KING Bevolkingstoename bestendigde de werkloosheid PEPERMUNT JONGE BERKEN IN LENTEKLEED Verkoudheid, hoest, bronchitis ABDIJSIROOP Economische beschouwing DE' i _EI MELIJKE STRIJD Zaterdag 15 Mei 1937 Tweede blad Een natuurlijke verkwikking/ EEN INTERESSANTE GRAS- LANDPROEF ZONDER IN MA LING (ZIJPE.) Wie op de coupure in de zand dijk tussen Stolpen en Callantsoog staat en de Zijpe inkijkt, ziet vlak voor zich aan de andere zijde van een draadscheiding een vreemd stuk grasland. Er liggen tien akkers naast me kaar, waarin nog een dwarsgrep- pel. De akkers liggen te hoog voor inmaling en werden voorheen dan ook voor het bedrijf (waarop nu de heer R. de Vries aan de Bos weg) zo goed als niet meegeteld: ze verdroogden vroeg in de zomer toch, behalve de meest linkse akker Het Rijkslandbouwconsulentschap heeft nu in overleg met den pach ter van dit verdrogende gedeelte een proefveld gemaakt, met, het doel om te weten te komen, of zelfs zulke hoge zandgronden de meeste zomers het niet tegen de droogte kunnen bolwerken, mits op de juis te manier en op de juiste tijd be mest. Wie van de grasboeren uit Zijpe en Koegras helpen mee controle ren? De linkse akker is geheel onbe- mest gelaten; dan volgen drie ak kers, die bemest zijn met 300 kg. slak en 200 kg. kainiet en 200 kg. kalkammonsalpeter, het laatste in April gestrooid; verder één akker met evenveel slak en kainiet, doch met 200 kg. kas in Febr., 200 kg. luis in April en 50 kg. kas in Nov. 1036; de volgende twee akkers kre gen hetzelfde op dezelfde tijd, be halve de 50 kg. in Nov.; dan komt er één akker, die de dubbele portie slak en kainiet kreeg, maar geen stikstof; de beide rechtse akkers kregen 50.000 kg. stalmest per h.a. in Februari. Het land is zo vroeg mogelijk droog gelopen. Jongvee en een droge koe hebben het veld in April voorgeweid. Gaat met deze gegevens eens kij ken, niet alleen- van boven, maar ook in 7 veld zelf en controleer de graszode. De heer De Vries zal met genoegen belangstelling zien. Verder wachten we op een liefst vrij droge zomer P. Wanneer daarom de nationaal-socialist wijst op Duitschland, dan dient men zich daarbij allerlei dingen af te vragen als bij voorbeeld, hoeveel wordt ten koste gelegd aan oorlogsrusting of het winnen van on vruchtbare gronden? In hoeverre voorts ar beidsgelegenheid is geschapen door beper king van den invoer of, wat hetzelfde is, van den uitvoer. Wanneer men er bijvoorbeeld kunstrubber of synthetische benzine produ ceert en daaraan veel arbeid ten koste legt, dan behoeft dit geen feit te zijn om prat op te gaan. Want het is zeer waarschijnlijk, dat men zich die dingen met veel minder moeite zou kunnen verschaffen. Door, laten we zoggen, met de helft van de arbeid ma chines te maken en deze te exporteeren. j Kortom, men doet het beste zich in verge- njkingen met het buitenland niet te zeer te verdiepen. Want men heeft grootc kans, dat men tot averechtsche resultaten komt. Waarop men zich dan wel moet baseeren? Men kan onze welstand van heden verge lijken met die uit vroeger tijd en men kan deze zetten naast die van andere, ons om ringende volkeren. Ten slotte kan men on derzoeken of de toename bij ons want van een toename in den loop der jaren mag gelukkig wel worden gesproken niet ten achter staat bij die, welke elders was waar te nemen. We begeven ons daarbij echter op een ter rein vol voetangels en klemmen, omdat be paalde statistieken omtrent den welstand, vooral omtrent die uit vroeger tijden, uiterst zeldzaam zijn, zoo ze niet geheel ontbreken. Wanneer we nu de toestanden van van daag zetten naast die, welke een eeuw ge leden in ons land heerschten, dan moet men al blind zijn, om niet in te zien, dat de verbetering reusachtig is geweest. Zoo lezen we in „De Lage Landen bij de Zee" van Dr. Jan Romein: „De Duitsche his- „toricus Niebuhr, die in 1S0S ons land be- .zocht, schreef in zijn „Cirkularbricfe aus „Holland", dat het een feit is, hoe hier ver hongering de menschelijke natuur zoozeer „uitgemergeld had, dat op het einde der „18e eeuw 5 arbeiders slechts konden