De Brabantsche Briet
Militair accoord tusschgn Duce
en Ftihrer te wachten
Vrienden?
van Dré
Automobilisten, die
met hun leven spelen
Reuzen-hagedis
in Artis
Zaterdag II September 1937
Derde blad
MUSSOLINI'S BEZOEK AAN HITLER.
ADOLF'S TYPE STAAT ME
NIET AAN, ZEGT BENITO.
ADOLF VERAFGOODT ZIJN ITA-
LIAANSCHEN VRIEND.
EERSTE ONTMOETING IN VE-
NETIë WAS EEN MISLUKKING.
Het bezoek van Mussolini aan
Duitschland zal wel dè gebeurtenis
van deze maand worden, schrijft
het HsbL, althans voor het Italiaan-
sche en het Duitsche publiek. De
Italiaansche bladen wijden reeds
thans, onmiddellijk na de officieele
aankondiging van het bezoek, al
hun aandacht daaraan, waardoor
onderwerpen als de conferentie over
de veiligheid der scheepvaart in de
Middellandsche Zee of de herfst-
zitting van den Volkenbond op het
tweede plan worden gedrongen.
De reis heeft zeer zeker een be
langrijker doel en genoemd blad
meent, dat het voor de hand ligt
te veronderstellen, dat er tijdens of
kort na de aanwezigheid van den
Duce te Berlijn, een militair ver
drag tusschen de beide totalitaire
staten zal worden gesloten.
Verrassingen mogelijk.
Toch zou de samenkomst der dictatoren
dok wel eens tot verrassingen kunnen lei
den. Men zal zich herinneren met hoeveel
ophef in 1934 het bezoek van Hitier aan
Venetië werd aangekondigd en hoe deze
eerste ontmoeting der heide volksleiders een
volkomen negatief resultaat heeft gehad.
Terwijl de Duitsche pers de reis van Mus
solini wil beschouwen als een tegenbezoek,
dus in verband brengt met Venetic. is men
in Italië zoo wijs over deze eerste ont-
moeting maar liever te zwijgen. Dit komt
ook, wijl het Italiaansche publiek, veel
beter dan het Duitsche. op de hoogte is
van het weinig gunstige verloop dier ont
moeting.
Men zal zich herinneren, dat kort
daarop de Italiaansche houding ten
aanzien van het Derde Riik geheel
omsloeg en er een periode volgde,
waarin Hitier en het nat. socialis
me in de Italiaansche pers heftig
werden aangevallen.
In die periode verluidde ook een ën an
der over de samenkomst te Stra en Venetië
en men kon toen o.a. uit den mond van
personen, die bij de aankomst van Hitier
aanwezig waren geweest, enkele tcekenende
details hooren.
De slordige regenjas.
Het was een tactische fout van Hitler's
omgeving, dat men den „Führer" had aan
geraden „in burger" naar Venetië te gaan.
Hij stapte in zijn bekenden, opvallend wit
ten regenmantel uit het vliegtuig en bevond
zich onmiddellijk temidden van de zeer ele
gant gekleede groep der Italiaansche hoog
ste partijleiders, allen in uniform en in Ita
liaansche uniformen.die uitmuntten door
goeden snit. Mussolini zelf zag er in zijn
uniform van eerekorporaal der militie kra
nig uit. Hitier, in den opzichtigen, slordig
gedragen regenjas, kon niet andere dan zich
in dit gezelschap van liooge officieren een
weinig misplaatst gevoelen.
Nog voor hij den Führer begroette
moet Mussolini tot een zijner bege
leiders gefluisterd hebben: „Non mi
piace" (in 't Hollandsch het best#
weer te geven als: een type, dat me
niet aanstaat). Deze uitspraak van
den Duce werd, vooral in de pe
riode waarin Italië en Duitschland
op gespannen voet stonden, in Ita
lië herhaaldelijk geciteerd en is al
gemeen bekend.
Het is trouwens begrijpelijk, dat er moeilijk
persoonlijke sympathie van den Duce, een
man vol energie, bliksemsnel in zijn beslui
ten, doch steeds soepel in de toepassing er
van, een werker en man van de realiteit,
kan bestaan voor den woordenrijken, steeds
ietwat dwependen en vaak als in trance
handelenden D.uitschen staatsman, die zoo
moeilijk een besluit kan nemen, doch in het
doorzetten van zijn geuiten wil een taaie
onverzettelijkheid toont. Als karakters zijn
de twee dictatoren zeer verschillend van
elkaar. Van Hitier is bekend, dat. hij een
groote vorcer.rg voor Mussolini koestert.
