Geestelijk Leven Spanje Zaterdag 24 April 1937. Tweede blad door ASTOR II. VOOR ik het overzicht van de geschie denis van Spanje vervolg, wil ik zéér in 't kort het voorafgaande sa menvatten. Tot pl.m. 1000 jaar vóór Chr. leven op het Iberische schiereiland de Iberiërs. Daarna ko men de Kelten opzetten, die zich met de Iberiërs vermengen. Dan hebben wij dus een Kelto-Iberische bevolking. Temidden van deze bevolking.vormen zich Phoénicische en Grieksche kolonies in de kustgebieden. Ik .voeg er wat ik in 't vorige artikel verzuim de aan toe dat ook joodsche gemeenten zich vestigden in Spanje. In 237 v. Chr. volgt de verovering van Spanje door Karthago, dat op zijn beurt weer wordt verdrongen door Rome. In 133 v. Chr. was Spanje een provincie van het Romeinsche rijk. Met den ,val van het West-Romeinsche rijk komt hier aan een einde. Vreemde volken vallen het land binnen. In 568 treden de West-Gothen pp. Hun heerschappij zal duren tot 711. Dan komen de Mooren. Hiermede opent zich voor Spanje een hieuw tijdperk van economischen en kultu- reelen bloei. Wat onder de feodale, christe lijke heerschers niet mogelijk was geweest werd nu een feit. De Mooren traden met tact Pp tegen de bevolking en lieten haar de Pigen taal en religie behouden. Dit had ten gevolge dat velen tot het Mohamedanisme overgingen. Temeer geschiedde dit, waar deze overgang voor de lijfeigenen tevens de Sijheid beteekende. Wide men echter aan iristendom en Kerk getrouw blijven, dan vroeg de Moorsche overheerscher daarvoor slechts een bepaalde belasting. Voor de tal rijke joden na den val van Jeruzalem in f70 n. Chr., was hun aantal sterk vermeer derd breekt een gelukkige tijd aan; zij zijn van alle vervolging ontslagen. En dit wilde wat zeggen voor hen, als wij bedenken dat hun het bezit van grond en huizen ver boden was (in het jaar 693). In het groote historische werk van Graetz, hetwelk de ge schiedenis der joden in bijzonderheden ver meld, wordt ons verhaald van een joodsche samenzwering tegen het West-Gothische rijk. Zij mislukte evenwel door verraad. Toen werden alle joden tot slaven verklaard aan heeren weggeschonken, over het geheele land verdeeld met de bepaling dat de heeren hen niet meer mochten vrijlaten. De kinde ren werden op hun zevende jaar aan de joodsche ouders ontnomen en aan christe nen gegeven om ze op te voeden! Volkomen begrijpelijk derhalve dat de jo elen met vreugde de heerschappij der Mooren begroetten. Er zijn geschiedschrijvers, die be weren dat de Spaansche joden zelfs den Moorschen vorst van Marokko, Musa Ibn 2S:oseir, om hulp hebben gevraagd en dat deze daarom zijn veldheer Tarik met een leger de straat van Gibraltar liet oversteken om Spanje te onderwerpen. Dit moge niet ge schiedkundig vaststaan. Voor de hand lig gend is het zeker. In ieder geval waren er dus talrijke be volkingsgroepen, die niet zonder voldoening de West-Gothische heerschappij plaats zagen maken voor die der Mooren, die spoedig na genoeg gansch Spanje in hun macht hadden. Dit laatste zou niet mogelijk zijn geweest wanneer de Mooren waren gestuit op een volk, dat zich bij de toestanden waaronder het leefde, had aangepast en zich daarbij min of meer tevreden gevoelde. Zelfs de christe lijke kerk had 't nog niet klaar gespeeld dc Volksmassa's voldoende te onderwerpen. Het is een merkwaardige verandering wel ke zich op het Iberische schiereiland gaat Voltrekken. Een beroemde Duitsche geschiedschrijver geeft ons het volgende te 'ezen: „Zooals bijna