Voor den Zaterdagavond r» Kruiswoordraadsel T HOEKJE OUDERS Hoe moet men zich harden? door Mevr. G. C. MeyerSchwenke. Zal men zich „harden" of niet? Moet men zich ondanks koud weer toch dun kleeden, 's winters blgven zwemmen e.d., of moet men voorzichtig te werk gaan, zich warm kleeden, oppassen voor tocht, en niet door weer en wind gaan, indien dit voorkemen kan worden? De opvattingen hieromtrent zijn zeer uit eenloopend, hetgeen wel het best tot uiting komt, indien de vraag gesteld wordt in een met menschen gevulde kamer, trelncoupé, enz.: „Raam open of dicht?" Een deel snakt naar frissche lucht, terwijl anderen doods bang '4jn voor kou vatten. Moet men het eene doen of het andere laten? Over het algemeen is het een typisch ver schijnsel, dat huisvrouwen meer gehard zijn dan mannen. Waarschynlyk brengt dit de groote verscheidenheid van werkzaamheden met zich. De man zit veelal het grootste deel van den dag in overwarme kantoorlokalen of in andere werkgelegenheden. Hij wordt hierdoor overgevoelig en vat bij de minste koude luchtstroom kou, is er althans erg bang voor. De vrouw daarentegen heeft het zelf in handen om de temperatuur over dag te regelen, bovendien vereischen haar be zigheden het vaak, dat zy, ook bij minder goed weer den tuin inloopt of op haar balcon komt, ook zijn de ramen by het doen van de kamers een deel van den dag open; geheel zonder aan tocht blootgesteld te zyn, is zy nimmer. In algemeenen zin is de vrouw daarom meer gehard dan de man; uitzonderingen be vestigen natuurïyk den regel. Maar hoe staat het nu met het hardings systeem? Jammer genoeg wordt dit vaak op de verkeerde wijze aangepakt en denken velen, dat men het doel bereikt door zoo weinig mo- geiyk kleeren aan te trekken. Men draagt 's winters dezelfde onderkleeding als 's zo mers, welke met koud weer absoluut onvol- j doende warmte biedt. „Het is een kwestie van gewoonte", zeggen diegenen, die het nim mer koud hebben, of „Ik wil me niet verwen nen". WQ behoeven niet te zeggen, dat er tusschen voldoende wlnterkleeding en verwen nen een groot onderscheid is. De gevolgen van deze verkeerde hardingsmethode uiten zich in verkoudheidsziekt^n, blaascathar e.d. Zelfs ontstaan er verschillende stoornissen der buikorganen door. Rheumathiek. ischias, griep 2jjn vaak het gevolg van onvoldoende klee ding. Von groot belang is, dat de kleeding zich aanpast aan de temperatuur buiten. Indien men zoo dwaas is met zacht lenteweer in een dikke wollen, hooggesloten pullover rond te loopen en zich zelfs niet even de moeite geeft een dunner kleedingstuk aan te trekken, in dien men in een warme kamer vertoeft. Heel lang in het voorjaar met een dikken wintermantel met hooge kraag rond te biyven loopen, maakt eveneens overgevoelig. Het beste is, om in het najaar te beginnen met wollen onderkleeding, die volstrekt niet uit verschilende lagen moet bestaan, doch een zuiver wollen camisole ter vervanging van de macco- of zyden onderkleeding. Verder kan men een dunnere of dikkere bovenkleeding dragen, naar gelang het min of meer koud is. Wanneer men zich wil harden, d.w.z. min der gevoelig maken tegen temperatuurswis selingen, moet men hiermede steeds 's zomers beginnen, nooit in den winter. In den aanvang neemt men lauwe, later koude afwasschingen en masseert het lichaam met een grove bad handdoek, waardoor de circulatie van het bloed wordt bevorderd. Verder is veel buiten zyn en het nemen van lucht- en zonnebaden uitstekend, evenals zwemmen. Wanuneer men 's zomers begint met zwemmen, kan men het 's winters voortzetten. Hier