„Mussolini is Pruis".
Reeds lang voor hij aan de macht kwam
hing Mi: oüni's foto in zijn werkkamer als
voorbeeld ter navolging. Hij schrijft over den
Duce: „Preussentuni ist kein geographischer
sondern ein sittlicher Begriff Mussolini ist
Preusse." Of Mussolini bet erg prettig zal
hebben gevonden een Pruis genoemd te wor
den, wagen wij te betwijfelen. In Italië pleegt
men meer met Caesar op te hebben dan met.
den „alten Fritz".
Van Musèolini nu wordt algemeen beweerd
dat hij de gevoelens van verecring, hem door
Hitlcr toegedragen, allerminst beantwoordt.
Men zal ook in geen enkel geschrift in geen
enkele rode van den Duce een uitspraak
over Hitier vinden, die men naast, de boven
aangehaalde citaten zou kunnen plaatsen.
Wel hebben wij herhaaldelijk hooren zeggen,
dat Mussolini, nadat hij met groot geduld
de eindelooze monologen van Hitier te Vene
tië had aangehoord, zich zeer weinig vleiend
over zijn hoogen gast inoet hebben uitge
laten. Dit zou Hitier ter oore zijn gekomen,
wat zijn plotseling vertrek zou verklaren.
Wat daar precies van waar is, zal wel nooit
bekend worden, mede wijl er bij de gesprek
ken tusschen Hitier en Mussolini niemand
tegenwoordig was. De Duce spreekt, voldoen
de Duitsch om ook belangrijke besprekingen
zonder tolk te kunnen voeren.
Maar er is toch ook heel veel, dat de beide
landen bindt: den strijd tegen de vrijmetse
larij; tegen alle internationale tendenzen
(Volkenbond, padvindersbeweging, interna
tionale arbeidersorganisatie), den afkeer
tegen de vrije pers. En dan is er de geza
menlijke strijd tegen het bolsjewisme en
tegen de bijna evenzeer verfoeide liberale
opvattingen.
En wellicht mag men als voor
naamste punt van het contact be
schouwen, de in de beide Janden
levende overtuiging, dat de toekomst
behoort aan de jonge, opkomende
landen, die geroepen zijn morgen de
plaats in te nemen van de nu nog'
rijke en verzadigde staten van West-
Europa, die men te Rome en Berlijn
gaarne als afgeleefd en tandeloos be
schouwt.
Door hun samenwerking hebben Italië en
Duitschland tot nu toe belangrijke voordeelen
kunnen behalen. Ongestraft kon Hitier Lo-
carno opzeggen en Mussolini zijn Imperium
stichten. Het zou, van hun standpunt bezien,
wel zeer dwaas zijn, indien zij hun samen
werking niet zouden bestendigen en nog eens
extra zouden bekrachtigen.
Hun politiek kan kort als volgt geformu
leerd worden: „Jij mag dit, als ik dat mag."
NOORSCHE SCHEEPSBEMANNING WEI
GERDE NAAR CHINA TE VAREN.
De Noorsche tankboot „John Knudsen"
heeft niet kunnen uitvaren uit de haven
van San Pedro (Californië), als gevolg van
een staking met gekruiste armen der uit 25
koppen bestaande bemanning, welke wei
gerde naar het Verre Oosten te vertrek
ken wegens de vijandelijkheden tusschen
China en Japan.
AMERIKA HOUDT DE EXTREMISTEN
IN HET OOG.
Senator Edward R. Burke, uit Nebraska
(Amerika) heeft aangekondigd, dat hij in
de nieuwe zittingsperiode van het congres
een motie zal indienen bevattende een
verzoek tot oen speciaal door den senaat
in te stellen onderzoek naar de activiteit
der nationaal-socialisten in de Yereenigde
Staten en van andere groepen welke fas
cistische en revolutionnaire leerstellingen
verspreiden.
VULCANISCHE WERKING
KAMSJATKA.
OP
Het vulkanische instituut op Kamsjatka
(Siberië) meldt, dat de vulcaan Klioetsjefski
op het oogenfblik volop in werking is. Op 2
September j.l. heeft men een enorme lava
uitbarsting waargenomen welke zich tot op
verscheidene kilometers uitstrekte. Dichte
aschwolken vlogen veertig kilometer ver
weg.
