Boeren, die uitgemolken worden Raad van Harenkarspel Vleesch vergiftiging Thans de boeken en bescheiden op tafel! bespreekt de Zelfs het ontbindingsbesluit onwettig Zonderlinge statutenwijziging! Men vindt, dat Veearts Wesfer er te gemakkelijk is afgekomen Donderdag 26 Augustus 1937 Tweede blad De liquidatie der Veehouders-Onderlinge Is schuld ten name der bestuursleden privé, gebracht ten laste der vereeniging? In de „Schager Courant" van Woensdag 18 Augustus j.1. komt een uitvoerig artikel voor, getiteld: „BOEREN DIE UITGEMOL KEN WORDENHet betreft de eindelooze liquidatie der Veehouders Onderlinge, en het in dit artikel gepubliceerde cijfermate riaal zal vele slachtoffers van deze Onder linge de haren te berge hebben doen rijzen. Deze affaire heeft echter ook een juridische zijde en ik meen te mogen zeg gen, dat de juridische kanten van deze zaak zeker niet de onbelangrijkste zijn. Ik wil daarom ter completeering van het arti kel van 18 Augustus deze onverkwikkelijke geschiedenis ook eens van de juridische zijde belichten. In een buitengewone vergadering van 2 September 1920 werd besloten tot ontbin ding der vereeniging: De Veehouders On derlinge over te gaan. Het mag bekend verondersteld worden, dat deze vereeniging statuten of een reglement had. Artikel 23 van dit reglement bepaalt, dat tot ontbin ding der vereeniging kan worden besloten wanneer het verzekerd bedrag gedaald mocht zijn tot beneden 1000.000.Het verzekerd bedrag is het totaal bedrag waar voor de aangesloten boeren hun vee ver zekerd hebben. Uit de bekend geworden cijfers en gegevens is komen vast te staan, dat noch in 1920, noch daarvoor het ver zekerd bedrag tot beneden 1000.000.ge daald was. Immers in September 1920 en ook daarna bedroeg het totaal verzekerd bedrag zelfs meer dan 2000.000.—. Uit dc circulaires van den vroegeren raadsman van de Veehouders Onderlinge wclkè in verband met de eerste omslagen aan dc leden werden toegezonden blijkt, dat het verzekerd bedrag zelfs ƒ2.750.000.bedroeg. Het ontbindingsbesluit van 2 Sep tember 1920 is dan ook in strijd met artikel 23 van het reglement geno men en derhalve nietig, althans vernietigbaar. Zij, die door de Veehouders Onderlinge tot betaling worden aangesproken, kunnen naar mijn mecning dan ook terecht een beroep daarop doen. Aanvankelijk hebben de leden, vooral in deze Noordelijke stre ken, aan de sommaties om hun omslag te betalen, voldaan, zonder zich te verdiepen in de vraag of zij wel tot betaling ver plicht waren. Eerst in 1929, toen de derde omslag werd geheven, begon men zich eens goed af te vragen of dit nu maar zoo moest doorgaan en of daartegen niets te doen was. Verschillende slachtoffers hebben zich toen tot mij gewend en in besprekingen welke ik toen met den liquidateur en den rechtskundigen raadsman heb. gehad, heb ik steeds betoogd, dat mijn cliënten ten onrechte tot betaling werden aangesproken. Het resultaat is geweest, dat mijn cliënten vele jaren met rust gelaten zijn totdat in 1936 een nieuwe juridische raadsman op trad, die tol rechtsmaatregelen, ook tegen over mijn cliënten, overging. In overleg met den advocaat van de Onderlinge werd in één geval geprocedeerd en zoowel de Kantonrechter als de Rechtbank te Alk maar hebben zich in dit proefproces onbe voegd verklaard. Deze onbevoegd verklaring steunde eveneens op een juridischen grond, welke onder meer als verweer was gevoerd. Artikel 18 van het reglement bepaalt n.1., dat in geschillen tusschen een lid en de leiding der Onderlinge uitspraak zal wor den gedaan in hoogste instantie door een Commissie van Scheidslieden. Deze com missie van Scheidslieden moet volgens artikel 18 gekozen worden uit verccnigin- gen op landbouwgebied welke in dc betrok ken Provincie zijn gevestigd. Waar volgens het reglement arbitrage was voorgeschre ven, meende de Rechter zich van het geven van een uitspraak te moeten