Geestelijk Leven
Spanje
Zaterdag 24 April 1937.
Tweede blad
door ASTOR
II.
VOOR ik het overzicht van de geschie
denis van Spanje vervolg, wil ik
zéér in 't kort het voorafgaande sa
menvatten.
Tot pl.m. 1000 jaar vóór Chr. leven op het
Iberische schiereiland de Iberiërs. Daarna ko
men de Kelten opzetten, die zich met de
Iberiërs vermengen. Dan hebben wij dus een
Kelto-Iberische bevolking. Temidden van
deze bevolking.vormen zich Phoénicische en
Grieksche kolonies in de kustgebieden. Ik
.voeg er wat ik in 't vorige artikel verzuim
de aan toe dat ook joodsche gemeenten
zich vestigden in Spanje. In 237 v. Chr. volgt
de verovering van Spanje door Karthago,
dat op zijn beurt weer wordt verdrongen
door Rome. In 133 v. Chr. was Spanje een
provincie van het Romeinsche rijk. Met den
,val van het West-Romeinsche rijk komt hier
aan een einde. Vreemde volken vallen het
land binnen. In 568 treden de West-Gothen
pp. Hun heerschappij zal duren tot 711.
Dan komen de Mooren.
Hiermede opent zich voor Spanje een
hieuw tijdperk van economischen en kultu-
reelen bloei. Wat onder de feodale, christe
lijke heerschers niet mogelijk was geweest
werd nu een feit. De Mooren traden met tact
Pp tegen de bevolking en lieten haar de
Pigen taal en religie behouden. Dit had ten
gevolge dat velen tot het Mohamedanisme
overgingen. Temeer geschiedde dit, waar
deze overgang voor de lijfeigenen tevens de
Sijheid beteekende. Wide men echter aan
iristendom en Kerk getrouw blijven, dan
vroeg de Moorsche overheerscher daarvoor
slechts een bepaalde belasting. Voor de tal
rijke joden na den val van Jeruzalem in
f70 n. Chr., was hun aantal sterk vermeer
derd breekt een gelukkige tijd aan; zij
zijn van alle vervolging ontslagen. En dit
wilde wat zeggen voor hen, als wij bedenken
dat hun het bezit van grond en huizen ver
boden was (in het jaar 693). In het groote
historische werk van Graetz, hetwelk de ge
schiedenis der joden in bijzonderheden ver
meld, wordt ons verhaald van een joodsche
samenzwering tegen het West-Gothische rijk.
Zij mislukte evenwel door verraad. Toen
werden alle joden tot slaven verklaard aan
heeren weggeschonken, over het geheele
land verdeeld met de bepaling dat de heeren
hen niet meer mochten vrijlaten. De kinde
ren werden op hun zevende jaar aan de
joodsche ouders ontnomen en aan christe
nen gegeven om ze op te voeden!
Volkomen begrijpelijk derhalve dat de jo
elen met vreugde de heerschappij der Mooren
begroetten. Er zijn geschiedschrijvers, die be
weren dat de Spaansche joden zelfs den
Moorschen vorst van Marokko, Musa Ibn
2S:oseir, om hulp hebben gevraagd en dat deze
daarom zijn veldheer Tarik met een leger
de straat van Gibraltar liet oversteken om
Spanje te onderwerpen. Dit moge niet ge
schiedkundig vaststaan. Voor de hand lig
gend is het zeker.
In ieder geval waren er dus talrijke be
volkingsgroepen, die niet zonder voldoening
de West-Gothische heerschappij plaats zagen
maken voor die der Mooren, die spoedig na
genoeg gansch Spanje in hun macht hadden.
Dit laatste zou niet mogelijk zijn geweest
wanneer de Mooren waren gestuit op een
volk, dat zich bij de toestanden waaronder
het leefde, had aangepast en zich daarbij min
of meer tevreden gevoelde. Zelfs de christe
lijke kerk had 't nog niet klaar gespeeld dc
Volksmassa's voldoende te onderwerpen.
Het is een merkwaardige verandering wel
ke zich op het Iberische schiereiland gaat
Voltrekken.