Zeven van de ruim tweeduizend
rijden door onveilig sein bij on
bewaakte overweg.
De directie der Nederlandsche Spoorwe
gen meldt:
Bij den onhewaakten overweg nabij Steen-
wijk werd in den Rijksweg van Meppel
naar Heerenveen een automatische beveili
ging van het wegverkeer in dienst gesteld,
die zoodanig is ingericht, dat normaal een
wit licht getoond wordt, dat 45 flikkeringen
per minuut maakt, ton teeken, dat hier een
sein aanwezig is en welk licht, wanneer
een trein den overweg nadert, automatisch
wordt vervangen door een rood licht, dat
het dubbele aantal dus 90 flikkeringen per
minuut maakt. De lichten zijn van een
dergelijke duidelijkheid en helderheid, dat
zij iedehen weggebruiker in het oog moeten
vallen. Doordat liet flikkerlichten zijn, val
len deze nog meer op, dan de bekende fetads-
verkeerelichten. De inrichting is ruim acht
maanden geleden in dienst gesteld en heeft
geen enkele storing gehad.
Nu werd op drie dagen, n.1. 1, 2
en 3 September gedurende de volle
24 uur opgenomen hoeveel motor
voertuigen dien overweg zijn ge
passeerd en hoeveel daarvan zich
niet aan het roode licht hebben ge
stoord. Het is gebleken, dat in dat
tijdperk van drie dagen 2169 motor
voertuigen den overweg zijn overge
gaan en dat daarvan niet minder
dan zeven zijn doorgereden niette
genstaande het roode flikkerlicht
waarschuwde, dat een trein den
overweg naderde.
Dit is een voor de weggebruikers bescha
mend resultaat. Wat baten de beste bevei
ligingsin richtingen, wanneer de bestuurders
van1 motorvoertuigen zich er niet aan sto
ren?
Men vraagt zich af of er wel re
den is om een dergelijke kostbare be
veiliging van onbewaakte overwe
gen te laten voortgaan.
Laat zooals in een land als Engeland
zoo opvalt ieder weggebruiker er een eer
in stellen de verkeersregels stipt op te vol
gen: eerst dan zal er een gunstige wending
komen in het al te groot aantal verkeers
ongevallen en zullen kosten, als die te Steen
wijk gemaakt zijn, niet grootendeels onnut
zijn uitgegeven.
Dier kan een lengte van 3 nieter
bereiken.
Door t.usschenkomst van den directeur van
economische zaken te Batavia ontving „Ar
tis" Maandag j.l. een tweede exemplaar van
den reuzen-waaraan, van welke grootste der
hagedissen het genootschap reeds een exem
plaar van ruim ZYz m. lengte sinds zeven
jaar in leven heeft. De Komodo-waraan, door
Ouwens in 1912 bekend gemaakt en beschre
ven, komt voor op de eilanden Komodo,
Rindja, Padar en op West-Flores. Deze wa-
raan kan een lengte van ruim 3 meter he
reiken, maar de beweringen v. inboorlingen
dat de „Boeaja Darat" (landkrokodil) 7 m.
lang zou worden, moet stellig als verregaand
overdreven worden beschouwd. In het rep
tielenhuis van Artis bewonen de interes
sante reuzenwaranen, die ontleedkundig door
verschillende onderzoekers werden bestu
deerd, maar omtrent wier leefwijze en gedrag,
aangeboren „instelling" en aanpassings- of
leervermogen men nog weinig of in 't geheel
geen ervaring heeft opgedaan, een groot en
bijzonder doelmatig ingericht verblijf, voor
zien van klimgelegenheid biedend rotswerk
en hol aan 't water. Het reeds zeven jaar in
Artis levende exemplaar heeft al eens eieren
gelegd en in een nestkuil begraven, maar
bij gebrek aan een mannelijke partner was
foksucces uitgesloten. Wanneer het nieuwe,
bij aankomst oogenschijnlijk gezonde en on
geveer 1.S0 m. lange exemplaar nu maar een
mannetje zal blijken te zijn, zou het genoot
schap met deze op zichzelf al zeer belang
rijke aanwinst nog bijzonder gebaat zijn.
UI venhout, 8 Sept.
1937.
Amico,
Daar zit ik dan
nou, in ons verstil
de durpke, waar
honderden stoom-
fietsen hebben ge
raasd, waar duu-
zenden auto's zijn
geglejen deur de
herfstkleurige,
zon-deurzeefde
ooschdreven; in ons
verstilde durpke, waar op twee Zondagen tijds
honderdduuzend vrimdelingen zijn geweest.
