Geestelijk Leven R°°k TRiüMPH Nieuwe geluiden fa. H. de Raat Zoo eenvoudig is het niet Zaterdag 31 Juli 1937 de 1 cent sigaret die over alle andere triomfeert Economische beschouwing FILMS Tweede blad door ASTOR Wat ik in dit artikel ga schrijven, is te beschouwen als een antwoord op emkele opmerkingen, welke door C. B. in een tweetal uitvoerige brieven zijn gemaakt. Met opzet en ha overleg met mijzelf heb ik den titel gekozen, omdat ik vóór alles den na druk wensch te léggen op wat wel eens vaak wordt vergeten, n.1. op het feit, dat wij de problemen, waarvoor wij ons in het leven geplaatst zien, meenen zoo gemakke lijk te kunnen oplossen, k ben niet zoo heel jong meer en heb al een lang leven met veel ervaring achter me. En ik heb daar door tenminste één ding geleerd en wel dit, dat de vraagstukken ingewikkelder zijn, dan we gewoonlijk vermoeden en dat dit in hoofdzaak zoo is. omdat wij den mensch zelf nog zoo onvoldoende kennen en daar om maar al te dikwijls niet rekenen met factoren in het wereldgebeuren, die daar voor van overwegend belang zijn, n.1. met de psychische. Het is te begrijpen, dat hierdoor vele misverstanden ontstaan. Daar komt dan nog bij, dat de menschen in hun discussies of in hun schriftelijke polemieken dikwijls langs elkaar heenpraten om toch maar geen ongelijk te moeten erkennen (uiting van ijdeiheid of gebrek aan sterken waarheids zin) en even dikwijls elkander niet blijken te begrijpen, door een volslagen verschillen de mentaliteit of ook door het hechten van niet gelijke beteekenis aan de woorden. (Wat dit laatste betreft, denike men slechts aan de zéér uiteenloopende opvattingen omtrent God en Christus, over socialisme, communisme, democratie. anarchie, enz. Voor den een is' God een reëel Wezen, voor den ander niet meer dan een begrip. Anar-^ chie beteekenit voor den een niet anders dan chaos, dan wanorde, voor den ander be- teekent zij juist de hoogst, denkbare orde). Even begrijpelijk is, dat hierdoor zeer vele teleurstellingen ontstaan met vaak het droevige gevolg, dat geloof en idealisme een onherstclbaren knak krijgen. Ik heb tallooze voorbeelden gezien van mensc'hen, die ééns vol enthousiasme streden voor een Ideaal en die na korten of langen tijd den strijd niet alleen opgaven, omdat zij volko men gedesillusioneerd waren, maar die zelfs tot e.en bruut cynisme, tot een volslagen onverschilligheid vervielen. „Ik heb zoo véél voor het volk gevoeld", zeide eens een oude Alkiïiaarsche voorvechter, maar dat is voorbij, de massa is niet waard dat je voor haar ijvert en strijdt." Dit brengt me tot de bespreking van het eerste punt, waarover C. B. mij aanvalt (op hoogst sympathieke wijze overigens!) en waarover m.i. hij velen misverstand heersc'ht. Hij heeft zich gestooten aan mijn opmer king in het voorlaatste „geestelijk leven", waarin ik schreef, dat in mijn 'leven oogenblikken voorkomen, dat, ik een afkeer heb van de ruwe, onbeschaafde massa, die zich zoo kan laten opzwepen eruz. Waar schijnlijk heeft C. B. niet de volle aandacht geschonken aan het, feit, dat ik schreef, dat er zulke oogenblikken in mijn leven voor komen. Hij had, wanneer hij dit wél had gedaan, onmiddellijk moeten begrijpen, dat mijn gevoelens tegenover de massa dus in het algemeen juist van anderen aard zijn. Ik zou bovendien willen vragen: kent gij die oogenblikken ook niet? En: zou niet iedereen, die naar zijn beste weten ijvert voor sociale gerechtigheid zulke oogenblik ken doonmaken? Wanneer er één mensch in Nederland met volkómen onbaatzuchtigheid voor „het volk" heeft gestreden en geleden, dan is dit zonder twijfel Domeia Nieuwen'huis geweest. Daaromtrent hecrscht. eenstemmig heid bij vriend en vijand. Toch herinner ik mij oen bezoek, dat ik hom bracht op het einde van zijn leven. Het was aandoenlijk van hem toen de verzuchting te hooren ',dat de massa zoo traag, zoo onzelfstandig, zoo weinig idealistisch was" en nooit heb ik ik kunnen vergeten de tragische woorden welke 'hij toen sprak: „ik