Voor den Zaterdagavond Zwerftocht op Wieringen Concentratie De Wielewaal in de eendenkooi Zürich, tuinstad van Zwitserland Wat is Wieringen eigenlijk? Een door de gletschers van ijstijd hierheen ge brachte hoop keileem. Dat is de hooge kern; nu allemaal gras- en bouwland. Om die kern liggen een paar polders, waarvan de meeste al van oudsher be staan. Alleen de Waard-Nieuwland-pol- der is in de eerste helft van de 19e eeuw bedijkt, na 'n mislukte poging in de 18e eeuw. Terwijl.buiten de van merelzang-doorklank- te schemering langzaam valt, zwerf ik weer langs hobbelige, steenige paadjes. Ik fieis over een smal paadje, aan beide kanten afgesloten door schapenwalletjes. Die walletjes doen me aldoor weer denken aan Texel, waar ze „tuun- waoltjes" heeten. De begroeiing van die schapenwalletjes is wel even de aandacht waard. Bij jonge wal letjes is de plantengroei natuurlijk bijna gelijk aan die van de wei-, waar de zoden van ge stoken zijn. Er zit dan dus veel dravik tus schen. Bij oudere walletjes is de zaak wat verarmd; er komt dan veel zilverhaver tus- schen en ook wel mossen, zooals purper steeltje en ruig haarmos. Op deze plantenge meenschap is duidelijk de invloed van de zee merkbaar. Zoo groeit er soms hertshoorn- weegbree, een klant van zeedijken met bleek groene rozetten en ook de kleine, witte sterre tjes van zeeschijnspurrie. De eendenkooi. Even stap ik af, om op de stafkaart te kyken. Op die kaart is het maar een donker groen vierkantje op een groote, lichtgroene plek. In werkelijkheid ligt er midden op het zachtglooiende Wieringerland 'n oude eenden kooi, als een eilandje van boomen tusschen de weilanden. Toen ik er in het voorjaar was, had de koolmees er nog het grootste woord, mèt merel en vink. Maar als de beuken hun knoppen hebben laten open springen en de goudbruine knophulsels omlaag hebben doen knisteren, dan klinkt er op een dag een ander lied in de oude kooi, een lied, dat vink en mees het zwijgen oplegt. De wielewaal! Hoor! Daar klinkt het uit een hoogen kurk- iep „du-du-dloio, dudloio". Ik weet wel, dat het geen echt lied is, een volgens vaste regels in elkaar gezette strofe. Het is maar een korte slag. Geen melodie is 't, slechts een enkelen roep. Maar vol en afgerond klinkt die roep. Dat is de roep van de wielewaal. Zijn naam en bijnamen zijn van dien roep veelal klanknabootsingen. De Noordduitsche boeren hooren er in: „Pfingsten Bier hol'n, aussaufen, mehr hol'n" (Pinkster bier halen, opdrinken en meer halen) en ook: „Hest du gesopen, so betahl och" (Heb je gedronken, betaal dan ook asjeblief). Misschien hebben ze daarom wel zooveel met den „bierezel" op, net als trouwens de Thüringers. De sage gaat, dat de wielewaal door 'n enkel woord weer in het Paradijs kan terug komen. Nu probeert hij maar steeds dat eene woord te vinden. Een indringer slechts. Als zooveel jaren klinkt in de oude eenden kooi die roep van een gelen wiewouw. Zijn voorvaderen zijn geboren in de bosschen van Midden-Azië en opgegroeid in de bamboe jungles onderaan de Himalaja, waar orchi deeën woekeren op de stammen en lianen van tak tot tak slingeren. Een indringer is hij dus. Een vreemdeling, die hier niet thuis hoort, evenals gierzwaluw, hop en koekoek. Zij hebben steppe, klip en palmbosch en jungle verlaten. Zij zijn bij ons inheemsch geworden. Of, inheemsch eigenlijk ook weer niet, want in onze streken brengen ze