Voor den Zaterdagavond OUDERS Ah, cit YlvohxLeAwwxL umait! 't HOEKJE Wat eten wij vandaag Komt er voor uit KAuiówdj-c^dlcuzdóel Een dialoog Een nieuwe zwerftocht door het Duin wordt in dit artikel beschreven. Wat al wondere dingen zijn er te zien, als men zijn oogen de kost geeft! Op jacht met de camera. Auto's met Zondagspangers stuiven met hikkende, zenuwtergende geluiden langs de wegen. Heele volksstammen trekken over de melodieus-rammelende losliggende tegels van de tegelpaden. Ze haasten zich om toch maar gauw op het strand te zijn. Over een paar uur haasten zij zich nog meer, om toch maar weer gauw thuis te zijn. Die haast heeft het eenige voordeel, dat ze niet alle hekken zien, die dienen om hier het uitzicht te ver fraaien. Ik volg ze niet, maar ga naar een van de mooiste, maar ook een van de kleinste plekjes in de duinstreek. Het is er (nog) vrij en je hoeft dus niet bang te zijn voor het be kende bordje met het beruchte artikel. Alles went echter en zeker wel die bordjes, die overal verschijnen. Ondanks de dikke regenwolken, die voor de zon zaten, was ik, heel optimistisch-flui- tend, de donkere kamer ingedoken om bij het vaag-roode licht een paar versche plaatjes in de chassis te zetten. Om de camera met statief en verdere fotografische ingrediënten by elkaar te zoeken en in den rugzak te stoppen bij de gevulde veldflesch, was het werk van een oogenblik. Maar als ik een koekoek, die zit te balanceeren op een tele foondraad, waarin de Noordenwind zacht zoeft, voortdurend hoor roepen, begin ik te gelooven, dat ik weer t^ optimistisch ben ge weest! Zou het geen regen-Zondag worden? Maar wat een zomer! De zeisen hebben voor de eerste maal op de meeste weiden ge klonken en in golven ligt de droge zwee zwaar te geuren. Op de andere weiden deinen nog de gele boterbloemen en bruinroode zu ring, zwenkgras en kropaar. Een paar ranke vischdiefjes komen roe pend over. Wat een fijne dieren toch; één en al "gratie! Familie van de Chironómus. Wees eens stil! Hoor je dien hoogen, héél ijlen toon? Dit zijn de zwermen mug'es, die in zilverschitterende wolkjes boven die plek ken hangen, waar het in den afgeloopen win- tér gevallen water het langst gestaan heeft. En zelfs na vele warme dagen is al dat water op sommige plaatsen niet verdwenen. Het hééft de plantengroei onnoemelijk veel goed gedaan! Als we het goed uitknobbelen blij ken die mugjes te hoore- tot de familie Chi ronómus, waartoe ook de beruchte IJssel- meer-klant behoort. Deze soort is heel klein, en zwart; de mannetjes hebben mooi be- veerde sprieten. Bloedroode zuring deint op den wind, het zaadpluis van de kruipwilgen waait. Overal staan de kleine, gele sterretjes en donker groene, ingesneden blaadjes van tormentil. De struiken zitten vol frisch-groene uit- loopers; dat ziet er goed uit voor de heibloei in September! Onder de hand moeten we vooral letten op de libellen! Die kunnen nu zoo langzamer hand verschijnen! Ik mi- ze eerlijk gezegd, want het zomersche duin is voor mij niet volmaakt zonder die schitter-vleugelige, en zacht-knisterende libellen! Tusschen de gefranjerde, lichtpaarse koe koeksbloemen wuift glanshaver breeduit. Over ruwe braambladeren en tusschen de lichtgroene, roodaangeloopen wuivende plui men van het witbol-gras door ritselt een hagedisje weg, dat zich zeker lag te zonnen in het droge greppeltje op de donkergroene parapluutjes van de watersnavel. De zon komt door. Want, het is waar! De