Een beroemde Duitsche geschiedschrijver
geeft ons het volgende te 'ezen:
„Zooals bijna overal, beteekende de over
winning der Mooren ook in Spanje een eco
nomische vooruitgang. De Mooren waren wel
geneigd zich als grootgrondbezitters te vesti
gen. Als zoodanig hebben zij ook hier en
daar de feodale toestanden van het West-
Gothische rijk ongeveer laten bestaan, om
eenvoudig de plaats van de Gothische land-
heeren in te nemen. Ook de Gothen, die
terechtertijd tot den Islam (d.i. het Mohame
danisme) overgingen, bleven in het algemeen
in 't bezit van hunne goederen, maar hun
aantal was klein. Maar het aantal Mooren
was te gering om het feodalisme in grooten
stijl door te voeren. Omdat bovendien een
deel der lijfeigen-bevolking tot den Islam
overging, ontstond een vrije boerenstand en
de verdeeling van het groot-grond bezit onder
de bekeerden volgde vanzelf; ja zelfs de aan
hun godsdienst trouw gebleven Christenen
profiteerden hiervan. Door de Moorsche ver
overing werd echter Spanje een deel van de
Mohamedaansche cultuur en ontving als de
meest welkome gave van het Oosten die
kunst van akkerbouw en bevloeiing, welke
zelfs in de onvruchtbare gebieden van Noord-
Afrika en Syrië doeltreffend was gebleken
en die nu in de vlakten van Andalusië hun
triomfen beleefden. Gewassen uit het Oosten,
tot dusver in Spanje onbekend, werden in
cultuur gebracht. In de steden waar de chris
tenen nog lang de overhand behielden, ont
wikkelden zich snel bloeiende bedrijven. De
veeteelt bereikte veel door het fokken van
veredelde schapen (Merinos) en paarden.
Spaansche producten worden uitgevoerd."
Ook de wetenschap komt tot ongekenden
bloei. In geen land van Europa bezat zij de
vrijheid, welke haar in 't Moorsche Spanje
gegeven werd. De joodsche geest kan zich
hier vrij ontplooien. Naast de Mooren be
oefenen de .Toden de wiskunde, de genees
kunde, de filosofie. In Cordova ontstaat een
universiteit, die wereldvermaardheid ver
krijgt. Duizenden studenten uit andere lan
den volgen het onderwijs der geleerden in
de moskeen (Mohamedaansche kerken).
Zelfs het volk deelde in de ontwikkeling
en het analphabethisme verminderde snel.
In Cordova alleen werden 27 nieuwe volks
scholen gevestigd.
Hoe sterk de kunst opbloeide, kunnen wij
thans nog waarnemen in de Moorsche bouw
werken, die in hun prachtige architectuur
het menschdom van de twintigste eeuw nog
tot bewondering dwingen. Ik noem slechts
he Alcazar van Sevilla en het Alhambra
van Granada.
Het is interessant, uit den mond van een
Duitschen geschiedschrijver (uit den vóór-
Hitlertijd) het )volgende getuigenis te hoo-
ren:
„Deze gansche geestelijke bloei was
niet een kunstmatige schepping van den
wil der heerschers, maar kwam voort
uit den voedingsbodem van economi
schen welvaart. De Noord-Europeër, die
uit de dompige stegen zijner steden of
de ellendige leemhutten zijner dorpen,
welke zich om de burchten van o n w e-
t e n d c edellieden schaarden, verplaatst
zag in deze levensblijde, schitterende we
reld, kon zich in een sprookjeswereld
denken! De betoovering, welke thans nog
om.de hallen van het Alcazar of de tin
nen van het Alhambra zweeft, oefent op
iederen bezoeker de machtigste bekoring
uit. Hier zijn de plaatsen, waar de
menschbeid na langen, zwaren tijd weer
vrij -heeft geademd, waar een rijke
vruchtdragende cultuur heeft gebloeid
als een geschenk van den middelland-
schen geest."
Een andere historieschrijver drukt liet kort
en góed zóó uit: „de Islam gaf aan het
Spaansche volk vrijheid en welvaart."
En hij laat er op volgen: „Daarom is het
niet te verwonderen, dat zijne heerschappij
(n.1. die van den Islam) lang duurde, terwijl
toch de grooten van het Moorsche rijk elkan
der wederkeerig bestreden. Men had het volk
gegeven dat, wat het noodig had: vrijheid en
kennis, arbeid en welvaart."
