wandelaar vliegt dwars over de straat. De man zelf is onder een groote limousine terechtgekomen, die juist de boule vard overstak. Twee mannen stappen uit, bui gen zich over den overreden man, en ziende, dat hij dood is, pakken zij hem samen op, en dragen hem in den wagen. Binnen in de limou sine flikkert een groen licht op. Dan slaat de motor aan, en de auto rijdt snel weg. De politieagent, die niets gehoord of gezien heeft, komt juist op de plaats van het ongeval, als de auto wegrijdt, en om een onbekende reden komt het hem voor, alsof er iets ver dachts is gebeurd. Hij fluit op zijn signaalfluit, maar het teeken heeft geen resultaat; integen deel, de auto versnelt zijn vaart, en de agent kan niet eens het nummer meer noteeren. Hij haalt zijn schouders op en vervolgt zijn ronde. „Vreemd" mompelt hij," waar zou die man gebleven zijn, die hier net liep? Misschien is hij overredenOf misschien zag hij beken den in den wagen en is h\j met hen weggere denMaar is heb toch duidelijk twee vage menschenfiguren gezien, die uit den wagen stapten en eronder keken. Eigenaardig! En waarom zou die auto binnenin zoo'n sterk groen licht gehad hebben?" Hij denkt er over na, maar vindt geen op lossing; toch vermeldt hij het voorgevallene in zijn rapport. Dit rapport bereikt volgens dienstregeling evenals ieder ander rapport den chef van de Sureté Nationale, die het in han den krijgt. Maar ook deze grijze, ervaren amb tenaar staat voor een raadsel. Wat beteekent dit alles? Wat is er gebeurd met die auto, en wat beteekent dat groene licht? Waarom heeft de bestuurder geen acht geslagen op het stop sein van den agent? Wat is er gebeurd in het korte moment op de boulevard? Wat is er van den nachtelijken wandelaar geworden? Onge val? Ontvoering? Misdaad? Navraag naar de auto heeft geen resultaat. De verdachte wagen is nergens gezien. Geen van de ingekomen opgaven over vermiste per sonen klopt met het signalement van den wan delaar. Ook de politieagent kan niets meer aan zijn kort rapport toevoegen. Alleen het toeval kan hier een oplossing geven. Terwijl de chef nog nadenkt, komt er een inspecteur, Lavesne, binnen. „Goed, dat U komt," zegt de chef verheugd. „Ik had U juist willen laten roepen. Wat is de reden van Uw bezoek?" „Misschien hetzelfde, als waarvoor U me wilde laten roepen?" zegt de inspecteur glim lachend. „Hoezoo? Toch niet voor die vreemde auto geschiedenis van de Place Walhubert?" „Precies", zegt de inspecteur droogweg. „De auto met het groene licht. Daar zou ik gaarne wat meer over willen weten." De chef zucht. „Ik ook! Maar we hebben jammer genoeg niet het minste houvast. Niets. Absoluut niets." En in korte woorden vertelt hij het voorgevallene. „Dat is alles. De auto is spoorloos verdwe nen. De man ook. Niet het minste spoor. Niet het minste spoor" herhaalt de chef. „Misschien toch wel" zegt Lavesne, „Hoe bevalt dit U?" En hij haalt uit den zak van zijn regenmantel een ouden, vuilen, doorweek ten hoed te voorschijn. Geen initialen. Geen firmamerk. Een oud, versleten stuk. „Deze hoed," zegt Lavesne, „behoort aan den man, die over de boulevard liep, toen de limousine langs kwam." „Waar hebt U hem gevonden?" „In de goot, een paar meter van de plaats, waar de dingen zich hebben afgespeeld, waar over wij ons nu het hoofd breken." „Nu ja, wat dan nog! Wat bewijst die oude smerige hoed?" „Ja, wat bewijst die oude smerige hoed?" herhaalt Lavesne verstrooid. Dan neemt hij vlug afscheid, en verlaat snel het imposante gebouw. Het staat alleen vast, dat de man uit de Rue de Buffon kwam. De korte straat, die slechts twee uiteinden heeft en geen dwarsstraten, is gemakkelijk te bewaken. Twee beambten zor gen daarvoor. Om de twee uur worden zij af gelost; ze hebben strenge instructies. Den der den nacht ziet de beambte aan het Noordelijke einde van de straat een auto met een groen licht, die met een snellen bocht de Rue de Buffon inslaat. Hij achtervolgt den wagen op zijn motorfiets, doch verliest den snellen auto in den donkeren nacht weldra uit het gezicht. Als hij op zijn post terugkomt, ziet