zon is doorgekomen! Alles heeft meer kleur gekregen, alles is op gefleurd. Ik kijk naar de lucht, 'n Tijdelijke opklaring? Nee, het ziet er werkelijk goed uit! Vergenoegd steek ik m'n handen in m'n zakken. Sapperloot, dat kan wat worden! Verder gaande, kan ik geen stap doen, of ik ontdek nieuwe heerlijkheden. Hoog boven me als 'n zwart stipje tegen de blauwe lucht, hangt een leeuwerik. Met toegeknepen oogen om de plotselinge zonnefelheid volg ik dien kleinen vogel met het groote geluid, net zoo lang, tot ik er tureluursch van ben en overal Jeeuwrikken zie. In 'n greppeltje staan groote pollen biezen en russchen. Daartusschen de vetglanzende groote bladen van dotterbloe men. De zaaddoozen, die eraan zitten, zijn al opengebarsten en leeg. „Men" kent van de dot ters alleen de bloemen. Daarna hebben ze geen waarde meer, want wie zou het immers in z'n hoofd halen om de bla deren of de leege zaaddoozen in een snoezige pul op de boekenkast of op de piano te zetten En toch hebben die leege zaaddoozen voor my' meer decoratieve waarde dan die knalgele bloemen. Honderden goud-glimmende puntjes. Kijk eens in de zon! Ja, begrijp me goed, niet pal in de zon, dat zou je je oogen kosten, maar in de stralenbundels! Dan zie je hon derden goudglimmende puntjes zweven. Alle maal insecten! Ik ken er niet veel van, van al dat wriemel-kriebel gedoe. Alleen ken ik de dazen goed, omdat die vandaag namelijk gemeen steken! Ik visch er een uit m'n nek, die me genoeglijk zit leeg te zuigen. Ik mep er drie dood. maar het is toch vechten tegen de bierkaai, want er komen er tien tallen voor terug. Boven de diep-paarse distels warrelt een Gedeelte van den Kever-orchis. (2 x ware grootte). blauw kapelletje; hooibeestjes en koolwitjes wiekelen over de wuivende zuring en de don- kerroode bloemen van de wateraardbei. Wat is het hier fijn! Vlak naast elkaar staat er het fel-geel van ratelaars en het diep-blauw van groote wikke-trossen, het paars-wit van late Pinksterbloemen en het bleek-blauw van heele veldjes eereprijs! Op 'n gammel paaltje van het puntdraad zit een vleugelslaand, staartwippend paapje. Pel geagiteerd alarmeert hij. Als een klein machinegeweertje gooit hy z'n oeiet-tè.k-tè,k eruit. Vrouw en jongen in de buurt? Of nog ergens blauwgroene, eitjes? Nou, zoet maar; maak je maar niét dik, want ik ga al! Als de bloemen licht uitstralen. Kom je hier later in den zomer, dan kun je nog een voor onze omgeving zeldzaam ding vinden! De welriekende nachtorchidee. Over dag ontdek je er niets bijzonders aan, een witachtige bloeitros; meer niet. Maar kom 's avonds eens terug! Dan schijnen de bloemen licht uit te stralen in 't donker en geurt de plant bedwelmend-zoet. Vliegen en kort- tongige vlinders slapen dan. Maar de woest- vliegende nachtvlinders, zooals het avondrood, zijn dan juist actief en alleen zij kunnen bij de zeer diep in de lange, dunne spoor verbor gen honing. Zoo loop ik net even half te maffen en te filosofeeren, als ik een schok krijg! Wat steekt daar uit bovn de neigende pluimen van het zwenkgras en de bevende trilgrassen en de bedonsde kruipwilgjes Is dat een dood gewoon bloeiend gras? Of vergis ik me? Een gelukkige vondst. Nee, inderdaad, het is een bloeiende orchi dee! Niet die van zooeven maar ook een zeld zame! Het is de keverorchis! In de oude flora van Hoek en Redeke, die in 1901 verscheen, heet hij nog de tweebladige orchis en die naam houdt het kenmerk in van twee, groote