Het groene licht
BeQuick-Feijenoord3-2
De moeilijkheden der
SPORT
hedendaagsche jeugd
Voetbal
Wereldkampioenschap
voetballen 1938
De Kantoeng tot zinken
gebracht
Maandag 15 Maart 1937.
Vierde Wad
Ruststand S—O
Feijenoord zal Zaterdag de reis naar Gro
ningen niet zonder zorg hebben aanvaard.
De nederlaag het vorige jaar tegen de Noor
delijke kampioen geleden, gevolgd door een
moeilijk bevochten kleine zege in Rotterdam
een zege die van Heel en zijn mannen het
landskampioenschap bracht, het waren om
standigheden die ongetwijfeld tot nadenken
hebben gestemd.
Beide ploegen verschenen geheel volledig
Bij de thuisclub waren Pienter en Blijham
Jr. van hun blessure hersteld terwijl ook
Jensema's dikke knie blijkbaar geen belet
sel was om de linksbuitenplaats te bezet
ten.
De Rotterdammers beschikten voor het
eerst over den ex-Neptunis speler Vente, die
in plaats van Barendregt als aanvalleider
fungeerde.
Of het nu juist aan Vente lag of dat het
door de morgenregen gladde- en daardoor
zware veld de handicap voor Feijenoord
was, het is een open vraag, maar ongetwij
feld liep de Rotterdamsche machine niet
glad. Er werd tot in het oneindige gecombi
neerd en het pleitte niet voor een oude voet-
balrat als aanvoerder van Heel dat hij
toen hij zag dat het zoo ging geen con
signe gaf om het systeem te veranderen.
Be Quick bleef het meest in den aanval
en daarbij ook het gevaarlijkst. Eigenlijk
was iedere attaque der withemden een
vraagstuk voor 't Feijenoord backstel van
der Heide de Groot terwijl doelman van
Male ook geen altebeste indruk maakte.
Over alle linies klopte het spel der Gro
ningers als een bus en van een zwakke plek
in het elftal was geen sprake. Het uitstekend
uitgevoerde longpassing had gezegevierd
over het te kort gehouden spel van de
Feijenoordploeg, waarin de spelers stuk
voor stuk hun plaats wel waard bleken
maar als geheel faalde het team in de
eerste drie kwartier toch volkomen. De rust
kwam met een 3—0 achterstand van Feijen
oord.
Geheel anders was het spelbeeld echter na
de rust Steeds kwamen de rood-witten op
zetten en nadat de eerste vijf minuten ver
streken waren was het al geen vraag meer:
Be Quick zou alle zeilen moeten bijzetten
om de verkregen voorsprong te behouden.
De gasten-aanval bleek in die periode ech
ter weinig vast daar de buitenspelers Lins-
sen en Vraauwdeunt aanvankelijk ook niet
voldoende in het spel werden betrokken,
leek het aanvalspel der Rotterdammers
joogenschijnlijk gevaarlijker dan het was.
Het eerste succes kwam dan ook niet uit
een goed opgezette aanval. Een freekick
van ten Wolde werd door scheidsrechter
Busschers terecht met een vrije schop be
straft. Bas Paauwe zette hoog in de doel-
mond waar Vente de rest deed.
Feijenoord bleef steeds sterker maar doel
punten waren duur. Tenslotte gelukte het
Linssen den achterstand tot 32 te verklei
nen. Hoewel Be Quick meer en meer uit
gespeeld raakte en gevaarlijke situaties zich
meermalen voor Wachters' doel afspeelden,
bleven Pienter C. S. de situatie meester en
een verdiende 3—2 zege werd tenslotte het
eindresultaat voor Be Quick. I
Nederland Ingedeeld met België
en Luxemburg. West-Europa
Oentraal-Europa waarsohijnlijk op
20 Juni te Amsterdam.
Zaterdag en Zondag is in het ge
bouw van den Franschen Voetbal
bond een bestuursvergadering ge
houden van de F.I.F.A., op welke bij
eenkomst de wereldkampioenschap
pen een der belangrijkste agenda
punten uitmaakte, terwijl ook in
behandeling kwam de geprojecteer
de ontmoeting tusschen West-Eu-
pa en Centraal-Europa.
