Voor den Zaterdagavond
r»
Kruiswoordraadsel
T HOEKJE
OUDERS
Hoe moet men
zich harden?
door Mevr. G. C. MeyerSchwenke.
Zal men zich „harden" of niet? Moet men
zich ondanks koud weer toch dun kleeden,
's winters blgven zwemmen e.d., of moet men
voorzichtig te werk gaan, zich warm kleeden,
oppassen voor tocht, en niet door weer en wind
gaan, indien dit voorkemen kan worden?
De opvattingen hieromtrent zijn zeer uit
eenloopend, hetgeen wel het best tot uiting
komt, indien de vraag gesteld wordt in een
met menschen gevulde kamer, trelncoupé,
enz.: „Raam open of dicht?" Een deel snakt
naar frissche lucht, terwijl anderen doods
bang '4jn voor kou vatten. Moet men het eene
doen of het andere laten?
Over het algemeen is het een typisch ver
schijnsel, dat huisvrouwen meer gehard zijn
dan mannen. Waarschynlyk brengt dit de
groote verscheidenheid van werkzaamheden
met zich. De man zit veelal het grootste deel
van den dag in overwarme kantoorlokalen of
in andere werkgelegenheden.
Hij wordt hierdoor overgevoelig en vat bij
de minste koude luchtstroom kou, is er althans
erg bang voor. De vrouw daarentegen heeft
het zelf in handen om de temperatuur over
dag te regelen, bovendien vereischen haar be
zigheden het vaak, dat zy, ook bij minder
goed weer den tuin inloopt of op haar balcon
komt, ook zijn de ramen by het doen van de
kamers een deel van den dag open; geheel
zonder aan tocht blootgesteld te zyn, is zy
nimmer.
In algemeenen zin is de vrouw daarom
meer gehard dan de man; uitzonderingen be
vestigen natuurïyk den regel.
Maar hoe staat het nu met het hardings
systeem? Jammer genoeg wordt dit vaak op
de verkeerde wijze aangepakt en denken velen,
dat men het doel bereikt door zoo weinig mo-
geiyk kleeren aan te trekken. Men draagt
's winters dezelfde onderkleeding als 's zo
mers, welke met koud weer absoluut onvol- j
doende warmte biedt. „Het is een kwestie van
gewoonte", zeggen diegenen, die het nim
mer koud hebben, of „Ik wil me niet verwen
nen". WQ behoeven niet te zeggen, dat er
tusschen voldoende wlnterkleeding en verwen
nen een groot onderscheid is. De gevolgen
van deze verkeerde hardingsmethode uiten
zich in verkoudheidsziekt^n, blaascathar e.d.
Zelfs ontstaan er verschillende stoornissen der
buikorganen door. Rheumathiek. ischias, griep
2jjn vaak het gevolg van onvoldoende klee
ding.
Von groot belang is, dat de kleeding zich
aanpast aan de temperatuur buiten. Indien
men zoo dwaas is met zacht lenteweer in een
dikke wollen, hooggesloten pullover rond te
loopen en zich zelfs niet even de moeite geeft
een dunner kleedingstuk aan te trekken, in
dien men in een warme kamer vertoeft.
Heel lang in het voorjaar met een dikken
wintermantel met hooge kraag rond te biyven
loopen, maakt eveneens overgevoelig.
Het beste is, om in het najaar te beginnen
met wollen onderkleeding, die volstrekt niet
uit verschilende lagen moet bestaan, doch een
zuiver wollen camisole ter vervanging van de
macco- of zyden onderkleeding. Verder kan
men een dunnere of dikkere bovenkleeding
dragen, naar gelang het min of meer koud is.