bladen, die in één punt aan den steel samen komen. M'n eerste opwelling volgend, gooi ik m'n rugzak af en ga op zoek naar meer, want een keverorchis staat nooit alleen. En jawel, zonder moeite vind ik, tusschen het hooge gras, nog tientallen andere exemplaren. Wat een vondst! M'n dag is beter, want hij was, ondanks de stekende dazen, al goed. Een van die forsche knapen pikken we uit, om even goed te bekijken. De tros ljjkt groen, maar de gespleten lip is, als je beter kijkt, geelachtig, terwijl ver schillende bloemblaadjes roode topjes hebben. Die lip dient vermoedelijk wel als uithang bord; tevens als rustplaats. Het is dus een orchidee, en die orchideënfamilie een van de mooiste, maar ook een van de moeilijkste. Mooi om z'n vormen- en kleurenrijkdom, moeilijk om z'n ingewikkelde bestuivings-ma- nieren. Het zijn overblijvende planten, maar je hoeft heusch niet te prebeeren ze naar je tuintje over te planten, want de meeste heb ben bepaalde bodembacteriën noodig. Omge keerd kunnen die bacteriën niet zonder de orchideëen, zoodat we kunnen spreken van een overeenkomst, waarbij beide partijen voordeel hebben. We noemen dat symbiose samenleving). De bestuiving van de keverorchis. De bestuiving van de keverorchis is al bij zonder grappig! In plaats van meeldraden heeft hij gesteelde stuifmeelklompjes en de steeltjes daarvan steken in een met gom ge vuld napje. Een sluipwesp bezoekt een bloem, een honing-afscheidende streep op de lichtere onderlip leidt hem naar de spoor, waarin de honing is geborgen. Even raakt hij het napje aan, dat scheurt, waardoor de gom op zyn kop komt en daar, aan de lucht verhardt. Nu zitten dus de stuifmeelklompjes vast geplakt op den insectenkop en als dat beest z'n kop terughaalt, neemt hij ze doodeenvou dig mee. Ook wanneer hij wegvliegt naar een ar iere keverorchis, neemt hij de stuifmeel klompjes op z'n kop mee. De steeltjes zijn eerst recht, maar na een paar seconden zak ken ze iets door. net zerver. dat bij een v^1 >nde kcvcrorchi- de klompjes stuifmeel wel tegen de stempel moeten komen. Wat Zondag. Piepkuiken met Maryland-saus Gemengde Compóte Nieuwe Aardappelen Blanc-manger ITlaandag. Rosbeef Peulen Aardappelen Griesmeel met bessensap 23inidag Koud vleesch Postelein Aardappelen Appelmoes met custard en room lUoenidag Gevulde tomaten Schotel van verschillende rauwe groenten Aardappelsla Compóte van rhabarber Dandcidag Macaronie met ham Asperges Eieren Boter-aardappeltjes Beschuit met aardbeien tUgdag Aspergesoep Gekookte tarbot Eiersaus Aardappelen Worteltjes Zatfidag Boeren-ommelet Spinazie Aardappelen Hangop juist de bedoeling van 't heele zaakje was. Laatste bedrijf; speelt in den herfst. Op lange, droogbruine steelen staan de rijpe lantaarnvruchten en door zes overlangsche spleten waait het stoffi'ne, donkerbruine zaad weg. Heel merkwaardig vond ik het, dat op de plek, waar de bladen en r.en stengel samen kwamen, en daar een kommetje vormden, een paar kleine kiemplantje^ groeiden! Er zal wat regenwater in het kommetje gestaan hebben, er is stof ingewaaid en er zijn zaadjes in terecht gekomen! Nu komen camera, statief, instelloupe en alle ander spullen te voorschijn. Wat is het warm! Al heb ik m'n jasje al meteen uitge daan, onier m'n insteldoek lig ik te zweeten als een oud karrepaard. Instellen! Nu is de bovenkant van den tros scherp, de onderkant onscherp, op het matglas. Hoe kan dat? Wacht, ik zie het al, d*. tros staat een ietsje