Geestelijk Leven
R°°k TRiüMPH
Nieuwe geluiden
fa. H. de Raat
Zoo eenvoudig
is het niet
Zaterdag 31 Juli 1937
de 1 cent sigaret die over
alle andere triomfeert
Economische beschouwing
FILMS
Tweede blad
door ASTOR
Wat ik in dit artikel ga schrijven, is te
beschouwen als een antwoord op emkele
opmerkingen, welke door C. B. in een
tweetal uitvoerige brieven zijn gemaakt. Met
opzet en ha overleg met mijzelf heb ik den
titel gekozen, omdat ik vóór alles den na
druk wensch te léggen op wat wel eens
vaak wordt vergeten, n.1. op het feit, dat
wij de problemen, waarvoor wij ons in het
leven geplaatst zien, meenen zoo gemakke
lijk te kunnen oplossen, k ben niet zoo heel
jong meer en heb al een lang leven met
veel ervaring achter me. En ik heb daar
door tenminste één ding geleerd en wel dit,
dat de vraagstukken ingewikkelder zijn,
dan we gewoonlijk vermoeden en dat dit in
hoofdzaak zoo is. omdat wij den mensch
zelf nog zoo onvoldoende kennen en daar
om maar al te dikwijls niet rekenen met
factoren in het wereldgebeuren, die daar
voor van overwegend belang zijn, n.1. met
de psychische.
Het is te begrijpen, dat hierdoor vele
misverstanden ontstaan. Daar komt dan
nog bij, dat de menschen in hun discussies
of in hun schriftelijke polemieken dikwijls
langs elkaar heenpraten om toch maar geen
ongelijk te moeten erkennen (uiting van
ijdeiheid of gebrek aan sterken waarheids
zin) en even dikwijls elkander niet blijken
te begrijpen, door een volslagen verschillen
de mentaliteit of ook door het hechten van
niet gelijke beteekenis aan de woorden.
(Wat dit laatste betreft, denike men slechts
aan de zéér uiteenloopende opvattingen
omtrent God en Christus, over socialisme,
communisme, democratie. anarchie, enz.
Voor den een is' God een reëel Wezen, voor
den ander niet meer dan een begrip. Anar-^
chie beteekenit voor den een niet anders
dan chaos, dan wanorde, voor den ander be-
teekent zij juist de hoogst, denkbare orde).
Even begrijpelijk is, dat hierdoor zeer vele
teleurstellingen ontstaan met vaak het
droevige gevolg, dat geloof en idealisme
een onherstclbaren knak krijgen. Ik heb
tallooze voorbeelden gezien van mensc'hen,
die ééns vol enthousiasme streden voor een
Ideaal en die na korten of langen tijd den
strijd niet alleen opgaven, omdat zij volko
men gedesillusioneerd waren, maar die zelfs
tot e.en bruut cynisme, tot een volslagen
onverschilligheid vervielen. „Ik heb zoo
véél voor het volk gevoeld", zeide eens een
oude Alkiïiaarsche voorvechter, maar dat is
voorbij, de massa is niet waard dat je voor
haar ijvert en strijdt."
Dit brengt me tot de bespreking van het
eerste punt, waarover C. B. mij aanvalt
(op hoogst sympathieke wijze overigens!)
en waarover m.i. hij velen misverstand
heersc'ht.
Hij heeft zich gestooten aan mijn opmer
king in het voorlaatste „geestelijk leven",
waarin ik schreef, dat in mijn 'leven
oogenblikken voorkomen, dat, ik een afkeer
heb van de ruwe, onbeschaafde massa, die
zich zoo kan laten opzwepen eruz. Waar
schijnlijk heeft C. B. niet de volle aandacht
geschonken aan het, feit, dat ik schreef, dat
er zulke oogenblikken in mijn leven voor
komen. Hij had, wanneer hij dit wél had
gedaan, onmiddellijk moeten begrijpen,
dat mijn gevoelens tegenover de massa dus
in het algemeen juist van anderen aard
zijn. Ik zou bovendien willen vragen: kent
gij die oogenblikken ook niet? En: zou niet
iedereen, die naar zijn beste weten ijvert
voor sociale gerechtigheid zulke oogenblik
ken doonmaken?