heb getracht de arbeiders voor te lichten omtrent de po sitie, welke zij innemen in de maatschap pij, gepoogd hen te voeren tot den strijd voor rechtvaardigheid, gedaan wat ik kón doen; de verantwoordelijkheid is van mij af; deze rust op hen!" Is het niet verklaarbaar, dat ik toen dacht aan de dicp-weomoodige woorden, welke Jezus ééns uitte: „Jeruza lem, Jeruzalem, gij, die" de profeten doodt en steenigt,, die tot u gezonden worden, hoe menigmaal héb ik u willen vergaderen ge lijk een hen haar kiekens vergadert, onder haar vleugels, maar gijlieden hebt niet gewild!" Natuurlijk: afkeer van de massa is mis plaatst. Ieder redelijk denkend wezen zal daarvan overtuigd zijn. Maar wij zijn niet altijd redelijk denkenden wezens, maar laten ons meer dan eens door onberede neerde, soms plotseling opkomende anti pathieën leiden. Bij rustige bezinning verdwijnen deze antipathieën echter om plaats te maken voor begrijpende deernis. En daaraan ver bindt zich dan weder de wil om die massa te beïnvloeden niet om haar te overheer- schen en te maken tot een slaafsehe kudde, maar om in haar te wekken de behoefte aan zèlfartie, het verlangen om zélf nieu we toestanden te scheppen, daarbij geleid door de begeerte om een hooeeren vorm van gerechtigheid te verwezenlijken, om 't groote beginsel van menechelijke solida riteit te doen zegevieren. C. B. is van meening. dat de hoofdoor- zaak van den geestelijken toestand, waarin do massa verkeert, gelegen is in bet feit dat. wij nog leven in een k-mUaliMlsrhe maatschappij en dan voegt hij er aan toe. „dat dus de massa niet is, zooals de Spaansche filosoof Ortega zegt en wat Astor onderschrijft, een horde, die zoowel ten goede als ten kwade in beweging kan wor den gebracht." Mijn waarde B. ik wou dat je gelijk had Niets zou ik liever willen. Maar laten wij de werkelijkheid hoe pijnlijk dit voor ons ook moge wezen eerlijk onder de oogen zien. Ik geef gaarne toe, dat onder de massa het aantal denkenden en idealistisch gestemde menschen toeneemt, dat betrekke lijk velen zelfs zich innerlijk hebben 'be vrijd van de heerséhende .burgerfijike le vensopvatting, maar dit staat, niettemin voor mij onherroepelijk vast: *de massa is, helaas', nog maar al te zeer een horde. Daarom is zij voor handige demagogen een gemakkelijk te bewerken prooi: Indien dit. niet zoo ware, zouden Hitier en de zij nen nooit aan de macht zijn gekomen. Het is interessant om hierover de hoeken van Konrad Heiden en Johan Gunther te lezen. En vooral „Mein Kampf" van Hitier zélf. Natuurlijk heeft C. B. gelijk, wanneer hij zegt, dat de omstandigheden hiervan voor een groot deel de schuld zijn. Maar hij maakt mijns inziens er zich toch wel een beetje te gemakkelijk af, wanneer hij be weert: „Betere menschen zullen we krij gen, wanneer deze oude kapitalistische maatschappij is vervangen door een nieuwe, de socialistische samenleving." Ik spreek hiermede volstrekt niet tegen, dat een socialistische samenleving een zéér grooten invloed zal hebben op de gedragin gen der menschen. Wij behoeven slechts te denken aan den fatalen strijd om het be staan, aan het aankweeken van gelddorst, welke daarmede verbonden is, aan de ver- waarloozing van geestelijke waarden, aan de onderdrukking van nobele gevoelens te genover den medemensch. Wanneer ieder wat tegenwoordig mogelijk is! in al zijn behoeften kan voorzien, dan zal het leven een ongekend groote verandering on dergaan. Maar hoe kan die overgang naar een nieu we samenleving komen? Dit is de quaestie waar het op aankomt! Die kan alléén komen wanneer nu, nü reeds betere menschen optreden om voor die nieuwe samenwerking te strijden. Met die betere menschen bedoel ik: men schen, die innerlijk bevrijd zijn van de ka pitalistische levensbeschouwing; menschen, derhalve die, ook al doen zij noodgedwon gen nog mede aan den strijd van allen te gen allen, gedragen worden door het ver langen naar zuivere solidariteit, naar har monische samenwerking, naar waarachtige vrede. Die betere