Wanneer men zich wil harden, d.w.z. min
der gevoelig maken tegen temperatuurswis
selingen, moet men hiermede steeds 's zomers
beginnen, nooit in den winter. In den aanvang
neemt men lauwe, later koude afwasschingen
en masseert het lichaam met een grove bad
handdoek, waardoor de circulatie van het
bloed wordt bevorderd. Verder is veel buiten
zyn en het nemen van lucht- en zonnebaden
uitstekend, evenals zwemmen. Wanuneer men
's zomers begint met zwemmen, kan men het
's winters voortzetten. Hier kan natuuriyk
een zeker bezwaar bestaan, dat mpeilyk te
ondervangen is, n.1. dat in dorpen en ook in
verschillende steden geen zweminrichtingen
bestaan en uit gezondheidsoogpunt een taak
voor de overheid is weggelegd.
Zeer verkeerd is het, om kinderen op over
dreven wyze te willen harden, terwijl angst
vallig vertroetelen allerminst is aan te be
velen.
Vele kinderen ondervinden niet de minste
hinder van dageiyksche koude wasschingen,
terwgl nerveuze naturen hier absoluut niet
tegen kunnen. Steeds opnieuw volgt een huil-
partij, een angstig beven, terwyi het niet
zelden voorkomt, dat de kinderen blauwe
lippen krygën, alles tezamen genomen, bewijst,
dat zy geen koud waterafwasschingen moeten
hebben. Hier is het de taak der moeders den
medicus te raadplegen, die in de gewenschte
richting van advies zal kunnen dienen.
Zeer verkeerd is het z.g. „harden" door
sterke temperatuurswisselingen. Hoe vaak
wordt niet koude gevat, indien men in een
warme kamer zit en plotseling zonder eenige
bedekking naar buiten loopt. Waarom niet
even een mantel aangetrokken of een doek
omgeslagen
Verstandige kleeding, gezonde voeding, een
voudige leefwijze en zoo mogelijk beoefening
van sport, maken het lichaam sterk en krach,
tig en doen het veel meer weerstand bieden
aan alle invloeden van buiten af, dan onver
standig doorgezette „hardingskuren".
Eerst wanneer men aan deze eischen voldoet,
zal men den weg bewandelen, die tot harding
leidt en weerstandsvermogen geeft er kan men
zich wellicht eens een kleine onvoorzichtigheid
veroorloven, waardoor verwende, overgevoe
lige menschen onverbiddelijk een verkoudheid
oploopen.
De opgaaf van de vorige week bood geen
bijzondere moeilijkheden en daardoor waren
bijna alle oplossingen goed.
De prys werd toegekend aan
Mej. J. BLAAUBOER,
Thorbeckestraat, Schagen.
Correspondentie
J. B. S. te Sch. In de opgaaf waren fouten
geslopen. Hor. 20 moest zyn een 53-voud, 2e
Hor. 20 Hor. 21. Hor. 35 een reeks. Vert.
8 een 53-voud en Vert. 13 een reeks. Deze
fouten zyn in het no. van 8 Maart gerectifi
ceerd, maar tot onzen spyt is die rectificatie
by een gedeelte der oplaag uitgevallen. Wy
kunnen ons dus uwe verbazing over de goede
oplossingen wel indenken. In den vervolge
zullen wy scherper controle toepassen.
L. J. R. te Sch. Uw opmerking is my „uit
het hart gegrepen", maar U gelieve te beden
ken, dat de courant er is voor de abonné's en
die vragen meer de eerstgenoemde raadsels
dan de door U (en ook.door my) begeerde.
Oplossing Krulswoordpuzzle vorige week.
Horizontaal:
1. Opaal; 5. Oogst; 10. Pint; 12. Data; 13. Ier;
14. Elul: 15. Utopia; 17. Go; 18. Bres; 20.
Hooi; 22. Daad; 24. Esse; 27. Al; 29. Kladno;
32. Love; 34. Iep; 35. Molm; 36. Peul; 37.
Agaat; 38. Hansa.