Voor Nederland werd de zeer belangrij
ke beslissing genomen, dat ons land werd
ingedeeld met België en Luxemburg in
groep tien der voorwedstrijden. En aan
gezien twee dezer drie landen naar het
eindtournooi, dat met zestien landen in
Frankrijk plaats vindt, zullen overgaan,
is het practisch zeker, dat ons land in de
eindronde zal uitkomen.
Wat den wedstrijd tusschen West- en
Centraal-Europa betreft: het is zeer waar
schijnlijk. dat deze ontmoeting op Zondag
20 Juni in het Stadion te Amsterdam wordt
gespeeld, ter gelegenheid van den Olympi-
schen dag.
Langdurig werd beraadslaagd over de
indeeling der groepen van de voorwedstrij
den. Nederlandsch-Indië zal met Japan
strijden om een plaats in het. eindtournooi.
De organisatie der voorwedstrijden wordt
geheel overgelaten aan de landen, die in 'n
bepaalde groep tezamen zijn ingedeeld. De
ze voorwedstrij den zullen twee maanden
vóór het hoofdtournooi een aanvang ne
men.
West-EuropaCentraal Europa.
Wat de ontmoeting tusschen West Europa
en Centraal Europa betreft, de datum hier
voor is zooals hierboven gezegd, vastgesteld
op Zondag 20 Juni in het Olympisch Stadi
on te Amsterdam, als hoofdevenement van
den Olympischen dag. Het geheel zal ech
ter afhangen van het feit. of de voorwed
strijden voor den Mitropa-beker gespeeld
zullen worden in de week van 6 tot 13 Juni,
in plaats van 13 tot 20 Juni, welke periode
men oorspronkelijk had willen kiezen.
De keuze der spelers voor de ploeg van
West-Europa is in handen gelegd van een
technische commissie, bestaande uit verte
genwoordigers van Duitschland, Nederland.
België en Frankrijk. De commissie staat on
der voorzitterschap van den heer K. J. J.
Lotsy.
Het geval-Braine.
België heeft veertien dagen uitstel gekre
gen om te antwoorden aan de F.I.FA. De
kwestie is, dat Braine geschorst was door
den Tsjechischen Voetbalbond, waardoor
automatisch elke andere voetbalbond niet de
mogelijkheid mocht openen, Braine te laten
spelen. België heeft dit artikel in den wind
geslagen. Dus zullen maatregelen moeten
worden genomen, hetzij tegen Braine per
soonlijk, hetzij tegen den Belgischen Voet
balbond. Tegen de vereeniging Beerschot
zal men geen maatregelen kunnen nemen.
EEN OOGGETUIGEVERSLAG VAN DE
RAMP.
Een der sleepbooten gistermid
dag aangekomen.
Gisterenmiddag, tegen half drie
is een der -beide sleepbooten, „de
Schelde", die met de „Humber" de
tinbaggermolen „Katntoeng" naar
Indië zouden sleepen, doch hun kost
bare sleep in de diepte van het En-
gelsche Kanaal moesten achterlaten
in de haven van Smit's internatio
nale sleepdienst te Maassluis terug
gekeerd.
Het spreekt vanzelf dat wij dadelijk ge
tracht hebben contact ie krijgen met den
kapitein om uit zijn mond nadere bijzon
derheden te vernemen omtrent de onfortuin
lijke reis, welke Donderdag voor een week
aangevangen werd, doch reeds spoedig een
onverwacht einde vond.
Kapitein Kalkman is als alle Hollandsche
zeelui een bescheiden man. Een echt type
van een Hollandsche Zeerob, een die de
grootste sensaties en meest schokkende ge
beurtenissen in korte zinnen en weinig
woorden weergeeft.
Zij die verwacht hadden uit zijn mond een
verhaal te hooren over het drama in hel
Engelsche kanaal, waarbij de „Kantoeng"
ten onder ging, bemerkten al spoedig dat
kapitein Kalkman eigenlijk weinig te ver
tellen heeft.