menschen zeggen niet: wij willen het beter hebben, maar het moet beter worden en de bedoeling daarvan is: de sociale verhoudingen moeten verande ren, de broederschapsgedachte moet levend worden. Een Amsterdamsche gemeentearbeider, die jarenlang actief werkzaam is geweest, (hij is een paar jaar geleden gestorven en ik heb als vriend aan zijn graf hem her dacht) zeide mij eens: de geheele vakbe weging is één brok egoïsme. Ik geloof dat hij overdrééf, maar waarheid, zelfs véél waarheid is er stellig in zijn uiting. Daarmede spreek ik geen oordeel uit over de vakbeweging. Het is kortaf onrechtvaar dig om arbeiders te verwijten, dat zij stre- ven naar lotsverbetering in deze maatschap pij, waar wij zien dat. iedereen het doet, als hij er de kans toe ziet. Zij doen immers precies het zelfde als de fabrikanten, de ondernemers, de gokkers op de beurs, de boeren, de winkeliers, aan wie het niet als een verwijt wordt aangerekend. En daaruit blijkt, dat wij leven onder een dubbele mo raal: één voor de arbeiders ypn één voor de bezitters. De arbeiders moeten tevreden zijn, wanneer zij een behoorlijk loon ontvan gen, den bezitters is het moreel geoorloofd hun inkomen steeds meer te verhoogen. Als wij het leven nauwkeurig bestudeeren, kun nen wij telkens opnieuw dit verschijnsel op merken. De meesten echter zijn zoo geheel inge leefd in deze dubbele moraal, dat zij haar als zeer normaal aanvaarden, evenals zij het normaal achten, dat er standsonderschei dingen worden gemaakt. Wat een dwaze hoogheids vereering zien we om ons heen! Daarom lijkt mij vóór alles noodig, dat gaat doordringen het besef, dat er maar één geldige moraal kan en mag bestaan: de menschelijke. Geen klasse, geen standsmo- raal, maar menschelijke moraal. En haar grondslag is: gelijkberech- tigdheid van alle menschen. En haar for mule is het oude, evangelische voorschrift.: gij zult uw naasten liefhebben als uzelf. Het is een verbijsterend verschijnsel, dat deze menschelijke moraal officieel wordt erkend en doorkerk en staat wordt aan vaard en verkondigd en dat zij tegelijker tijd practisch wordt ontkend of sterker nog: dat de groote meerderheid haar practische doorvoering niet wil en met alle kracht zich daartegen verzet. Hóóg het Christendom, maar wee je gebeente als je een christen bent! Daarom leven wij hij voortduring in een leugentoestand: een volslagen tegen spraak tusschen theorie en practijk. En het is juist deze leugen, welké wij hebben te doorzien! Ik ben ervan overtuigd dat C. B. dit met mij eens is. Ik geloof bovendien, dat hij ge dreven wordt door een niet-egoïstisch ver langen om te strijden tegen een met de menschheidsmoraal niet meer te vereenigen samenleving en vóór sociale gerechtigheid. Maar dan zal hij tegelijkertijd dit gevoelen als zijn eersten plicht: bij zijn medemen- schen, in 't bijzonder bij de arbeiders, te wekken het besef, dat het strijden voor per soonlijke lotsverbetering bijzaak is en dat hoofdzaak moet worden -het streven naar een gemeenschap, waarin de menschheids moraal wordt belééfd en derhalve de ver houdingen absoluut anders worden, wat, heel kort gezegd, bet eekent, dat de men schen op voet van gelijkheid met elkander samenwerken om stoffelijk en geestelijk op zoo hoog mogelijk peil te komen. Dan en dan alleen valt eigenbelang volkomen sa men met algemeen belang. Een nieuw gelukkig bij velen reeds aanwezige mentaliteit moet dus worden aangekweekt. Dit is onverbiddelijk noodig. Ik weet zéér goed dat dit moeilijk is. De groote massa is nog onbewust, begrijpt van het leven weinig, aanvaardt zonder eenige kritiek het bestaande als normaal en denkt niet over de vraag of iets anders mogelijk is. Zij zit daarbij vast in wat, helaas, eeuwen aaneen gepredikt is, n.1. dat de mensch van nature geneigd is tot haat en vijandschap. Maar deze moeilijkheid moet worden over wonnen en dit kan slechts geschieden, als wij een beroep doen op de in ieder aanwezi ge gevoelens van solidariteit en op de rede. En nu zal ook