overal, beteekende de over winning der Mooren ook in Spanje een eco nomische vooruitgang. De Mooren waren wel geneigd zich als grootgrondbezitters te vesti gen. Als zoodanig hebben zij ook hier en daar de feodale toestanden van het West- Gothische rijk ongeveer laten bestaan, om eenvoudig de plaats van de Gothische land- heeren in te nemen. Ook de Gothen, die terechtertijd tot den Islam (d.i. het Mohame danisme) overgingen, bleven in het algemeen in 't bezit van hunne goederen, maar hun aantal was klein. Maar het aantal Mooren was te gering om het feodalisme in grooten stijl door te voeren. Omdat bovendien een deel der lijfeigen-bevolking tot den Islam overging, ontstond een vrije boerenstand en de verdeeling van het groot-grond bezit onder de bekeerden volgde vanzelf; ja zelfs de aan hun godsdienst trouw gebleven Christenen profiteerden hiervan. Door de Moorsche ver overing werd echter Spanje een deel van de Mohamedaansche cultuur en ontving als de meest welkome gave van het Oosten die kunst van akkerbouw en bevloeiing, welke zelfs in de onvruchtbare gebieden van Noord- Afrika en Syrië doeltreffend was gebleken en die nu in de vlakten van Andalusië hun triomfen beleefden. Gewassen uit het Oosten, tot dusver in Spanje onbekend, werden in cultuur gebracht. In de steden waar de chris tenen nog lang de overhand behielden, ont wikkelden zich snel bloeiende bedrijven. De veeteelt bereikte veel door het fokken van veredelde schapen (Merinos) en paarden. Spaansche producten worden uitgevoerd." Ook de wetenschap komt tot ongekenden bloei. In geen land van Europa bezat zij de vrijheid, welke haar in 't Moorsche Spanje gegeven werd. De joodsche geest kan zich hier vrij ontplooien. Naast de Mooren be oefenen de .Toden de wiskunde, de genees kunde, de filosofie. In Cordova ontstaat een universiteit, die wereldvermaardheid ver krijgt. Duizenden studenten uit andere lan den volgen het onderwijs der geleerden in de moskeen (Mohamedaansche kerken). Zelfs het volk deelde in de ontwikkeling en het analphabethisme verminderde snel. In Cordova alleen werden 27 nieuwe volks scholen gevestigd. Hoe sterk de kunst opbloeide, kunnen wij thans nog waarnemen in de Moorsche bouw werken, die in hun prachtige architectuur het menschdom van de twintigste eeuw nog tot bewondering dwingen. Ik noem slechts he Alcazar van Sevilla en het Alhambra van Granada. Het is interessant, uit den mond van een Duitschen geschiedschrijver (uit den vóór- Hitlertijd) het )volgende getuigenis te hoo- ren: „Deze gansche geestelijke bloei was niet een kunstmatige schepping van den wil der heerschers, maar kwam voort uit den voedingsbodem van economi schen welvaart. De Noord-Europeër, die uit de dompige stegen zijner steden of de ellendige leemhutten zijner dorpen, welke zich om de burchten van o n w e- t e n d c edellieden schaarden, verplaatst zag in deze levensblijde, schitterende we reld, kon zich in een sprookjeswereld denken! De betoovering, welke thans nog om.de hallen van het Alcazar of de tin nen van het Alhambra zweeft, oefent op iederen bezoeker de machtigste bekoring uit. Hier zijn de plaatsen, waar de menschbeid na langen, zwaren tijd weer vrij -heeft geademd, waar een rijke vruchtdragende cultuur heeft gebloeid als een geschenk van den middelland- schen geest." Een andere historieschrijver drukt liet kort en góed zóó uit: „de Islam gaf aan het Spaansche volk vrijheid en welvaart." En hij laat er op volgen: „Daarom is het niet te verwonderen, dat