onthouden. Het gevolg van deze uitspraak is, dat de Veehouders Onderlinge, wil zij mijn cliënten alsnog tot beta ling noodzaken, haar toevlucht zal moeten zoeken tot een arbitrage commissie. Het is bekend, dat de vereenigingen op landbouwgebied weinig voor deze onverkwikkelijke affaire voelen, zoodat gezegd kan worden, dat de Onderlinge te dezer zake in een impasse is geraakt. Behalve de bovengenoemde juridische punten is er echter nog meer. In Maart 1920, dus slechts enkele maanden vóór het ontbindingsbesluit, werd artikel 10 van het reglement gewijzigd. Aan dit artikel werd toegevoegd een nieuw lid 10, luidende als yolgt; Uit alle deelen van ons land, zoo wel van dichtbij als veraf, ontvin gen wij betuigingen van groote waardeering voor onze uitvoerige publicatie over de gepleegde ern stige onregelmatigheden bij de liquidatie der Veehouders Onder linge Het is ons dan ook een groot genoegen hiernevens een artikel te kunnen afdrukken van Mr. Br. Buiskool, die daarin op duidelijke wijze het verloop dezer onver kwikkelijke zaak belicht en nog enkele interessante punten naar voren schuift, die weer opnieuw de vraag doen stellen of de justitie den tijd nog niet gekonien acht om .de benadeelde boeren genoegdoening te verschaffen, door openlegging der boeken en inzage der bankrekening, ook van de com missarissen in privé, te eischen. Zoodra het reservefonds in een jaar dat het mond- en klauwzeer heerscht voor vergoedingen en kos ten van bestuur aanvulling behoeft, neemt het bestuur daartoe gelden tot een o n b ep a a ld bedrag op, om deze na de episode af te beta len, hetzij geheel of gedeeltelijk uit een nader te heffen omslag over de leden en bij gedeeltelijke omslag heffing het restant uit de in alinea 1 van dit artikel genoemde stortin gen aan het reservefonds. Deze wijziging was van Maart 1920 en het bestuur heeft dus blijkbaar kans gezien om tusschen April en 2 September 1920 voor ruim 40.000.aan gelden op te nemen, althans een dergelijke schuld van de vereeniging te maken. Het is van zeer veel belang te weten of reeds voordat deze statutenwijziging plaats vond, een derge lijke schuld bestond. Van dc zijde van de Onderlinge zijn met geen mogelijkheid ge gevens te verkrijgen, zoodat zij, die tot be taling zijn aangesproken, hun informaties elders hebben moeten inwinnen. Zijn de informaties juist, dan zou de schuld reeds voor de statuten wijziging hebben bestaan ten name van de bestuursleden privé en zou deze schuld na de statutenwijziging ten laste der vereeniging zijn ge bracht. Het schijnt wel vast te staan, dat de gelden bij een Bank zijn opgenomen onder privé-aan- sprakelijkheid der Commissarissen. In Augustus 1920 scheen men geen cent meer te kunnen krijgen en liquidatie scheen de eenige uitkomst te zullen zijn. We kun nen ons afvragen welk belang bij liquidatie der vereeniging bestond. Was deze liquidatie in het belang der vereeniging, of was zij in het belang van diegenen die de aan sprakelijkheid droegen? Men mag niet vergeten dat ontbinding van een dergelijke vereeniging het mogelijk maakt vrijwel onbepaalde omslagen te hef fen. Dat de leiders der vereeniging erg verzot waren op het „onbepaalde", blijkt wel uit de redactie van het gewijzigde arti kel 10, hrierboven aangegeven, waar im mers aan het bestuur bevoegdheid werd gegeven voor vergoedingen gelden op te nemen tot een „onbepaald" bedrag. De gang van zaken tijdens de liquidatie heeft wel bewezen, dat men in het „onbepaalde" consequent is geweest. Een andere vraag is echter of de leden-slachtoffers dit maar kalmweg tot in het „onbepaalde" moeten blijven slikken. Bij het heffen van de eerste omslag in 1920 werd bij circulaire kennis gegeven dat tot dekking van alle schulden een omslag over de leden van VA van het verzekerd bedrag toereikend was. Volgens de circu laires van de Onderlinge bedroeg het nadee- lig saldo in 1920 