Wanneer er één mensch in Nederland
met volkómen onbaatzuchtigheid voor
„het volk" heeft gestreden en geleden, dan
is dit zonder twijfel Domeia Nieuwen'huis
geweest. Daaromtrent hecrscht. eenstemmig
heid bij vriend en vijand. Toch herinner ik
mij oen bezoek, dat ik hom bracht op het
einde van zijn leven. Het was aandoenlijk
van hem toen de verzuchting te hooren ',dat
de massa zoo traag, zoo onzelfstandig, zoo
weinig idealistisch was" en nooit heb ik
ik kunnen vergeten de tragische woorden
welke 'hij toen sprak: „ik heb getracht de
arbeiders voor te lichten omtrent de po
sitie, welke zij innemen in de maatschap
pij, gepoogd hen te voeren tot den strijd
voor rechtvaardigheid, gedaan wat ik kón
doen; de verantwoordelijkheid is van mij af;
deze rust op hen!" Is het niet verklaarbaar,
dat ik toen dacht aan de dicp-weomoodige
woorden, welke Jezus ééns uitte: „Jeruza
lem, Jeruzalem, gij, die" de profeten doodt
en steenigt,, die tot u gezonden worden, hoe
menigmaal héb ik u willen vergaderen ge
lijk een hen haar kiekens vergadert, onder
haar vleugels, maar gijlieden hebt niet
gewild!"
Natuurlijk: afkeer van de massa is mis
plaatst. Ieder redelijk denkend wezen zal
daarvan overtuigd zijn. Maar wij zijn
niet altijd redelijk denkenden wezens, maar
laten ons meer dan eens door onberede
neerde, soms plotseling opkomende anti
pathieën leiden.
Bij rustige bezinning verdwijnen deze
antipathieën echter om plaats te maken
voor begrijpende deernis. En daaraan ver
bindt zich dan weder de wil om die massa
te beïnvloeden niet om haar te overheer-
schen en te maken tot een slaafsehe kudde,
maar om in haar te wekken de behoefte
aan zèlfartie, het verlangen om zélf nieu
we toestanden te scheppen, daarbij geleid
door de begeerte om een hooeeren vorm
van gerechtigheid te verwezenlijken, om 't
groote beginsel van menechelijke solida
riteit te doen zegevieren.
C. B. is van meening. dat de hoofdoor-
zaak van den geestelijken toestand, waarin
do massa verkeert, gelegen is in bet feit
dat. wij nog leven in een k-mUaliMlsrhe
maatschappij en dan voegt hij er aan toe.
„dat dus de massa niet is, zooals de
Spaansche filosoof Ortega zegt en wat Astor
onderschrijft, een horde, die zoowel ten
goede als ten kwade in beweging kan wor
den gebracht."
Mijn waarde B. ik wou dat je gelijk had
Niets zou ik liever willen. Maar laten wij
de werkelijkheid hoe pijnlijk dit voor ons
ook moge wezen eerlijk onder de oogen
zien. Ik geef gaarne toe, dat onder de
massa het aantal denkenden en idealistisch
gestemde menschen toeneemt, dat betrekke
lijk velen zelfs zich innerlijk hebben 'be
vrijd van de heerséhende .burgerfijike le
vensopvatting, maar dit staat, niettemin
voor mij onherroepelijk vast: *de massa is,
helaas', nog maar al te zeer een horde.
Daarom is zij voor handige demagogen
een gemakkelijk te bewerken prooi: Indien
dit. niet zoo ware, zouden Hitier en de zij
nen nooit aan de macht zijn gekomen.
Het is interessant om hierover de hoeken
van Konrad Heiden en Johan Gunther te
lezen. En vooral „Mein Kampf" van Hitier
zélf.