Verticaal:
1. Opium; 2. Piet; 3. ANRO; 4. At.; 6. Odessa;
7. Gal; 8. Stug; 9. Talon; 11. Knar; 16. Ibis;
19. Edel; 21. Oelema; 23. Halma: 25. Skat; 26.
Hopla; 28. Loog; 30. Dien; 31. Neus; 33. Vla;
36. Pa.
NIEUWE OPGAAF.
Volgens belofte ditmaal wat meer uitge
breid. De avonden worden wel korter, maar
zijn nog lang genoeg voor een flink raadsel.
Horizontaal:
1. Havenstad in Afrika; 5. Staat met een
koning aan 't hoofd; 13. Hoofdfiguur uit het
boekwerk „Alleen op de Wereld". 16. Eiland in
de Middellandsche Zee; 18. Plaatsje in Fries
land; 19. Stad in Duitschland; 21. Rivier in
Siberië; 22. Vijandelyke inval; 24. Vermake-
Ujk; 26. Bevel; 27. Wig; 29. Niet lang; 30 .Soort
Ba 131 Hl 151
19
Zondag: Crèmesoep. Kalfslever. Appelmoes.
Aardappelen, Appelmoes.
Maandag: Haché (soepvleesch). Gestoofde
bieten. Gekruide rijst.
Dinsdag: Stoofpot met lamsragout. Groene
kool. Aardappelen. Appelmoes.
Woensdag: Ribstuk. Spruitjes. Aardappelen.
Broodschotel met abrikozen.
Donderdag: Ribstuk. Gestoofde prei. Aard
appelen. Fyne pannekoeken.
Vrijdag: Zoute visch eiersaus. Wortel
tjes. Aardappelen. Watergruwel.
Zaterdag: Stamppot. Boerenkool met worst.
Beschuit met bessensap.
VASTENMENU'S.
Roereieren met peterselie. Schorseneeren
met roomsaus. Rand van aardappelpuree.
Tutti frutti.
Magere erwtensoep. Andyvie en bietensla.
Gebakken aardappelen. Fruit.
Spinazie met spiegeleieren. Aardappelen
gebruide boter. Griesmeelrand met abrikozen.
Appeltaart.
300 gram zelfrijzend bakmeel, 1 ei, 1 eier
dooier, 100 gram suiker, 200 gram boter; voor
de vulling: kg appelen, 1 ons krenten, 1
kopje suiker, 2 theelepels kaneel.
of aard van menschen; 32. Volksras in Ned.
Oost-Indië; 33. Bloeimaand; 34. Snavel; 36.
Nationaal Socialist in Duitschland; 38. Denk
beeld; 39. Riviertje in Limburg; 40. Eilanden
groep in de Alfoerenzee; 42. Graafschap in
Engeland; 43. Stad in Rusland; 44. Huisdier;
46. Oorlogsgod; 48. Eerstkomend (afk.); 50.
Meisjesnaam (afk.); 51. Munteenheid in
Duitschland; 53. Rivier in Zuid-Amerika; 56.
Boomsoort; 59. Stad in Italië; 61. Jongens
naam (afk.); 62. Meel, afkomstig van een
palmboom; 64. Bevel; 65. Plant, met stevig
oprijzenden stam; 66. Vaarwater in Zuid-Hol
land; 67. Toevluchtsoord, verpleeghuis;69.
Lidwoord; 71. Bijwoord; 72. Muzikatiï Werk;
73. Dubbele medeklinker; 74. Persoonlijk voor
naamwoord; 75. Havenstad in Noord-Holland;
76. Bywoord; 77. Muzieknoot; 78. Plaats, plek;
81. Ondergeteekende (afk.); 82. En dergelijke
(afk.); 84. Gestold vleeschnat; 86. Militaire
Willemsorde (afk.); 87. Meisjesnaam; 89. Ly
risch gedicht; 91. Werelddeed; 94. Eén der
jaargetijden (Fransch); 95. Iemand die een
bank bestuurt; 97. Graaf werk tuig; 99. Rivier
in Afrika; 101. Samengedrongen menigte; 102.