scheef. Daar moet wat op gevonden worden. Iets zwaars onderaan tegen den steel aan leggen, 'n Sleutel? Nee, die is riet zwaar genoeg. Maar m'n portemonnaie; dat gaat beter, want vanwege al het koper, waarin ik altijd goed gesorteerd ben, is die flink zwaar. Zoo! Maar waar komt die balk op den ach tergrond toch vandaan? O, 't is een gras sprietje. Even voorzichtig wegknippen. Momentopname. De zaak is klaar. Wat een hitte! Ik veeg een snor van druppeltjes van m'n bovenlip; mep een daas dood, die in m'n hand stak. Nu een plaatje inschuiven, even wachten tot de orchis stil staat. Dan ruischt de sluiter. Als ik de zaak v eer in den rugzak pak staan pareltjes zweet op m'n voorhoofd, 'n Koele slok uit de veldflesch brengt me weer by. Fletsblauw is de lucht. Wit-heet blikkert het stuifduin, de heete lucht trilt boven de kim. In het Zuiden zit een fel-witte donderkop Een uur later zit ik thuis. Gebruind, ver brand en moe, maar weer een macht fijne indrukken rijker! J. K. S. Ook zwijgen kan huichelen zijn Het was een druk gesprek in de kleine kamer. En het onderwerp was: een meisje, dat alle aanwezigen kenden, dat verloofd was geweest, totdat haar verloofde hun engage ment verbrak. Omdat zij veel van hem hield, en vermoedde dat hij haar had afgeschreven in een vlaag van moedeloosheid, veroorzaakt door de crisis en het lange werkeloos-zijn, had zij een poging gedaan om den band tus schen hen te herstellen. En daarover werd nu druk gepraat. „Nu maar", zei Eva, een groote levendige blondine, „ik zou er nooit over denken, zoo iets te doen, verbeeldt je!" „Ja", beaamde Annie, „graag of niet". „Tegenover een man", oreerde Else, „moet een vrouw altijd de eer aan zichzelf houden". Ze keken alle drie vol verwachting naar de vierde aanwezige, die tot nu toe gezwegen had. En toen slingerde ze haar meening, die het effect van een bom had, de kamer in. „Nu, ik geef Jetty groot gelijk." Een koor van protest rees op. „Dat kun je niet meenen!" „Hoe is het mogelijk!" „Neen maar, ik ben verbaasd over je!" Toen het stemmen-tumult wat geluwd was, ging Emmy rustig verder: „Waarom mag je er niet voor uitkomen, dat je van iemand houdt? En wat 13 er voor vernederends in, om te trachten, zoo iemand te behouden?" Jetty wist heusch wel, dat Ben haar niet afschreef, omdat hg niet meer van haar hield. En: „de eer aan jezelf houden", wóórden, niets dan woorden. Wat heb je aan die zoo genaamde „eer"? Geluk of voldoening? Neen immers. Ik verwacht, dat Jetty en Ben een heel gelukkig paar zullen worden, en dat Ben Jetty nog eens dankbaar zal zyn, dat zij blijk heeft gegeven hem beter te kennen dan hij in een oogenblik van neerslachtigheid en gebrek aan levensdurf zichzelf kende. En hoe dan ook, ik vind dat elke vrouw die van een man houdt, gerust kan trachten dien man te houden. Als zij dat niet doet, gaat zij tegen haar gevoel in, en het kan nooit goed zijn om tegen jt gevoel in te gaan, wat jullie ook mogen zeggen van „eer aan jezelf houden" en al dat moois meer. De meening van de laatste spreekster is zeer zeker afwijkend, alhans zullen weinig vrouwen den moed hebben om ervoor uit te komen, dat zy er zoo over denken, indien dit al het geval was. Emmy had dien moed wel. Een meening, onverschillig op welk gebied, die wij de onze noemen, moeten wij als zoo danig durven erkennen en... er by voor komende gelegenheid naar handelen. Wy hebben allen wel op een of ander punt een opvatting, die van de gangbare