kan natuuriyk een zeker bezwaar bestaan, dat mpeilyk te ondervangen is, n.1. dat in dorpen en ook in verschillende steden geen zweminrichtingen bestaan en uit gezondheidsoogpunt een taak voor de overheid is weggelegd. Zeer verkeerd is het, om kinderen op over dreven wyze te willen harden, terwijl angst vallig vertroetelen allerminst is aan te be velen. Vele kinderen ondervinden niet de minste hinder van dageiyksche koude wasschingen, terwgl nerveuze naturen hier absoluut niet tegen kunnen. Steeds opnieuw volgt een huil- partij, een angstig beven, terwyi het niet zelden voorkomt, dat de kinderen blauwe lippen krygën, alles tezamen genomen, bewijst, dat zy geen koud waterafwasschingen moeten hebben. Hier is het de taak der moeders den medicus te raadplegen, die in de gewenschte richting van advies zal kunnen dienen. Zeer verkeerd is het z.g. „harden" door sterke temperatuurswisselingen. Hoe vaak wordt niet koude gevat, indien men in een warme kamer zit en plotseling zonder eenige bedekking naar buiten loopt. Waarom niet even een mantel aangetrokken of een doek omgeslagen Verstandige kleeding, gezonde voeding, een voudige leefwijze en zoo mogelijk beoefening van sport, maken het lichaam sterk en krach, tig en doen het veel meer weerstand bieden aan alle invloeden van buiten af, dan onver standig doorgezette „hardingskuren". Eerst wanneer men aan deze eischen voldoet, zal men den weg bewandelen, die tot harding leidt en weerstandsvermogen geeft er kan men zich wellicht eens een kleine onvoorzichtigheid veroorloven, waardoor verwende, overgevoe lige menschen onverbiddelijk een verkoudheid oploopen. De opgaaf van de vorige week bood geen bijzondere moeilijkheden en daardoor waren bijna alle oplossingen goed. De prys werd toegekend aan Mej. J. BLAAUBOER, Thorbeckestraat, Schagen. Correspondentie J. B. S. te Sch. In de opgaaf waren fouten geslopen. Hor. 20 moest zyn een 53-voud, 2e Hor. 20 Hor. 21. Hor. 35 een reeks. Vert. 8 een 53-voud en Vert. 13 een reeks. Deze fouten zyn in het no. van 8 Maart gerectifi ceerd, maar tot onzen spyt is die rectificatie by een gedeelte der oplaag uitgevallen. Wy kunnen ons dus uwe verbazing over de goede oplossingen wel indenken. In den vervolge zullen wy scherper controle toepassen. L. J. R. te Sch. Uw opmerking is my „uit het hart gegrepen", maar U gelieve te beden ken, dat de courant er is voor de abonné's en die vragen meer de eerstgenoemde raadsels dan de door U (en ook.door my) begeerde. Oplossing Krulswoordpuzzle vorige week. Horizontaal: 1. Opaal; 5. Oogst; 10. Pint; 12. Data; 13. Ier; 14. Elul: 15. Utopia; 17. Go; 18. Bres; 20. Hooi; 22. Daad; 24. Esse; 27. Al; 29. Kladno; 32. Love; 34. Iep; 35. Molm; 36. Peul; 37. Agaat; 38. Hansa. Verticaal: 1. Opium; 2. Piet; 3. ANRO; 4. At.; 6. Odessa; 7. Gal; 8. Stug; 9. Talon; 11. Knar; 16. Ibis; 19. Edel; 21. Oelema; 23. Halma: 25. Skat; 26. Hopla; 28. Loog; 30. Dien; 31. Neus; 33. Vla; 36. Pa. NIEUWE OPGAAF. Volgens belofte ditmaal wat meer uitge breid. De avonden worden wel korter, maar zijn nog lang genoeg voor een flink raadsel. Horizontaal: 1. Havenstad in Afrika; 5. Staat met een koning aan 't hoofd; 13. Hoofdfiguur uit het boekwerk „Alleen op de Wereld". 