De Brabantsche Brief
Maritieme activiteit
van
in den Spaanschen burgeroorlog
N.H.V.B.
Ulvenhout, 1 April 1937.
Amico.
Eerste Paasch-
dag begost 's mor
gens heel anders,
dan 'k gedocht
had. Dat zat 'm in
Trui.
Ze ging nie naar
de Hoogmis, lijk
ze gewend is (ook
als ze al naar de
vroege ging!en
ze poetste mij en
Dré III, na 't fees
telijk Paaschont-
bijt van eiers en
krentemik, mee 'n
zoet lijntje de bosschen in. Ze was stillekes
opgewonden, zoo'n bietje plazierig-zenuwach-
tig. Maar ik zocht daar niks bijzonders ach
ter (wat al tij stom is, als 't vrouwen betreft!)
en ik wijtte heur opruimingsbui aan 't. zon-
neke, dat zoo fier den schoongemaaktcn
huis in zachten glorie zette. Dat zoo lekker
door de gaatjes van den gesteven en hel
dere vitrage kroop en alderhande rose-fi-
guurtjes op de wit-geschrobde tafel scha
duwde.
Ja, ik ken datte! Op zulke oogenblikken
van brave vrouwengeluk, dan mot zij ef-
kena den huis voor d'r eigen-alleen hebben.
Want dan mot er zoo 'ns mee 'nen prope-
rea stofdoek gejaagd, over de bullekens ge
wreven worden, want hier stond „weer"
'nen vinger, daar lag 'n vleugske stof en op
't koperen klokkegewicht zat weer 'n doffe
plek, en dan mot ze zoo 'ns 'n half uur-
ke als 'n pronte en kraakheldere begijn mee
kleine teugskes proeven van den zonneglans
in 't blinkend huizeke, dat vol staat van den
blanken voorjaarsdag, die fel van de gewitte
muren ketst in 't krijtgepoetste nikkel van
de plattebuis, zilverig schampt over 't ge
schuurde tin van de schouwborden.
We hadden steuvig, ja feestelijk ontbe
ten, lijk dat op den Paasch past! We had
den den Vasten 'n opkajer gegeven mee
goudgelen eierstruif, drijvend in 't vet van
den ham; mee lappen krentenmik zoo groot
als m'n handen, mik die geel van d'eiers
zag en blonk van den sucade; mee koffie
dien ge snijen kost en waar boven op dreef
'n laag geschepten melkroom, die mee duu-
zend kraaltjes knipoogde teugen den witten
Paaschmorgen. Toen had Trui, in 'n gezellig
braipotje, nog 'nen bal gehakt, die te smel
ten lag in den gouwen saus en tot slot 'n
vol glas uitgeperst appelsienennat, dat ge
tapt leek in de koele wijnkelders van den
Hemel eigen en waarvan Trui zee, van
onder 'nen gelen snor uit: ,,'t waren er tien,
zóó, als kinderkopjes"; nou, amico, toen, toen
wou ik de bosschen wel in! Na tenminste
eerst aan n' versche pijp getrokken te heb
ben, da 'k den krullenden, blaauwen smoor
voelde kroelen door m'nen buik.
Vernolle, gij meugt me den millionair on
der m'n kokkert houwen, die eersten Paasch-
dag vorstelijker ontbeet, dan wij!
En ik gaf er m'n rustig sluimeringske bij
de plattebuis geren aan, om mee m'n baaske,
dat kleine oogen van 't frèten had, in de
bosschen 'nen teug pittigen sparrengeur te
gaan asemen, bovenop dat Paaschmaal!
'n Duuzend of wat passen te gaan doen,
deur den killen Paaschmorgen, onder de
blaauwe lochten mee de witte stapelwolken,
die stille stonden als de zonbeschenen
sneeuwtoppen in 't bergland!
Vlak en wijd lagen daaronder de velden
en d' akkers te zonnen, mee hier en daar
'n groot schaduwplak van 't wolkenspul, in
den kraakstillen Zondagmorgen.