Oude Egyptische zonnegod; 103. Pluralis
(afk.); 105. Niet breed; 106. Teeken; 107.
Handvat; 108. Bijbelsche geografische plaats
(o.a. in Numeri 21); HO. Lied voor één stem;
112. Evenzoo; 113- Vruchtbare plek in een
woestijn; 115. Vlug; 117. Voornaamste Neder-
landsche Sportbond ('afk.); 119. Rivier in
Afrika; 120. Landgemeente; 121. Uitgegraven
diepte; 123. Alle slagen halen bij een kaart
spel; 125. Loopend touw; 126. Gewezen; 127.
Plaatsje in Overijsel; 129. Stad aan de Rhóne;
132. Voorzetsel; 133. Engelsche titel; 134.
Plaats in Suriname; 136. God van den wind
(Myth); 138. Hoofddeksel; 139. Stad in
Duitschland; 140. Telwoord.
Verticaal i
1. Belgische Luchtvaart My.; 2. Telwoord
(Fransch); 3. Plaatsje in Atjeh; 4. Metaal: 6.
Binnenzee in Europa: 7. Nedërlandsch Oost-
Indië (afk.); 8. Zyrivier van de Elbe; 9.
Nieuwe Testament (afk.); 10. Sterk; 11.
Geestrijke drank; 12. Visschershaven13.
Plaatsje ln de Ver. Staten, waar gemakkelijk
echtscheiding is té verkrijgen; 14. Loot, op
wilden vruchtboom geënt; 15. Familielid; 16.
Mannen, ervaren in het bereiden van eten; 17.
Rivier in Engeland; 19. Nephriet; 20. IJzeren
spoorstaaf; 23. Rijstbrandewyn; 25. Als 115
horizontaal; 26. Kleine vlag, die n.1. van den
boeg waait; 28. Engelsche benaming voor
Duitschland; 31. Riviertje in Noord-Brabant:
33. Plant, waarvan de wortel een fraaie verf
stof oplevert; 35. Bijbelsche figuur; 37. Lid van
Oude Indianenstam in Peru;- 38. Naam van het
groote taf eiland van Z. W. Azië; 39. Stad in
Abessinië; 41. Grieksche naam voor Amor of
Cupido; 44. Tropische boomsoort; 45. Plaats
in de Res. Sum. Westkust; 47. Vinnig, fel: 49.
Havenstad met belangryken transitohandel;
51. Plaatsje op belangryk knooppunt van
soporwegen op Java; 52. Fijn aardewerk; 54.
Rivier in Rusland; 55. Landbouwwerktuig; 57.
Heilige schrift (afk.); 58. Deel van een mast;
59. Rivier in Italië; 60. Holl. Stadhouder in
den 80-jarigen oorlog; 63. Muziektempel; 65.
Stad in Noord-Brabant; 68. Deel, gedeelte; 70.
Nauw; 71. Plaats op de Veluwe; 72. Bejaard;
70. Rond bouwwerk; 80. Begin, oorsprong; 83.
Eiland in de O. I. Archipel; 85. Hekwerk a.b.
van een schip; 87. Salonheld, saletjonker; 88.
Bywoord; 89. Voorzetsel; 90. Als 82 horizon
taal; 92. Dubbele medeklinker; 93. Meisjes
naam; 96. Russisch schiereiland; 97. Bewaar-
kluis; 98. Heldendicht; 100. Zeilschip; 102.
Eerbied, ontzag; 104. Ruiter met lans gewa
pend; 106. Rivier in de onderwereld (Myth);
107. Tuingereedschap; 109. Inwoner van één
der Europeesche landen; 111. Breede straat
met boomen; 112. Spaansche meisjesnaam;
113. Als 78 horizontaal; 114. Uitroep van
pijn; 116. Rivier in Siberië; 118. Naam eener
beruchte zeerooversbaai in Zuid-China; 120.