alleen maar hun jongen groot in drie maanden tijd en voor de rest van het jaar verdwijnen ze met hun jon gen weer naar hun eigenlijke vaderland. Een stuk zonlicht is hij, de goudmerel: diep- geel met felle zwarte partijen. Een kleur dus, die prachtig past bij loodrechte, felle zon en diepe slagschaduwen. Houdt hij zich misschien daarom in onze streken met veel zachte tin ten zoo angstvallig schuil? Maar kijk, daar vliegt hij over den kooi- plas, als een gouden zonnestraal. Nu klinkt van de overzij de jubelroep. Even is het stil, Maar dan is 't er weer. Even pikt de rood- want, de roode oogen zagen zeker een kever, bruine snavel in de roet-zwarte vleugelpennen. En weer klinkt die roep. Aan den kooiplas. Dan is het lang stil. Doodstil sta ik uit te kyken over het rimpellooze water van de kooi, waarin boomgroepen van den overkant wondermooi weerspiegeld staan. Hoog tegen de dreiging der luchten wiekelt een roodbruin torenvalkje. Tusschen het essenhakhout rijgt een spotvogel z'n onzin-fantasietjes aan el kaar. Tusschen fluitekruid en kleefkruid en hooge hondsdraf scharrelt een pekzwarte, tjoekende merelman rond. Aan den kooiplas- kant loopt een roodbeenig tureluurtje in het slik te pikken. Opeens kyk ik op. Vlakbij uit een dichten iep klinkt het weer en aan de overzij ant woordt het: di-du-dloio! De bladeren bewegen en even zie ik een flits van het groenachtige wijfje, van de bleek, geel-bruin bestreepte onderzij. Verder 't kooiboscl» in. Als ik dan verder het kooibosch indwaal, hoor ik telkens weer dien heerlijken roep der wielewalen. Tot ver boven m'n hoofd deinen hier de witte fluitekruid-schermen, hondsdraf en brandnetel vormen dichte wildernissen, waar tusschen boom streken op den grond lig gen. Zadelzwammen en allerlei mossen groeien op die half vermolmde stammen: ster remos. klein laddermos en rimpelmos. Es, populier en lijsterbes groeien dicht ineen. Een De Wielewaal. houtduif kleppert weg van de eieren op het dunne takken vloert je. Ik zoek nog een tijd lang naar het wiele walen-nest. Ik weet, dat ik moet zoeken naar een langen, dunnen vorktak, door dichte bla deren verborgen. Er is 99 kans, dat ik het nest te pakken heb, als ik in den mik een groote dot bastvezels, oude grasblaadjes, mos, bast, distelwol, ranken, halmen, spinnewebben en pluis vind, die met zacht zaadpluis gevoerd is. En ik ben reuze nieuwsgierig, of de 4 of 5 groenachtige schreeuwers al uit de brekende, sneeuwwitte, rood-purper gevlekte eieren zijn gekropen, of niet! Zelfs kan ik misschien met veel geduld wel iets van het voeren van die hongerlijders zien... Misschien... Maar hoe ik ook myn best doe, ik vind niets, dat ook maar in de verste verte op 'n nest lijkt.., Als Augustus komt. Met Augustus komt de volzomer. Fel gloeit dan de zon boven de kim; de einder staat te trillen van de hitte. Op de velden klinken voor de tweede maal de zeisen. Maar slechts kort hebben de wielewalen geproefd van de rijpgestoofde kersen en bes sen. Nauwelijks zijn de jongen groot gewor den van rups en tor, sprinkhaan, spin en mei kever en vlinder, of ze vertrekken al. Dan zien ze al de kurkeikbosschen van Marokko, de zee, de dadeltuinen en daarachter de gele woestijn, smorend van zonnefelheid. Ze hoo ren al het droge geschreeuw van de gierzwa luwen. Of... wie weet, zitten ze al midden in een of ander tropisch oerwoud, ergens in Cen traal-Afrika... Maar over