43608.41. Door het hef fen van een omslag van VA van het verzekerd bedrag zou men meer gelden in het laatje krijgen dan men noodig had. Op de ontbindingsvergadering sprak men zelfs van een overschot van 5000.Men is tot allerlei dwaze processen overgegaan. Men heeft goed geld naar kwaad geld ge gooid en al dien tijd bleven dikke salaris sen en kantoorhuren loopen. Volgens de gegevens van de Onderlinge heeft de eerste omslag 40421.77 opgeleverd. Men was dus bijna aan het tekort toe, maar het tekort schijnt steeds grooter geworden te zijn ten gevolge van allerlei onkosten en salarissen. In dit verband moet er op gewezen worden, dat in de buitengewone ledenvergadering van 30 Augustus 1920 werd beslist, dat: „bij „aldien een lid een der aangeboden kwitan ties voor storting in het reservefonds niet „bij eerste aanbieding heeft voldaan, en de „vereeniging genoodzaakt is het bedrag in „of buiten rechten in te vorderen zal het „betrokken lid aan de vereeniging hebben „te vergoeden alle kosten welke aan de „vereeniging door derden hiervoor in reke ning worden gebracht, alsmede gehouden „zijn te vergoeden een interest voor te late „betaling, berekend tegen 7 Stellen we ons thans een oogenblik op het standpunt dat. tegen onwillige leden gerechtelijk moest worden opgetreden, dan staat door dit besluit der vergadering van 30 Augustus 1920 vast, dat alle daardoor veroorzaakte kosten ten laste van dat be trokken lid kwamen. Het gaat naar mijn meening dan ook niet op dat in later jaren steeds meer nieuwe omslagen zijn geheven van hén, die hun eersten omslag behoorlijk en tijdig hebben betaald, om op die wijze te dekken de kos ten, welke veroorihakt waren door eén groep onwillige leden. In 1936 werd op groote schaal gedag vaard tot betaling van den derden omslag van 1929. Aan deze rechtsmaatregelen is een circulaire vooraf gegaan, waarbij een over zicht van inkomsten en uitgaven werd ge geven. Dit overzicht is zoo duidelijk als koffiedik. Het valt reeds aanstonds op dat onder de uitgaven een bedrag van bijna f 30.000.aan betaalde interesten voor komt, hetgeen dus wil zeggen, dat in den loop der jaren aan rente bijna f30.000.— is betaald. Aangezien het nadeelig saldo in 1920 bedroeg ruim f 43.000.— en uit de gegevens van de circulaire van 1936 blijkt dat de eerste omslag in 1921 ruim f 40.000.— heeft opge bracht, mogen wij ons afvragen hoe het toch mogelijk is dat op dit nadeelige saldo van 1920 een rente vergoeding verschuldigd is gewor den van bijna f30.000.1 Hebben soms de liquidateur en andere machthebbers in deze zonderlinge vereeni ging yoor hun salarisvorderingen en kan toorhuren een hooge rente berekend? Is dat wel op de wet gegrond? Wij meenen dit ontkennend te moeten beantwoorden. In ieder geval hebben toch zij, die bij voort during tot betaling worden aangesproken, het recht om te weten wat deze rentepost beduidt. Dit klemt te meer nu aan de ont vangstzijde der circulaire staat vermeld dat ruim f77.000.— door den vroegeren raads man is geïncasseerd en aan de Onderlinge is afgedragen. Ik vraag mij af of al deze ontvangen gelden in den loop der jaren dan geen oent rente hebben opgebraoht! Waarom staat aan de ontvangstzijde van het financieel overzicht geen post gekweekte rente? Dit is toch wel heel zonderling! De tweede omslag bracht ruim f 45.000. op, althans volgens de circulaire van de Onderlinge, terwijl in 1934 de derde omslag ruim f6000.— had opgebracht. In totaal is dus van de leden ontvangen ruim f92.000. en dat, terwijl het aanvankelijk tekort dat volgens het reglement gedekt moest wor den, door een omslag over de leden te heffen, slechts ruim f 40.000.