Buisvormig Ingewand; 121. wynsoort; 122.
Werktuig, gereedschap; 124. Gemoedstoe
stand: 127. In den grond levend zoogdier;
128. Jongensnaam (afk.); 130. Langs, over;
131. Gevangenis; 133. Lidwoord (Fransch);
135. Jongensnaam (afk.); 137, Chineesche
kopermunt.
We wellen de krenten, die goed gewasschen
zijn, even op, vermengen ze met de geraspte
appelen, suiker en kaneel. Bloem en boter wor
den met 'n mes tot een kruimelige massa ge
maakt; suiker bijvoegen en het heele ei, samen
tot een stevige deegbal kneeden, dan uitrollen
en 2/3 ervan in een beboterden vorm overbren
gen. Op de deeglaag het vulsel leggen, het
overige deeg nogmaals uitrollen en aan ree
pen snijden, deze over het vulsel leggen en
met water op den deegbodem drukken. De
reepen in de lengte en breedte leggen, zoodat
een traliewerk ontstaat, dat met de eierdooier
bestreken wordt. Tenslotte wordt de taart on
geveer 3/4 uur in een middelmatig warmen
oven gebakken.
Gekruide rijst,
In plaats van aardappelen.
250 gram rijst, ruim 2 maal zooveel water,
zout, 2 bouillonblokjes, 50 gram boter, 1 ui,
2 kruidnagelen.
De rijst wordt herhaaldelyk gewasschen,
totdat ze volkomen helder is, daarna opgezet
met ruim kokend water, aan den kook ge
bracht, eenige minuten door laten koken en
het water afgieten door de rijst b.v. in een
zeef over te brengen en te overgieten met
koud water. We brengen het water aan den
kook. lossen er de bouillonblokjes in op, doen
er de rijst bij en de boter, zout en in het mid-
I den de ui, waarin wy de kruidnagelen hebb
gestoken. Als het water weer kookt, tempert
wij het gas zooveel mogelyk en laten de ry'i
droog koken en nemen er de ui uit alyaiej
de ryst geheel en al gaar is.
F(|ne pannekoeken.
225 gram zelfryzend bakmeel, tikje zou
1 melk, 3 eieren, 125 gram boter.
De eieren worden in een kom gebroken e
met zout zoolang geklopt, totdat ze goe
schuimig zijn, daarna wordt er telkens ee
scheutje melk bygevoegd, tot we door flin
kloppen eieren en melk verwerkt hebben, 1
een andere kom doen wij de gezeefde bloen
gieten hierin weinig van het eierenmengsel e
vermengen dit van het midden uit met d
bloem, gieten telkens kleine hoeveelheden va
de vloeistof by, totdat alles met de bloem vei
mengd is tot een mooi gelyk beslag, was
ten slotte de gesmolten boter, die echter nU
warm meer mag zijn, door wordt geklopt,
We bakken hiervan pannekoeken, doe
aangezien het beslag reeds vet is, zullen w
slechts weinig of geen boter of slaolie by he
bakken gebruiken. Opdienen bestrooid me
suiker en bedruppeld met citroensap, liefs 1
oprollen of in drieën vouwen. Pannekoeken be
strooid met een mengsel van suiker en choco
ladevlokken zyn eveneens zeer smakelijk j
evenals bestreken met compóte of jam. 1
Tob nooit hoekje
HET MASKER DES LEVENS.
Wat zit er achter Uw masker?
Er zyn tallooze vrouwen, die zich zelfs aan
haar beste vrienden (misschien juist aan haar
het minste!) niet zouden willen vertoonen
zonder een volledig masker van poeder, wan
genrood, lippenrood en oogenstift, terwijl toch
haar eigen gezicht zonder al die „hervormin
gen" heel wat aantrekkelijker is.
Waarom brengen zy dat masker dan aan?