16. Eiland in de Middellandsche Zee; 18. Plaatsje in Fries land; 19. Stad in Duitschland; 21. Rivier in Siberië; 22. Vijandelyke inval; 24. Vermake- Ujk; 26. Bevel; 27. Wig; 29. Niet lang; 30 .Soort Ba 131 Hl 151 19 Zondag: Crèmesoep. Kalfslever. Appelmoes. Aardappelen, Appelmoes. Maandag: Haché (soepvleesch). Gestoofde bieten. Gekruide rijst. Dinsdag: Stoofpot met lamsragout. Groene kool. Aardappelen. Appelmoes. Woensdag: Ribstuk. Spruitjes. Aardappelen. Broodschotel met abrikozen. Donderdag: Ribstuk. Gestoofde prei. Aard appelen. Fyne pannekoeken. Vrijdag: Zoute visch eiersaus. Wortel tjes. Aardappelen. Watergruwel. Zaterdag: Stamppot. Boerenkool met worst. Beschuit met bessensap. VASTENMENU'S. Roereieren met peterselie. Schorseneeren met roomsaus. Rand van aardappelpuree. Tutti frutti. Magere erwtensoep. Andyvie en bietensla. Gebakken aardappelen. Fruit. Spinazie met spiegeleieren. Aardappelen gebruide boter. Griesmeelrand met abrikozen. Appeltaart. 300 gram zelfrijzend bakmeel, 1 ei, 1 eier dooier, 100 gram suiker, 200 gram boter; voor de vulling: kg appelen, 1 ons krenten, 1 kopje suiker, 2 theelepels kaneel. of aard van menschen; 32. Volksras in Ned. Oost-Indië; 33. Bloeimaand; 34. Snavel; 36. Nationaal Socialist in Duitschland; 38. Denk beeld; 39. Riviertje in Limburg; 40. Eilanden groep in de Alfoerenzee; 42. Graafschap in Engeland; 43. Stad in Rusland; 44. Huisdier; 46. Oorlogsgod; 48. Eerstkomend (afk.); 50. Meisjesnaam (afk.); 51. Munteenheid in Duitschland; 53. Rivier in Zuid-Amerika; 56. Boomsoort; 59. Stad in Italië; 61. Jongens naam (afk.); 62. Meel, afkomstig van een palmboom; 64. Bevel; 65. Plant, met stevig oprijzenden stam; 66. Vaarwater in Zuid-Hol land; 67. Toevluchtsoord, verpleeghuis;69. Lidwoord; 71. Bijwoord; 72. Muzikatiï Werk; 73. Dubbele medeklinker; 74. Persoonlijk voor naamwoord; 75. Havenstad in Noord-Holland; 76. Bywoord; 77. Muzieknoot; 78. Plaats, plek; 81. Ondergeteekende (afk.); 82. En dergelijke (afk.); 84. Gestold vleeschnat; 86. Militaire Willemsorde (afk.); 87. Meisjesnaam; 89. Ly risch gedicht; 91. Werelddeed; 94. Eén der jaargetijden (Fransch); 95. Iemand die een bank bestuurt; 97. Graaf werk tuig; 99. Rivier in Afrika; 101. Samengedrongen menigte; 102. Oude Egyptische zonnegod; 103. Pluralis (afk.); 105. Niet breed; 106. Teeken; 107. Handvat; 108. Bijbelsche geografische plaats (o.a. in Numeri 21); HO. Lied voor één stem; 112. Evenzoo; 113- Vruchtbare plek in een woestijn; 115. Vlug; 117. Voornaamste Neder- landsche Sportbond ('afk.); 119. Rivier in Afrika; 120. Landgemeente; 121. Uitgegraven diepte; 123. Alle slagen halen bij een kaart spel; 125. Loopend touw; 126. Gewezen; 127. Plaatsje in Overijsel; 129. Stad aan de Rhóne; 132. Voorzetsel; 133. Engelsche titel; 134. Plaats in Suriname; 136. God van den wind (Myth); 138. Hoofddeksel; 139. Stad in Duitschland; 140. Telwoord. Verticaal i 1. Belgische Luchtvaart My.; 2. Telwoord (Fransch); 3. Plaatsje in Atjeh; 4. Metaal: 6. Binnenzee in Europa: 7. Nedërlandsch Oost- Indië (afk.); 8. Zyrivier van de Elbe; 9. Nieuwe Testament (afk.); 10. Sterk; 11. Geestrijke drank; 12. Visschershaven13. Plaatsje ln de Ver. Staten, waar gemakkelijk echtscheiding is té verkrijgen; 14. Loot, op wilden vruchtboom geënt; 15. Familielid; 16. Mannen, ervaren in het bereiden van eten; 17. Rivier in Engeland; 19. Nephriet; 20. IJzeren spoorstaaf; 23. Rijstbrandewyn; 25. Als 115 horizontaal; 26. Kleine vlag, die n.1. van den boeg waait; 28. Engelsche benaming voor Duitschland; 31. Riviertje in Noord-Brabant: 33. Plant, waarvan de wortel een fraaie verf stof oplevert; 35. Bijbelsche figuur; 37. Lid van Oude Indianenstam in Peru;- 38. Naam van het groote taf eiland van Z. W. Azië; 39. Stad in Abessinië; 41. Grieksche naam voor Amor of Cupido; 44. Tropische boomsoort; 45. Plaats in de Res. Sum. Westkust; 47. Vinnig, fel: 49. Havenstad met belangryken