zijne heerschappij (n.1. die van den Islam) lang duurde, terwijl toch de grooten van het Moorsche rijk elkan der wederkeerig bestreden. Men had het volk gegeven dat, wat het noodig had: vrijheid en kennis, arbeid en welvaart." Nu moet men echter één ding niet uit het oog verliezen: de Moorsche overheersching is nooit gecentraliseerd geweest. Verschil lende gebieden hadden hun eigen staatsvorm en behielden hun eigen karakter. Toch zou er een tijd komen, waarin dc MoorschSpaansche cultuur werd vernie tigd, waarin het bloeiende land zou verdor ren. waarin het geestelijk peil ver naar be neden zou gaan, waarin de wetenschap zou gaan kwijnen en de geest van verdraagzaam heid niet meer zou worden geduld. Gedreven door fanatiek verlangen om hun gebied en invloedsfeer uit te breiden, trokken de Mooren de Pyrenaeën over om Zuid-Frank rijk te veroveren. Dit is hun noodlottig ge worden. In 3?2 werderi zij door Karei Mar- tell volkomen verslagen. Deze nederlaag deed bij de vroegere chris telijke feodale heeren de hoop op bevrijd in- herleven. Maar toch zou het zeven eeuwen duren (tot. 1192) voordat de Moorsche heer schappij, waaronder het volk in zulke gun stige omstandigheden leefde, volkomen was vernietigd om plaats te maken voor nieuwe regeerders. Langzaam, stap voor Btap, wordt van het Noorden uit de zoogenaamde Reconquista (wederverovering) ingezet. Deze strijd wordt gevoerd onder de leuze dat Spanje voor het christendom moet worden terugge wonnen. In werkelijkheid gaat het niet om christendom en kerk te dienen, maar om macht, welke de feodale heeren zochten, om nieuwe gebieden te beheerschen en uit te buiten. In het jaar 801 veroverde Karei de Groote, de kleinzoon van Karei Martell Barcelona, de hoofdstad van Katalonië. In 1003 viel deze stad weer in handen der Mooren. Het zou mij te ver voeren als ik den eeuwendurenden strijd ook maar oppervlak kig wilde beschrijven. In het kort gezegd verliep deze zoo dat zeer geleidelijk de stuk ken van Spanje onder nieuwe christelijke heerschappij kwamen, waardoor verschillen de vorstendommen en vorstendommetjes ont stonden, onafhankelijk van elkaar. Er ont staat een toestand zooals die eeuwenlang in Duitschland heeft bestaan, waar ook talloo- ze staatjes te vinden waren. In de namen der provinciën van het tegen woordige Spanje vinden wij die staatjes te rug. Alleen Portugal zal op 'n zeker tijdstip van Span je gescheiden worden, om er zich tot nu toe nooit meer één mede te voelen. Dit gebeurde in de twaalfde eeuw. De twee voornaamste koninkrijken in het wederveroverde Spanje waren Aragon en Kastilië. Door het huwelijk van Koningin Isabella van Kastilië met koning Ferdinand van Aragon werden zij tot één rijk in het jaar 1469. Hierdoor was een soort van groot macht in Spanje geschapen. En zij zou zich laten gelden! Het laatste bolwerk der Moo ren, Granada, viel in 1492. Nu werd het streven van Ferdinand en Isabella om Spanje tot één groot rijk te ma ken en den koning tot den absoluten heer- scher. Dit streven bestond in de eerste plaats bij Isabella, die éen vrome katholieke vrouw en een zeer wilskrachtig mensch was. Zij kwam in botsing met den adel, wiens rech ten (of onrechten?) werden verkort, maar vond steun bij de steden. Een der middelen, welke zij aanwendde, was dat zij een buiten gewoon groote macht gaf aan de geest ejijk- heid. Zij is de vrouw, die in de jaren 1478— 1481 de inquisitie instelde. Dit woord inquisitie wekt herinneringen op aan duivelsche