negen maanden zal op een dag weer de geheimzinnige roep van den wiele waal klinken in de oude Wieringer eenden kooi... (Nadruk verboden). J. K. S. HEFSCHROEVEN-VLIEGTUIG. De piloot Rohlfs heeft op het vliegveld Bremerv, een vlucht gemaakt met een door Prof. Focke gebouwde Helicoptère. De hefschroeven, die op uitleggers van stalen buizen gebouwd zy'n, vervangen de draagvlakken van het gewone vliegtuig. IETS NIEUWS OP HET GEBIED VAN VERFRISSCHENDE DRANKEN. De warmte maakt dorstig. Behalve dat de hier genoemde dranken den dorst lesschen, vullen ze door hun bepaald zéér voedende bestanddeelen ook de krachten aan, die bij sport en spel werden ingeboet, zoodat er voor deze zomerweken zoo sterk klopte mengsel en schenk ze dan verder bij weging in de buitenlucht moeilijk iets beters kan worden aanbevolen dan deze ver schillende soorten „vruchtenmelk". Sinaasappelmelk. Per glas: sap van y2 sinaasappel, 3 theelepeltjes lichte basterdsuiker, X) 2 dL. melk. Roer in een tumbler het sinaasappelsap met de suiker door elkaar; giet er, steeds roerende, de koude melk by. Voeg desverkiezende aan de suiker een ietsje kaneel toe. Melklimonade. Per glas: 2 eetlepels limonadesiroop, 2 theelepeltjes lichte basterdsuiker X). 2 dL. melk. Roer .in den tumbler-de limonadesiroop met de suiker door elkaar; giet er onder voort durend roeren de melk bij. Mousseerende Melklimonade (ongev. 6 gl.) 1 blikje gecondenseerde melk, eenige lepels limonadesiroop, uitgeperst vruchtensap of vruchtenpurée (de hoeveelheid afhankelijk „De stad der tuinen" praalt in bonte pracht. Langs den breeden oever van het langgerekte, blauwgroene Züricher meer, gelegen aan den voet der Alpen, liggen de bloeiende alleeën, de parken en tuinen, die den oever omzoomen, met hun roze aman delbloesem en witte sneeuwboeketten van appel- en perzikboomen. Aantrekkelijk is het beeld bij het betreden der stad: de oude Limmat deelt het hart der stad in twee helften, zes bruggen zorgen voor de ver bindingen. Hoog op den achtergrond ver heffen zich de met sneeuw bedekte krui nen van den Santis, den Urirotsock, met daarachter den Rigi, den Titlis en de ove rige besneeuwde Alpentoppen. Een aangenaam klimaat heerscht hier. Zelfs de wijngaard, die den pittigen land- wijn levert, groeit hier op de zonnige berg hellingen. De eerste indruk, die men van Zürich krijgt, is er een van wijdheid. De wijdheid van uitzicht is kenmerkend voor dit landschap, Alles is hier ruim en wijd, men heeft hier plaats. Van de ramen der huizen en de terrassen der café's en hotels heeft men overal een heerlijk uitzicht op de stad, meer en bergen. De stad heeft een internationaal karak ter. In de straten, in de elegante café's en de halls van de groote hotels hoort men meer vreemde talen dan Zwitsersch-Duitsch In de afgeloopen eeuw heeft de stad zich ontwikkeld tot een centrum van internatio naal toerisme, waartoe niet weinig heeft bijgedragen de aanleg van den Gotthard- baan, die het verkeer tusschen de landen om de Middellandsche Zee en het Noorden van Europa sterk heeft doen toenemen. Aan de omstandigheid, dat het voornaamste Noord-Zuidverkeer hier het West-Oostver- keer van de transcontinentale lijn Londen ParijsWeenenOost Europa kruist, is het voor een niet gering deel te danken, dat Zürich thans onder de Europeesche toe ristencentra zulk een eervolle plaats in neemt. Doch al is Zürich een internationale stad, een