C. B. wel eenige ervaring van menschen hebben en dus zeer goed we ten, dat er naast die gevoelens van solidari teit, ook nog zoo véél anders in de men schen leeft, waarmede wij rekening moeten houden. Daardoor gebeurt het juist, dat wij zoo el lendig veel teleurstellingen hebben. Hoe ve len zijn niet bedorven, doordat zij macht., aanzien, positie venvierven, doordat zij in goeden doen geraakten. Ik heb in mijn le ven heel wat revolutionairen zien verslap pen en zelfs reactionair zien worden, omdat zij 't beter kregen. En denken wij eens aan de gevaren van het leiderschap, enz. enz., het is niet noodig, dat ik hierop door ga. Iedereen kan weten dat ijdeiheid, eerzucht, heerschzucht, geldzucht, zélfs erotiek en wreedheid en flinke persoonlijke haat een overwegende rol kunnen spelen in ons le ven. Wie kan een ander (wie kan zichzelf!) geheel doorgronden? Wie is zeker van zich zelf? Wie is in staat om .b.v. een Hitier volko men te begrijpen of een Stalin? Ik kan van alles in zulke menschen te rugvinden, onbaatzuchtige toewijding en gruwelijke ijdeiheid, wil om te heerschen en wil om te dienen, liefde voor de massa en ijskoude wreedheid, krankzinnig fanatisme en sluwe berekening. Zóó gecompliceerd, zóó samengesteld is het wezen van den mensch. Daarom kunnen wij niet zeggen, dat we een bepaalde, nieuwe maatschappijvorm zoo maar kunnen verwezenlijken. Zelfs de machtigste man, die over de geweldigste wapenen beschikt, is daartoe niet in staat. RISKEERT .NIETS.! BLUF FIT! PROBEERT U MAAR Tegen hoofdpijn, griep, rheumotlek. tandpijn, kiespijn en menstruatiepijnen De brief van den Belgischen Koning Af en toe gebeurt het, dat aan onze sa menleving door de een of andere persoon lijkheid een» lx>odschap wordt gericht, van meer dan gewone importantie. Bijna ieder een gevoelt, dat, wanneer de gedachte, die wordt gelanceerd, in practijk zou kunnen worden omgezet, men een groote stap na der zou zijn tot het herstel of tot de ver betering van de wereld. Wanit, bij alle moei lijkheden waaronder de menschheid gebukt gaat, hebben zeer velen een vrij behoorlijk omlijnd idee, van datgene, wat behoort te geschieden om voor de welvaart nieuwe banen te openen. Men weet als het ware, dat vóór alles daartoe noodig is een af braak van de muren, welke de volkeren scheiden en men heeft daarbij niet alleen te denken aan tolgrenzen^ die slechts het stoffelijke betreffen, ook de hindernissen voor de vrije uitwisseling van geestelijke goederen behooren weg te vallen. Ja, men zou zelfs de vraag kunnen 9tellen of het één zonder het andere goed mogelijk is. Of niet, zoolang de vrije gedachte in menig land wordt onderdrukt en inzichten, die elders leven, volkomen worden geweerd, het streven naar een vrijer ruilverkeer ten eenen male nog schipbreuk moet lijden. Want vrij ruilverkeer, een zaak. die in onze dagen meer en meer is geworden tot een utopie, tot iets wat alleen bestaat in het droomenland, is juist naar veler meening een noodzakelijke vereischte, wil de welstand zich weer krachtig kunnen ontplooien. ITet groote belang van een boodschap als dezer dagen door Leopold III de koning der Belgen, tot de wereld gericht in den vorm van een schrijven aan zijn eersten minister van Zeeland is dan ook wellicht in mindere mate gelegen in den inhoud, dan wel in het feit, dat het ditmaal een koning is, die zich voor de aangelegenheid krachtig blijkt te interesseeren. Wat hij de wereld liet hooren, getuigde van den krachtigen wensch iets te doen, wat de wereld tot heil kan strekken. „Tn- „dien een eerste stap kon worden gedaan", zoo besluit hij zijn schrijven,, „om te komen „tot een betere verstandhouding, zouden „wij het menschdom het bewijs hebben ge keverd, dat het Westen boven het stoffe lijke de geestelijke kracht verkiest, die „uitgaat van een waarachtige broederlijke „liefde." Inderdaad lijkt het niet verkeerd voor ditmaal eens de voorkeur te willen geven aan de geestelijke kracht. In onze verstoffelijkte wereld re geert de materie zoo