wreedheid. De geschie denis van ons land weet daarvan 't een en ander te vertellen. De beruchte Thomas de Torquemada werd de eerste leider dezer instelling. Nu was het met de vrijheid van den geest afgcloopen, met die vrijheid, welke on der dc moorsche heerschappij zulke rijke vruchten had afgeworpen en waardoor Spanje cultureel alle Europeesche staten verre had overvleugeld. De inquisitie richtte zich in het bijzonder tegen de Joden en de Mooren; later ook te gen de protestantsche ketterij. Zij werd tot een waar schrikbewind. Zij had overal hare aanbrengers en verklikkers. De beul kreeg druk werk en de brandstapels laaien hoog op. De beste elementen der Spaansche be volking worden van hun goederen beroofd en verdreven. In het jaar 1492 beveelt Tor quemada de verdrijving van 200.000 Joden. Kort na diens dood, in 1502 werd een groot deel der Mooren het land uit gejaagd. Zoo wordt Spanje een absoluut katholiek land; maar zoo ook ziet het den ondergang van zijn industrie en zijn landbouw op noodlot tige wijze naderen. Want het waren juist de Mooren en de Joden, die de ambachten en den akkerbouw beoefenden en tot een stevigen economischen ondergrond van het land hadden gemaakt. Voor het uiterlijk werd Spanje groot; het ontwikkelde zich zelfs tot een wereldrijk. Karei de Vijfde, uit onze vaderlandsche geschiedenis welbekend, kon pralend uit roepen: „in mijn rijk gaat de zon nooit onder". Maar met die uiterlijke grootheid komt onzichtbaar het diepe verval aan sluipen. Spanje wordt schatrijk en doodarm tege lijk. Schatrijk worden de avonturiers, de brutalen, de machtsbegeerigen; doodarm wordt de groote massa, de boeren, de hand werkers, de kleine luiden. Hoe kon dat? Ik wees reeds op het werk der inquisi tie met haar tallooze verbeurdverklaringen van de goederen van hen, die niet zuiver katholiek waren. Daar kwam iets anders bij. In het jaar 1492 ontdekte Columbus de nieuwe wereld: Amerika. Stuk na stuk wordt ze veroverd en voor Spanje in bezit genomen in naam des christendoms. Maar op welk een wijze! Ik heb slechts de namen te noemen van Ilernando Cortez en Francisco Pizarro om de herinnering wakker te roepen aan onzeg bare wreedheden gepleegd tegenover de be woners van de nieuwe landstreken. Cortez vaart 10 Februari 1519 met 11 sche pen, 600 manschappen, 16 paarden en 14 kanonnen naar Mexico. Om den terugkeer van zijn soldaten onmogelijk te maken, verbrandt hij de schepen. Hij stichtte de stad Veracruz en maakt zich dan meester van de hoofdstad van het rijk der Azteken. Den koning van dit rijk, Montezuma, neemt hij gevangen. Ook Indianenstammen wor den onderworpen. Den 13 Aug. 1521 valt de hoofdstad, welke zich had vrijgevochten, ten tweeden male in zijn handen. Spoedig volgde de onderwerping van het ganschc Aztekenland. Op de gruwelijkste wijze werd gestreden en de oorspronkelijke bewo ners werden tot rechtelooze slaven ge maakt. Ef was bij de veroveraars maar één begeeren: goud en zilver. En daarvoor moesten de slaven zorgen. Ongehoorde rijkdommen werden verza meld. Zóó als Cortez het beschaafde Azteken- volk (latere onderzoekingen hebben bewe zen dat het cultureel op een hoog peil stond), nagenoeg geheel uitroeide, zóó ver nietigde Pizarro het rijk der Inka's dat het tegenwoordige Peru is. Pizarro werd door Karei V tot, stadhouder van Peru be noemd. In meedoogenlooze wreedheid deed hij voor Cortez niet onder. Maar de goud en zilverstroom vloeide over den Atlanti- schen Oceaan naar Spanje ennaar Por tugal. Want