transitohandel; 51. Plaatsje op belangryk knooppunt van soporwegen op Java; 52. Fijn aardewerk; 54. Rivier in Rusland; 55. Landbouwwerktuig; 57. Heilige schrift (afk.); 58. Deel van een mast; 59. Rivier in Italië; 60. Holl. Stadhouder in den 80-jarigen oorlog; 63. Muziektempel; 65. Stad in Noord-Brabant; 68. Deel, gedeelte; 70. Nauw; 71. Plaats op de Veluwe; 72. Bejaard; 70. Rond bouwwerk; 80. Begin, oorsprong; 83. Eiland in de O. I. Archipel; 85. Hekwerk a.b. van een schip; 87. Salonheld, saletjonker; 88. Bywoord; 89. Voorzetsel; 90. Als 82 horizon taal; 92. Dubbele medeklinker; 93. Meisjes naam; 96. Russisch schiereiland; 97. Bewaar- kluis; 98. Heldendicht; 100. Zeilschip; 102. Eerbied, ontzag; 104. Ruiter met lans gewa pend; 106. Rivier in de onderwereld (Myth); 107. Tuingereedschap; 109. Inwoner van één der Europeesche landen; 111. Breede straat met boomen; 112. Spaansche meisjesnaam; 113. Als 78 horizontaal; 114. Uitroep van pijn; 116. Rivier in Siberië; 118. Naam eener beruchte zeerooversbaai in Zuid-China; 120. Buisvormig Ingewand; 121. wynsoort; 122. Werktuig, gereedschap; 124. Gemoedstoe stand: 127. In den grond levend zoogdier; 128. Jongensnaam (afk.); 130. Langs, over; 131. Gevangenis; 133. Lidwoord (Fransch); 135. Jongensnaam (afk.); 137, Chineesche kopermunt. We wellen de krenten, die goed gewasschen zijn, even op, vermengen ze met de geraspte appelen, suiker en kaneel. Bloem en boter wor den met 'n mes tot een kruimelige massa ge maakt; suiker bijvoegen en het heele ei, samen tot een stevige deegbal kneeden, dan uitrollen en 2/3 ervan in een beboterden vorm overbren gen. Op de deeglaag het vulsel leggen, het overige deeg nogmaals uitrollen en aan ree pen snijden, deze over het vulsel leggen en met water op den deegbodem drukken. De reepen in de lengte en breedte leggen, zoodat een traliewerk ontstaat, dat met de eierdooier bestreken wordt. Tenslotte wordt de taart on geveer 3/4 uur in een middelmatig warmen oven gebakken. Gekruide rijst, In plaats van aardappelen. 250 gram rijst, ruim 2 maal zooveel water, zout, 2 bouillonblokjes, 50 gram boter, 1 ui, 2 kruidnagelen. De rijst wordt herhaaldelyk gewasschen, totdat ze volkomen helder is, daarna opgezet met ruim kokend water, aan den kook ge bracht, eenige minuten door laten koken en het water afgieten door de rijst b.v. in een zeef over te brengen en te overgieten met koud water. We brengen het water aan den kook. lossen er de bouillonblokjes in op, doen er de rijst bij en de boter, zout en in het mid- I den de ui, waarin wy de kruidnagelen hebb gestoken. Als het water weer kookt, tempert wij het gas zooveel mogelyk en laten de ry'i droog koken en nemen er de ui uit alyaiej de ryst geheel en al gaar is. F(|ne pannekoeken. 225 gram zelfryzend bakmeel, tikje zou 1 melk, 3 eieren, 125 gram boter. De eieren worden in een kom gebroken e met zout zoolang geklopt, totdat ze goe schuimig zijn, daarna wordt er telkens ee scheutje melk bygevoegd, tot we door flin kloppen eieren en melk verwerkt hebben, 1 een andere kom doen wij de gezeefde bloen gieten hierin weinig van het eierenmengsel e vermengen dit van het midden uit met d bloem, gieten telkens kleine hoeveelheden va de vloeistof by, totdat alles met de bloem vei mengd is tot een mooi gelyk beslag, was ten slotte de gesmolten boter, die echter nU warm meer mag zijn, door wordt geklopt, We bakken hiervan pannekoeken, doe aangezien het beslag reeds vet is, zullen w slechts weinig of geen boter of slaolie by he bakken gebruiken. Opdienen bestrooid me suiker en bedruppeld met