Nu moet men echter één ding niet uit het
oog verliezen: de Moorsche overheersching
is nooit gecentraliseerd geweest. Verschil
lende gebieden hadden hun eigen staatsvorm
en behielden hun eigen karakter.
Toch zou er een tijd komen, waarin dc
MoorschSpaansche cultuur werd vernie
tigd, waarin het bloeiende land zou verdor
ren. waarin het geestelijk peil ver naar be
neden zou gaan, waarin de wetenschap zou
gaan kwijnen en de geest van verdraagzaam
heid niet meer zou worden geduld. Gedreven
door fanatiek verlangen om hun gebied en
invloedsfeer uit te breiden, trokken de
Mooren de Pyrenaeën over om Zuid-Frank
rijk te veroveren. Dit is hun noodlottig ge
worden. In 3?2 werderi zij door Karei Mar-
tell volkomen verslagen.
Deze nederlaag deed bij de vroegere chris
telijke feodale heeren de hoop op bevrijd in-
herleven. Maar toch zou het zeven eeuwen
duren (tot. 1192) voordat de Moorsche heer
schappij, waaronder het volk in zulke gun
stige omstandigheden leefde, volkomen was
vernietigd om plaats te maken voor nieuwe
regeerders.
Langzaam, stap voor Btap, wordt van het
Noorden uit de zoogenaamde Reconquista
(wederverovering) ingezet. Deze strijd
wordt gevoerd onder de leuze dat Spanje
voor het christendom moet worden terugge
wonnen. In werkelijkheid gaat het niet om
christendom en kerk te dienen, maar om
macht, welke de feodale heeren zochten, om
nieuwe gebieden te beheerschen en uit te
buiten.
In het jaar 801 veroverde Karei de Groote,
de kleinzoon van Karei Martell Barcelona, de
hoofdstad van Katalonië. In 1003 viel deze
stad weer in handen der Mooren.
Het zou mij te ver voeren als ik den
eeuwendurenden strijd ook maar oppervlak
kig wilde beschrijven. In het kort gezegd
verliep deze zoo dat zeer geleidelijk de stuk
ken van Spanje onder nieuwe christelijke
heerschappij kwamen, waardoor verschillen
de vorstendommen en vorstendommetjes ont
stonden, onafhankelijk van elkaar. Er ont
staat een toestand zooals die eeuwenlang in
Duitschland heeft bestaan, waar ook talloo-
ze staatjes te vinden waren.
In de namen der provinciën van het tegen
woordige Spanje vinden wij die staatjes te
rug. Alleen Portugal zal op 'n zeker tijdstip
van Span je gescheiden worden, om er zich
tot nu toe nooit meer één mede te voelen.
Dit gebeurde in de twaalfde eeuw.
De twee voornaamste koninkrijken in het
wederveroverde Spanje waren Aragon en
Kastilië. Door het huwelijk van Koningin
Isabella van Kastilië met koning Ferdinand
van Aragon werden zij tot één rijk in het
jaar 1469. Hierdoor was een soort van groot
macht in Spanje geschapen. En zij zou zich
laten gelden! Het laatste bolwerk der Moo
ren, Granada, viel in 1492.
Nu werd het streven van Ferdinand en
Isabella om Spanje tot één groot rijk te ma
ken en den koning tot den absoluten heer-
scher.
Dit streven bestond in de eerste plaats bij
Isabella, die éen vrome katholieke vrouw
en een zeer wilskrachtig mensch was. Zij
kwam in botsing met den adel, wiens rech
ten (of onrechten?) werden verkort, maar
vond steun bij de steden. Een der middelen,
welke zij aanwendde, was dat zij een buiten
gewoon groote macht gaf aan de geest ejijk-
heid. Zij is de vrouw, die in de jaren 1478—
1481 de inquisitie instelde.
Dit woord inquisitie wekt herinneringen
op aan duivelsche wreedheid. De geschie
denis van ons land weet daarvan 't een en
ander te vertellen.
De beruchte Thomas de Torquemada werd
de eerste leider dezer instelling.