ook de Portugeezen werden door het glinsterend metaal, door de zucht naar avonturen en macht aangetrokken. Dit gaf wrijving en strijd tusschen beide landen. De paus maakt er een einde aan door een scheidingslijn te maken. Het is een bittere gedachte dat al die ver overingen in Amerika mede in den naam van het, christendom werden gedaan en dat de kerk zich op zulk een onmenschelijke wijze ging vestigen in de nieuwe wereld. Daarom doet het aan als een verkwikking, dat er ook nog een man was als Las Ca- sas, een priester, die niet aan de uiterlijke glorie en macht van zijn kerk in de eerste plaats dacht, maar met onverschrokken heid pleitte voor een goede behandeling der inboorlingen. Het was waarlijk niet zijn schuld dat millioenen van de oorspronke lijke bewoners werden gedood, uitgeroclu als onkruid; in die mate zelfs dat men later Afrikaansche negers ging rooven om deze als slaven te laten arbeiden. En het goud stroomde en stroomde altijd maar naar Spanje en dit land kreeg een onmetelijke gebiedsuitbreiding. Bij duizen den gingen Spanjaarden naar het fantasti sche goudland. Toen Ferdinand in 1516 stierf, kwam Ka- rel I aan dc regeering jals keizer is hij Ka- rel V) over een rijk met vele koloniën. Maar een werkelijke eenheid was er niet. En dc machtige koning-keizer had menigen op stand te dempen. Moe en afgeleefd doet hij 25 Octobcr 1555 afstand van dc regeering in de Nederlanden (die toen onder Spaansche heerschappij stonden) cn 7 September 1556 legt hij den keizerskroon neer. In 1558 (21 Sept.). sterft hij. Zijn opvolger wordt zijn zoon Filips II, de meest gehate vijand van ons volk. Onder dezen Filips II begint de wereld macht van Spanje reeds te verminderen. In een langdurigen oorlog vecht zich ons volk vrij. (In 1580 wordt Portugal bij Spanje inge lijfd, maar in 1668 weer onafhankelijk en blijft het). Het was de toestand van het Spaansche volk toen het Spaansche rijk het machtigste was ter wereld? De laatste Moo ren werden in dc jaren 16091611 ten getale van 600.000 uit het. land verjaagd! Waarom ook niet? Beschikten de adellijke heeren niet over goud, waarvoor zij alles konden koo- pen? De landbouw vloog achteruit, de be vloeiingswerken vervielen, de akkers wer- DEN HELDER den schapenweiden en jachtterreinen, de veeteelt werd verwaarloosd. Wat deerde het? De bovenste lagen der samenleving hadden goud in overvloed. „De productieve arbeid komt in discrediet.; slechts soldaat en monnik zijn beroepen den man waar dig" oordeelt een moderne schrijver over den glorietijd van Spanje. Het aantal der bevolking neemt onrust barend af. In den Moorschen tijd 25 milli- oen. Bij de verovering van Granada 12 mil- lioen. Onder Filips II 8 millioen. In het mid den van de 17de eeuw 6 millioen! In het be gin van de 16de eeuw voerde Spanje nog graan uit. Van het begin van de zeventien de eeuw af moest het graan invoeren en dat, waar de bevolking zoo geweldig ver minderd was. Er is misschien geen enkel land in Eu ropa, waar zulk een scherpe tegenstelling is tusschen de „hoogere" en de „lagere" klas se. De armoede is er ontstellend groot. Met uitzondering van Catalonië en de Baskische landen is Spanje nóg bijna een agrarisch, vóór-kapitalistisch land. De bodem is voor het grootste deel het bezit van de opper machtige landheeren (de Grandes) De loo- nen zijn buitengewoon laag. Landgoederen van 10.000 en zelfs van 50 en 100 duizend H.A. zijn geen zeldzaamheid. (In de negentiende eeuw verliest Spanje zijn koloniën. Een