pres- „teeren wat 100 jaar te voren 1 gepresteerd „hadden." Vernemen we dan verder in hetzelfde hoofdstuk, wanneer hij het heeft over de verdeeling der inkomens: „En dit resultaat „over '31 is vermoedelijk het punt, het „dichtst bij de grens der gelijkheid, dat de „burgerlijke democratie ooit ergens bereikt „heeft", dan beginnen we te begrijpen, dat zich heel wat heeft gewijzigd ten goede. En wanneer men dan verder in overwe- en de gevaarlijke gevolgen daarvan. Sommige menschen, die wat vatbaar zyn op borst en keel denken, dat het nu eenmaal hun lot is 's winters te moeten hoesten, kuchen, hijgen, benauwd en vol op de borst te zijn. Abdijsiroop die honderdduizenden hun levens-blijheid heeft teruggegeven. Reeds na enkele lepels bemerkt Ge dat dit mid del U zal kunnen helpen. De slijm, die U op de borst drukte, en U benauwd maakte, komt gemakkelijk los, de hoestbuien wor den zeldzamer en verdwijnen, Uw adem haling wordt weer diep en geruischloos en de slijmvliezen van Uw borst en keel worden versterkt. De planten-extracten en de codeïne, de grootste hoest-bedwin- ger, maken de nieuwe verstèrkte Abdij siroop tot s werelds béste Hoest-siroop". AKKER 's verstèrkte Verlaagde prijico i 75 ct„ f 1.25, 2.-, 3.50 p. flacon ging neemt, dat onze werkloozen, hoewel zij in moeilijke omstandigheden verkeeren, een uitkeering ontvangen, die behoort tot de hoogste, welke ergens wordt uitbetaald. Zoo danig, dat bij de jongste stakingen in België de werknemers de uitbetaling van een mi nimumloon eischten, dat ongeveer lag op de hoogte van onze werkloozenuitkeering, dan moet men toegeven, dat er bij ons zeer veel is, wat op prijs behoort te worden gesteld. Een vergelijking met de toestanden uit de vorige eeuw, toen het libe ralisme hoogtij vierde, de leer die ten aanzien van handel en bedrijf een volledige staatsonthouding pre dikte, geeft een enorme omme keer ten goede te zien. Toen gebeurde er voor de werkloozen niets. En men denke niet, dat werkloosheid zeer in het bijzonder een kenmerk is van dezen tijd. Ook de negentiende eeuw, die de fabriek zag opkomen, heeft ze gekend. Het is een eeuw geweest van groote ellen* de voor tallooze gezinnen, waarin werkloos^ heid was gekomen als gevolg van de in* voering van machines. Een merkwaardig verschijnsel uit die periode, dat voor zich zelf spreekt, was het groote aantal brand stichtingen in fabrieken. Alles bijeengenomen is er niet uitsluitend reden tot ontevredenheid. Het groote werkloozencijfer Is daarmee echter niet van de baan. De vermindering mag eenige reden geven tot optimisme, het zal nog belangrijk moeten worden ge drukt. wil het zijn ernstig karakter verlie zen. Of dit resultaat intusschen zal kunnen worden bereikt, zoolang de hersenschim der autarkie de zinnen van zoovelen blijft verduisteren, valt te betwijfelen. DEN HELDER „Uit een zeer nauwkeurig onderzoek, ingesteld door Dr. J. Bertillon, den directeur der Parijsche statistiek blijkt, dat de jaar- lijksche geboorten per 1000 vrouwen van 1550 jaar te Parijs bedragen: in 5 zeer arme arrondissementen 106 tot 116 in 3 arme 93 tot 99 in 5 gegoede 69 tot 78 in 2 zeer gegoede 63 tot 65 in 4 rijke 47 tot 57 in 1 zeer rijk arrondissement 34 Deze gegevens dateeren weliswaar van eenigen tijd geleden, ze zijn merkwaardig genoeg. En in ieder geval zal het goed zijn er rekening mede te houden, dat de jaar- lijksche toename van 44.000 man voorloopig zal blijven bestaan. Hetgeen beteekent, dat, willen we ons in Nederland op hetzelfde welvaartspeil blijven handhaven, de pro ductie niet gelijk mag blijven, doch moet worden uitgebreid. Dat dit feit, intusschen de taak onzer re- reering belangrijk moeilijker heeft gemaakt, behoeft wel nauwelijks betoog. Intusschen doet al weer volgens de me- dedeelingen van dr. Colijn, zich het ver heugend verschijnsel voor, dat sedert. 