Truuk en Kuuk
Beste Jongens en Meisjes
Zo, al weer een week verder naar de win
ter... maar jullie zult het met me eens zijn,
dat we na de regendagen een paar echt fijne
herfstdagen gehad hebben. Wat kan het dan
's morgens vroeg prachtig in het veld zijn,
niet? Als over alles een ragfijne nevel ligt;
waardoor de zon haar stralen boort. Het valt
mij altijd weer op, dat je juist in de herfst van
die ochtenden hebt, die je opvroolijken en je
sterk doen gevoelen. Hebben jullie dat
gevoel ook wel eens?
Het boek is deze week gewonnen door:
NELIE BAKKER,
Zijpersluis.
En nu de briefjes:
Geerie Paarlberg, Schagerwaard. Zo,
daar sta ik vaii te kijken, Gerie, dat jjj zoo
maar een zusje gekregen hebt. Is ze aardig,
die Anna Arieta? Tussr haakjes, ik vind
dat een prachtige naam. Jy ook? Voelt
Gonnie er nog niets voor mee te puzzelen?
Kees Stoepker, Eierland, Texel. Kolos
saal Kees, wat ben j y een vilegtuigdeskun-
dige geworden. Eigenlijk is dat ook weer
egen wonder ook, want als je tegenwoor
dig op Texel woont hoor je zo'n beetje de
hele dag de motoren boven je hoofd ronken.
De tekening van de motor was dik in orde
hoor!
Marietje de Moor, Warmenhuizen. Jij
bent vast en zeker een geweldige poesen
liefhebster, Marietje, dat heb ik al begre
pen. Wat je kans op de tentoonstelling een
prijsje te winnen betreft, zou ik maar blij
ven hopen. Je kunt nooit weten hoe een
dubbel je rolt, ook niet op Floralia!
Annie en Jan Bellis, 'tZand. Annie
schrijft mé, dat ze iedere avond van haar
vader een cent krijgt voor het ophalen der
koeien uit het land. Ik zeg maar zo Annie:
dat vele kleintjes maken één grote en wie
weet krijg je nog niet eens zoveel bij elkaar,
dat je een fiets kunt kopen. Of heb je die
al. De groeten aan Jan.
Mientje van Essen, Petten. Ja, die
regendagen zijn niets gedaan, maar het ver
velendste is, dat we er nog een hele rits te
wachten hebben. Brrrr... ik moet er niet
aan denken. Dat Jan Stöve een neefje van
jou was wist ik niet. Dag!
Klaas Borst, Schagen. Zo Klaas, heb
jjj bij de kennis op de race-fiets gezeten?
En dacht je toen dat je Pijnenburg was of
Piet van Kempen...? Ik begrijp dat je blij
bent met je voetbalschoenen, Aiii... wat zal
je het ronde leer raken, Klaas!!
Jan en Corrie Kalverdyk, Oudkarspel.
lak vind het uitstekend, dat jullie met de
raadsel-en-briefschrijfclub meedoen. Ik heb
altijd gezegd: hoe meer zielen hoe meer
vreugde,
Bertha Kuiper, H. Hugowaard. Vier-
en-een-halve week vacantie... zeg Bertha,
wil je wel gelooven, dat je me jaloers
maakt? Hoe krijg je ze op... Het Gooi is
mooi. Ik ben er zelf meer dan een jaar ge
weest en heb er heel wat op de fiets rond
getoerd. Door de bosschen en langs de wa
terpartijen.
Ab Marees, Barsingerhorn. Ab... Ab...
is me dat een brief! 3 hele regels en dan
schrijf je er nog bij: „Nu schei ik uit, me
moeder komt met eten". Volgende week
minstens een velletje vol Ab en... met
nieuws hoor!
Marie en Tea Breebaart, Sint Maarten.
Ik kan je wel vertellen, dat jullie een puike
vacantie gehad hebben. Wat een wereld
reizigsters! Heel Noord-Holland zo'n beetje
door. En lang niet de minste plaatsen ook.