uiterst kleine vergoeding, zonder werkelijke beteekenis, krijgt het door de verovering van een deel van het Noord-Afrikaansclie Marokko). Het zal ieder duidelijk zijn. dat de oorlo gen, welke Spanje had te voeren, geweldige lasten op het volk legden. Dit veroorzaakte een diepe ontevredenheid, die soms in op stand tot uiting kwam. Zon kwam het b.v. reeds in 1640 tot een geweldig verzet van Katalonië, dat zich tot een onafhankelijke republiek proclameerde. Maar deze revolutie werd onbarmhartig neergeslagen door de Spaansche legers, die den Koning in Madrid trouw bleven. Dit gebeurde in 1652 toen Barcelona zich moest overgeven. Ik deelde mede dat in 166S Portugal zich van Spanje losmaakte. Tengevolge van den zoogenaamden suc cessieoorlog (die 12 jaren duurde) verloor Spanje in 1713, toen Filips V koning werd, verschillende gebieden: Napels, Sardinië, Milaan en de zuidelijke Nederlanden (bet tegenwoordige België) werden Oostenrijksch bezit; Sicilië kwam aan Savoie en Engeland verkreeg Gibraltar en het eiland Menorca. Zoo kromp het Spaansche rijk gaandeweg in tot het schiereiland zélf met uitzondering van Portugal. En het. teerde maar steeds op zijn koloniën. Dit. bracht echter met, zich mede. de noodzakelijkheid van groote legers, wat ontzaglijk veel geld kostte. Daarbij kwam dat zich een militaire kaste vormde met aan die kaste eigen tradities. Maar er was nog iels anders wat een ge weldige economische schade voor het land beteekende. Het, aantal kloosters was schrik harend groot. Het werd zelfs den machtheb bers te erg. In den tijd toen Spanje in den oorlog met Nederland was gewikkeld, maakte de toenmalige minister Olivarez de bepaling dat geen nieuwe kloosters meer mochten worden opgericht. Er waren toen niet minder dan ruim 9000 monniksklooB- ters! De toestand in de achttiende eeuw was In 't kort de volgende: De steden hadden hunne privilegiën ver loren, de boeren zuchtten onder zware feodale lasten, de kerk was een der grootste grondbezitters, het leger verslond schatten; is het wonder, dat verzet ging broeien in de harten van duizenden? Daarbij kwam dat nooit de verschillende provinciën zich werkelijk één hadden ge voeld met het, Spaansche koninkrijk; hier uit groeide haat tegen Madrid, d.i. tegen hen die vandaar uit met geweld en nog altijd met de inquisitie de bevolking ty- ranniseerden. In diezelfde achttiende eeuw begint echter een nieuwe geest te ontwaken, allereerst in Frankrijk, waar hij zou voeren tot de revo lutie van 1789 en waarbij het absolute ko ningschap evenals de bevoorrechting van adel en geestelijkheid een onherstelbare knoei zou krijgen. Door dien geest zou ook Spanje worden aangeraakt en in beroering worden ge bracht. ASTOR. „Wachten chauffeur," zei, terwijl hij het portier dichtsloeg en haastig de stoep op sprong om te bellen. Maar wat was dat? In een hoekje, vlak tegen het hek van den voor tuin aan, zat een kind... Zou het mogelijk zgn...? Meteen stond hij voor haar. Marry keek hem verschrikt aan. Ze had de auto wel aan zien komen en stil zien houden voor het huis, maar dacht niet, dat degene die uitstapte haar zou zien. Ze hield zich nogal zoo goed Bchuil. „Wie ben jij kleine?" vroeg hfl. En toen ze op die vraag geen antwoord gaf, alleen maar schuw naar hem opkeek, vervolgde hij: „Ben jij misschien... Marjoleintje?" Even lichtte er iets in haar oogen, maar 'dan keek ze hem opeens wantrouwend aan. „Hoe weet U. dat ik Marjoleintje heet? Dat !treet niemand, alleen Mammie." „En ik, dat