Nu was het met de vrijheid van den
geest afgcloopen, met die vrijheid, welke on
der dc moorsche heerschappij zulke rijke
vruchten had afgeworpen en waardoor
Spanje cultureel alle Europeesche staten
verre had overvleugeld.
De inquisitie richtte zich in het bijzonder
tegen de Joden en de Mooren; later ook te
gen de protestantsche ketterij. Zij werd tot
een waar schrikbewind. Zij had overal hare
aanbrengers en verklikkers. De beul kreeg
druk werk en de brandstapels laaien hoog
op. De beste elementen der Spaansche be
volking worden van hun goederen beroofd
en verdreven. In het jaar 1492 beveelt Tor
quemada de verdrijving van 200.000 Joden.
Kort na diens dood, in 1502 werd een groot
deel der Mooren het land uit gejaagd. Zoo
wordt Spanje een absoluut katholiek land;
maar zoo ook ziet het den ondergang van
zijn industrie en zijn landbouw op noodlot
tige wijze naderen.
Want het waren juist de Mooren en de
Joden, die de ambachten en den akkerbouw
beoefenden en tot een stevigen economischen
ondergrond van het land hadden gemaakt.
Voor het uiterlijk werd Spanje groot; het
ontwikkelde zich zelfs tot een wereldrijk.
Karei de Vijfde, uit onze vaderlandsche
geschiedenis welbekend, kon pralend uit
roepen: „in mijn rijk gaat de zon nooit
onder". Maar met die uiterlijke grootheid
komt onzichtbaar het diepe verval aan
sluipen.
Spanje wordt schatrijk en doodarm tege
lijk. Schatrijk worden de avonturiers, de
brutalen, de machtsbegeerigen; doodarm
wordt de groote massa, de boeren, de hand
werkers, de kleine luiden.
Hoe kon dat?
Ik wees reeds op het werk der inquisi
tie met haar tallooze verbeurdverklaringen
van de goederen van hen, die niet zuiver
katholiek waren.
Daar kwam iets anders bij. In het jaar
1492 ontdekte Columbus de nieuwe wereld:
Amerika. Stuk na stuk wordt ze veroverd
en voor Spanje in bezit genomen in naam
des christendoms. Maar op welk een wijze!
Ik heb slechts de namen te noemen van
Ilernando Cortez en Francisco Pizarro om
de herinnering wakker te roepen aan onzeg
bare wreedheden gepleegd tegenover de be
woners van de nieuwe landstreken.
Cortez vaart 10 Februari 1519 met 11 sche
pen, 600 manschappen, 16 paarden en 14
kanonnen naar Mexico. Om den terugkeer
van zijn soldaten onmogelijk te maken,
verbrandt hij de schepen. Hij stichtte de
stad Veracruz en maakt zich dan meester
van de hoofdstad van het rijk der Azteken.
Den koning van dit rijk, Montezuma, neemt
hij gevangen. Ook Indianenstammen wor
den onderworpen. Den 13 Aug. 1521 valt de
hoofdstad, welke zich had vrijgevochten,
ten tweeden male in zijn handen. Spoedig
volgde de onderwerping van het ganschc
Aztekenland. Op de gruwelijkste wijze
werd gestreden en de oorspronkelijke bewo
ners werden tot rechtelooze slaven ge
maakt. Ef was bij de veroveraars maar één
begeeren: goud en zilver. En daarvoor
moesten de slaven zorgen.
Ongehoorde rijkdommen werden verza
meld.
Zóó als Cortez het beschaafde Azteken-
volk (latere onderzoekingen hebben bewe
zen dat het cultureel op een hoog peil
stond), nagenoeg geheel uitroeide, zóó ver
nietigde Pizarro het rijk der Inka's dat het
tegenwoordige Peru is. Pizarro werd door
Karei V tot, stadhouder van Peru be
noemd. In meedoogenlooze wreedheid deed
hij voor Cortez niet onder. Maar de goud
en zilverstroom vloeide over den Atlanti-
schen Oceaan naar Spanje ennaar Por
tugal. Want ook de Portugeezen werden
door het glinsterend metaal, door de zucht
naar avonturen en macht aangetrokken.
Dit gaf wrijving en strijd tusschen beide
landen.
De paus maakt er een einde aan door een
scheidingslijn te maken.