't Kale takkenrag aderde zilverig teugen de
blaauwe lochten aan. Lijk gemorsten melk,
zoo dreef t' wit van de sneeuwtopwolken in
de boordevolle, pure slooten. De veugelen
kwetterden de lochten vol mee 'nen hagel
van gesjilp en gefluit. Negen slagen van
trillend brons, deinden uit de galmgaten van
't ranke leizilveren torentje naar d' eerde.
Waterblaauw blonken de ramen van de
Zondagsche huizekes in deuzen properen
Voorjnarsdag, die paaschnieuw blonk in de
driftige Mark, van de groenende velden, uit
de zwartblinkende akkers, waarover 't nieu
we Lentelicht beefde als onzichtbaar-dunnen
tule, bewogen op 't nuchter windeke, dat
uit de zon te waaien scheen.
'n Vlucht bonte kraaien klapwiekte mee
veul la wijt om den toren; ge kost op eerde
de wieken hooren slaan teugen de sterke
vleugel lij ven.
En altij schemerde, wemelde en dwerlde
't Lentelicht als zilveren poeier van den He
mel. 't Klatste op de Mark, 't schampte in de
ramen, 't beefde aan de enders, 't strooide
op oew oogharen.
Tot nou hadden we gezwegen samen. Maar
toen zee Dré III: „wat is 't hier toch plezie
rig, Opa."
En hij knoopte zijnen bonker, (net als
Opa!) los. Zette z'n pet achterover en 'n
halfmaantje van zij-zacht haar glansde als
zwart staal, als 'n ravenveer, boven z'n jong-
gla.dde voorhoofd.
Jas open, handen in de zakken beende-n-ie,
mee mijnen grooten pas gelijk op.
„Opa?"
„Ja?"
„Kijk 'ns, is ie er goed af?" En hij hief z'n
kin naar me op. ze onderzoekend aftastend
mee z'n vingertoppen.
„Glad als 'n paaschei, jonk!"
Hij grijnsde, 'n bietje verlegen. Ja, amico,
„groot"-worden is óók iets, wot geren mee
weerdigheid in conflict wil komen; sjuust
als „mooi"-eten mee oew linkerhand, „deftig"-
praten als raadslid, oew eerste commando
geven als korperaal of als luitenant, het
aangeven van oew eerste kindeke als jonge
vader van 22 jaren en als „spreker" bij
oewen eersten spiets, wanneer ge daar in
eens oewen vroegeren bovenmeester in de
zaal ziet. zitten .1
We stapten 't bosch binnen.
„Opa?"
„Dré?"
„Op 't laatst ging dat ploegen toch wel
wat beter, hè? Tegen 't eind had ik twee
kaaarsrechte voren."
(Van een maritiemen medewerker.)
In aansluiting op ons vorig artikel in dit
blad, waarin wij de verdeeling der strijd
krachten ter zee bespraken van Franco en de
Regeering, laten wij hier in het kort de mari
tieme gebeurtenissen volgen van de laatste
drie maanden.
Zij geeft ons tevens een inzicht in de dis
locatie van de Spaansche Zeestrijdkrachten en
haar gebruik.
De geschiedenis leert ons, dat reeds eerder
in een burgeroorlog de zeestrijdkrachten wer
den ingezet. En wel in den Amerikaanschen
vrijheidsoorlog tusschen de Noordelijke en
Zuidelyke staten van Amerika. 18611865.
De vloot der Noordelijken was in kwaliteit
en in quantiteit die der Zuidelijken ver de
baas. De Noordelijken verkregen de heer
schappij ter zee ter plaatse en wisten zoo
doende de zee als toevoerweg van oorlogs
materialen en voedingsstoffen voor de Zuide
lijken af te sluiten.
Hier in de Spaansche wateren hebben wjj
kunnen zien. dat de Madrileensche vloot in
aantal de Franco-vloot verre de baas is. Reeds
eerder schreven wjj ook, dat de ongeoefend
heid de oorzaak is, dat van beide zjjden geen
groot gebruik kon worden gemaakt van de
vloot.