1936 het absolute werkloosheidscijfer is gedaald. Op 1 April 1937 was dit namelijk circa 26.000 lager dan op 1 April 1936. Vergeleken bij het totale werkloosheidscijfer van 400.000 mag dit van weinig gewicht lijken, men dient daarbij al weer niet uit het oog te verliezen, dat een en ander er op neer komt, dat sedert 1 April in het Nederland- sche arbeidsproces nieuw zijn opgenomen 26.000 41.000, of in totaal 70.000 arbeids krachten. Hetgeen wijst op een zeer belang rijke vooruitgang. Niettegenstaande dit alles, is het vooral het werkloozencijfer, dat enkele partijen stof levert tot critiek. Wellicht ook is het meer de begeerte om reclame te maken voor zichzelf, welke hen juist doet grijpen naar dit punt. Het is uitermate geschikt, om to spreken tot het publiek en het is inder daad een feit, dat we hier te doen hebben met een toestand, die verbetering behoeft. Vrijwel alle oppositiepartijen hebben zich op net werkloozencijfer geworpen om de on deugdelijkheid onzer tegenwoordige regee ring aan te toonen, hoewel allerminst vast staat, dat zij daarin deugdelijk verandering zullen kunnen brengen. Eigenaardig daarbij is het, dat ieder de zer groepen kracht aan zijn beloften tracht bij te zetten door te wijzen op den toestand in het een of ander land, dat wordt gere geerd volgens beginselen, welke de betref fende partij als ideaal beschouwt. De com munisten, beroepen zich op Rusland, zoowel sociaal-democraten als nationaal-socialislen echter zijn het er over eens, dat dat land nu eigenlijk het eenige is, dat juist niet als voorbeeld mag gelden. Wanneer de natio- naal-socialisten dan op Duitschland wijzen als ideaal, gorden de beide linkergroepen zich aanéén om dit te bestrijden. Terwijl ten slotte communisten als nationaal-socialisten elkaar ondersteunen, wanneer het er op aan komt, stelling te nemen tegen de sociaal-de mocratische zienswijze, als zou men zich <lc drie Scandinavische rijken tot voorbeeld kunnen nemen. Over het algemeen is het trekken van vergelijkingen in zulke gevallen trouwens uiterst moeilijk. Allerlei factoren als ligging, uitgestrektheid, bodemgesteldheid, bevol kingsdichtheid, middelen van bestaan en andere meer, doen zich daarbij gelden. En waar deze voor geen enkel rijk precies het zelfde zijn, kan men bij zulke vergelijkin gen eigenlijk alleen maar dwalen. Daarnaast mag niet uit het oog worden verloren, dat de bestrijding der werkloosheid zoodanig dient plaats te hebben, dat inderdaad pro ductieve arbeid wordt verricht. Of, met. andere woorden, dat deze ar beid niet gaat ten koste van de be staande werkgelegenheid. Immers, alle onproductieve arbeid, welke een staat laat. verrichten, gaat ten koste van de productie. Want de middelen daartoe moeten ergens vandaan komen en de eenige bron waaruit een regeering kan putten is de productie. HOEDT U VOOR OPPERVLAKKIGE .VERGELIJKINGEN. HET VERLEDEN SPREEKT EEN DUIDELIJKE TAAL. In de verkiezingsredevoeringen, welke dr. Colijn op verschillende plaatsen heeft ge houden, werden door hem zeer beknopt en kele gegevens vermeld, omtrent het werk loosheidsvraagstuk, die echter belangrijk genoeg waren en zeker de moeite waard .om eens wat nader te worden beschouwd. Het aantal werkloozen bedroeg op 1 Ja nuari van dit jaar rond 400.000. dat is circa 77.000 meer dan op 1 Januari 1933, het oogenblïk waarop het tegenwoordig kabinet ongeveer zijn werkzaamheden begon. Dat beteekent dus een absolute stijging. Terecht wees de minister-president er -echter op, dat bij deze cijfers de factor der bevolkingstoename niet uit het oog mag worden verloren. Want, zoo zei hij, sedert 1 Januari 1933 is, doordat de aanmelding ,van nieuwe, jonge werkkrachten belangrijk grooter was dan de afvloeiing, welke ieder jaar plaats heeft, het aantal werknemers in Nederland gestegen met 176.000. Zoodat, wanneer men de dingen juist stelt, toch in ieder geval in 1937 rond 100.000 men schen meer in het arbeidsproces waren op genomen dan in 1933. Dit cijfer van 176.000 doet ons overigens zien, dat gedurende de afgeloopen vier jaar het aantal werknemers ieder jaar met gemiddeld 44.000 is geste gen. Zoodat. wil men de werkloosheid in ons' land volkomen buitensluiten, ieder jaar de arbeidsmogelijkheid moet worden .uitgebreid 'met werkgelegenheid voor circa '44.000 menschen. Of de periode van