hij een laten boemelaar, die, een schlager fluitend, door de straat loopt, zich plotseling bukt, een pakje opraapt, nog eens bukt, en opeens geen pakje vasthoudtdan loopt hij langzaam door. De ambtenaar komt naderbij en ziet een klein kastje, in een keldervenster. Hij over tuigt zich ervan, dat het kastje leeg is, en volgt dan den onbekende. Als de man de Rue Monge oversteekt, komt de auto met het groene licht. Hij stopt, een hand reikt een bundel papieren aan, dan rijdt lüj verder. De man gaat verder, gevolgd door den beambte, door half Parijs, en verdwijnt eindelijk in een huis in een der buitenwijken. De beambte blijft voor het huis de wacht houden. Den volgen den morgen loopt hij er nogDan verlaat de onbekende het huis, en de beambte keert terug, nadat hij er zich van heeft vergewist, dat de man werkelijk daar woont. Intusschen is de inspecteur gewaarschuwd. Het autonummer is nu ook bekend: 5634 J. 6. De politie wordt opgebeld. Natuurlijk een valsch nummer! Toch is Lavesne niet onte vreden. De beambte keert naar zijn post terug, loopt heen en weer. Een voorbijganger ver zoekt hem om vuur voor zijn sigaret, knoopt een gesprek met hem aan, noodigt hem ten slotte uit voor een biertje. Samen gaan zij een klein café binnen in de Rue de Buffon. Na het vijfde biertje wordt de beambte door zijn gastheer en de drie andere mannen uit het café beetgepakt, gebonden en in een getralied keldertje opgesloten. Hij kookt van woede, doch het gelukt hem niet eens, zijn boelen los te maken. Van bovenaf dringen er flarden van een gesprek tot hem door: „Als de brievenbus geleegd isvandaag zijn berichten van Chateau Thierry erbijik moet vlug mijn rapport klaarmakenhaast je, het is bijna acht uurach wat, de post is dichtbiji Dan luid gelach. De post? De brievenbus? Er is geen twijfel mogelijk, de beambte is in handen gevallen van een internationale spionnenbende. De andere post heeft zijn collega zien bin nengaan in het café, maar hij heeft hem niet zien terugkomen, en hij wordt ongerust. Als hij wordt afgelost, deelt hij zijn vermoedens mede aan zijn opvolger. Zij besluiten, de zaak meteen tot klaarheid te brengen, en gaan het lokaal binnen, waarin zich drie mannen be vinden. Als zirj aan den waard inlichtingen vragen over hun verdwenen kameraad, worden zij plotseling bedreigd door de vier mannen, Maar de mannen zijn erop voorbereid, en in minder dan vijf minuten liggen de aanvallers gebonden op den grond. Dan doorzoeken zij het huis, en vinden hun kameraad in den kelder, waarin nu voorloopig de vier spionnen worden opgesloten. De beambten openen het lokaal weer, een van hen speelt voor waard, en de beide anderen wachten als „gasten" de komen de dingen af. Dan bellen zij Lavesne op en ver tellen hem alles. Het geval is nu duidelijk. Het café is het punt van samenkomst van de leden van een spionnenbende; de limousine dient als vervoermiddel voor de berichten, het groene licht als herkenningsteeken, het keldervenster als brievenbus. Het geheel bewijst, dat het hoofd van de bende een zeer voorzichtig man is, die elke persoonlijke bijeenkomst met zjjn spionnen vermijdt. De bewaking van het lokaal wordt voortge zet. Tot den avond zijn er 48 gasten geweest, die allen geboeid in de kelderruimte zijn ver borgen. Bij fouilleering van de gevangenen komt er een waarlijk schitterende collectie be richten, waaronder zeer waardevolle over de landsverdediging e.d. te voorschijn. Precies om acht uur verschijnt de auto met het groene licht voor het café. In een oogwenk is de wagen door een dozijn mannen omsingeld. De inzittenden laten zich zonder tegenstand arresteeren. Er is een spionnenbende van groot allooi ont dekt, en nog in denzelfden nacht brengt Laves ne rapport uit bij den chef van de Sureté. De chef is zeer tevreden. „Uitstekend, Laves ne, een prestatie! Jammer, dat we nu ook niet nog het geheim van den man van de Place kunnen oplossen". „Aan dien man dank ik juist mijn succes", lachte Lavesne. .Hoezoo? Heeft U hem gevonden? Leeft hg nog?" „Waarschijnlijk niet, helaas", zegt Lavesne. „Maar U herinnert