Als nadeel voor de Madrileensche vloot
geldt nog het feit, dat bij den aanvang van
dezen strijd zeer vele officieren nationalistisch
gezind waren en dus door de tegenpartij wer
den afgezet en gedood. De regeeringsvloot
heeft momenteel een gebrek aan leiders en
officieren.
Als admiraal van de regeeringsvloot is nu
aangesteld de gepensionneerde kapt. ter zee
Manuel Buiza.
Uit de berichten omtrent de aanhouding
van koopvaardijschepen in de Spaansche wa
teren, kunnen wij direct opmaken, dat beiden
trachten elkander den zeehandel te beletten.
In den aanvang werden immers eenige
Duitsche schepen aangehouden en opgebracht
door Regeeringsvaartuigen, omdat zij contra
bande en anderszins met zich voerden. Het
Duitsche protest was het zenden van Duitsche
kruisers naar de Spaansche wateren.
Nu is het gebeurd, dat Franco Nederland-
sche schepen aangehouden heeft. Met het re
sultaat het zenden van Nederlandsche oor
logsschepen in de Spaansche wateren.
Na den val van Malaga verkreeg Franco
de heerschappij in Straat Gibraltar.
Dit beteekent dat de Spaansche Regeerings-
partij nu afgesloten is van den handel ter zee
door Straat Gibraltar. Zij is dus aangewezen
op de Middellandsche Zee.
Voorloopig kan Franco hier weinig tegen
doen. Ook al doordat hjj eenige schepen in het
Noorden moet houden voor Gijon. Santander
en Bilbao. Hiertoe moest h(j afgeven de Cana-
rias, Espana en Velasco met als oorlogshaven
Ferrol,
Zoolang de Regeeringsvloot nog beschikte
over Malaga als basis kon zjj nog eenigen
invloed uitoefenen op straat Gibraltar. Zoo
heeft zy in den aanvang getracht de troepen
transporten van Spaansch-Marokko naar
Spanje tegen te houden, met weinig resultaat
echter.
„Kearel, t was puik, veur den eersten
keer!"
„Meenens? Of flauwe kul?"
„De waarheid, jonk!"
„Oem. Ja, Mja. 't. Valt niet mee, die zware
ploeg onverzettelijk in je klavieren te hou
wen!"
„Om den dooien dood nieP
„Opa?"
„Ja?"
„Zeg eh mag ik vanmiddag 'ns 'n
uurtje gaan draven, op Bles?" Alleenig".
„Morgen. Morgen rijen de jongen boeren
allemaal 't peerd los.
„Doen de jonge boeren dat?"
„Altij den tweeden Zondag bij twee feest
dagen."
Toen sloeg ie me op m'nen schouwer, da
'k z'nen sleuvigen klavier voelde, onder
m'n vel: „dan ik morgen ook!"
We geraakten dieper in 't bosch. We
kwamen de stilte teugen. Als we lachten,
hoorden we den echo meelachen. D'n zach
ten bojem smoorde alle lawijt, lijk sneeuw
dat doet. De eekers sprongen hoog boven
onzen kop, van tak naar tak.
We zagen ze zelden, maar we hoorden
ze regelmatig in 't licht gekraak op 't dooie
hout.
Zonnebalken staken dwars over de klam
me dreven. Den boschgeur viel koel,'als 't
appelsienensap van daarstraks, in oewen
buik. De malsche locht haakte vast aan
oew vel.
„Zeg Opa...?" Ik keek. Hij hield iets in
't holleke van z'n hand: „zeg, we zijn hier
alleenig, hè?"
„En of!"
„Toe. lames proberen." Toen hield ie z'n
hand open en daarop lag 'n kleine, houten
pijp!
'k Dee veul moeite om nie è.1 te hard te
lachen en gaf 'm m'n tabaksdoos.