,Er heeft al meer in de krant gestaan wat
ik zelf er van weet", zoo vangt de kapitein
het gesprek aan, toen wij bij hem in d.e
stuurhut zaten.
„Het was van den Nieuwen Waterweg af
goed weer, bij Eddystone ging de molen een
beetje scheef liggen. De runners werden er
af gehaald en even later sloeg de molen
om. Dat is alles".
„U zei toch dat het goed weer was? Wat
verstaat U dan onder goed weer?"
Het stormde in elk geval niet, er stond
een windkracht 5 6 uit Oostelijke richting.
Alles ging goed tot Zondagmiddag 12 uur,
toen de runners op den molen ons met de
vlaggen seinden dat de schuit scheef ging
liggen: We waren toen ter hoogte van den
vuurtoren Eddystone en besloten zoo dicht
mogelijk onder den wal te varen en te trach
ten Plymouth binnen te loopen. 's Avonds
om 7.40 seinden de runners weer, dat de
molen steeds meer water maakte en dat zij
er af wilden. De kapitein t Hart van de
„Humber", de leider van het transport, gaf
toen opdracht de lui van boord te halen.
We zagen toen wel dat het ernst begon te
worden, en dat onze menschen in gevaar
zouden gaan verkeeren als wij niet spoedig
maatregelen namen. Ik liet onmiddellijk de
190 vaam lange tros kappen.
De runners waren intusschen reeds in
een sloep gegaan.
Zij waren nauwelijks tien meter
van den molen af, toen deze kantel
de, op haar kop ging staan en in de
diepte verdween.
Het heele drama had zich in twin
tig minuten afgespeeld. Om precies
acht uur ging de schuit onder. Het
was roet-donker, wij zagen niets, al
leen met het zoeklicht van de „Hum
ber" konden we de omtrekken van
den baggermolen waarnemen.
De „kantoeng" moet aan stuurboordzij een
lek gekregen hebben, want over dien kant
ging hij kantelen.
Wat de oorzaak van het lek is, daarover
weten wij niets. Ook aan pompen viel niet
te denken, daarvoor was er al te veel water
Nachtelijke schietoefeningen met licht kogels op de artillerie-schietbanen bij
Petten, met het nienwe geschut voor de in aanbouw zijnde „De Tromp". Vele
hooge militaire autoriteiten waren aanwezig.
in het ponton en bovendien, de zeeën sloe
gen er voortdurend over.
Het was zeer tragisch, voegt kapitein
Kalkman er met een bitteren glimlach aan
toe.
Ook de „Humber" heeft de tros losgelaten
toen men inzag dat er toch niets meer te
redden was. Den volgenden mogen zijn we
gaan zoeken, maar we vonden niets. Daarna
kwam de opdracht om maar weer naar huis
terug te keeren. Wij waren reeds op den te
rugweg, toen we bericht kregen dat een
vaartuig van de Engelsche kustwacht de
„Kantoeng" drijvende had gevonden. En het
merkwaardige daarbij was, dat de molen ge
durende den nacht niet minder dan 10 mijl
was afgedreven. En niet met den stroom
mede, doch er tegen in. Wanneer wij geweten
hadden dat het lek inderdaad zoo ernstig
was, dan zouden wij al wel eerder getracht
hebben een haven binnen te loopen, maar
niets wees er op, dat de zaak er zoo ernstig
voorstond.
Toen we bericht kregen dat de „Kantoeng'
was gevonden, zijn we teruggekeerd en tot
Vrijdagavond in de buurt gebleven."
De molen waarvan de bovenbouw steeds
maar afbrak, dreef in de richting van de En
gelsche kust, waar hij vlak bij Fowey aan
den grond is gekomen, tegen den wal is op
gekrabbeld en in het zand is blijven vastzit
ten.
Met de „Schelde" zijn mee teruggekeerd de
vier runners, onverschrokken zeelui, die al
zoo dikwijls dergelijke transporten bij de
hand hebben gehad.