Natuurlijk heeft C. B. gelijk, wanneer hij
zegt, dat de omstandigheden hiervan voor
een groot deel de schuld zijn. Maar hij
maakt mijns inziens er zich toch wel een
beetje te gemakkelijk af, wanneer hij be
weert: „Betere menschen zullen we krij
gen, wanneer deze oude kapitalistische
maatschappij is vervangen door een nieuwe,
de socialistische samenleving."
Ik spreek hiermede volstrekt niet tegen,
dat een socialistische samenleving een zéér
grooten invloed zal hebben op de gedragin
gen der menschen. Wij behoeven slechts te
denken aan den fatalen strijd om het be
staan, aan het aankweeken van gelddorst,
welke daarmede verbonden is, aan de ver-
waarloozing van geestelijke waarden, aan
de onderdrukking van nobele gevoelens te
genover den medemensch. Wanneer ieder
wat tegenwoordig mogelijk is! in al
zijn behoeften kan voorzien, dan zal het
leven een ongekend groote verandering on
dergaan.
Maar hoe kan die overgang naar een nieu
we samenleving komen? Dit is de quaestie
waar het op aankomt!
Die kan alléén komen wanneer nu, nü
reeds betere menschen optreden om voor
die nieuwe samenwerking te strijden.
Met die betere menschen bedoel ik: men
schen, die innerlijk bevrijd zijn van de ka
pitalistische levensbeschouwing; menschen,
derhalve die, ook al doen zij noodgedwon
gen nog mede aan den strijd van allen te
gen allen, gedragen worden door het ver
langen naar zuivere solidariteit, naar har
monische samenwerking, naar waarachtige
vrede.
Die betere menschen zeggen niet: wij
willen het beter hebben, maar het moet
beter worden en de bedoeling daarvan is:
de sociale verhoudingen moeten verande
ren, de broederschapsgedachte moet levend
worden.
Een Amsterdamsche gemeentearbeider,
die jarenlang actief werkzaam is geweest,
(hij is een paar jaar geleden gestorven en
ik heb als vriend aan zijn graf hem her
dacht) zeide mij eens: de geheele vakbe
weging is één brok egoïsme. Ik geloof dat
hij overdrééf, maar waarheid, zelfs véél
waarheid is er stellig in zijn uiting.
Daarmede spreek ik geen oordeel uit over
de vakbeweging. Het is kortaf onrechtvaar
dig om arbeiders te verwijten, dat zij stre-
ven naar lotsverbetering in deze maatschap
pij, waar wij zien dat. iedereen het doet,
als hij er de kans toe ziet. Zij doen immers
precies het zelfde als de fabrikanten, de
ondernemers, de gokkers op de beurs, de
boeren, de winkeliers, aan wie het niet als
een verwijt wordt aangerekend. En daaruit
blijkt, dat wij leven onder een dubbele mo
raal: één voor de arbeiders ypn één voor de
bezitters. De arbeiders moeten tevreden
zijn, wanneer zij een behoorlijk loon ontvan
gen, den bezitters is het moreel geoorloofd
hun inkomen steeds meer te verhoogen. Als
wij het leven nauwkeurig bestudeeren, kun
nen wij telkens opnieuw dit verschijnsel op
merken.
De meesten echter zijn zoo geheel inge
leefd in deze dubbele moraal, dat zij haar
als zeer normaal aanvaarden, evenals zij
het normaal achten, dat er standsonderschei
dingen worden gemaakt. Wat een dwaze
hoogheids vereering zien we om ons heen!
Daarom lijkt mij vóór alles noodig, dat
gaat doordringen het besef, dat er maar één
geldige moraal kan en mag bestaan: de
menschelijke. Geen klasse, geen standsmo-
raal, maar menschelijke moraal.
En haar grondslag is: gelijkberech-
tigdheid van alle menschen. En haar for
mule is het oude, evangelische voorschrift.:
gij zult uw naasten liefhebben als uzelf.
Het is een verbijsterend verschijnsel, dat
deze menschelijke moraal officieel wordt
erkend en doorkerk en staat wordt aan
vaard en verkondigd en dat zij tegelijker
tijd practisch wordt ontkend of sterker nog:
dat de groote meerderheid haar practische
doorvoering niet wil en met alle kracht zich
daartegen verzet. Hóóg het Christendom,
maar wee je gebeente als je een christen
bent! Daarom leven wij hij voortduring in
een leugentoestand: een volslagen tegen
spraak tusschen theorie en practijk.