Hij wilde gaan stoppen. „Neeë, eerst mee
'n bietje tuf natmaken. Anders waait den
tabak eruit uit zoo'n nieuwe."
Handig stak ie 'm aan. Ocherm, wat
had ie 't al lang goed afgekeken...!
Na 'n paar trekken, vroeg ik: „èn?"
Toen nam ie de pijp uit z'nen mond en
zee: ,,'t valt best mee."
„Fout? Ge mot lecren praten, mee de pijp
tusschen oew tanden."
Hij probeerde en zee: „vatbetmeu." Toen
viel 't ding. Maar na vijf minuten kon ie
't.
„Is dat pepke nie...?"
„Van vrouwke Oom en."
,,'k Docht 't, ja. Dertig cent!"
„Oui!"
„Dré I?"
„Dré III?"
,,'k Moet 'ns ernstig met je praten."
„Kan."
„De stad is veel grooter geworden!"
„Pijp tusschen de tanden! Anders kunt ge
nie seerjeus klasjeneeren!"
„Heele nieuwe wijken zijn er gekomen."
Ik knikte.
„Waar... u niet komt... met den groen
ten wagen!"
Schuin keek ik 'm 'ns aan. 't Klokte al
legaar bij me van binnen. Maar hij ging
nie verder.
„Is zoo", zee ik. ,,'k Heb maar één lijf,
Dré III."
Toen bleef ie staan. Keek me diep in
m'n oogen. Pakte me bü m'nen mouw.
„Opa! Eh Dré I, bedoel ik. Geef mij 'n
wagen en 'n hond eh over drie maanden
heb ik 'n nieuwe serie klanten opgefokt
voor ons bedrijf! Wedden? Zoo niet, te-
Het is nu van bijzonder belang voor beide
partgen, dat zij hun vloot in stand houden,
vooral met het oog op de zeehandel en toevoer
vooral met het oog op den zeehandel en toe
voer van oorlogsmaterialen.
Dit is ook de voornaamste reden, dat zij een
beslissenden zeeslag tot nu toe ontwijken.
Overigens nemen de grootere schepen een
werkzaam aandeel in de beschieting van de
havensteden, eventueel met een gelijktijdige
actie te land.
De regeeringsvloot gebruikt nu Cartagena
als basis en kan eer. goed oog in het zeil
houden voor wat de handel van uit de Spaan
sche Middellandsche Zee-havens betreft.
Lil],
Verklaring der teekens.
Franco. Blank.
Plaatsnamen:
F. Ferrol.
Cx. Cadix.
Ma. Malaga.
CA. Ceuta.
M. Melilla.
Schepen:
CA. Canarias.
E. Espana.
I V. Velasco.
B. Baléares.
AC. Almirante Cervera.
Bases:
Cx. en F.
Regeering. Gearceerd.
Plaatsnamen:
C. Cartagena.
V. Valencia.
B. Barcelona.
Schepen: Deze zijn voornamelijk gecon
centreerd te Cartagena.
Bases:
C. en B.
rug naar kostschool. Gesjeesd als boer! Ver
vallen tot student. Misschien Opa, zelfe tot
aanstaand advocaat want je weet nie, wat
m'n vader allemaal in z'n kop spookt...!!"
en... Opa..." toen kneep ie zoo in mij
nen mouw, dat m'n vel er tusschen raakte:
„ik... ve..", twee tranen welden in den
glans van z'n diepbruine oogen... „dom..
het!"
Op 't. end van dieën krijt, toen ie aan
den „dom" was, allee, hij kwekte 't uit, dat
er wel van duuzend hoornen wierd meege-
roepen, deur den wijdig-stillen morgen, deu
zen hartekreet van mijn baaske.
'k Wilde 'ni aan 't lachen maken.
„Hebt ge dat van Broeder Overste ge
leerd, Dré?"
Mee zijnen lach kwamen de twee tranen
los en ze glipten over zijnen jongen, glad
den toet, op z'nen bonker, in den bosch-
bojem.