stad van congressen en volksfeesten, men kan er ook eenvoud en landelijke -st vinden. Ruim zijn het meer en zijn oevers, een krachtige, zuivere lucht stroomt van de bergen en bosschen de oude stad bin nen. Zürich is een stad van traditie, van oude kunstschatten. Vele beroemde man nen hebben hier gewoond. In de 16e eeuw heeft Ulrich Zwingli hier zijn leer verkon digd en ook de wijze Lavater en de be roemde Pestalozzi zijn zonen van Zürich. Tal van groote geesten voelden zich tot de stad aangetrokken. Wieland en Klop stock hebben reeds den lof van het Züri cher meer bezongen, Goethe en Kleist heb ben hier gewoond, Richard Wagner vond in Zürich een toevluchtsoord en aan deze gastvrijheid dankt de wereld zijn schoon ste werken. De „Tristan" zou nooit ontstaan zijn, als Wagner hier niet had gewoond. Hier ook voltooide hij de „Meistersinger", hier beleefde hij zijn gelukkigste jaren. Het is een stad van wetenschap, van kunst. In de „Tonhalle" met zijn meester lijke samengestelde orkesten vinden groote van den smaak), spuitwater. Klop de gecondenseerde melk goed door elkaar met de limonadesiroop, het vruchten sap of de vruchtenpuree, (b.v. gezeefde ver- sche aardbeien, bessen of frambozen of ook wel gezeefd moes van gedroogde abrikozen). Vul de glazen voor één vierde met het ge- Eenvoudige cltrocnmelk, (5 glazen), met spuitwater. Bananendrank. Per glas: 1 banaan, 2 dL. karnemelk, 3 theelepeltjes honing of 2 theelepeltjes lichte basterdsuiker, X) 1 tehelepeltje citroensap. Wrijf de banaan fijn en klop zé schuimig; roer er het citroensap en de honing of de suiker door. Giet het mengsel in een tumbler en schenk er onder voortdurend roeren de koude karnemelk by. Eenvouige citroennielk. (5 glazen). 1 L. melk, zeer dun afgesneden schil van een goed géwasschen citroen,, 1 volle eetlepel basterdsuiker, X) 1 afgestreken eetlepel maizena. Laat op een zeer zacht vuur in een gesloten pan de citroenschil in de melk aftrekken (ongeveer y2 uur);. Bréng-de- melk aan de kook, bind ze met de aangemengde maizena en roer er de suiker door (eenigszins naar smaak. Neem er de citroenschil uit, laat den drank door en door koud worden en schenk ze in de glazen. X) Toevoeging van suiker is in enkele recepten niet bepaald noodig voor den smaak: de basterdsuiker blijkf echter een onmisbaar hulpmiddel te zyn om het schiften van de melk tengevolge van het zuur uit de vruchten tegen te gaan. Martine Wittop Koning. concerten plaats. Reeds in de elfde eeuw was Zürich een belangrijke handelsstad. Het heeft een vrij bewogen geschiedenis en is niet voor belegeringen en'oorlogen ge spaard gebleven, doen alle tegenslagen ten spijt heeft de stad zich ontwikkeld tot de grootste plaats -van Zwitserland met een belangrijke zijde- en katoenindustrie de eerste bestond hier reeds in de dertiende eeuw, waarin duizenden arbeiders werk vinden. Het „Literarische Museum" en het Zwitsersche rijksmuseum bevatten be^ng- rijke verzamelingen van Zwitsersche oud heden. De stad toont den bezoeker tweeërlei aangezicht. In de „Altstadt" met haar nau we, Middeleeuwsche straatjes, zijn statige patriciërshuizen met hun erkers en rijk besneden voordeuren, zijn eerwaardige go tische Dom, de trotsche gildehuizen aan de rivier, voelt men zich als verplaatst in den tijd van Faust. De oude paalwoningen in de omgeving van Zürich, de wapenen uit het bronzen tijdperk, welke in het