Een van hen, Verhagen, heeft bij het dra
ma in het Engelsche Kanaal in het grootste
gevaar verkeerd. Zelf wil hij er niets van
weten, maar een der anderen vertelde het
ons.
Verhagen was het die kort voordat de run
ners in de sloep gingen, nog even naar de
hut terugliep om de lamp uit te blazen,
want, zoo zeide hij, als het nog eens mee zou
vallen en we zouden het geluk hebben ge
had dat de molen recht op bleef staan, dan
mochten we toch niet de kans loopen, dat
onze „villa" zou verbranden.
Op de vraag of er nog aan berging te
denken viel, kon kapitein Kalkman geen
antwoord geven. De bovenbouw is grooten-
deels vernield. Het wrak lijkt op een groot
billard met heel veel pooten.
Hiermede is het vraaggesprek met den
kapitein ten einde.
KORT VERHAAL
Een verhaal uit den geheimen dienst,
door
VICTOR VAN DIJKE.
De nacht Is vochtig, en er heerscht een on
doordringbare duisternis, want het is nieuwe
maan. Alle vensters in de Rue Buffon zijn al
donker, de straat zelf is uitgestorven. Alleen
een eenzame nachtelijke wandelaar loopt heen
en weer langs den muur van den Jardin Bota-
nique. Een late krantenjongen komt voorbij,
en de wandelaar koopt een krant en leest on
der het heen en weer loopen verstrooid de
bladen door, totdat hij bij de „Gemengde Be
richten komt. Daar houdt hij plotseling met
lezen op, gooit de krant weg en loopt met
snelle passen naar de Place Walhubert. Hij
kijkt oplettend om zich heen, maar hij wordt
door niemand gevolgd; toch trekt hij zijn hoed
diep in zgn gezicht.
Nu heeft hij het eind van de straat bereikt,
en hij steekt de Boulevard d'Hopital over. De
eenzame politieagent op den hoek kijkt nauwe
lijks naar hem. Dan klinkt er plotseling een
zachte kreet, autoremmen knarsen, de hoed
van den nachtelijken wandelaar vliegt dwars
over de straat. De man zelf is onder een groote
limousine terechtgekomen, die juist de boule
vard overstak. Twee mannen stappen uit, bui
gen zich over den overreden man, en ziende,
dat hij dood is, pakken zij hem samen op, en
dragen hem in den wagen. Binnen in de limou
sine flikkert een groen licht op. Dan slaat de
motor aan, en de auto rijdt snel weg.
De politieagent, die niets gehoord of gezien
heeft, komt juist op de plaats van het ongeval,
als de auto wegrijdt, en om een onbekende
reden komt het hem voor, alsof er iets ver
dachts is gebeurd. Hij fluit op zijn signaalfluit,
maar het teeken heeft geen resultaat; integen
deel, de auto versnelt zijn vaart, en de agent
kan niet eens het nummer meer noteeren. Hij
haalt zijn schouders op en vervolgt zijn ronde.
„Vreemd" mompelt hij," waar zou die man
gebleven zijn, die hier net liep? Misschien is
hij overredenOf misschien zag hij beken
den in den wagen en is h\j met hen weggere
denMaar is heb toch duidelijk twee vage
menschenfiguren gezien, die uit den wagen
stapten en eronder keken. Eigenaardig! En
waarom zou die auto binnenin zoo'n sterk
groen licht gehad hebben?"
Hij denkt er over na, maar vindt geen op
lossing; toch vermeldt hij het voorgevallene
in zijn rapport. Dit rapport bereikt volgens
dienstregeling evenals ieder ander rapport den
chef van de Sureté Nationale, die het in han
den krijgt. Maar ook deze grijze, ervaren amb
tenaar staat voor een raadsel. Wat beteekent
dit alles? Wat is er gebeurd met die auto, en
wat beteekent dat groene licht? Waarom heeft
de bestuurder geen acht geslagen op het stop
sein van den agent? Wat is er gebeurd in het
korte moment op de boulevard? Wat is er van
den nachtelijken wandelaar geworden? Onge
val? Ontvoering? Misdaad?