Toen: ,Opa, luister! Ik wil, ik wil hier
zijn. Bij u. Op den hof! Hier, hier Opa,
ben ik altijd.." weer twee tranenzoo...
eh... gelukkig geweest." Ineens, driftig:
„Amsterdam kan doodvallen! Opa, ik ga
dood tusschen al die huizen, op dat zwarte
asfalt. Tusschen die duuzenden menschcn,
die 'k niet ken. Opa., hij kneep weer, in
allebei m'n armen nou: ,u hebt mij zoo ge
leerd, zoo gewend; u hehl mij al met m'n
drie jaar op Bles laten rijden..., wéét u dat,
Opa?"
„Minstens zoo goed als gij, keareltje.
„Dan móet u mij ook hierhouden, Opa!"
„Ik zal werken, werken dat de naden
kraken! Ik zal 't bedrijf niet tot last. wèl
tot voordeel zijn! Dré I! Zeg ja! Of!"
„Of??"
„Ik loop weg en niemand van jullie, die
me ooit weer ziet!"
„Maar de radio is er óók nog, manneke!"
„Was ie er maar niet!"
„Waarom?"
„Omdat je 'r vanavond weer naar toe
moet I"
Zwijgend liepen we verder de dreef uit.
Kwamen toen op onbegaanber wegels.
Op smalle pajen, op heelemaal geen
pa jen, tusschen de boomen..
We hadden veul, heel veul te prakizeeren,
te veul om er bij te praten.
De toekomst van m'n baaske, z'n geluk;
den hof, m'n eigen kinders.. en veural,
de aangetrouwden...; dan: m'nen zoon, den
vader, die op stuk van zaken de beslis
sing had.
„Zeg, Dré?"
„Ja, Opa?"
Diecn tweeden groentenwagel, ee...?"
„Ja!"
„Zet die nog maar 'n bietje uit oew hoofd".
„W'róm?" vroeg is fel.
„Om duuzend dingen, die nog geregeld
motten worden. En ook... ik ben nie zoo
jonk meer, keareltje..., ik heb nie veul meer
te verwachten..., 't kan meevallen, maar 't
kan ook anders loopen. Wie zegt, dat ik nog
één, twee, vijf jaren mijnen wagel douwen
kan? En dan? Dan hadde gij oew handjes
vol aan den mijnen..., dan..."
„Dan schaf ik 'n vrachtauto aan! En 'n
jongen knecht neem ik mee. Die springt van
den wagen, terwijl ik stop. Belt aan. En ik
doe de zaken. Leer ik 'm rijden ook. Hij rij
den. Stoppen, met de klantenlijst vóór 'm.
Op 't laatst doet hij alles, op de zaken na.
Die blijf ik doen. Na 'n jaar bedien ik drie,
vijfmaal zooveel klanten als u, in denzelf
den tijd! Ook wil ik meer beesten. En waar
om geen varkens.
Op 'n groot bedrijf is afval genoeg, om de
varkens voor niks te mesten..."
„En oew meel, oew warm voeier? In ons
achterhuis...? Gaat nie!"
„Weet ik! Maar dat eene stalletj'e moet
neer! Komt een gemetselden bouw. Met
groote stookplaats. Dan is alle smoor en
kooklucht uit huis meteen. Van den Fielp
neem ik al 't ouwe brood af. Krijgt ie eiken
November 'n varken voor terug.
Gesloten beurzen, snap u!"
„Daar is te weinig grasland, veur meer
melkvee."
„Dacht ik wel. Maar daar zijn gelegen
heden zat, om 't vee uit te bestejen voorloo
pig. Later koop ik natuurlijk grond bij."
„Ge kunt huren...?"
„En werken voor den pacht? Merci!"
Ik bleef staan. 'Nen brok in m'n keel.
Goeie God! Wat 'nen boer stond daar voor
me! Wat had dat jonk geprakizeerd! Neeë,
dat mocht nie verknoeid worden!
Drie keeren klepte 't torenklokske, 't drong
diep in 't bosch. De Consecratie in d' Hoog
mis van Paasch...! 'k Zette m'n petje af.