En het is juist deze leugen, welké wij
hebben te doorzien!
Ik ben ervan overtuigd dat C. B. dit met
mij eens is. Ik geloof bovendien, dat hij ge
dreven wordt door een niet-egoïstisch ver
langen om te strijden tegen een met de
menschheidsmoraal niet meer te vereenigen
samenleving en vóór sociale gerechtigheid.
Maar dan zal hij tegelijkertijd dit gevoelen
als zijn eersten plicht: bij zijn medemen-
schen, in 't bijzonder bij de arbeiders, te
wekken het besef, dat het strijden voor per
soonlijke lotsverbetering bijzaak is en dat
hoofdzaak moet worden -het streven naar
een gemeenschap, waarin de menschheids
moraal wordt belééfd en derhalve de ver
houdingen absoluut anders worden, wat,
heel kort gezegd, bet eekent, dat de men
schen op voet van gelijkheid met elkander
samenwerken om stoffelijk en geestelijk op
zoo hoog mogelijk peil te komen. Dan en
dan alleen valt eigenbelang volkomen sa
men met algemeen belang.
Een nieuw gelukkig bij velen reeds
aanwezige mentaliteit moet dus worden
aangekweekt. Dit is onverbiddelijk noodig.
Ik weet zéér goed dat dit moeilijk is. De
groote massa is nog onbewust, begrijpt van
het leven weinig, aanvaardt zonder eenige
kritiek het bestaande als normaal en denkt
niet over de vraag of iets anders mogelijk
is. Zij zit daarbij vast in wat, helaas, eeuwen
aaneen gepredikt is, n.1. dat de mensch van
nature geneigd is tot haat en vijandschap.
Maar deze moeilijkheid moet worden over
wonnen en dit kan slechts geschieden, als
wij een beroep doen op de in ieder aanwezi
ge gevoelens van solidariteit en op de rede.
En nu zal ook C. B. wel eenige ervaring
van menschen hebben en dus zeer goed we
ten, dat er naast die gevoelens van solidari
teit, ook nog zoo véél anders in de men
schen leeft, waarmede wij rekening moeten
houden.
Daardoor gebeurt het juist, dat wij zoo el
lendig veel teleurstellingen hebben. Hoe ve
len zijn niet bedorven, doordat zij macht.,
aanzien, positie venvierven, doordat zij in
goeden doen geraakten. Ik heb in mijn le
ven heel wat revolutionairen zien verslap
pen en zelfs reactionair zien worden, omdat
zij 't beter kregen. En denken wij eens aan
de gevaren van het leiderschap, enz. enz.,
het is niet noodig, dat ik hierop door ga.
Iedereen kan weten dat ijdeiheid, eerzucht,
heerschzucht, geldzucht, zélfs erotiek en
wreedheid en flinke persoonlijke haat een
overwegende rol kunnen spelen in ons le
ven. Wie kan een ander (wie kan zichzelf!)
geheel doorgronden? Wie is zeker van zich
zelf?
Wie is in staat om .b.v. een Hitier volko
men te begrijpen of een Stalin?
Ik kan van alles in zulke menschen te
rugvinden, onbaatzuchtige toewijding en
gruwelijke ijdeiheid, wil om te heerschen en
wil om te dienen, liefde voor de massa en
ijskoude wreedheid, krankzinnig fanatisme
en sluwe berekening.
Zóó gecompliceerd, zóó samengesteld is
het wezen van den mensch.
Daarom kunnen wij niet zeggen, dat we
een bepaalde, nieuwe maatschappijvorm zoo
maar kunnen verwezenlijken. Zelfs de
machtigste man, die over de geweldigste
wapenen beschikt, is daartoe niet in staat.
RISKEERT .NIETS.!
BLUF FIT!