— bedroeg. Wij vragen ons af: wat is dit toch voor een be heer in 'n liquide boedel? Hier zijn zooveel duistere punten en hier wordt zooveel voor de leden verzwegen, dat het toch al leszins begrijpelijk geacht moet worden, dat de leden nu eindelijk eens gaan eischen, dat de kaarten op tafel gelegd worden en behoorlijk rekening en verantwoording wordt afgelegd alvorens zij tot verdere betaling overgaan. Iedere toelichting van de beweerde uitgaven ontbreekt en het behoeft dan toch ook geen verwondering te wekken, dat ook de rechterlijke macht zich afvraagt op welke gronden nog verder omslagen van de voormalige leden wordt geheven. Mr. Dr. J. BUISKOOL. Bij een voor het Kantongerecht te Leiden gevoerde procedure werd een financieel overzicht van de Veehouders Onderlinge overgelegd, per 31 December 1929. Op dit financieel overzicht komt onder dc uitgaven voor een post: „Inspecteurs f6000.en een post „administratiekosten f30600.Dc haren rijzen ons te berge wanneer we ons realiseercn dat dergelijke uitgaven voorko men bij een veredniging, die in liquidatie is en'die in 1920 door' een omslag over de leden van 1 Vz meer dan het toen be staande tekort kon ontvangen. De Kan tonrechter heeft naar mijn meening dan ook het mooiste vonnis gewezen, dat in dit veehoudersdrama gewezen kon worden. Deze rechterlijke autoriteit toch heeft bij vonnis van 21 Juli beslist, dat de door de Veehouders Onderlinge overgelegde finan- cieele overzichten in geencn deele het be wijs leveren dat de derde heffing nood zakelijk was. De Kantonrechter overweegt in dit vonnis letterlijk: „dat toch deze op gaven (van de Onderlinge) in elk opzioht missen het karakter van een behoorlijk boekhoudkundig opgestelde verantwoording van inkomsten en uitgaven sedert den aanvang der liquidatie en van de nog be staande verplichtingen". Ook de Kanton rechter wijst op het ongerijmde dat onder de uitgaven zelfs nog onbetaalde posten vermeld worden, terwijl niet blijkt welke posten nog onbetaald zijn. Hiermede is kennelijk bedoeJd de post salaris van den liquidateur. De Kantonrechter ontzegt aan de Onderlinge de ingestelde vordering, daar Z.E.A. van oordeel is, dat deOnder linge naar billijkheid en redelijkheid- ge houden was de noodzakelijkheid van. aan vulling der kas met een omslag aan te toonen. in welke verplichting de Onderlinge in alle opzichten tekort geschoten was. Dit vonnis van den Kantonrechter te Leiden slaat de spijker op den kop. Zoo lang de Veehouders Onderlinge in gebreke, blijft behoorlijk rekening en verantwoording af te leggen van het beheer sedert den aan vang der liquidatie, heeft ook naar mijn meening ieder lid het recht betaling van verdere omslagen te weigeren. Men mag toch als eerste eisch van billijkheid en re delijkheid verlangen dat zij, die moeten be talen. weten waarvoor zij betalen en dan is het de plicht, van de liquidateuren om de loden naar behooren in te lichten. In dit opzicht mankeert het bij de Veehouders Onderlinge aan alles en het komt. mij voor clat het. tijd wordt, dat nu eens eindelijk de boeken van deze vereeniging ter tafel komen. Mocht alsdan blijken dat met de belangen der leden willekeurig is omge sprongen, dan eischt het recht dat zij, die verantwoordelijk zijn geweest, daarvan de gevolgen zullen ondervinden. Wij blijvicn attent! Mr. Dr. J. BUISKOOL. Schagen, 24 Augustus 1937. VEEARTS HAD ONEERVOL ONT SLAGEN MOETEN WORDEN, ZEGT DE HEER DOEKES. BURGEMEESTER NOLET ZEGT, DAT HET MOGELIJK IS AAN SLUITING BIJ EEN ANDEREN KEURINGSKRING TE ZOEKEN. Het kon niet anders, of in de gis teren te Harenkarspel gehouden Raadsvergadering zou de gerucht makende vleeschvergiftiging ter sprake komen. De heer Doekes bindt de kat de bel aan. Deze is van oordeel, dat veearts Wester er met de toegediende berisping wel wat te gemakkelijk is afgekomen. Spr. heeft den indruk, dat de zaak in de vergadering van den Vleesch- keuringskring Oudkarspel nogal ge moedelijk is besproken. Volgens hem had de veearts onmiddellijk oneervol ontslagen moeten worden. •De thans gevolgde weg is niet in over eenstemming met den ernst van de zaak. Er zijn geen dooden gevallen, maar