Navraag naar de auto heeft geen resultaat.
De verdachte wagen is nergens gezien. Geen
van de ingekomen opgaven over vermiste per
sonen klopt met het signalement van den wan
delaar. Ook de politieagent kan niets meer
aan zijn kort rapport toevoegen. Alleen het
toeval kan hier een oplossing geven.
Terwijl de chef nog nadenkt, komt er een
inspecteur, Lavesne, binnen.
„Goed, dat U komt," zegt de chef verheugd.
„Ik had U juist willen laten roepen. Wat is
de reden van Uw bezoek?"
„Misschien hetzelfde, als waarvoor U me
wilde laten roepen?" zegt de inspecteur glim
lachend.
„Hoezoo? Toch niet voor die vreemde auto
geschiedenis van de Place Walhubert?"
„Precies", zegt de inspecteur droogweg.
„De auto met het groene licht. Daar zou ik
gaarne wat meer over willen weten."
De chef zucht. „Ik ook! Maar we hebben
jammer genoeg niet het minste houvast. Niets.
Absoluut niets." En in korte woorden vertelt
hij het voorgevallene.
„Dat is alles. De auto is spoorloos verdwe
nen. De man ook. Niet het minste spoor. Niet
het minste spoor" herhaalt de chef.
„Misschien toch wel" zegt Lavesne, „Hoe
bevalt dit U?" En hij haalt uit den zak van
zijn regenmantel een ouden, vuilen, doorweek
ten hoed te voorschijn. Geen initialen. Geen
firmamerk. Een oud, versleten stuk.
„Deze hoed," zegt Lavesne, „behoort aan
den man, die over de boulevard liep, toen de
limousine langs kwam."
„Waar hebt U hem gevonden?"
„In de goot, een paar meter van de plaats,
waar de dingen zich hebben afgespeeld, waar
over wij ons nu het hoofd breken."
„Nu ja, wat dan nog! Wat bewijst die oude
smerige hoed?"
„Ja, wat bewijst die oude smerige hoed?"
herhaalt Lavesne verstrooid. Dan neemt hij
vlug afscheid, en verlaat snel het imposante
gebouw.
Het staat alleen vast, dat de man uit de Rue
de Buffon kwam. De korte straat, die slechts
twee uiteinden heeft en geen dwarsstraten, is
gemakkelijk te bewaken. Twee beambten zor
gen daarvoor. Om de twee uur worden zij af
gelost; ze hebben strenge instructies. Den der
den nacht ziet de beambte aan het Noordelijke
einde van de straat een auto met een groen
licht, die met een snellen bocht de Rue de
Buffon inslaat. Hij achtervolgt den wagen op
zijn motorfiets, doch verliest den snellen auto
in den donkeren nacht weldra uit het gezicht.
Als hij op zijn post terugkomt, ziet hij een
laten boemelaar, die, een schlager fluitend,
door de straat loopt, zich plotseling bukt, een
pakje opraapt, nog eens bukt, en opeens geen
pakje vasthoudtdan loopt hij langzaam
door. De ambtenaar komt naderbij en ziet een
klein kastje, in een keldervenster. Hij over
tuigt zich ervan, dat het kastje leeg is, en
volgt dan den onbekende. Als de man de Rue
Monge oversteekt, komt de auto met het
groene licht. Hij stopt, een hand reikt een
bundel papieren aan, dan rijdt lüj verder. De
man gaat verder, gevolgd door den beambte,
door half Parijs, en verdwijnt eindelijk in een
huis in een der buitenwijken. De beambte blijft
voor het huis de wacht houden. Den volgen
den morgen loopt hij er nogDan verlaat
de onbekende het huis, en de beambte keert
terug, nadat hij er zich van heeft vergewist,
dat de man werkelijk daar woont.
Intusschen is de inspecteur gewaarschuwd.
Het autonummer is nu ook bekend: 5634 J. 6.