Het is een bittere gedachte dat al die ver
overingen in Amerika mede in den naam
van het, christendom werden gedaan en dat
de kerk zich op zulk een onmenschelijke
wijze ging vestigen in de nieuwe wereld.
Daarom doet het aan als een verkwikking,
dat er ook nog een man was als Las Ca-
sas, een priester, die niet aan de uiterlijke
glorie en macht van zijn kerk in de eerste
plaats dacht, maar met onverschrokken
heid pleitte voor een goede behandeling der
inboorlingen. Het was waarlijk niet zijn
schuld dat millioenen van de oorspronke
lijke bewoners werden gedood, uitgeroclu
als onkruid; in die mate zelfs dat men later
Afrikaansche negers ging rooven om deze
als slaven te laten arbeiden.
En het goud stroomde en stroomde altijd
maar naar Spanje en dit land kreeg een
onmetelijke gebiedsuitbreiding. Bij duizen
den gingen Spanjaarden naar het fantasti
sche goudland.
Toen Ferdinand in 1516 stierf, kwam Ka-
rel I aan dc regeering jals keizer is hij Ka-
rel V) over een rijk met vele koloniën. Maar
een werkelijke eenheid was er niet. En dc
machtige koning-keizer had menigen op
stand te dempen. Moe en afgeleefd doet hij
25 Octobcr 1555 afstand van dc regeering in
de Nederlanden (die toen onder Spaansche
heerschappij stonden) cn 7 September 1556
legt hij den keizerskroon neer. In 1558 (21
Sept.). sterft hij.
Zijn opvolger wordt zijn zoon Filips II, de
meest gehate vijand van ons volk.
Onder dezen Filips II begint de wereld
macht van Spanje reeds te verminderen. In
een langdurigen oorlog vecht zich ons volk
vrij.
(In 1580 wordt Portugal bij Spanje inge
lijfd, maar in 1668 weer onafhankelijk en
blijft het). Het was de toestand van het
Spaansche volk toen het Spaansche rijk het
machtigste was ter wereld? De laatste Moo
ren werden in dc jaren 16091611 ten getale
van 600.000 uit het. land verjaagd! Waarom
ook niet? Beschikten de adellijke heeren niet
over goud, waarvoor zij alles konden koo-
pen? De landbouw vloog achteruit, de be
vloeiingswerken vervielen, de akkers wer-
DEN HELDER
den schapenweiden en jachtterreinen, de
veeteelt werd verwaarloosd. Wat deerde
het? De bovenste lagen der samenleving
hadden goud in overvloed. „De productieve
arbeid komt in discrediet.; slechts soldaat
en monnik zijn beroepen den man waar
dig" oordeelt een moderne schrijver over
den glorietijd van Spanje.
Het aantal der bevolking neemt onrust
barend af. In den Moorschen tijd 25 milli-
oen. Bij de verovering van Granada 12 mil-
lioen. Onder Filips II 8 millioen. In het mid
den van de 17de eeuw 6 millioen! In het be
gin van de 16de eeuw voerde Spanje nog
graan uit. Van het begin van de zeventien
de eeuw af moest het graan invoeren en
dat, waar de bevolking zoo geweldig ver
minderd was.
Er is misschien geen enkel land in Eu
ropa, waar zulk een scherpe tegenstelling is
tusschen de „hoogere" en de „lagere" klas
se. De armoede is er ontstellend groot. Met
uitzondering van Catalonië en de Baskische
landen is Spanje nóg bijna een agrarisch,
vóór-kapitalistisch land. De bodem is voor
het grootste deel het bezit van de opper
machtige landheeren (de Grandes) De loo-
nen zijn buitengewoon laag. Landgoederen
van 10.000 en zelfs van 50 en 100 duizend
H.A. zijn geen zeldzaamheid.
(In de negentiende eeuw verliest Spanje
zijn koloniën. Een uiterst kleine vergoeding,
zonder werkelijke beteekenis, krijgt het
door de verovering van een deel van het
Noord-Afrikaansclie Marokko).