malaise, welke we ach- ïer den rug hebben, op den duur ten ge volge zal hebben, dat dit. bevolkings-accres zal afnemen, is een kwestie, waarop het antwoord moeilijk te geven is. Vast staat zoo iets zeker niet. Interes sant in dit verband is een zinsnede, die we lezen in het Leerboek der Staathuishoud kunde door JVlr. N. G. Pierson. Het heet daar: King verdrijft ver moeidheid, houdl U fris en monter. King... geurig, sma kelijk en zuiver. JONNEMA Clfcl/AM. YAM KING PEPEJIAJUNLiSNEEK door Michael Corvin 8) Aan den stijl van het gebouw en aan de inrichting ervan kon men zien, dat men hier op het bezoek van Amerikanen rekende. Aan vankelijk werd Esther vrij geringschattend behandeld, maar toen zfo' haar verlangens ken baar had gemaakt, haar bagageregus had afgegeven eneen kamer met badkamer op de beste étage had besteld, steeg de mate van beleefdheid van het hotelpersoneel aan merkelijk. Zij voelde zich niet erg behaaglijk in deze atmospheer, die verdacht snobbistisch rook, maar zij dacht aan de strenge voor waarde van den ouden Burg, die geëischt had, dat zij in Savoy, het meest bekende hotel, haar intrek zou nemen. Dit zou haar kans op welslagen vergrooten en bovendien behoorde zij als afgezante van de „Welt" in het duurste hotel te wonen. Dus schikte zij zich. Met zorg koos zij haar kamer uit, want zij zou er waarschijnlijk wel een vrij langen tyd in moeten wonen. Z\j vond er een naar haar zin op de eerste étage in een zijvleugel, waar het rustiger was dan in het hoofdgebouw met zijn groote appartementen. Ook deze- kamer was groot en mooi, maar wel wat al te weel derig gemeubileerd. Het was intusschen al wat laat geworden om nog te lunchen, maar zij voelde een gezonden honger na haar tocht door de lucht en door den nevel. Men bezorgde juist haar bagage en deelde tevens mede, dat de groote garderobekoffer eerst tegen den avond verwacht kon worden. Zij begaf zich naar de hal om vandaar naar het restaurant te gaan en naar Engelschen trant een stevig ontbijt te gebruiken. Eerst nadat zij flink gegeten had, belde zij Dr. Linden op, die den vorigen avond reeds door Burg van Berlijn uit telefonisch op de hoogte gesteld was van de komst van zijn vrouwelijke collega en nu dadelijk in het hotel zij opwachting wilde komen maken. Hij wilde haar dan tevens ongedwongen het een en ander over de plaatselijke toestanden vertel len. Zij verzocht hem tegen vier uur te komen, wat hij aannam. Zijn stem vond zij niet on sympathiek en het was al prettig als de man, met wien zij hier, zakelijk althans, het meest te maken zou krijgen, een aangenaam mensch was. Bf het verlaten van de telefooncel zij had in de hal van het hotel getelefoneerd wilde zij nog even aan haar tafel gaan zitten en voelde zij onder het loopen door de zaal een blik op zich rusten. Eerst toen zij goed en wel weder gezeten was, nam zij de menschen aan de andere tafels eens wat nauwkeuriger op en toen zij daarbij een jongmensch met op vallend blond haar aankeek, knikte hij haar haast onmerkbaar toe, maar dadelijk keek zij afwijzend en eenigszins uit de hoogte als het ware door hem heen. Evenals zijzelf had deze vreemdeling een tafel alleen. Zyn eenigs zins al te elegante en verzorgde uiterlijk deed hem, in vereeniging met zijn gelaatsvorm, als een Amerikaan kennen. Hij scheen in het hotel te logeeren, want toen hij de kellner riep, zei hij slechts een enkel woord tot hem, denkelijk het nummer van zijn kamer, en stond op.. Zij keek snel een anderen kant uit, daar zij niet zonder reden vreesde, dat hij haar op dit oogenblik zou aankijken. De vreemdelinng ging naar de hal en plot seling bespeurde Esther den onweerstaan- baren aandrang om hem na te gaan en te weten te komen, wie hij was. Ook zij stond dus op, gaf eveneens het nummer van haar kamer aan den kellner op en slenterde lang zaam de hal in. De onbekende sprak met den portier, wien hij, juist toen Esther naderde, een papier overhandigde en daarop in de lift verdween. Toen zij voorbij kwam, groette de portier haar en deelde haar mede, dat er post voor haar was, wat haar verbaasde. De