Daar zit ik nou, aan Trui's witgeschuurde
tafel te droomen en te peinzen in m'nen ver
koperden notenleer, mee den echo van 't ge
lukkige feest nog in mijnen kop.
Mee n'en kop die één weergaren is, van mu
ziek, plazier, van borrelend feestgedruisch!
Mee'n hart, dat overschuimt van geluk en
dank, om de veurbije jubeldagen van ons durp
ke z'n 650-jarig feest!
Daar zit ik dan nou mee m'n potlood en m'n
leeg pampier, kwaai en grof gereedschap om
den gelukkigen neuriezang van 'n dankbaar
zielement te verklanken
't Is me echter wel 'ns meer gelukt om mee
dieën botten potloodpunt efkens te raken aan
den geheimzinnigen ziel-electriek, die deur den
mensch stroomt en ik kan alleen maar hopen,
dat 't me weer 'ns lukken mag. Hopen ja! Want
per slot van rekening mot O. L. H. dat efkens
willen, niewaar? Dat kunt ge wel zien aan de
„Moderne Kunst", dei heelegaar van „moderne
menschen en moderne (is goddelooze) tijen
isDeuze moderne kunst wordt nou opge
stookt en de vlammen, die er uitslaan, ver
spreien 't ennigste licht, dat de „kunst"-wer-
ken óóit verspreidden! En d'n criticus, d'n
schrijvenden kunst„kenner"( komt papier en
potlood tekort deuze dagen, om zijn z.g. „intel
lectueel" gestotter van de leste 1020 jaren
weg te praten. Maar ge hoeft maar weinig
meelijen mee deuze schrijvende „artisten"' te
hebbenook deuzen arbeid, die den vorigen
van de 1ste jaren vernietigen mot, wordt be
taald. Zullie zijn dokter-doodsgraver! Ze ver
dienen aan den patiënt ènaan z'n begra
fenis.
Maar genogt.
Ge weet wa'k bedoel en da's voldoende, want
ik heb plazieriger onderwerp te beschrijven,
dan den arbeid van kunstenrm-.kers, die van
daag den dag d'r eigen graf motten delven...!
De hel is 'n trieste plek. Ookom er ande
ren in te zien knarsetanten1
Ons Feest!
Allee, Amico, wat is ons durpke bemind. Ze
zijn afgekomen, de vrimdelingen, mee tienduu-
zenden! En 't schoonste is: ze komen allegaar
terug!
't Is, of ze allen 'n tikskie kregen mee den
staf van ons Lauwke, onzen patroon St. Lau-
rentius, lijk mijn baaske Dré II, die mee den
krul van dieën staf om z'nen nek naar Ulven-
hout getrokken wierd!
't Kan ook nie anders. Alweer jaren ge-
lejen, schrijvende den boek „Dré III", toen al
potlooide-n-ik: ,,'k Zag 't feest van Kerstmis
stralen in de sterrenoogskes van m'nen baaske,
vol als ie was van 't geluk weer hier te zijn,
op den buiten, waar ie zoo geren is, in Gods
schoone natuur. Want hier is de sneeuw wit
ter, de locht helderder, dan in de groote stad.
Hier branden zelfs de keerskens schoonder,
want op den buiten, den kleeren buiten, daar
waait den wind rechtstreekscher uit den hemel.
Hier, onder de bosschen, waar de eeuwen ver-
glejen, waarover honderden nachten de kerst
kloksken klepten, daar zijt ge nou eenmaal
dichter bij Onzenlievenheer, dan in de groot
stad, waar 'nen electrieken kerstboom in de
kroeg staat, tusschen 't geklots van de biljert-
ballen".
Zoo is 't hier in 't Veurjaar, in den Zomer,
in 't rosse Najaar, waarin we nou leven. Alty
leeft ge dichter bij den Schepper, dan in de
groote stad, waar oew oogen altij ketsen teu
gen steen, steen, steen!'
Ze hebben 't ons vaneigens gezeed, de vrim
delingen: „wij komen terug". Enin huiliën
oogenglans bespeurden wij de waarheid van die
woorden.
Daar zijn er al, die vier en vijf keeren per
jaar hier komen wonen. Hollanders! Die in de
kindschheid hadden geleerd, dat 't hier zoo
duister was, erm en onbeschaafd.