PROBEERT U MAAR
Tegen hoofdpijn, griep, rheumotlek. tandpijn,
kiespijn en menstruatiepijnen
De brief van den Belgischen Koning
Af en toe gebeurt het, dat aan onze sa
menleving door de een of andere persoon
lijkheid een» lx>odschap wordt gericht, van
meer dan gewone importantie. Bijna ieder
een gevoelt, dat, wanneer de gedachte, die
wordt gelanceerd, in practijk zou kunnen
worden omgezet, men een groote stap na
der zou zijn tot het herstel of tot de ver
betering van de wereld. Wanit, bij alle moei
lijkheden waaronder de menschheid gebukt
gaat, hebben zeer velen een vrij behoorlijk
omlijnd idee, van datgene, wat behoort te
geschieden om voor de welvaart nieuwe
banen te openen. Men weet als het ware,
dat vóór alles daartoe noodig is een af
braak van de muren, welke de volkeren
scheiden en men heeft daarbij niet alleen
te denken aan tolgrenzen^ die slechts het
stoffelijke betreffen, ook de hindernissen
voor de vrije uitwisseling van geestelijke
goederen behooren weg te vallen.
Ja, men zou zelfs de vraag
kunnen 9tellen of het één zonder
het andere goed mogelijk is. Of
niet, zoolang de vrije gedachte in
menig land wordt onderdrukt en
inzichten, die elders leven, volkomen
worden geweerd, het streven naar
een vrijer ruilverkeer ten eenen
male nog schipbreuk moet lijden.
Want vrij ruilverkeer, een zaak. die
in onze dagen meer en meer is geworden
tot een utopie, tot iets wat alleen bestaat
in het droomenland, is juist naar veler
meening een noodzakelijke vereischte, wil
de welstand zich weer krachtig kunnen
ontplooien.
ITet groote belang van een boodschap als
dezer dagen door Leopold III de koning der
Belgen, tot de wereld gericht in den
vorm van een schrijven aan zijn eersten
minister van Zeeland is dan ook wellicht
in mindere mate gelegen in den inhoud,
dan wel in het feit, dat het ditmaal een
koning is, die zich voor de aangelegenheid
krachtig blijkt te interesseeren.
Wat hij de wereld liet hooren, getuigde
van den krachtigen wensch iets te doen,
wat de wereld tot heil kan strekken. „Tn-
„dien een eerste stap kon worden gedaan",
zoo besluit hij zijn schrijven,, „om te komen
„tot een betere verstandhouding, zouden
„wij het menschdom het bewijs hebben ge
keverd, dat het Westen boven het stoffe
lijke de geestelijke kracht verkiest, die
„uitgaat van een waarachtige broederlijke
„liefde."
Inderdaad lijkt het niet verkeerd voor
ditmaal eens de voorkeur te willen geven
aan de geestelijke kracht.
In onze verstoffelijkte wereld re
geert de materie zoo onbarmhartig,
draait alles zoozeer om geld en
goed, dat het prettig aandoet eens
een machtige stem te hooren, die
aanzegt daarmee te willen breken
en ook aan andere begrippen waar
de te willen toemeten.
We weten al te goed, hoe in onze samen
leving ideëele normen als van trouw en
vriendschap om nog maar niet te spre
ken van „broederlijke liefde", gelijk Leo
pold III doet feitelijk niet meer bestaan.
In de internationale wereld zweert men
elkaar trouw, alleen om daarvan te profi-
teeren en wanneer de trouw moet blijken
uit daden is het geen zeldzaam verschijnsel
den betreffende geen vin te zien verroeren.
Men sluit vriendschap om elkaar in den
rug te kunnen aanvallen. Leugen en be
drog vieren hoogtij, ja zelfs tegenover de
eigen volkeren, die onder schoone leuzen
als „eer" en „roem" worden uitgemergeld
en onderdrukt. Dat is geen wonder want
de eenige afgod van het thans levend ge
slacht is „oorlog", al heeft men den mond
ook nog zoo vol vrede. De daad komt in
de practijk uitsluitend neer op: „Bereidt
U ten „oorlog". Kortom, men leeft in vollen
vredestijd toch in den oorlog.