hoor je," lachte hij. Een gevoel van blijdschap doorstroomde hem nu hij het kind gevonden had. „Ga je met me mee?" vroeg hg zacht, zich Vertrouwelijk tot haar overtuigend. Ze schudde met resoluut gebaar het hoofd. „Neen," zei ze. „Ik blijf hier zitten, vlak hfj Mammie. Die is hier binnen," voegde ze er aan toe, in de overtuiging hem groot nieuws mede te deelen. „Dat weet ik," zei hg eenvoudig. „Ik ken je Mammie heel goed." Het kind keek hem ongeloovig aan. „Mammie kent bijna niemand," zei ze weer spannig. „Mg kent ze wel. Ik ben... haar dokter." „Maakt U haar beter?" vroeg ze op geheel anderen toon. Mammie's dokter, dacht ze. daar moet ik vriendelijk tegen zijn, anders laat hij haar misschien niet gauw het ziekenhuis uit. „Of ik haar beter maak? Dat zal je eens zien. En wó.t gauw ook." Ze schoof ongemerkt een beetje zgn kant uit. „Gaat U nou naar haar toe?" „Neen, nu slaapt ze." „Slapen alle zieke menschen nou?" „Allemaal." „Wat moet U dan hier doen?" „Ik kom jou halen." Meteen schoof ze in haar hoekje terug. „Dan heeft juffrouw Smit U zeker ge stuurd!" riep ze met angst in haar stem uit en toen smeekend: „Neemt U me alsjeblieft niet mee... Laat me hier big ven... i\ wil niet meer terug, ik durf niet, oh Met de handjes voor haar gezicht begon ze te huilen. De hond bewoog loom zijn slaperigen kop. Marry boog zich over het dier heen alsof ze bg hem bescherming wou zoeken. Paul keek met medelijden op het kind neer. DéArom was ze dus weggeloopen. Ze moest het er slecht gehad hebben. Hij begreep hoe moeilijk het hem zou vallen het vertrouwen van het kind te winnen en wel zoo, dat het met hem mee wou gaan. Het moest wel ver kleumd zijn. Wie weet hoe lang het reeds hier op die koude steenen zat. Hg streek haar liefkoozend langs de schou dertjes. „Je hoeft niet terug," zei hij troostend. Heusch niet. Maar hier kan je ook niet blij ven. Als er straks een agent komt, neemt hij je zeker mee en dan brengt hg je zeker naar die juffrouwhoe heet ze ook weer?" „Smit," zei Marry en er ging een rilling langs haar rug, toen ze dien naam uitsprak. Paul zag het en het deed hem opeens be sluiten het kind met zich mee naar huis te nemen. Dat was hij eigenlgk heelemaal niet van plan geweest. Hij was er spontaan op uit getrokken om het kind te zoeken, niet beden kend, wat hij, als hij het gevonden had, er mee aan zou vangen. Maar dit was, voor het oogenblik althans, de beste oplossing. Het was toch Diny's kind. Het kind van zgn vrouw. En al kwamen, bij die gedachten, zijn ge voelens weer in opstand, was hij toch van meening, dat het kind onder de omstandig heden niet te lgden mocht hebben. En hij maak te zichzelf wgs, dat hg tegenover een wild vreemde misschien niet anders zou handelen. Marry zat als een hoopje ellende in elkaar gedoken. Paul voelde zich hulpeloos toen hy naar haar stond te kijken. De chauffeur van de wachtende taxi, een man op leef tg d, hoestte eens. Paul keek onwillekeurig om. De chauffeur wenkte hem naderbg te komen. „Mag ik het eens probeeren, meneer? Ik heb er acht thuis. Ik weet er wel zoo'n beetje mee om te springen." Paul knikte. De man snoof eens flink, dat moest hem blgkbaar moed geven voor den aanval. Toen stapte hg uit en op Marry toetredend vroeg hg op bazigen toon: „Zeg eens, van wie is die hond? Is die van jou?" Marry keek snel op. Haar blik was ang stig. „Ja", zei ze aarzelend. „Of... eigenlgk nee... ik..." Zou die man Bobby weg komen halen? Ze beefde bij de gedachte. „Hoe kom je daaraan? Biecht