De politie wordt opgebeld. Natuurlijk een
valsch nummer! Toch is Lavesne niet onte
vreden. De beambte keert naar zijn post terug,
loopt heen en weer. Een voorbijganger ver
zoekt hem om vuur voor zijn sigaret, knoopt
een gesprek met hem aan, noodigt hem ten
slotte uit voor een biertje. Samen gaan zij een
klein café binnen in de Rue de Buffon.
Na het vijfde biertje wordt de beambte door
zijn gastheer en de drie andere mannen uit het
café beetgepakt, gebonden en in een getralied
keldertje opgesloten. Hij kookt van woede,
doch het gelukt hem niet eens, zijn boelen los
te maken. Van bovenaf dringen er flarden van
een gesprek tot hem door: „Als de brievenbus
geleegd isvandaag zijn berichten van
Chateau Thierry erbijik moet vlug mijn
rapport klaarmakenhaast je, het is bijna
acht uurach wat, de post is dichtbiji
Dan luid gelach.
De post? De brievenbus? Er is geen twijfel
mogelijk, de beambte is in handen gevallen
van een internationale spionnenbende.
De andere post heeft zijn collega zien bin
nengaan in het café, maar hij heeft hem niet
zien terugkomen, en hij wordt ongerust. Als
hij wordt afgelost, deelt hij zijn vermoedens
mede aan zijn opvolger. Zij besluiten, de zaak
meteen tot klaarheid te brengen, en gaan het
lokaal binnen, waarin zich drie mannen be
vinden. Als zirj aan den waard inlichtingen
vragen over hun verdwenen kameraad, worden
zij plotseling bedreigd door de vier mannen,
Maar de mannen zijn erop voorbereid, en in
minder dan vijf minuten liggen de aanvallers
gebonden op den grond. Dan doorzoeken zij het
huis, en vinden hun kameraad in den kelder,
waarin nu voorloopig de vier spionnen worden
opgesloten. De beambten openen het lokaal
weer, een van hen speelt voor waard, en de
beide anderen wachten als „gasten" de komen
de dingen af. Dan bellen zij Lavesne op en ver
tellen hem alles. Het geval is nu duidelijk. Het
café is het punt van samenkomst van de leden
van een spionnenbende; de limousine dient als
vervoermiddel voor de berichten, het groene
licht als herkenningsteeken, het keldervenster
als brievenbus. Het geheel bewijst, dat het
hoofd van de bende een zeer voorzichtig man
is, die elke persoonlijke bijeenkomst met zjjn
spionnen vermijdt.
De bewaking van het lokaal wordt voortge
zet. Tot den avond zijn er 48 gasten geweest,
die allen geboeid in de kelderruimte zijn ver
borgen. Bij fouilleering van de gevangenen
komt er een waarlijk schitterende collectie be
richten, waaronder zeer waardevolle over de
landsverdediging e.d. te voorschijn.
Precies om acht uur verschijnt de auto met
het groene licht voor het café. In een oogwenk
is de wagen door een dozijn mannen omsingeld.
De inzittenden laten zich zonder tegenstand
arresteeren.
Er is een spionnenbende van groot allooi ont
dekt, en nog in denzelfden nacht brengt Laves
ne rapport uit bij den chef van de Sureté.
De chef is zeer tevreden. „Uitstekend, Laves
ne, een prestatie! Jammer, dat we nu ook niet
nog het geheim van den man van de Place
kunnen oplossen".
„Aan dien man dank ik juist mijn succes",
lachte Lavesne.
.Hoezoo? Heeft U hem gevonden? Leeft hg
nog?"
„Waarschijnlijk niet, helaas", zegt Lavesne.
„Maar U herinnert zich toch dien hoed nog
wel? Nu, die hoed heeft gesproken! In de voe
ring had de man, die eveneens lid van de bende
was. maar probeerde er van af te komen, z\jn
berichten verstopt. Ik ontcijferde ze en ontdek
te daardoor dat de sleutel van het geheim in
de Rue Buffon lag. De rest was kinderspel.
Waarschijnlijk vertrouwden zijn medeleden hem
niet meer en hebben hem daarom uit den weg
geruimd. Dat komt ons goed te pas, want dat
is moord, en een moordproces is gemakkelijker
dan een spionnageproces..,.,*"
De „Humber" is eveneens op den terug
weg en kan morgen in den loop van den
dag in Maassluis terugkomen.