En eiken vezel aan m'n zielement, dankte,
dankte veur deuzen Paasch!
't Wierd koud in m'nen nek. 'k Wierd
zwak in m'n knieën.
As ik m'n petje weer opzette en Dré III
aankeek, dan stond ie daar in 'nen gouwen
mist, veul grooter, breejer, forscher voor me.
„Dré 111!"
„Dré I".
„Aan mij zal "t nie liggen. Ik geloof
dat Onzenlievenheer 't ook zoo wil. En ik
heb altij geprobeerd te doen, wat ,hij van me
wou. Onthoud dat, kearel. Hij is den groo
ten, den eenigen Patroon van den boer!"
„Ja, Opa." Hij pakte weer m'nen arm: „ik
geloof het."
,,'t Is de plaats van oew vader, die gij
wil."
„Weet ik!"
„Ze is altij voor 'm opengebleven..."
„Dan blijft ze open, Opa! Als 't ooit slecht
mocht gaan in zijn kunst, dan staat den hof
altij open, Opa."
„Nog iets. Ik kan j'ou den boel nie ca
deau geven. De zaak is straks van jou va
der, ooms en tantes. Ge zult de heele zwik
motten verdienen! En da's veul, Dréke!"
„Kan dat geregeld worden, Opa?"
„Heelegaar! Geenen cent van jou zal ver
loren gaan. Wij houden samen 't bedrijf
intact!"
Ik stak m'n hand uit.
Dré lag er de zijne in. En we knepen, dat
ik 't voelde in m'nen schouwer!"
„En nou gaan we naar huis, jongen. Ik
mot er eenen op vatten! Maar we zwijgen er
verder over, horre. 't Is Paschen! 't Is feest!
Vanmiddag gaan we schieten! Gij schiet
mee. 'k Zal den Blaauwe zeggen, onzen Kei
zer, dat ie oe in opleiding neemt! Ge gaat
nou schieten mee den grooten boog!"
En toen we thuiskwamen
ToenAfijn! héd 't kunnen begrijpen,
maar jah 'k heb de leste week zooveul
aan m'nen kop!
Den Dré uit Amsterdam was afgekomen!
Sodemearel, wat zag ie 'r patent uit!
Trui had 'm geschreven, 't Rapport,
veul negens! Eén twee! Dré II z'n toekomst
plannen!
,,'t Is maar zóó gelegen", zee Trui: „die
eene twee, maakt sjuust die negens zoo
SPORT
Eerste Klasse D.
Twee wedstrijden worden hier gespeeld, die
van belang zijn voor de bezetting van de on
derste plaats. Allereerst JVCZeemacht (2
uur) waar een overwinning voor beiden een
groote verlichting van zorgen zou beteeke-
nen. Op het terrein bij de Onderzee-kazerne
won JVC indertijd gemakkelijk, met 41,
maar het komt ons voor, dat een revanche
waarschijnlijker is dan een herhaling.
De tweede ontmoeting is hier AtlasHRC
4 (10 uur). Atlas moet winnen om Wierin-
gerwaard niet reeds nu het kampioenschap
te bezorgen. Daartegenover staat, dat Racing
de puntjes zoo broodnoodig heeft, dat ze er
waarschijnlijk de volle 100 procent van haar
wilskracht voor over heeft. Atlas, dat we in-
tusschen nog de beste kans geven, kan dus
van zwaren tegenstand verzekerd zijn.
Tweede Klasse E.
Sporters—Oudendijk (12 uur) zal beslissen
of er al dan niet een beslissingswedstrijd te
gen Schagen 2 zal moeten worden gespeeld.
Sporters zal moeten winnen om het zoover te
brengen en al is Oudendijk er net een club
naar om het een kampioenspretendent lastig
te maken, de waarschijnlijkste uitslag is o.i.
toch wel zoo, dat Sporters en Schagen 2 het
straks op neutraal (Nieuwe Niedorp?) terrein
zullen moeten uitvechten. Voorts wordt nog
gespeeld OKBSijbekarspel en Hollandia 4
West Frisia 4.