Het zal ieder duidelijk zijn. dat de oorlo
gen, welke Spanje had te voeren, geweldige
lasten op het volk legden. Dit veroorzaakte
een diepe ontevredenheid, die soms in op
stand tot uiting kwam. Zon kwam het b.v.
reeds in 1640 tot een geweldig verzet van
Katalonië, dat zich tot een onafhankelijke
republiek proclameerde. Maar deze revolutie
werd onbarmhartig neergeslagen door de
Spaansche legers, die den Koning in Madrid
trouw bleven. Dit gebeurde in 1652 toen
Barcelona zich moest overgeven.
Ik deelde mede dat in 166S Portugal zich
van Spanje losmaakte.
Tengevolge van den zoogenaamden suc
cessieoorlog (die 12 jaren duurde) verloor
Spanje in 1713, toen Filips V koning werd,
verschillende gebieden: Napels, Sardinië,
Milaan en de zuidelijke Nederlanden (bet
tegenwoordige België) werden Oostenrijksch
bezit; Sicilië kwam aan Savoie en Engeland
verkreeg Gibraltar en het eiland Menorca.
Zoo kromp het Spaansche rijk gaandeweg
in tot het schiereiland zélf met uitzondering
van Portugal. En het. teerde maar steeds
op zijn koloniën. Dit. bracht echter met, zich
mede. de noodzakelijkheid van groote legers,
wat ontzaglijk veel geld kostte. Daarbij
kwam dat zich een militaire kaste vormde
met aan die kaste eigen tradities.
Maar er was nog iels anders wat een ge
weldige economische schade voor het land
beteekende. Het, aantal kloosters was schrik
harend groot. Het werd zelfs den machtheb
bers te erg. In den tijd toen Spanje in den
oorlog met Nederland was gewikkeld,
maakte de toenmalige minister Olivarez de
bepaling dat geen nieuwe kloosters meer
mochten worden opgericht. Er waren toen
niet minder dan ruim 9000 monniksklooB-
ters!
De toestand in de achttiende eeuw was In
't kort de volgende:
De steden hadden hunne privilegiën ver
loren, de boeren zuchtten onder zware
feodale lasten, de kerk was een der grootste
grondbezitters, het leger verslond schatten;
is het wonder, dat verzet ging broeien in
de harten van duizenden?
Daarbij kwam dat nooit de verschillende
provinciën zich werkelijk één hadden ge
voeld met het, Spaansche koninkrijk; hier
uit groeide haat tegen Madrid, d.i. tegen
hen die vandaar uit met geweld en nog
altijd met de inquisitie de bevolking ty-
ranniseerden.
In diezelfde achttiende eeuw begint echter
een nieuwe geest te ontwaken, allereerst in
Frankrijk, waar hij zou voeren tot de revo
lutie van 1789 en waarbij het absolute ko
ningschap evenals de bevoorrechting van
adel en geestelijkheid een onherstelbare
knoei zou krijgen.
Door dien geest zou ook Spanje worden
aangeraakt en in beroering worden ge
bracht.
ASTOR.
„Wachten chauffeur," zei, terwijl hij het
portier dichtsloeg en haastig de stoep op
sprong om te bellen. Maar wat was dat? In
een hoekje, vlak tegen het hek van den voor
tuin aan, zat een kind... Zou het mogelijk
zgn...?
Meteen stond hij voor haar. Marry keek
hem verschrikt aan. Ze had de auto wel aan
zien komen en stil zien houden voor het huis,
maar dacht niet, dat degene die uitstapte
haar zou zien. Ze hield zich nogal zoo goed
Bchuil.
„Wie ben jij kleine?" vroeg hfl.
En toen ze op die vraag geen antwoord
gaf, alleen maar schuw naar hem opkeek,
vervolgde hij:
„Ben jij misschien... Marjoleintje?"
Even lichtte er iets in haar oogen, maar
'dan keek ze hem opeens wantrouwend aan.
„Hoe weet U. dat ik Marjoleintje heet? Dat
!treet niemand, alleen Mammie."
„En ik, dat hoor je," lachte hij.
Een gevoel van blijdschap doorstroomde
hem nu hij het kind gevonden had.
„Ga je met me mee?" vroeg hg zacht, zich
Vertrouwelijk tot haar overtuigend.
Ze schudde met resoluut gebaar het hoofd.
„Neen," zei ze. „Ik blijf hier zitten, vlak
hfj Mammie. Die is hier binnen," voegde ze
er aan toe, in de overtuiging hem groot
nieuws mede te deelen.