citroensap, liefs 1 oprollen of in drieën vouwen. Pannekoeken be strooid met een mengsel van suiker en choco ladevlokken zyn eveneens zeer smakelijk j evenals bestreken met compóte of jam. 1 Tob nooit hoekje HET MASKER DES LEVENS. Wat zit er achter Uw masker? Er zyn tallooze vrouwen, die zich zelfs aan haar beste vrienden (misschien juist aan haar het minste!) niet zouden willen vertoonen zonder een volledig masker van poeder, wan genrood, lippenrood en oogenstift, terwijl toch haar eigen gezicht zonder al die „hervormin gen" heel wat aantrekkelijker is. Waarom brengen zy dat masker dan aan? Ja, dat is moeilijk te zeggen; misschien om dat anderen het doen of omdat de gedachte bij haar post gevat heeft, dat een vrouw na een bepaalden leeftyd zich wat moet „opfleu ren". 't Is moeilijk te zeggen, alleen is gewoonlijk het besef, dat zij zonder haar masker veel aantrekkelijker zal zyn, te eenenmale zoek. Wij allen dragen een masker in anderen zin, het masker des levens. Want hoe dikwijls glimlachen wy met een bedroefd hart, hoe dikwijls houden wy ons flink en onverschillig terwijl we wel degelijk gekrenkt zijn! Hoe dikwijls zwijgen- "we uit beleefdheid, terwijl ons innerlijk protesteert? De concurrentie maakt het dragen van een masker tot op zekere hoogte tot noodzaak. Heeft U er wel eens over nagedacht, waarom een mensch in een levenscrisis meestal de eenzaamheid zoekt? Wel, omdat zoo'n crisis al rijn energie vergt, en hij geen energie meer over heeft om zich anders voor te doen dan hij is. In zoo'n levensmoment valt het masker, en niemand of slechts een enkeling ziet het ware gezicht, dat achter dit masker schuil ging- Bijna niemand kent ons zooals we rijn. Toch is menigeen aantrekkelijker zonder masker; dit 'blijkt hieruit, dat menschen die over het algemeen weinig de moeite waard gevonden worden, dikwyls de hartelijke genegenheid be zitten van den enkeling die hen kent zooals 7/ eigenlijk rijn. Daarom worden de hechtste banden meesta gesloten onder de moeilijkste omstandigheden wanneer het ware ik onweerhoudbaar dooi het conventie-vernisje heen-breekt. Conventie hecht meer aan beleefdheid dai aan oprechtheid, meer aan inschikkelykheic dan aan karakter, meer aan schijn dan aar. wezen. Vandaar de maskers die wy allen dragen. Men kan daar als enkeling geen ver andering in brengen, en men kan evenmin in de maatschappij geheel zichzelf zijn, als men in zwempak naar een diner kan gaan. Maar laat de enkeling, die wy vriend noe men ,ons kennen voor wat wij zyn, en niet voor wat wij om verschillende redenen tegen over vreemden trachte nte schijnen. De zoogenaamde vriend, die alleen ons mas ker kent, is immers ook maar een vreemde! Laat er één mensch zijn, tegenover wie wij zwak durven rijn en klein en verslagen, één mensch tegenover wie wy geestelyk niet boven onzen stand trachten te leven. Zoo een zal ons begrijpen en ons daardoor kunnen steunen. En by zoo'n waarachtige vriendschap zal er be grijpende sympathie rijn wanneer wy eens uit barsten omdat er teveel spanning op onze draagkracht staat. Slechts wie onze fouten en zwakheden kent en beseft en desondanks van ons houdt, is een waar vriend. De genegenheid van hen, die ons niet ken nen, heeft niets reëels; zij is als bewondering voor een foto die niet lijkt. En laat ons verder zoo weinig mogelijk ons zelf verstoppen achter uitingen, die wy niet meenen. Want niet steeds is beleefdheid of tact de dryfveer tot onze onnatuurüjke houding; heel dikwijls is het valsche schaamte. En men moest zich meer schamen over het verloochenen van een