Oorlog nu is een toestand, waarin alleen
het brute geweld geldt. Ieder gevoel is uit
geschakeld, gebannen. De mensch, die zich
in een oorlogspsychose tracht in te leven,
moet meer en meer alle gevoelselementen
uit zijn gedachteleven weren. Dat kan nau
welijks anders. En dat dit inderdaad het
geval is, wordt ten duidelijkste bewezen
door de practijk.
Wanneer de regeeringen voorgaan is het
bijna vanzelfsprekend, dat de individuen
volgen en zoo is het al weer niet onbegrij
pelijk, dat hier en daar, in enkele landen
waarschijnlijk meer dan in andere, de goede
trouw soms ver is te zoeken.
Op den duur echter zijn zulke toestanden
onhoudbaar, ze moeten dood loopen. Zoodra
het besef veld begint te winnen, dat een
vriendschapsbetuiging een hol woord is,
waaraan geen waarde is toe te kennen, zal
men de schouders er voor gaan ophalen.
Men zal het trachten te stellen zonder
vrienden, probeert het alleen op eigen
houtje. Een verschijnsel, dat in onze wereld
meer en meer als het gewone mag worden
beschouwd. Het is de autarchie, die ecner-
zijds weliswaar is gebaseerd op de oorlogs
gedachte, anderzijds echter het gevolg is
van het feit, dat men zijn medemensch geen
voldoende vertrouwen meer vermag bij te
meten, en dus alles zelf en alleen gaat
doen.
We leven echter in een gemeenschap. Dat
woord zegt op zichzelf reeds duidelijk, dat
we niet staan te midden van een wereld
van enkelingen. Algehecle afzondering is
niet meer mogelijk, men blijft den mede
mensch noodig hebben, ook al probeert men
nog zoozeer ziclf van hem los te maken.
Het onderling verkeer is niet geheel te
verbreken.
Maar algeheele ontplooiing is alleen mo
gelijk, wanneer voor een zeker vertrouwen
plaats blijft. De geheele wereld is immers
als het. ware gebouwd op vertrouwen. Zon
der dit is een duurzame zakenrelatie niet
mogelijk, gaat de werkman niet aan den
arbeid, zal geen stuk goed worden ver
vracht.
Dan echter moet het worden bevorderd,
de zedelijke normen, die het verkeer der
menschen beheerschen, moeten aan kracht
winnen, opdat ook dit verkeer zelve zal
kunnen toenemen.
De boodschap van Leopold III was een
stap in de goede richting.
Echter, er zullen nog wel veel stappen
moeten volgen, voor en aleer een resultaat
is bereikt
Blijven deze achterwege, dan zullen zijn
woorden zijn geweest als een vallende ster,
die even opschittert om dan weer te ver
dwijnen.
Aan pogingen om het daarheen te leiden
zal het niet ontbreken, helaas. De zelf
zucht van volkeren en individuen zal trach
ten de uitwerking te beperken. Ze zal de
boodschap ontvangen, zooals het alles ont
vangt: uiterlijk vriendelijk en welwillend,
maar met moordzucht in het hart.
Dat, is immers juist hetzelfde, als waartoe
de internationale goede trouw helaas veelal
schijnt te zijn .uitgegroeid!
Want het zijn niet alleen uiterlijke, kenba
re factoren, die daarbij de beslissing heb
ben; ook innerlijke, meerendeels onbekende
motieven dan zich daarbij gelden.
Schijnbaar kan een dictatoriaal bewind
heel veel bereiken en kunnen dwang en ter
reur een geruimen tijd tot een zekere le
venshouding dwingen. Maar blijvend kan
slechts een toestand zijn, die in overeen
stemming is met wat lééft in de menschen.
Dit weten de dictatoren heel goed; dit
weten eveneens allen, die naar macht, stre
ven. Daarom immers willen zij de geesten
beïnvloeden, door de pers, de radio, de mas
sabijeenkomsten, de school. Het is waarlijk
niet voor niets, dat de nationaal-socialisti-
sche hoofdmannen een zwaren strijd heb
ben te voeren tegen de kerken. Hun doel is
immers alléén de nat. soc. levensbeschou
wing te propageeren en de moderne mythe
van bloed en bodem ingang te doen vinden.