Ze zgn mee zooveulen af gaan komen, dat er
'n brug gebouwd wierd over den Moerdijk, die
millioenen kostte. Want gaat ze maar tellen:
daar komen er meer uit 't Noorden, dan uit 't
Zuiden over die brug.
Honderdduuzend vrifhdelingen zijn er op wee
Zondagen tijds alleen in Ulvenhout geweest, op
stoomfietsen kwamen ze uit Roodeschool, Am
sterdam, Haarlem, uit alle Noordelgke stejen,
aangezwermd.
Gezwermd, ja. 'n Ploeg van eenentwintig
dubbelgelajen stoomfietsen uit Haarlem alleen
en trotsch en gul reikte onzen Burgemeester,
huilie n'en prachtigen herinneringsbeker over!
Ze zijn gekomen, per stoomfiets van Lubeck,
van Trier, van Parijs! Wij kwamen haast her
inneringsbokalen tekort
Ze zijn gekomen mee treinen en bussen uit
Amsterdam, uit den Haag. Uit 't Geldersche!
Uit élle provincies!
Ons bosch (daar zijn er hier veul in den om
trek) ons Ulvenhoutsche bosch is 1600 bun
ders groot. Zestien millioen vierkante meters,
als ge dat beter verstaat. Maar daar is n'en
oogen blik geweest, dat onzen Houtvester, Tu-
tein Nolthenius ik noem man en peerd
z'n eigenbosch niemeer in of uit kost komen.
Ge kost in de dreven over de autokappen kuie
ren!
Zoo kan ik, op Amerikaansche manier, 'r
feestverslag geven mee cgfers, getallen, ver-
gelijkings. Maar ik hou daar mee op, want ba
lansmaken doe 'k mee Bamis, begin October,
als 't boerenboekjaar alweer om is.
Maar één cijfer mot ik noemen nog.
Den eersten Zondag van ons feest, als meer
dan vijftigduuzend vrimdelingen manneke aan
manneke deur ons durpke schuifelden. als
Amsterdam mee trots z'n bordekes „Verkeer
gestremd" in de krant zou hebben gezet,
dandan hebben wij dat geregeld mee
éénen veldwachter!
Onthou dat leste getal, amico! Eénen veld
wachter!
En, Amico, daar is gin krabbeke op 'n spat
bord, gin knoopke van 'nen jas geraakt!
En nog 'n cijfer: daar is maar éénen zatkul
in 't kot gestoken. Ginnen Ulvenhouter.
Gelooft ge nou, da'k uit den grond van m'n
hart sprak, als ik, de leste uren van 't Feest
mee den Fielp op de muziektent veur de kerk
stond, tusschen onzen burgemeester Jhr. Mr.
Serraris en mijnen anderen gocien vrind ons
Pastoorke, den Z Eerw. Heer Vermunt, al mijn
vrienden en vriendinnen (dat zijn er dan duu-
zenden!) danken kost veur dit schoone feest!
„Vrienden en Vriendinnen", zoo zee ik deur
den microfoon: „deus dagen heb ik dikkels ge
docht, als ik burgemeester of pastoor van Ul
venhout was, dan mocht O. L. H. m'n durpke
vrijwaren van 'nen Dré, die nou en dan zóó
danig 't durp op stelten zette. Mééraan-
veerdt m'nen hartgrondigen dank, veur de ma
nier, waarop ge deus feest vierdet!
Wént
want nou kan ik, bij 'nen volgenden keer* on
zen burgemeester en menier pastoor recht in
d'oogen kijken, als we weer feestvieren gaan!"
Amico, de hoera's waren nie te stoppen.
Van den burgemeester tot den jongsten dreu
tel van Ulvenhuot ze lustten allegaar méér
van deuzen feestkoek, die op z'n end ge
raakte.
't Is nie meugelijk oe alles te vertellen in
éénen brief. Maar enkele hoogtepunten mot
ik toch noemen.
't Begin was al dalijk zo'n hoogtepunt.
Deur den stillen Zaterdagmiddag, mee de
versierde geveltjes en eerepoorten, de ge-
schrobte stoepkes en natte plekskes zand
daarlangs, mee de schoone vitraasgordijntjes
en opgergfde, bloeiende tuintjes, begosten om
kwart veur vier de klokskes te luien. Te
roepen, te roepen: ..'t is feest, 't is feest, 't is
feest in Ulvenhout!!
'n Auto glee zacht en statig over den weg.
'Nen durpeling, op z'n Zondags, blinkend ge
schoren, kwam „veurzichtig" 'ns koekeloeren.