zwakheid, dan over het ronduit belijden daarvan. Dr. Jos de Cock. VOOR DE IETS OVER HET Z.G. „BAKVISCHJE". De patronaatsleidster Anny Hulsmans be- schryft in „Taak der Patronaatsleidsters" 1925) de meisjes aldus: Eigenaardige persoontjes zyn het. Wy we ten soms werkelijk niet, wat we aan haar hebben. En 't vreemdste is, dat ze het zelf niet weten. In die jaren de puberteits jaren staan ze onbewust vreemd tegen over zich zelf en de buitenwereld. Onbe wust zeg ik, want ze meenen o, ze mee nen met rotsvaste zekerheid! in massa din gen te weten, die er niet zyn en er nooit zullen zyn! Ze meenen, dat ze zeer gewichtige per sonages zyn of ten minste worden zul len, personen, waarom de maatschappy draait en zonder wier wil de zon beslist morgen niet zal opkomen in 't Oosten... ze meenen dat ze alles kennen... en kun nen dat haar denkbeelden de eenige juiste zyn... Ze meenen, dat ze met haar sterke, opstuwende kracht 'n gat in de we reld kunnen slaan. En dan zyn er weer oogenblikken,, waar in haar jonge vertrouwde hartje, een en al twyfel en onrust is; oogenblikken, waarin ze voelen, dat ze toch niet zoo sterk zyn als ze dachten... oogenblikken, waarin ze tot de overtuiging komen, dat er zoo'n massa dingen zijn, die ze niet weten en dat de wereld nog vol geheimen voor haar is oogenblikken, waarin ze weifelen ooit iets goeds tot stand te kunnen brengen." En uit dit stuurlooze wezen ontwikkelt zich dan op den duur de tactvolle vrouw, de vrouw, die in alles handelt, soms bewust, maar vaak zóó, zonder zelf te weten waarom. Terwijl ze mede door dit laatste op geiyken leeftyd toch de meerdere van den jongen is. Het meisje onderscheidt zich ook hierin van den jongen, dat zy veel hartstochtelyker is, veel meer lydt aan sentimentaliteit. Daarnaast is zy veel openhartiger dan de jongen. Zy zal allerlei ontboezemingen doen tegen over haar vriendinnen en duizenden geheimen met deze hebben. Zij schrijft ellenlange brieven en zal overal zoeken naar vriendschap. Zy heeft behoefte aan een „hartvlam". En als ze die eenmaal gevonden heeft, zal ze die in alles nabootsen, oneindig vereeren en verafgoden. Nu ligt hierin weei een groot gevaar. Tmmers als die „vlam" een verstandige vrouw is, zal zy het meisje door deze moei lijke jaren heen brengen en terugvoeren naar de moeder, doch indien de „vlam" een in het leven teleurgestelde is, een pessimistische, laten we het eens eenvoudig zeggen, een „oude vrijster" is, dan kan zoo iemand aan de zielen dezer jonge „zoekende" meisjes veel schade berokkenen. En zal door haar invloed de vor ming der ziel niet langs den gewenschten weg zich voltrekken! Maar, gelukkig de vrouw, die een persoon- ïykheid is, en die eenmaal „vlam" geworden voor zoo'n zoekende kleine menschenziel, daarin de schoonste gaven, zelf eens ontvangen ifi en door de ervaring van het volle leven, neer kan leggen. Gelukkig zóó te mogen werken aan de vorming van een menschenziel, zóó te mogen zyn in de moeilijke levensjaren een schakel, die den eenigszins lossen keten met het ouderlijk huis, weer opnieuw hechter sme den kan. Terwyi daarnaast de waarde van een zoo danige „vlam" bestaat in het behoeden van het meisje, de liefde te gaan zoeken op ver keerde plaatsen. O, als dit de ouders toch eens mochten in zien! Hoeveel ellende zou er niet ontstaan en ontstaan zyn, als men had ingezien, dat een meisjes (ook jongens) in deze periode zoo intens naar liefde-géven en liefde-ontvèngen hunkeren. Oprechte liefde moet alle hinderpalen te boven komen. Ohnet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 14