afwijkt, omdat de gangbare opvatting ons niet vol doet. En maar al te dikwyls missen wij den moed, om voor zoo'n meening uit te komen, zeer zeker dan, wanneer menschen die ons sympathiek zijn de meer gangbare meening toegedaan blijken. Om van den durf, om naar eigen inzicht te handelen, tegen conventio- neele opvatting in, maar te zwy'gen. Te dikwyls verbeelden wij ons, dat wij op een ander en beter standpunt staan dan de meerderheid. Alleen om tegenover onszelf een beetje te coquetteeren met het idee, dat we iets bijzonders zyn, wat meer dan zoo'n heel gewone doorsnee-menrch. Maar als doorsnee-menschen bezig zyn, om iemand, die naar het door ons heimelijk ingenomen standpunt handelde, volgens hun doorsnee-principes te veroordeelen dan... zwijgen wij toch maar. Wanneer U meent Uw principes te meenen en daarin Uw persoonlijkheid ten volle tot uiting te brengen, onderwerpt die principes dan eens aan de volgende toetst: le.) Zoudt U die principes tegenover iedereen durven belijden en verdedigen, en doet U dit ook? 2e.) Handelt U ook naar die opvattingen? Conventioneel of ultra-modern, behoudend of liberaal, leeft zóó dat Uw woorden en Uw handelingen één lijn vormen! Dr. JOS DE COCK. Horizontaal. 1. Bekend Ned. schil der van winterge- zichten. 5. Schoudermantel. 9. Deel van Perzië. 11. Groep. 13. Voorzetsel. 15. Optreden. 17. Muzieknoot. 18. Provinciaal bedrijf 44. (afk.). 20. Estlandsch eiland. 46. 21. Deel van een zeil. 22. Uitroep b(j warmte 48. 24. Dringend antwoord 49. betaald, (op telegr.) 50. "5. Holte in een muur. 27. Afval van graan. 51. 28. Bekend Holl. re- 52. geeringspersoon. 54. 30. Deel van een voort- *55. stuwer. Vrede (Latijn). Lidwoord. Faun. Stad in België. Niets. Stapel steenen. Eiland in de Mo- lukken. Zouteloos. Opperste god der Germanen. Gewicht. (oude stijl). Voegwoord. Rivier in Afrika. Jongensnaam (afk.) Grondsoort. Havermout. Geluid bij breken. Misslag. Verticaal. 2. Meetkundig getal. 3. Bid. 4. Meer (Italiaansch). 5. Bewijsstuk, acte. 6. Voorzetsel of byw. 7. Min of meer (afk). 10. Omwending, veran dering. 11. Stap. 16. Wandelplein. 12. Deel van schoeisel, 14. Nieuw (Latijn). 17. Slungel. 19. Lichaamsdeel. 21. Deel. 23. Muzieknoot. 25. Thans. 26. Vlug. 29. Loopend touw. 33. Uitschot van visch 34. Reeds. 16. Rivier in Italië. 37. Stad in Finland. 38. Jongensnaam. 39. Meisjesnaam (af korting)., ook wel jongensnaam. 40. Voedings- en bind middel. 42. Deel van een fuik. 4.1. Bravour. 44. Zacht, slap. 45. Deel van een wiel. 47. Totaal. 49. Groente. 51. Oostenrrjksche munt (afk.). 53. Muzieknoot. OPLOSSING LETTERGREEPRAADSEL. 1. Tev Reden 2. Kla Teren 3. Ier Vat 4. Tac O 5. T i 1 Len 6. Een Kennig 7. Lap Zalven 8. Opv IJzelen 9. Ove N 10. Ree Lameeren 11. Inq Uisitie 12. Glo Ssarium 13. Par Ticipant 14. Arm Ada 15. Ass'Aineering 16. Rei Nigen 17. Don Zig 18. Dev Iatie 19. App El 20. Apo Theose ,,'t Kitteloorig paard, daar 't volk zijn lust tan ziet." De prjjs werd toegekend aan: J. B. Schene, Laagzij 19, Schagen. VOOR DE Moeder: Myn jongen kreeg nimmer zak geld. Wij vonden -^ït dwaasheid voor een kind van tien jaar. Die heeft nog geen geld noo dig, redeneerden wy. Als hij iets te koopen heeft, dan kunnen wy dit voor hem wel doen en kan hy met my en myn man er op uit. Op zekeren dag begonnen we te bemerken, dat onze jongen stal. We waren vreeselyk ontdaan en konden onszelf niet gelooven: Ons kind stal! Een paar malen achtereen had hy geld achtergehouden van