eens op!" Marry sloeg haar armpje nog wat vaster om Bobby's nek. „Is-ie van U?" vroeg ze met een benepen stemmetje. „Dan zal ik hem aan U terug geven. Ik heb hem niet willen stelenik vond hem vanmiddag, hij zat zoo koud en zoo bibberig op een stoep. Hij had honger en was geloof ik een beetje ziek en..." In één adem vertelde ze wat er dien mid dag gebeurd was. Paul's hart schoot vol. Dat was geen naar. verwend nest, zooals hij gedacht had. Dat was een lief, gevoelig kind. „Kom maar gauw met pie mee, kleine..." zei hij en probeerde haar te bewegen om op te staan. Maar het kind verweerde zich. „Neè," riep ze. „Laat U me asjeblieft hier blijven..." „Goed meneer," zei de chauffeur, die, eerst een beetje onder den indruk van Marry's ver haal, nu weer bggekomen was. „Laat U haar dan maar zitten. Dan neemt U alleen den hond mee „Nee, nee," riep Marry uit. „Bobby blijft bg me..." en toen smeekend: „Toe. laat U hem alstublieft bg me... Hg heeft niemand..." „Dan heeft-ie hier, meneer toch!" ijverde de chauffeur. „En die hep een mooie tuin, waar-ie kan spelen, waar of niet, ^meneer? En een lekkere warme kachel, daar kan-ie fgn op een kleedje vóór gaan leggen, waar of niet, meneer? En kluiven zoo dik als m'n arm, krggt-ie dan, waar of niet, meneer?" Hg gaf Paul een vertrouwelgk stootje. Paul knikte bevestigend. Hij had moeite z'n lachen te houden bg de pogingen, die de man deed om de kleine tot andere gedachten te bren gen. Het kind keek snel op. „Als ik meega...", vroeg ze weifelend, „mag Bobby... dan ook...?" „Natuurlgk", viel Paul haar snel in de rede. „Dan blijven jullie bij mekaar." Met een sprongetje was ze op. De hond, doezelig, schudde z'n kop. „Ik ga mee," zei ze ineens besloten. En zich verheugd over den hond heenbuigend, liep ze, zijn kop streelend uit: „We blijven samen, Bobby, en we krygen kluiven zoo dik als... als „Als m'n been!" riep de chauffeur uit. De overwinning straalde uit zijn oogen. „Nou meneer," vroeg hij, „heb ik het voor mekaar of niet? Dat zeg ik U toch, daar moet je vader voor zijn. Waar of niet, me neer?" Paul knikte lachend. „Ze kunnen jou om een boodschap sturen," zei hij prijzend. „Bobby, kom! riep het kind. den hond in den wagen trekkend. Meteen zat hij op haar schoot. Paul bespeurde een verdacht luchtje. „Bobby gaat morgen direct in een bad," zei hg. „Morgen...? vroeg Marry, terwyi ze door de schokkende beweging die de auto maakte even tegen hem aanviel. „Zijn we morgen dan ook nog bg U?" „Natuurlijk", zei hij. „En weet je wat we morgenmiddag gaan doen?" „Nou?" vroeg het kind, de oogen In af wachting naar hem opgeslagen. „Dan gaan we samen naar je Mammie." „O," riep het kind verheugd uit. „Naar Mammie..., dat is heerlijk." Opeens klemde zg zich angstig aan hem vast. Ze passeerden het pleintje, waar Door- tje's moeder woonde. Het kind onderscheidde het direct. Ze was zoo lang gewend in het donker in die buurt te vertoeven. Hij keek met verwonderden blik op haar neer. „Wat is er?", vroeg hij. „Ben je ergens bang voor?" Hg begreep niets van die angstige houding opeens. „Brengt U me heusch niet naar juffrouw Smit?" „Weineen kind, hoe kom je er by?" „Ze woont déiér, o, ik zie het huis al Ze beefde over haar geheele lichaam. „Je gaat met mij mee. Je kunt me ver trouwenMarjoleintje." Het kostte hem nu moeite dien naam uit te spreken. De taxi reed met een vaart voorbg de ge vreesde woning. Het kind slaakte een zucht van verlich ting. (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5