„Dat weet ik," zei hg eenvoudig. „Ik ken
je Mammie heel goed."
Het kind keek hem ongeloovig aan.
„Mammie kent bijna niemand," zei ze weer
spannig.
„Mg kent ze wel. Ik ben... haar dokter."
„Maakt U haar beter?" vroeg ze op geheel
anderen toon. Mammie's dokter, dacht ze. daar
moet ik vriendelijk tegen zijn, anders laat hij
haar misschien niet gauw het ziekenhuis uit.
„Of ik haar beter maak? Dat zal je eens
zien. En wó.t gauw ook."
Ze schoof ongemerkt een beetje zgn kant
uit.
„Gaat U nou naar haar toe?"
„Neen, nu slaapt ze."
„Slapen alle zieke menschen nou?"
„Allemaal."
„Wat moet U dan hier doen?"
„Ik kom jou halen."
Meteen schoof ze in haar hoekje terug.
„Dan heeft juffrouw Smit U zeker ge
stuurd!" riep ze met angst in haar stem uit
en toen smeekend: „Neemt U me alsjeblieft
niet mee... Laat me hier big ven... i\ wil niet
meer terug, ik durf niet, oh
Met de handjes voor haar gezicht begon
ze te huilen.
De hond bewoog loom zijn slaperigen kop.
Marry boog zich over het dier heen alsof ze
bg hem bescherming wou zoeken.
Paul keek met medelijden op het kind neer.
DéArom was ze dus weggeloopen. Ze moest
het er slecht gehad hebben. Hij begreep hoe
moeilijk het hem zou vallen het vertrouwen
van het kind te winnen en wel zoo, dat het
met hem mee wou gaan. Het moest wel ver
kleumd zijn. Wie weet hoe lang het reeds hier
op die koude steenen zat.
Hg streek haar liefkoozend langs de schou
dertjes.
„Je hoeft niet terug," zei hij troostend.
Heusch niet. Maar hier kan je ook niet blij
ven. Als er straks een agent komt, neemt hij
je zeker mee en dan brengt hg je zeker naar
die juffrouwhoe heet ze ook weer?"
„Smit," zei Marry en er ging een rilling
langs haar rug, toen ze dien naam uitsprak.
Paul zag het en het deed hem opeens be
sluiten het kind met zich mee naar huis te
nemen. Dat was hij eigenlgk heelemaal niet
van plan geweest. Hij was er spontaan op uit
getrokken om het kind te zoeken, niet beden
kend, wat hij, als hij het gevonden had, er
mee aan zou vangen.
Maar dit was, voor het oogenblik althans,
de beste oplossing. Het was toch Diny's kind.
Het kind van zgn vrouw.
En al kwamen, bij die gedachten, zijn ge
voelens weer in opstand, was hij toch van
meening, dat het kind onder de omstandig
heden niet te lgden mocht hebben. En hij maak
te zichzelf wgs, dat hg tegenover een wild
vreemde misschien niet anders zou handelen.
Marry zat als een hoopje ellende in elkaar
gedoken.
Paul voelde zich hulpeloos toen hy naar
haar stond te kijken. De chauffeur van de
wachtende taxi, een man op leef tg d, hoestte
eens.
Paul keek onwillekeurig om. De chauffeur
wenkte hem naderbg te komen.
„Mag ik het eens probeeren, meneer? Ik
heb er acht thuis. Ik weet er wel zoo'n beetje
mee om te springen."
Paul knikte.
De man snoof eens flink, dat moest hem
blgkbaar moed geven voor den aanval. Toen
stapte hg uit en op Marry toetredend vroeg
hg op bazigen toon:
„Zeg eens, van wie is die hond? Is die van
jou?"
Marry keek snel op. Haar blik was ang
stig.
„Ja", zei ze aarzelend. „Of... eigenlgk nee...
ik..."
Zou die man Bobby weg komen halen? Ze
beefde bij de gedachte.
„Hoe kom je daaraan? Biecht eens op!"
Marry sloeg haar armpje nog wat vaster
om Bobby's nek.