Drie auto's kwamen binnengestoven. En
„hooge" uniforms, gouwen epauletten, statige
dames schimden veurbij achter de spiegelgla
zen van glimmende, geruischlooze autowagels.
Hooge hoeien, zwarte pakken, decoraties
'nen kleurigen, deftigen sliert van hooge Pie
ten en Pieta's ging, onder den galm van me
nier pastoor z'n roepende klokskes deur 't Za-
terdagsche durpke, dat stil was van verwach-
tings. Hooge Geestelijkheid, Hoogste Leger
oversten, kamerleden en burgemeester, ja den
hoogen Adel van Brabant, begaf z'n eigen
naar 't oudst-bekende, naar 't meest-historï-
sche punt van Ulvenhout, da's daar waar onze
kerk staat, waar boven de klokskes luidden,
beierden, bimbamden over 't kerkdurp, dat
ruim tien jaren gelejen, toen gg m'n brieven
ging afdrukken nog niemand wist te vin
den. Zelfs dikkels de kwieke Nederlandsche
Postergen nie!
Ik heb dat in mgnen aanspraak ook gezeed
en ze hadden er allegaar leut om.
En om vier uren, als de klokskes zwegen,
dan stond daar, aan den voet van de Kerk,
toegewijd aan St. Laurentius, de blom van
Brabant, ons eerecomité, opengebloeid in 't
schoonste feestgewaad van goud en schar
laken, kant en deftig zwart. En m'n hart
klopte van trots teugen m'n keel. Trotsch, om
al die eer m'n durpke bewezen! Wat 'n prach
tige, kleurige prent wierd daar toegevoegd
aan mijnen levensboek van Ulvenhout.
En daar efkens wgerop, den weg wierd
opengelaten, déér stond Ulvenhout!
En veur 't kerkplein, daar zat ons Hermo-
nie, voltallig in den kiosk. Wat 'n prent, wat
'n onvergetelijke feestprent wierd daar op-
eenen opengerold.
De locht zat nog dicht. Dicht van grauwe
wolken, die al twee weken de zon hadden
weggehouwen
Den Fielp. die aan alles denkt, had me al
gevraagd g'ad: „En Dré, zullen we 'n regen
verzekering sluiten veur honzen bah'ondag"
(die duur was, amico!).
„Neeë, Fielp, gin kwestie van! Ik heb den
regenpolis loopen bjj onzen Lauw. die laat
ons nie in den steek. Vertrouw op Hum!"
En, amico, als 't illustere feestcomité stond
opgesteld, dan brak de locht!
En of ons Lauwke teugen me knipoogde...?
Maar als ik m'nen aanspraak ging houwen
en de zon beloofde, dan... dan brak ze deur
in gouwen luister en ze is nie meer wegge
weest
St. Laurentius was op ons feest! Hg was
zelfs bg d'opening al en schoof de gordijnen
veur de zon weg.
Kóst onder die bescherming ons feest mis
lukken? Mee diep en eerlijk vertrouwen op
onzen Patroon wierd ons feest één overwel
diging van geluk, van plazier, van succes!
En daar is geklonken, gedanst, gekust,
daar is veul en diep en plazierig geluk ge
noten. want hecht en eerlgk vertrouwen op
den Hemel hee gin huichelarij van noode!
Na de officieele plechtigheid had ik 't veur-
recht het hooge gezelschap uit te noodigen
veur 'nen steuvigen borrel in de „Gouwen
Koei" en daar..., daar zjjn we vrienden ge
worden
Vrienden veur ons leven. Daar hebben we
de glazen teugen malkaar gestooten, onder
wijl malkaar diep in d'oogen ziend en we
wisten 't! We wisten dat we deuzen gezedi-
gen, gelukkigen oogenblik op Ulvenhoutschen
bojem nog herinneren zullen, als we malkaar
over vijf, over tien jaren hier of daar in de
waereld zullen ontmoeten. Dat we dan zeg
gen zullen: weet ge nog...?
Dit amico. was één hoogtepunt.
't Volgende...
den volgenden brief denk ik.
Want daar is veul, veul, heel veul te ver-
te.ïen .Daar is veul, heel veul te herinneren!
Daar is veul, heel veul geluk né te proeven!
En veul leut ook. Maar dat komt allegaar
nog!
Nou mot ik er afscheiën.
Veul groeten van Trui en als alt|j gin horke
minder van oewen
t.a.r.
DRfi.