Ja, dat is moeilijk te zeggen; misschien om
dat anderen het doen of omdat de gedachte
bij haar post gevat heeft, dat een vrouw na
een bepaalden leeftyd zich wat moet „opfleu
ren".
't Is moeilijk te zeggen, alleen is gewoonlijk
het besef, dat zij zonder haar masker veel
aantrekkelijker zal zyn, te eenenmale zoek.
Wij allen dragen een masker in anderen zin,
het masker des levens. Want hoe dikwijls
glimlachen wy met een bedroefd hart, hoe
dikwijls houden wy ons flink en onverschillig
terwijl we wel degelijk gekrenkt zijn!
Hoe dikwijls zwijgen- "we uit beleefdheid,
terwijl ons innerlijk protesteert?
De concurrentie maakt het dragen van een
masker tot op zekere hoogte tot noodzaak.
Heeft U er wel eens over nagedacht, waarom
een mensch in een levenscrisis meestal de
eenzaamheid zoekt? Wel, omdat zoo'n crisis
al rijn energie vergt, en hij geen energie meer
over heeft om zich anders voor te doen dan
hij is. In zoo'n levensmoment valt het masker,
en niemand of slechts een enkeling ziet het
ware gezicht, dat achter dit masker schuil
ging-
Bijna niemand kent ons zooals we rijn. Toch
is menigeen aantrekkelijker zonder masker;
dit 'blijkt hieruit, dat menschen die over het
algemeen weinig de moeite waard gevonden
worden, dikwyls de hartelijke genegenheid be
zitten van den enkeling die hen kent zooals 7/
eigenlijk rijn.
Daarom worden de hechtste banden meesta
gesloten onder de moeilijkste omstandigheden
wanneer het ware ik onweerhoudbaar dooi
het conventie-vernisje heen-breekt.
Conventie hecht meer aan beleefdheid dai
aan oprechtheid, meer aan inschikkelykheic
dan aan karakter, meer aan schijn dan aar.
wezen. Vandaar de maskers die wy allen
dragen. Men kan daar als enkeling geen ver
andering in brengen, en men kan evenmin in
de maatschappij geheel zichzelf zijn, als men
in zwempak naar een diner kan gaan.
Maar laat de enkeling, die wy vriend noe
men ,ons kennen voor wat wij zyn, en niet
voor wat wij om verschillende redenen tegen
over vreemden trachte nte schijnen.
De zoogenaamde vriend, die alleen ons mas
ker kent, is immers ook maar een vreemde!
Laat er één mensch zijn, tegenover wie wij
zwak durven rijn en klein en verslagen, één
mensch tegenover wie wy geestelyk niet boven
onzen stand trachten te leven. Zoo een zal ons
begrijpen en ons daardoor kunnen steunen. En
by zoo'n waarachtige vriendschap zal er be
grijpende sympathie rijn wanneer wy eens uit
barsten omdat er teveel spanning op onze
draagkracht staat.
Slechts wie onze fouten en zwakheden kent
en beseft en desondanks van ons houdt, is een
waar vriend.
De genegenheid van hen, die ons niet ken
nen, heeft niets reëels; zij is als bewondering
voor een foto die niet lijkt.
En laat ons verder zoo weinig mogelijk ons
zelf verstoppen achter uitingen, die wy niet
meenen. Want niet steeds is beleefdheid of tact
de dryfveer tot onze onnatuurüjke houding;
heel dikwijls is het valsche schaamte.
En men moest zich meer schamen over het
verloochenen van een zwakheid, dan over het
ronduit belijden daarvan.
Dr. Jos de Cock.
VOOR DE
IETS OVER HET Z.G. „BAKVISCHJE".