„Is-ie van U?" vroeg ze met een benepen
stemmetje. „Dan zal ik hem aan U terug
geven. Ik heb hem niet willen stelenik
vond hem vanmiddag, hij zat zoo koud en zoo
bibberig op een stoep. Hij had honger en was
geloof ik een beetje ziek en..."
In één adem vertelde ze wat er dien mid
dag gebeurd was.
Paul's hart schoot vol. Dat was geen naar.
verwend nest, zooals hij gedacht had. Dat
was een lief, gevoelig kind.
„Kom maar gauw met pie mee, kleine..."
zei hij en probeerde haar te bewegen om op
te staan.
Maar het kind verweerde zich.
„Neè," riep ze. „Laat U me asjeblieft hier
blijven..."
„Goed meneer," zei de chauffeur, die, eerst
een beetje onder den indruk van Marry's ver
haal, nu weer bggekomen was. „Laat U haar
dan maar zitten. Dan neemt U alleen den
hond mee
„Nee, nee," riep Marry uit. „Bobby blijft
bg me..." en toen smeekend:
„Toe. laat U hem alstublieft bg me... Hg
heeft niemand..."
„Dan heeft-ie hier, meneer toch!" ijverde
de chauffeur. „En die hep een mooie tuin,
waar-ie kan spelen, waar of niet, ^meneer?
En een lekkere warme kachel, daar kan-ie
fgn op een kleedje vóór gaan leggen, waar of
niet, meneer? En kluiven zoo dik als m'n
arm, krggt-ie dan, waar of niet, meneer?"
Hg gaf Paul een vertrouwelgk stootje. Paul
knikte bevestigend. Hij had moeite z'n lachen
te houden bg de pogingen, die de man deed
om de kleine tot andere gedachten te bren
gen. Het kind keek snel op.
„Als ik meega...", vroeg ze weifelend, „mag
Bobby... dan ook...?"
„Natuurlgk", viel Paul haar snel in de rede.
„Dan blijven jullie bij mekaar."
Met een sprongetje was ze op. De hond,
doezelig, schudde z'n kop.
„Ik ga mee," zei ze ineens besloten. En
zich verheugd over den hond heenbuigend,
liep ze, zijn kop streelend uit:
„We blijven samen, Bobby, en we krygen
kluiven zoo dik als... als
„Als m'n been!" riep de chauffeur uit. De
overwinning straalde uit zijn oogen.
„Nou meneer," vroeg hij, „heb ik het voor
mekaar of niet? Dat zeg ik U toch, daar
moet je vader voor zijn. Waar of niet, me
neer?"
Paul knikte lachend.
„Ze kunnen jou om een boodschap sturen,"
zei hij prijzend.
„Bobby, kom! riep het kind. den hond in
den wagen trekkend. Meteen zat hij op haar
schoot.
Paul bespeurde een verdacht luchtje.
„Bobby gaat morgen direct in een bad,"
zei hg.
„Morgen...? vroeg Marry, terwyi ze door
de schokkende beweging die de auto maakte
even tegen hem aanviel. „Zijn we morgen dan
ook nog bg U?"
„Natuurlijk", zei hij. „En weet je wat we
morgenmiddag gaan doen?"
„Nou?" vroeg het kind, de oogen In af
wachting naar hem opgeslagen.
„Dan gaan we samen naar je Mammie."
„O," riep het kind verheugd uit. „Naar
Mammie..., dat is heerlijk."
Opeens klemde zg zich angstig aan hem
vast. Ze passeerden het pleintje, waar Door-
tje's moeder woonde. Het kind onderscheidde
het direct. Ze was zoo lang gewend in het
donker in die buurt te vertoeven.
Hij keek met verwonderden blik op haar
neer.
„Wat is er?", vroeg hij. „Ben je ergens
bang voor?"
Hg begreep niets van die angstige houding
opeens.
„Brengt U me heusch niet naar juffrouw
Smit?"
„Weineen kind, hoe kom je er by?"
„Ze woont déiér, o, ik zie het huis al
Ze beefde over haar geheele lichaam.
„Je gaat met mij mee. Je kunt me ver
trouwenMarjoleintje."
Het kostte hem nu moeite dien naam uit
te spreken.
De taxi reed met een vaart voorbg de ge
vreesde woning.
Het kind slaakte een zucht van verlich
ting.
(Wordt vervolgd