rijksmuseum worden bewaard, bewijzen, dat de stad reeds in voor-historische dagen bewoond was. De oude „Linderhof" bestond reeds ten tijde van de Romeinen. Zürich moet de lieve lingsverblijfplaats van Karei den Groote zijn geweest. Doch reeds bij het overschrijden van een der bruggen, die de oude met de nieuwe stad verbinden, bruist ons het moderne le ven met al zijn felle kleuren en klanken tegen. Men behoeft zich niet te vervelen in Zürich. Wie sport beoefent, vindt hier tennis- en golfterreinen, een modern strand bad aan den oever van het meer en de prachtigste rijwegen door de bosschen. Tot de dankbaarste uitstapjes, die bo vendien het voordeel hebben, dat zij elk oogenblik uitgevoerd kunnen worden, be- hooren de boottochten op het meer. Men kan deze combineeren met een bezoek aan een van de landelijke hotels op het schier eiland Au of het eiland Ufenau, waar men behalve het heerlijke uitzicht op het Al penlandschap, den pittigen landwijn en de specialité's van een rijk gevarieerde keu ken kan genieten. Wie bij koele dagen het water van het meer nog te koel mocht vin den, kan zijn toevlucht zoeken in de ele gante, verwarmde openluchtbadinrichting in het prachtige park op den Zürichberg, waar kunstmatige golven hem de illusie van een bad in het meer ten volle zullen vergoeden. Als de avond zich met blauwen schemer over de in licht stralende stad legt, weer klinken uit de kerkjes aan den oever de tonen van vele klokken en hun ernstige klanken vermengen zich met het lichte, melodieuse geluid van de koeklokken der kudden, die ver in het dal huiswaars kee- ren. Gebrek aan concentratie veroor zaakt wanorde, en wanorde maakt onrustig. Menigeen, die vele en uiteenloopende bezig heden te verrichten heeft, weet er op een oogenblik „niet meer uit te komen". Dit nog, en dat nog, en dat... Niets van die dingen is te combineeren en er is zoo weinig tijd om zooveel in te doen. Hoeveel tijd verspillen wij, met onszelf voor te houden, dat wij onmogelijk alles gereed kunnen krijgen? Het handigste is, even papier en _,otlood te nemen en vlug een krabbeltje te maken. Dat werk: vermoedelijk zóólang. Komt U tyd te kort? Heeft U naar schat ting vijf uur noodig voor alle te verrichten bezigheden en zyn er nog maar vier uur be schikbaar Dan moet er iets tot morgen blijven liggen, het minst dringende van Uw lijstje, het minst noodzakelijke. Niets ana te doen. Beter vier dingen goed en grondig, dan vijf of zes half en slordig. Hetgeen half en slordig gedaan is, moet later verbeterd ofwel geheel overge daan worden, en dit kost ons dan nog veel méér tijd. Bovendien, wanneer U even een indeeling opmaakt en vaststelt, wat er vandaag nog met mogelijkheid gedaan kan worden, wordt U veel rustiger en daardoor is het heel goed mogelijk, dat het werk beter vlot, dat het meevalt en dat U ook het oorspronkelijk ge schrapte nog kunt afdoen. Onrust, zenuwachtigheid en jachten zyn al heel ongelukkige bondgenooten om zooveel mogelyk goed af te doen. Degenen, die systeemloos en in blinde haast voortjakkeren, bederven hun humeur en worden ongenietbaar voor anderen. Zy zijn voortdurend onrustig, vliegen van het een naar het ander en hebben nooit tijd om rustig naar iemand tel uisteren. Een op deze wijze voortjakkerende huis vrouw liep op een dag, naar zij meende, alles tegen. Zij had al te veel willen afdoen, met het gevolg dat zij by het boodschappen