de boodschappen. Ik: En wat deed u toen? Moeder: Mijn man' was buiten zichzelf van woede en wilde den jongen een pak ransel geven. Omdat ik weet, dat hij zich in der gelijke gevallen zoo kwaad maakt, dat hy zichzelf vergeet, heb ik gezorgd, dat het zoo ver niet gekomen is. We hebben beiden het geval van alle kanten bekeken en onderzocht, of de jongen soms met minder goeds kame raadjes omgang had, die hem mogelijk be wogen zouden kunnen hebben tot het bestelen van ons. Het bleek echter, dat de oorzaak hier niet lag, althans niet direct. Zijn kame raadjes kregen van thuis zakgeld en om zijn eergevoel te handhaven vertelde Jopie, dat hij ook zakgeld kreeg! Ik: Heei verstandig van u om eerst rustig de zaak gezamenlijk te bekyken. En wat het stelen betreft: de oorzaak van Jopie's oneer lijkheid is nu direct niet zoo ernstig, als we zouden meenen. Jopie bezit eergevoel. Een jongen moet dat hebben. Alleen had Jopie tegenover zichzelf U eerljjk moe ten zijn en aan u moeten vertellen, dat zyn kameraadjes zakgeld kregeq^en hy niet. Ik begry'p echter de situatie best, Jopie had zich nu eenmaal verpraat. Hy had te veel gezegd en kon niet m°cr terug. Hij moest de een of andere gelegenheid te baat nemen om zyn mededeeling aan de jongens waar te maken. U zakgeld vragen deed hij niet, om dat hij zeer waarschijnlijk wel wist, dat hy dit toch niet krijgen zou. Toen heeft hy een andere oplossing gevonden en heeft u bestolen. Maar zegt u mij nu eens eerlijk: Gingen u en uw man in dit geval vrijuit? Moeder: Neen mynheer, wij stonden mede schuldig en hebben dit dar ook ingezien. Ik: En wat deed U in dit geval? Moeder: Ik heb Jopie niet laten merken, dat wij ontdekt hadden, dat hy ons bestal. Een dag na onze eerste ontdekking hield Jopie opmeuw geld achter. Ik heb niets gezegd over stelen, maar ik heb alleen gevaagd: „Jopie, heb jij geld nccdig i T iOi„- -p?>ni a'30f hy zeggen wille: ik z»e u hebt me ontdekt. Snikkend vertelde hy me, dat hij een paar malen achtereen geld had achtergehouden en ook, waarom hy het gedaan had. Ik heb hem gezegd: „Beste jongen, je vader en moeder dachten, dat jij nooit iets kocht. Hadden we het geweten, dan zou het zoover niet geloopen z(jn. Maar kijk eens Jopie, je krygt voortaan zakgeld. Of liever, laat ons nu dit eens afspreken: Wanneer je de geheele week boodschappen gedaan hebt, kryg je aan het eind der week van mij een dubbeltje. Je hebt het eerlijk verdiend en het wordt jou geld. Je moogt ermee doen, wat je wilt. Ik: Waarom Het u Jop het geld verdienen? Moeder: Omdat ik hem op deze wijze wilde leeren ondervinden, dat geld verdiend moet worden. Ik wilde hem laten voelen, hoe moei lijk het is, geld te verdienen en hoe gemakke lijk het is, geld uit te geven. Alleen hij, die ondervonden heeft, hoe moeilijk geld ver dienen is, zal niet gauw onnoodig geld ver kwisten. Ik: Mevrouw, ik heb respect voor uw in zicht. U kon het verkeerde herstellen en deed dit op een wijze, die voor Jopie gemakkelijk was. U versterkte het vertrouwen tusschen u en uw kind. En dat is tenslotte het eenig noodige: „Vertrouwen wekken bij het kind is de eenige manier het van oneerlijkheid te genezen". Mevrouw, ik dank u wel hartelijk voor uw belangrijke ervaring en ik zal niet nalaten deze door te geven aan onze lezers, opdat deze by eventueele gelijksoortige moei lijkheden van uw ervaring kunnen profitee- ren. Nogmaals mijn dank!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 11