onbarmhartig, draait alles zoozeer om geld en goed, dat het prettig aandoet eens een machtige stem te hooren, die aanzegt daarmee te willen breken en ook aan andere begrippen waar de te willen toemeten. We weten al te goed, hoe in onze samen leving ideëele normen als van trouw en vriendschap om nog maar niet te spre ken van „broederlijke liefde", gelijk Leo pold III doet feitelijk niet meer bestaan. In de internationale wereld zweert men elkaar trouw, alleen om daarvan te profi- teeren en wanneer de trouw moet blijken uit daden is het geen zeldzaam verschijnsel den betreffende geen vin te zien verroeren. Men sluit vriendschap om elkaar in den rug te kunnen aanvallen. Leugen en be drog vieren hoogtij, ja zelfs tegenover de eigen volkeren, die onder schoone leuzen als „eer" en „roem" worden uitgemergeld en onderdrukt. Dat is geen wonder want de eenige afgod van het thans levend ge slacht is „oorlog", al heeft men den mond ook nog zoo vol vrede. De daad komt in de practijk uitsluitend neer op: „Bereidt U ten „oorlog". Kortom, men leeft in vollen vredestijd toch in den oorlog. Oorlog nu is een toestand, waarin alleen het brute geweld geldt. Ieder gevoel is uit geschakeld, gebannen. De mensch, die zich in een oorlogspsychose tracht in te leven, moet meer en meer alle gevoelselementen uit zijn gedachteleven weren. Dat kan nau welijks anders. En dat dit inderdaad het geval is, wordt ten duidelijkste bewezen door de practijk. Wanneer de regeeringen voorgaan is het bijna vanzelfsprekend, dat de individuen volgen en zoo is het al weer niet onbegrij pelijk, dat hier en daar, in enkele landen waarschijnlijk meer dan in andere, de goede trouw soms ver is te zoeken. Op den duur echter zijn zulke toestanden onhoudbaar, ze moeten dood loopen. Zoodra het besef veld begint te winnen, dat een vriendschapsbetuiging een hol woord is, waaraan geen waarde is toe te kennen, zal men de schouders er voor gaan ophalen. Men zal het trachten te stellen zonder vrienden, probeert het alleen op eigen houtje. Een verschijnsel, dat in onze wereld meer en meer als het gewone mag worden beschouwd. Het is de autarchie, die ecner- zijds weliswaar is gebaseerd op de oorlogs gedachte, anderzijds echter het gevolg is van het feit, dat men zijn medemensch geen voldoende vertrouwen meer vermag bij te meten, en dus alles zelf en alleen gaat doen. We leven echter in een gemeenschap. Dat woord zegt op zichzelf reeds duidelijk, dat we niet staan te midden van een wereld van enkelingen. Algehecle afzondering is niet meer mogelijk, men blijft den mede mensch noodig hebben, ook al probeert men nog zoozeer ziclf van hem los te maken. Het onderling verkeer is niet geheel te verbreken. Maar algeheele ontplooiing is alleen mo gelijk, wanneer voor een zeker vertrouwen plaats blijft. De geheele wereld is immers als het. ware gebouwd op vertrouwen. Zon der dit is een duurzame zakenrelatie niet mogelijk, gaat de werkman niet aan den arbeid, zal geen stuk goed worden ver vracht. Dan echter moet het worden bevorderd, de zedelijke normen, die het verkeer der menschen beheerschen, moeten aan kracht winnen, opdat ook dit verkeer zelve zal kunnen toenemen. De boodschap van Leopold III was een stap in de goede richting. Echter, er zullen nog wel veel stappen moeten volgen, voor en aleer een resultaat is bereikt Blijven deze achterwege, dan zullen zijn woorden zijn geweest als een vallende ster, die even opschittert om dan weer te ver dwijnen. Aan pogingen om het daarheen te leiden zal het niet ontbreken, helaas. De zelf zucht van volkeren en individuen zal trach ten de uitwerking te beperken. Ze zal de boodschap ontvangen, zooals het alles ont vangt: uiterlijk vriendelijk en welwillend, maar met moordzucht in het hart. Dat, is immers juist hetzelfde, als waartoe de internationale goede trouw helaas veelal schijnt te zijn .uitgegroeid! Want het zijn niet alleen uiterlijke, kenba re factoren, die daarbij de beslissing heb ben; ook innerlijke, meerendeels onbekende