Daar kun je weer een jaar op teren, jonge
dames!
Gerrit Mooy, IJmuiden. Ben je nog
naar Sarrasani geweest, Gerrit? Van de
week was het circus in Den Helder en naar
ik hoor was het daar een reuzesucces.
Trouwens, het is op één na de grootste
van de wereld. In Amerika alleen is er één,
dat nóg grooter is.
Gretha Mooy, Natuurlyk mag je
moedoen, Gretha. Stel je voor van niet! Die
andere zusters van je, hebben die ook geen
zin om mee te puzzelen? Vraag het haar
maar eens. In tekenen was ik op school
geen matador, Gretha. Voor jou anders
maar een schrale troost.
Ada Bos, Alkmaar. Ada is in Carré
geweest en ze schrijft me nog niet eens wat
ze daar allemaal gezien heeft. Het was
natuurlijk geweldig, Ada. Je moet me nog
eens schrijven hoe je het vond. Afgespro
ken?!
Nellie en Kees Everts, Keinsmerbrug.
Wel bedankt voor jullie mooie brief, Nellie
en Kees. Ik kan me voorstellen, dat dat een
sprookjesachtig gezicht was, die verlichte
toren van Schagen in de verte. Nu moet er
zo een prins door de lucht aan komen zwe
ven en een prinses en een elf en... ja al die
personages waarover je leest in de boeken.
Gerrit Wit, Terdiek. Ja Gerrft, ik kan
me dikwijls voorstellen hoe jij rit te vlassen
op de taart en het boek, maar het lot Iaat
zich nu eenmaal niet dwingen. ïk beloof je
dat ik echter eens een keertje vóór je zal
spinnen. Misschien helpt het niet... mis
schien wel. Dag Gerrit!
D. Kort, Lutjewinkel. Hou jij zo van
lezen Dirk (want je heet zeker Dirk, niet?)
Nu, dus net als de Kindervriend. Die is ook
een boekenwurm, al versmaadt hij een stuk
taart eveneens niet...
Leendert Visser, Dirkshorn. Ja, Am
sterdam is een mooie stad, maar het moet
niet regenen. En de winkels zijn er ook
prachtig, maar ze moeten niet toevallig
aan het verbouwen zijn. Die Bijenkorf is me
anders een knaap zeg. Kolossaal, wat een
gebouw. Daar zijn de winkels in Dirkshorn
maar hutjes bij, Leendert.. Trouwens hier in
Schagen al net zo.
Nelie Speur, Wieringen. Bofte jij even,
Nelie, om met het boek schoot te gaan,
terwijl er zoveel harten sneller klopten toen
de krant in de bus kwam. Je las het al half
uit, schrijf je, hetgeen bewijst dat je het
mooi vond. En daar gaat het maar om.
Nelie Bakker, Zijpersluis. Nu, dat was
een mooie brief, Nelie, ik was er heel tevre
den mee. Het is jammer, dat je vriendin
naar Friesland verhuisd is. Nu maar weer
op zoek naar een nieuwe, of is die er al?
Dag Nelie!
Wolter Kok, Sint Maartensvlotbrug.
Ja, dat was me ook wat, Wolter, om zo
maar je naam en adres te vergeten Dat
gebeurde vroeger nog al eens, maar tegen
woordig zijn m'n vrienden en vriendinnen er
best op getraind. Je versje heb ik bewaard.
Als er ruimte is, zal ik het wel in d? krant
zetten.
Rientje Slikker, Barsingerhorn. Rientje
is de laatste, die deze week aan de beurt is,
maar ze is een nieuw vriendinnetje en dus
dubbel welkom. Ik hoop, dat je een paar
briefjes zult schrijven en dat we beste
vrienden worden. Spreken we d£t af?
Zo jongelui, ik ben door de stapel heen.
Tot volgende week maar weer.
KINDERVRIEND.
Oplossingen raadsels vorige week.