Het wrak tot zinken gebracht.
De Daily Telegraph meldt, dat de
havenmeester van Fowey op eigen
verantwoordelijkheid gaten in het
wrak van de „Kantoeng" heeft doen
boren, teneinde het tot zinken te
brengen. In den ponton werden op
veertig plaatsen gaten aangebracht,
hetgeen drie nar tijd vorderde.
Lezing van Dr. Th. van Schelven.
Uit de enorme opkomst Vrijdagavond in
hot gebouw der „Vrije Gemeente" mocht wel
blijken, dat de vfije jongeren organisatie
den geest van breede groepen juist gepeild
had toen zij den populairen psychiater uit-
noodigde te komen spreken over „de moei
lijkheden der hedendaagsche jeugd". Dr.
van Schelven zeide zijn rede met enthou
siasme aan te vangen, omdat de groote be
langstelling hem verheugd als een bewijs
hoezeer de vorderingen van de psychologie
steeds meer erkend worden. Spr. acht hier
mede de jeugd van thans bevoorrecht bij zijn
eigen jeugd vergeleken. Door het licht der
psychologie komt er klaarheid in de moei
lijkheden voor het geslacht van nu en wor
den deze erkend als onderworpen aan de
algemeene wet der natuur en van den geest.
Spr. gaat na hoe de lichamelijke groei een
zelfde ontwikkelingsproces doormaakt als
de geestelijke, hoe het kind in zijn vorming
reeds het verschijnsel van den „totaliteits-
drang" vertoont. Met de lichamelijke rijping
ontwaakt ook het hooger streven. De puber
maakt een zwaren tijd door. De gedwongen
onderdrukking van het driftleven leidt tot
geestelijke depressie en zwaarmoedigheid.
In de adolescentie treedt ook weer de kop
pigheid op, aan het driejarig kind eigen.
Dit alles echter ligt. verankerd aan een on
veranderlijk geestelijken wet en de aanko
mende jongeman moet in zijn moeilijk ge
drag door ouderen ontzien en begrepen
worden.
Wetmatig fs ook de terugkeer der
geslachtsinstincten van voor het vijf
de levensjaar, die zich later uiten in
Sexueele driften en afwijkingen. Spre
ker keert zich fn geruststellende be
woordingen tegen opvattingen die
afwijking als duivelsch of „slecht"
bestempelen en daarmede angst en
inbeelding in de hand werken Ais
zelfbevrijding is te zien de belangstel
ling van den jongeling voor de din
gen van het leven, zijn activiteit en
deelname er aan (sport).
Het zich keeren van de jeugd tegen de ou
deren kan als een kenmerk van het dyna
mische vermogen van den mensch worden
beschouwd. De phasen van vijandschap tus
schen de generaties zijn ook aan een wet
onderworpen. Op het terrein der religie doet
zich ook weer de oppositie gelden. Hier botst
het verschil van aanschouwing, daar de zin
van het religieuze hij den jongen mensch
zich niet beperkt tot den eenmaal door oude
ren gehuldigden vorm.
De menschelijke samenleving maakt een
zelfde proces door als de ontplooiing van het
individueele leven, zoo ook de ontwikkeling
van kunst en cultuur.
Dit gaat steeds sneller in zijn verloop. Hoe
wel wij van den vooruitgang in de wereld
niet veel waarnemen en zelfs een oorlog met
zijn direct ontzettende gevolgen in de histo
rie weinig ingrijpt, doen toch de evoluties
ons moed scheppen en houden de hoop le
vend op een anderen tijd, een nieuwen vorm
een nieuw systeem. Spr. meent, dat het ver
keerd is te zeggen, dat eerst een verbetering
bij den mensch moet beginnen. De mensch
blijft zich zelf gelijk, hij moet ook niet ge-
looven in een degeneratie en ondergang. Wij
mogen ook staan aan het einde van een tijd,
wij zijn niet aan het einde van de wereld."