motieven dan zich daarbij gelden. Schijnbaar kan een dictatoriaal bewind heel veel bereiken en kunnen dwang en ter reur een geruimen tijd tot een zekere le venshouding dwingen. Maar blijvend kan slechts een toestand zijn, die in overeen stemming is met wat lééft in de menschen. Dit weten de dictatoren heel goed; dit weten eveneens allen, die naar macht, stre ven. Daarom immers willen zij de geesten beïnvloeden, door de pers, de radio, de mas sabijeenkomsten, de school. Het is waarlijk niet voor niets, dat de nationaal-socialisti- sche hoofdmannen een zwaren strijd heb ben te voeren tegen de kerken. Hun doel is immers alléén de nat. soc. levensbeschou wing te propageeren en de moderne mythe van bloed en bodem ingang te doen vinden. C. B. zal begrijpen, dat juist om die re den geestelijke zelfstandigheid moet wor den aangekweekt en hij kent de massa toch wel zoo goed, dat hij gebrek aan die zelf standigheid moet conslateeren. En hij weetf evengoed als ik, dat dit gebrek het gevolg is van de algemeen voorkomende gemak zucht. Die-gemakzucht is een der grootste oorzaken van het horde-wezen. En een ty pisch kenmerk van de horde is, dat ze door pakkende leuzen, die, vooral op eigenbelang of op ijdeiheid (nationalisme, rassisme) zijn gericht, in vervoering en opwinding kan worden gebracht. Een zeer merkwaardig speculeeren op die ijdeiheid hebben wij kortgeleden kunnen opmerken in Leeuwarden. Daar werd een legerdag gehouden en kon Jan Publiek zich vermeien in een militair schouwspel. Als ik me niet vergis, waren daar ook de be kende, pronkende, gele rijders uit Arnhem aanwezig, dat zijn de militairen, die het meest imponeerend op de menigte (die im mers belust is op kleur en klatergoud!) werken. Er is toen natuurlijk ook een toe spraak gehouden. Daarbij kwam de aap uit de mouw. De redenaar wees er op, dat juist zij wier namen eindigden op ma en stra en ga (dat zijn de typische Friesche familie namen), behoorden tot de beste soldaten. Zóó moesten de Friezen in hun provinciaal- nationalisme gevleid worden en ingepalmd. Ik weet niet of het succes groot is ge weest, maar het streven is teekenend. Het wijst er maar al te duidelijk op, dat nog wordt gerekend Op de aanwezigheid van een geestesgesteldheid, die juist tegenover gesteld is aan die, welke individueel-men- schelijk genoemd moet worden. Ja, waarde B., er is niets aan te doen: wij komen altijd weer bij den mensch-zelf. terug. Het zijn menschen, die de maat schappij vormen, het zijn menschen, die haar moeten hervormen. Daarom blijf ik ervan overtuigd, dat wij als onzen eersten plicht hebben te beschouwen in hen wak ker te roepen het besef, dat zij, als men schen, geroepen zijn de groote beginselen van gerechtigheid en liefde te doordenken in hun toepassing en te aanvaarden. En dan? Dan rijst de groote moeilijkheid, die hier in bestaat, dat men een weg vindt om tot een andere maatschappelijke orde te komen» Zal dan het geweld de beslissende factor worden? Moet de massa worden gemobili seerd tot den babbaarschen strijd met de wapenen? Dit is een uiterst moeilijk vraagstuk, maar ik wil er niet aan ontloopen, omdat C. B. het met nadruk ter sprake brengt. Het vraagt een aparte behandeling en ik wensch er mij niet met een paar woorden af te maken. Daarom zal daaraan een vol gend artikel zijn gewijd, waarbij opnieuw zal blijken dat ook met betrekking tot dit vraagstuk geldt: zoo eenvoudig is het niet- ASTOR. Ontwikkelen en Afdrukken met de beste resultaten. Vakkundig, vlug en goedkoop. Alle fotoartikelen en toestellen, Opleiding en advies geheel GRATIS. FOTOGR. KUNSTATELIER ARPAD MOLDOVAN NIEUWE N I E D O R P 1 Zorgt, dat Uw voeten in goede conditie zijn Onze hygiënisch ingerichte pedicure-Salon bevrijdt U van alle kwellingen Pijnlooze verwijdering van alle soorten likdoorns, ingegroeide nagels, voefwraften, enz. enz. Langesfraat 80 - ALKMAAR Onze Pedicure-Inrichting is van 2—7 Augustus wegens vacantie gesloten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5