doen twee inkoopen vergat, dat het strijkgoed, dat dien middag klaar moest en klaar zou, nog vochtig en voorloopig onbruikbaar was, dat de chocoladevla aangebrand was en op een hoogst ongelegen moment, de haard bleek te zijn uitgegaan. Dit alles had voorkomen kunnen worden, als ze een en ander iets gewijzigd had b.v. door voor dien dag van een nagerecht af te zien, of de helft van het strijkgoed tot den volgenden dag te laten liggen. De methode van ijzer met handen te willen breken, geeft altyd teleurstelling, en iemand die doet, wat mogelyk is, behoeft zich nooit het verwijt van luiheid te maken. U verspilt de helft van Uw kostbare ener gie, wanneer U steeds wordt geplaagd door verwarde visioenen van alles, wat nog af moet en hoogstwaarschijnlijk niet af kan. Kweekt rust en gelijkmatigheid aan, begint met een poging om te overzien wat er te doen is, tracht vooral eiken dag een half uurtje te vinden om eens even uit te rusten of iets te doen wat U graag doet, en Uw werken zal er slechts doeltreffender door worden. Dr. Jos de Cock. Freek en de meester Freek, wat is dèt nou? Weer strafwerk?'* Moeder kijkt ontdaan, als Freek het thema schrift, waarin hij voor de 11de maal voor straf moet overschrijven hoe het toeging als er een triomftocht werd gehouden in het oude Rome, met een verachtelijk gebaar op tafel smyt. „Nou ja", zegt hij, zijn handen diep in zyn zakken duwend, „nou ja, die... man ook altijd. Kan me niks schelen, hoor. Laat-ie maar straf geven. Als ik m'n vinger opsteek, is het dadelijk: „Vlerk neer, Freek." En als ik wat zeggen wil: „Hou je vuilnis- ratel." „Maar als Annetje wat vraagt op een poeslief toontje: „Wel, Annetje, wat is er, kind...?" „Ru en ik hebben afgesproken, dat we het niet langer verdragen, dat is alles." Na moeizame ondervraging heeft Moeder er uitgewrongen, dat Freek den meester van velerlei beschuldigt. Hy praat schelderig tegen de jongens. HU trekt daarentegen het vlasblonde Annetje, pas op school gekomen, voor. Annetje is duidelijk het „lievelingetje". Bovendien is Annetje knap en belaagt ze Freek en Ru, die anders eendrachtig de eer ste plaats in de klas bezetten. Freek's vader heeft dit ingewikkelde com plex van gevoelens en reacties met het schoolhoofd bepraat en Freek mag komen vertellen wat hij op zyn hart heeft. Hij doet dat men den laatdunkenden blik der laatste weken in zyn blauwe oogen. „Ja maar Freek," zegt dan het schoolhoofd, „j y bent toch anders ook niet zoo op je mondje gevallen. Zeg j y dan altydalleen maar nette en mooie woorden?" „Neen," zegt Freek rustig terug. „Maar ik ben een schooljongen en de meester is een meneer, dat is het verschil!" En dan komt de meester-zelf er bij en erkent dat vlerk en vuilnisratel geen aardige woorden zijp. „En, weet je wat Freek, willen we samen eens gaan probeeren om erg netjes te worden...?" De koude laatdunkende blik glijdt op slag weg uit Freek's oogen. Hij vindt den meester opeens een „reuzevent". Samen...! Dat heft hem, Freek, op groote-menschen niveau. „Ik zal het tegen Ru zeggen," belooft hij dadelijk trouwhartig en de jonge onderwijzer beseft, blij, dat hij opeens, door een gelukkig woord het tweemanschap Freek-iRu niet meer tégen zich heeft. Van dat moment af is de Romeinsche triomftocht in huis niet meer opgedoken. ERIKA. (Overgenomen uit „De Groene Amsterdammer".)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 11