Derde klasse F.
BKC 3 komt ook weer eens ln het veld,
nl. uit tegen Atlas 2 (12 uur) wat de Polder-
schen denkelijk zullen moeten afleggen.
Vierde klasse G.
Oosterend ontvangt Helder 7 (2 uur) en *al
de witjakken met leege handen naar huis te
rug sturen.
Vierde Klasse H.
Wat Wieringerwaard 2Callantsoog 1 be
treft (J.0 uur), veel zal afhangen van het
feit of de roodhemden zich al of niet uitge
schakeld gevoelen door het gelijke spel tegen
Schagen 3. Indien Jan Slikker c.s. zich nog
niet kansloos achten, krijgt de club van Ka-
kebeeke o.i. maar weinig kans op revanche.
Junioren A.
Helder a is vrij. In Zaandam vindt een
tweetal wedstrijden plaats, n.1. ZFC aAlc-
maria a en ZVV aKFC a.
Adspiranten:
Afd. R ligt stil; afd. T en U ook. Alleen ln
afd. S. is een tweetal wedsrijden uitgeschre
ven. HRC c onvangt Atlas a (10 uur). Zal
Racing c het beter doen dan Racing d, dat
vorige week de vlag moest strijken?
Helder c ontvangt Succes b (10 uur), waar
niet veel eer voor de Wieringers zal zijn te
behalen.
Het gouden kruis
Voor de voorronde van het district Den
Helder wordt gespeeld: Held. Boys 1Helder
3 (10 uur), een aardige oefenpartij voor de
Boys, die nog een lastig karwei in de compe
titie hebben op te knappen. De winnaar krijgt
Zondag over een week Oudesluis op bezoek.
Rauch-beker
Voor de eerste ronde in het district Den
Helder moet BKC 1 om 10 uur een bezoek
bengen aan Helder 2. Denkelijk zullen we niet
hetzelfde resultaat zien als met Paschen in
den Polder, toen Helder 2 niet op volle kracht
en BKC toevallig eens in goeden vorm waai
We voorzien een spannend partijje; het resul
taat zal niet ver van een gelijk spel afliggen,
De boksmatch
BraddockJoe Louis
JOE LOUIS IN AFWACHTING
VAN DEN KOMENDEN KAMP
De wereldkampioen boksen aller gewicti-
ten James J. Braddock is naar Chicago ver
trokken, waar hij zijn training zal beginnen
voor zijn aanstaanden wedstrijd tegen Joe,
Louis, welke ontmoeting bepaald is op 22'
Juni a.s.
schoon! As die broeders er geen been in
zien, om 'n twee op z'n rapport te kalken,
dan waaien die negens er ook nie van
eigens op!"
Dré II groeide: „Hij kan worden wat ie
wil", riep ie: „advocaat, ingenieur, dokter..."
„Boer", vulde ik aan.
„Zou 't geen zonde zijn, vader?" riep
ie toen fel.
,,'t Zou zonde zijn, jongen, om oew kind
veur die negentjes z'n geluk te verknoeien!"
,,'k Heb er gaauw genoeg drietjes van ge
maakt", zee Dré III.
„As ge 't hart in oew lijf hebt!" dreig
de m'nen zoon.
En zoo amico, zoo wierd besloten, Dré III
eerst zijn Mulo te laten doen, in den zomer
van '38.
„En dan achter malkaar naar 't Gym",
zee m'nen zoon trotsch!
Maar eh onder ons, daar komt niks
van terecht!
'k Gaai 'ns uitkijken naar 'n goeie tweedc-
handsch vrachtford! Want de prijzen loo
pen bar op, zee Dré III en in dat jonk heb
ik vertrouwen!
Maar nou schei ik er toch af.
Veul groeten van Trui en als altij geefi
haarke minder van oewen t.a.v.
Dré.