portier gaf haar een smal couvert, dat, zoo als zij dadelijk constateerde, een visitekaartje bevatte. Op haar kamer las zij het. Mr. James S. Hardley uit New-York verzocht toestemming zich aan haar te mogen voor stellen. Esther twijfelde een oogenblik. Wie was die mijnheer Hardley? Hy had haar naam in het vreemdelingenboek van het hotel gevonden en kende ook haar beroep en het blad, waar voor zij werkte. Wat zou hij wel willen? Eerst was zij geneigd zichzelf uit te lachen. Lieve hemel, was het dan zoo iets bijzonders, dat een jonge man een jonge dame trachtte te leeren kennen, die er niet al te leelrjk uit zag? En daarvoor bleef hem nauwelijks een anderen weg over, dan hij nu ingeslagen had. Maar toen werd zij wantrouwend en tegen strijdige gewaarwordingen maakten zich van haar meester. Nochtans ging zij weer naar beneden. Een oogenblik nog aarzelde Esther Raleigh; zij keek naar de glinsterende glazen versier- selen van de lichtkroon boven haar, hoorde een zachte passage der muziek en reikte Hardley de hand, die haar met een stevigen druk omsloot. „Het zal niet tot uw schade zijn, miss Raleigh." Hij fluisterde haast heesch en boog zich over de tafel naar haar over. „Amerika weet goede werkers te betalen. U zult in uw arbeid voor de „Welt" geen oogenblik ge stoord worden. Als u slechts kunt zwijgen," hij keek haar doordringend aan, „zal geen mensch iets van onze overeenkomst ver nemen. Er gebeuren hier dingen, die we met de allergrootste oplettendheid moeten volgen. U kunt ons helpen. Zonder ons blijft u een journaliste van het gewone kaliber. Met ons behoort u tot de United Service for Informa tion persinformatie." Hij glimlachte, toen zij opstonden. Voor zij afscheid namen verzocht hij haar hem morgen middag in zijn bureau, dat in het gebouw van de West Indian Rubber Company gevestigd was, te komen bezoeken. Zij behoefde slechts naar Mr. Hardley te vragen. Toen vertrok ken zij kort na elkander, om niet gelijk de hal door te moeten gaan. West Indian Rubber Company? Had de United Service daar zijn bureau? Zij herin nerde zich, dat de officieele vertegenwoordi ging in een eigen gebouw gehuisvest was. Maar het was daar, dat Hardley er juist den nadruk op gelegd, had, dat hij niet tot het vaste personeel daarvan behoorde. Evenwel, waarom had hij juist in het huis van deze maatschappij een werkkamer? Onverwacht scheen zij het gezicht van Mr. Werler voor zich te zien, dat zelfverzekerde, lachende gezicht, toen zij haar troef met het gevonden telegram uitspeelde. Dat telegram was immers aan deze zelfde West-Indische Rubber Maatschappij geadresseerd geweest, hoewel aan het hoofdkantoor ervan in Amerika! Zonderling. Reeds in Berlijn had men zich verwonderd afgevraagd, wat Werler wel met die rubbermenschen uitstaande mocht hebben. En dan was dat telegram nog wel in onbegrijpelijke bewoordingen, dus bepaald in geheimschrift opgesteld. Maar dat was immers onzin? Mr. Werler was een de heele wereld door bekende per soonlijkheid, een van de toonaangevende industrieelen van de Vereenigde Staten. En mijnheer Hardley had een baantje bij de niet officieele afdeeling van de Press Information. Toch vermoedde zij het een of andere ver band, zonder daar echter zoo dadelijk een verklaring voor te kunnen vinden, een ver band, dat zeer merkwaardig zou kunnen zyn en dat misschien toch nog geen verklaring van den werkelyken toestand gegeven zou hebben. Esther's hart bonsde nog even luid, als toen zij den blik van Hardley doorstond. Zij voelde het kloppen tot in haar hals en toen kreeg dat kloppen plotseling een beteekenis. Tik-tak. tik-tak; zeide het niet: spi-on, spi-on, spi-on? Zy verbleekte een oogenblik, maar lachte toen dadelijk weder, hoewel eenigszins onzeker. Zij stond hier op een vooruitgeschoven post en het was haar werk inlichtingen te verzamelen. Meer deed zij dan ook niet en er waren haar geen beperkingen opgelegd, die haar konden weerhouden. Zoolang zij op gangbaren ma nieren haar nieuwsgierigheid kon bevredigen, liep zy geen gevaar. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5