zich toch dien hoed nog wel? Nu, die hoed heeft gesproken! In de voe ring had de man, die eveneens lid van de bende was. maar probeerde er van af te komen, z\jn berichten verstopt. Ik ontcijferde ze en ontdek te daardoor dat de sleutel van het geheim in de Rue Buffon lag. De rest was kinderspel. Waarschijnlijk vertrouwden zijn medeleden hem niet meer en hebben hem daarom uit den weg geruimd. Dat komt ons goed te pas, want dat is moord, en een moordproces is gemakkelijker dan een spionnageproces..,.,*" De „Humber" is eveneens op den terug weg en kan morgen in den loop van den dag in Maassluis terugkomen. Het wrak tot zinken gebracht. De Daily Telegraph meldt, dat de havenmeester van Fowey op eigen verantwoordelijkheid gaten in het wrak van de „Kantoeng" heeft doen boren, teneinde het tot zinken te brengen. In den ponton werden op veertig plaatsen gaten aangebracht, hetgeen drie nar tijd vorderde. Lezing van Dr. Th. van Schelven. Uit de enorme opkomst Vrijdagavond in hot gebouw der „Vrije Gemeente" mocht wel blijken, dat de vfije jongeren organisatie den geest van breede groepen juist gepeild had toen zij den populairen psychiater uit- noodigde te komen spreken over „de moei lijkheden der hedendaagsche jeugd". Dr. van Schelven zeide zijn rede met enthou siasme aan te vangen, omdat de groote be langstelling hem verheugd als een bewijs hoezeer de vorderingen van de psychologie steeds meer erkend worden. Spr. acht hier mede de jeugd van thans bevoorrecht bij zijn eigen jeugd vergeleken. Door het licht der psychologie komt er klaarheid in de moei lijkheden voor het geslacht van nu en wor den deze erkend als onderworpen aan de algemeene wet der natuur en van den geest. Spr. gaat na hoe de lichamelijke groei een zelfde ontwikkelingsproces doormaakt als de geestelijke, hoe het kind in zijn vorming reeds het verschijnsel van den „totaliteits- drang" vertoont. Met de lichamelijke rijping ontwaakt ook het hooger streven. De puber maakt een zwaren tijd door. De gedwongen onderdrukking van het driftleven leidt tot geestelijke depressie en zwaarmoedigheid. In de adolescentie treedt ook weer de kop pigheid op, aan het driejarig kind eigen. Dit alles echter ligt. verankerd aan een on veranderlijk geestelijken wet en de aanko mende jongeman moet in zijn moeilijk ge drag door ouderen ontzien en begrepen worden. Wetmatig fs ook de terugkeer der geslachtsinstincten van voor het vijf de levensjaar, die zich later uiten in Sexueele driften en afwijkingen. Spre ker keert zich fn geruststellende be woordingen tegen opvattingen die afwijking als duivelsch of „slecht" bestempelen en daarmede angst en inbeelding in de hand werken Ais zelfbevrijding is te zien de belangstel ling van den jongeling voor de din gen van het leven, zijn activiteit en deelname er aan (sport). Het zich keeren van de jeugd tegen de ou deren kan als een kenmerk van het dyna mische vermogen van den mensch worden beschouwd. De phasen van vijandschap tus schen de generaties zijn ook aan een wet onderworpen. Op het terrein der religie doet zich ook weer de oppositie gelden. Hier botst het verschil van aanschouwing, daar de zin van het religieuze hij den jongen mensch zich niet beperkt tot den eenmaal door oude ren gehuldigden vorm. De menschelijke samenleving maakt een zelfde proces door als de ontplooiing van het individueele leven, zoo ook de ontwikkeling van kunst en cultuur. Dit gaat steeds sneller in zijn verloop. Hoe wel wij van den vooruitgang in de wereld niet veel waarnemen en zelfs een oorlog met zijn direct ontzettende gevolgen in de histo rie weinig ingrijpt, doen toch de evoluties ons moed scheppen en houden de hoop le vend op een anderen tijd, een nieuwen vorm een nieuw systeem. Spr. meent, dat het ver keerd is te zeggen, dat eerst een verbetering bij den mensch moet beginnen. De mensch blijft zich zelf gelijk, hij moet ook niet ge- looven in een degeneratie en ondergang. Wij mogen ook staan aan het einde van een tijd, wij zijn niet aan het einde van de wereld."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 11