De patronaatsleidster Anny Hulsmans be-
schryft in „Taak der Patronaatsleidsters"
1925) de meisjes aldus:
Eigenaardige persoontjes zyn het. Wy we
ten soms werkelijk niet, wat we aan haar
hebben. En 't vreemdste is, dat ze het zelf
niet weten. In die jaren de puberteits
jaren staan ze onbewust vreemd tegen
over zich zelf en de buitenwereld. Onbe
wust zeg ik, want ze meenen o, ze mee
nen met rotsvaste zekerheid! in massa din
gen te weten, die er niet zyn en er nooit
zullen zyn!
Ze meenen, dat ze zeer gewichtige per
sonages zyn of ten minste worden zul
len, personen, waarom de maatschappy
draait en zonder wier wil de zon beslist
morgen niet zal opkomen in 't Oosten... ze
meenen dat ze alles kennen... en kun
nen dat haar denkbeelden de eenige
juiste zyn... Ze meenen, dat ze met haar
sterke, opstuwende kracht 'n gat in de we
reld kunnen slaan.
En dan zyn er weer oogenblikken,, waar
in haar jonge vertrouwde hartje, een en al
twyfel en onrust is; oogenblikken, waarin
ze voelen, dat ze toch niet zoo sterk zyn
als ze dachten... oogenblikken, waarin ze
tot de overtuiging komen, dat er zoo'n
massa dingen zijn, die ze niet weten en
dat de wereld nog vol geheimen voor haar
is oogenblikken, waarin ze weifelen ooit
iets goeds tot stand te kunnen brengen."
En uit dit stuurlooze wezen ontwikkelt zich
dan op den duur de tactvolle vrouw, de vrouw,
die in alles handelt, soms bewust, maar vaak
zóó, zonder zelf te weten waarom.
Terwijl ze mede door dit laatste op geiyken
leeftyd toch de meerdere van den jongen is.
Het meisje onderscheidt zich ook hierin van
den jongen, dat zy veel hartstochtelyker is,
veel meer lydt aan sentimentaliteit.
Daarnaast is zy veel openhartiger dan de
jongen.
Zy zal allerlei ontboezemingen doen tegen
over haar vriendinnen en duizenden geheimen
met deze hebben.
Zij schrijft ellenlange brieven en zal overal
zoeken naar vriendschap.
Zy heeft behoefte aan een „hartvlam".
En als ze die eenmaal gevonden heeft, zal
ze die in alles nabootsen, oneindig vereeren en
verafgoden.
Nu ligt hierin weei een groot gevaar.
Tmmers als die „vlam" een verstandige
vrouw is, zal zy het meisje door deze moei
lijke jaren heen brengen en terugvoeren naar
de moeder, doch indien de „vlam" een in het
leven teleurgestelde is, een pessimistische,
laten we het eens eenvoudig zeggen, een „oude
vrijster" is, dan kan zoo iemand aan de zielen
dezer jonge „zoekende" meisjes veel schade
berokkenen. En zal door haar invloed de vor
ming der ziel niet langs den gewenschten weg
zich voltrekken!
Maar, gelukkig de vrouw, die een persoon-
ïykheid is, en die eenmaal „vlam" geworden
voor zoo'n zoekende kleine menschenziel, daarin
de schoonste gaven, zelf eens ontvangen ifi en
door de ervaring van het volle leven, neer
kan leggen. Gelukkig zóó te mogen werken
aan de vorming van een menschenziel, zóó te
mogen zyn in de moeilijke levensjaren een
schakel, die den eenigszins lossen keten met
het ouderlijk huis, weer opnieuw hechter sme
den kan.
Terwyi daarnaast de waarde van een zoo
danige „vlam" bestaat in het behoeden van
het meisje, de liefde te gaan zoeken op ver
keerde plaatsen.
O, als dit de ouders toch eens mochten in
zien!
Hoeveel ellende zou er niet ontstaan en
ontstaan zyn, als men had ingezien, dat een
meisjes (ook jongens) in deze periode zoo
intens naar liefde-géven en liefde-ontvèngen
hunkeren.
Oprechte liefde moet alle hinderpalen te
boven komen.
Ohnet.