het had kunnen gebeuren! De Voorzitter, burgemeester Nolet, zegt met "enoegen op te merken, dat de zaak nog eens ter sprake wordt gebracht. Spr. geeft dan de volgende uiteenzet ting: Do regeling van den Keuringskring Oudkarspel is zóó, dat de commissie van uitvoering, bestaande uit de colleges van B. en W. der aangesloten gemeenten om trent zaken als deze slechts een advisee- rend voorat el kan doen aan B. en W. van Oudkarspel, die de formeele beslissingen nemen. Toen de bekende feiten zich open baarden. hebl>en B. en W. van Oudkarspel die daartoe alleen bevoegd zijn, besloten de noodslachtplaats te sluiten en den keu ringsveearts, hangende het onderzoek, te schorsen. B. en W. van Oudkarspel hebben toen, mede op verzoek van spreker, op Maandag 16 Augustus j.1. een vergadering van den Keuringskring bijeengeroepen, waar de zaken zeer zeker niet. gemoedelijk, doch zeer ernstig en diepgaand zijn be sproken. Het resultaat was, dat aan vee arts Wester een schriftelijke berisping zou worden toegediend. Uit den aard der zaak zijn de daar gevoerde besprekingen geheim en spr. zegt het te betreuren, dat toch. be halve het resultaat, dat openbaar is ge maakt. nog meer feiten door een der bla den zijn bekend gemaakt. Spreker kan hier in de vergadering dan ook geen verdere mededeelingen doen, ter wijl hij ook zijn eigen standpunt op die vergadering van den keuringskring niet aan de openbaarheid wil prijsgeven. Spr. wil dan ook niet verder op de opmerkingen van den heer Doekes ingaan. Wel wil hij zeggen, dat volgens hem zoowel de veearts als de noodslachter nalatig zijn geweest- Voorts is er nog geen officieele mede- deeling, of het advies van den Keurings kring door B. en W. van Oudkarspel daad werkelijk is opgevolgd, maar wel is het een feit, dat, zoodra de straf, bedoeld in het Ambtenarenreglement (de berisping) is toe gediend, de schorsing van den veearts automatisch ophoudt. Want in het reglement van den Keurings kring is de schorsing n.1. geen straf, maar slechts een organisatorische maatregel tij dens het onderzoek met het doel, dat de betrokken ambtenaar in het. aan den gang zijnde onderzoek geen werkzaam aandeel kan hebben. In het Ambtenarenreglement is helaas niet in alle gevallen voorzien, gaat. spreker verder. Zoo ook voor dit, In bedoeld re glement staan een 9 a 10 straffen opgesomd. De minste straf is de schriftelijke berisping. Dan volgen er een stuk of zes. die niet op een veearts kunnen woeden toegepast, b.v. het verrichten van extra-diensten of het inhouden van vacantie, en daarop volgen de zwaarste straffen, ongevraagd eervol ontslag en oneervol ontslag. Deze afstand tusschen de berisping en ontslag is wel heel groot, reden waarom de vergadering destijds besloot de schriftelijke berisping toe te dienen. Dc heer Doekes vindt de berisping echter geen straf. Het gaat hier om een zeer ern stig geval. Er haddon dooden kunnen zijn. Plicht is voor den keurenden veearts nummer één en dit nummer één is thans door hem verzaakt. Ook hebben tal van slachtoffers groote financieele schade ge leden. Had Wester goed gehandeld, zegt spreker, dan had Duin geen kans gekregen. De heer de Jong verklaart, het volkomen met den heer Doekes eens te zijn en het spijt hem dat de gemeente in dit geval ge bonden is aan de beslissingen van B. en W. van Oudkarspel. De Voorzitter wijst er op, dat. het, straf rechterlijke onderzoek nog steeds gaande is. Het justitieele rapport is nog niet af gekomen, en wanneer dit het geval zal zijn, is het aan den Rechter om terzake te oor- deelen en al dan niet nog een straf op te leggen. De heer Molenaar vraagt of het niet mo gelijk is, dat alles naar de Schager ver werkingsinrichting gaat. Het is mogelijk, antwoordt de Voorzitter om de overeenkomst met den keuringskring Oudkarspel op te zeggen en te trachten aan te sluiten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 5