C. B. zal begrijpen, dat juist om die re
den geestelijke zelfstandigheid moet wor
den aangekweekt en hij kent de massa toch
wel zoo goed, dat hij gebrek aan die zelf
standigheid moet conslateeren. En hij weetf
evengoed als ik, dat dit gebrek het gevolg
is van de algemeen voorkomende gemak
zucht. Die-gemakzucht is een der grootste
oorzaken van het horde-wezen. En een ty
pisch kenmerk van de horde is, dat ze door
pakkende leuzen, die, vooral op eigenbelang
of op ijdeiheid (nationalisme, rassisme) zijn
gericht, in vervoering en opwinding kan
worden gebracht.
Een zeer merkwaardig speculeeren op die
ijdeiheid hebben wij kortgeleden kunnen
opmerken in Leeuwarden. Daar werd een
legerdag gehouden en kon Jan Publiek zich
vermeien in een militair schouwspel. Als
ik me niet vergis, waren daar ook de be
kende, pronkende, gele rijders uit Arnhem
aanwezig, dat zijn de militairen, die het
meest imponeerend op de menigte (die im
mers belust is op kleur en klatergoud!)
werken. Er is toen natuurlijk ook een toe
spraak gehouden. Daarbij kwam de aap uit
de mouw. De redenaar wees er op, dat juist
zij wier namen eindigden op ma en stra en
ga (dat zijn de typische Friesche familie
namen), behoorden tot de beste soldaten.
Zóó moesten de Friezen in hun provinciaal-
nationalisme gevleid worden en ingepalmd.
Ik weet niet of het succes groot is ge
weest, maar het streven is teekenend. Het
wijst er maar al te duidelijk op, dat nog
wordt gerekend Op de aanwezigheid van
een geestesgesteldheid, die juist tegenover
gesteld is aan die, welke individueel-men-
schelijk genoemd moet worden.
Ja, waarde B., er is niets aan te doen:
wij komen altijd weer bij den mensch-zelf.
terug. Het zijn menschen, die de maat
schappij vormen, het zijn menschen, die
haar moeten hervormen. Daarom blijf ik
ervan overtuigd, dat wij als onzen eersten
plicht hebben te beschouwen in hen wak
ker te roepen het besef, dat zij, als men
schen, geroepen zijn de groote beginselen
van gerechtigheid en liefde te doordenken
in hun toepassing en te aanvaarden.
En dan?
Dan rijst de groote moeilijkheid, die hier
in bestaat, dat men een weg vindt om tot
een andere maatschappelijke orde te komen»
Zal dan het geweld de beslissende factor
worden? Moet de massa worden gemobili
seerd tot den babbaarschen strijd met de
wapenen?
Dit is een uiterst moeilijk vraagstuk,
maar ik wil er niet aan ontloopen, omdat
C. B. het met nadruk ter sprake brengt.
Het vraagt een aparte behandeling en ik
wensch er mij niet met een paar woorden
af te maken. Daarom zal daaraan een vol
gend artikel zijn gewijd, waarbij opnieuw
zal blijken dat ook met betrekking tot dit
vraagstuk geldt: zoo eenvoudig is het niet-
ASTOR.
Ontwikkelen en Afdrukken
met de beste resultaten. Vakkundig, vlug en
goedkoop. Alle fotoartikelen en toestellen,
Opleiding en advies geheel GRATIS.
FOTOGR. KUNSTATELIER
ARPAD MOLDOVAN
NIEUWE N I E D O R P
1
Zorgt, dat Uw voeten
in goede conditie zijn
Onze hygiënisch ingerichte
pedicure-Salon bevrijdt U van
alle kwellingen
Pijnlooze verwijdering van alle
soorten likdoorns, ingegroeide
nagels, voefwraften, enz. enz.
Langesfraat 80 - ALKMAAR
Onze Pedicure-Inrichting is van 2—7
Augustus wegens vacantie gesloten