I.
Hansworst.
II.
Klok.
Goede oplossingen ontvangen van:
Reintje S., Barsingerhorn; Wolter K., St.
Maartensvlotbrug; Nelie B.. Burgerbrug;
Nelie S., Wieringen; Leendert N., Dirks
horn; D. Kort, Lutjewinkel; Gerrit W.,
Terdiek; Pellie P., Kolhorn; Aagje M., St.
Maarten; Nellie en Kees E., Keinsmerbrug;
Ada B., Alkmaar; Gerrit M., IJmuiden;
Marie en Tea B, St. Maarten; Ab. M. Bar
singerhorn; Keinsmerbrug; Jan R.,
Schagen; Bertha H., H. H. Waard; Nellie
K., Burgervlotbrug; Jan en Corrie K., Oud
karspel; Mientje v. E., Petten; Trijnie D„
Schagen; Annie en Jan B., 't Zand; Marie
tje de M., Warmenhuizen; Marie v. R-, Nieu
we Niedorp; Kees S., Eierland, Texel;
Geerie P., Dirkshorn; Greta M.
Nieuwe raadsels*
I.
Ik ben een zwarte brombeer,
Soms zie ik wel eens rood,
Dat komt, dan eet ik veel te veel,
Van myh zwarte brood.
II.
Nette kindertjes nemen mij vaak in de
hand.
Ik heb geen mond en breek toch dikwijls
een tand.
Ze heetten Kuuk en Truuk en ze waren
twee alleraardigste kleine konijntjes. Truuk
was wit en had alleen een klein zwart
vlekje op haar neusje. Kuuk was zwart en
met een wit neusje.
Ze maakten vandaag voor het eerst een
grote reis, zo groot als de meeste konijntjes
nooit van hun leven maken. Hun nieuwe
meesteresje, Tineke, had ze gekregen van
haar oom en tante, die op een boerderij
woonden en waar ze gelogeerd had in de
vacantie. Wat was Tineke blij geweest
met de diertjes! Nu zou ze altijd iels
levends hebben om mee te spelen, in plaats
van die saaie, altijd gelijke poppen. Hier
moest ze echt goed voor zorgen, oom had
het nog eens gezegd, toen ze al bij de trein
stonden. Terwijl ze in de trein zat, dacht
Tineke nog eens over alle raadgevingen, die
ze had mee gekregen voor de verzorging
van haar lievelingen Ze zouden het eoeri
bij haar hebben, ze wist nu best hoe ze er
mee doen moest!
Het kleine mandje, waar gaas overheen
gespannen was, zou wel erg nauw wezen
voor die kleine diertjes, vooral voor Truuk,
die nogal een brutaaltje was en altijd de
bewegelijkste van de twee Daarom had ze
ook een extra groot hok gehad. De vreem
de omgeving, het geratel van de wielen en
zelfs het gefluit van de locomotief scheen
niet de minste indruk op Truuk te maken.
Met opgerichte oren en met haar bewe
gelijke neusje door het gaas heen gestoken,
at ze van de koolblaadjes, die Tineke haar
toestak. Maar Kuuk was niet zo rustig Die
zat helemaal tegen haar zusje aan gedruxt
en draaide voortdurend met het kopje en
de oortjes lagen plat in de nek. Dat doen
konijntjes altijd als ze verdrietig of bang
zijn.
Waarom zat Kuuk toch zoo zielig te kij
ken. dacht Tineke. Zou ze zo bang wezen?
Ze hield misschien niet van reizen in de
trein! Tineke zag dat Kuuk nog geen kool-
blaadje had aangeraakt. Truuk, die zo'n
bijdehandje was .had ze allemaal naar zich
toe gehaald en zat ze lekker op te eten,
die kon altijd wel een dubbele portie op.
Zou Kuuk misschien dorst hebben? zat
Tineke te bedenken* Dat zou toch best kun
nen. Het was een echt warme dag en in
de trein was het bepaald heet. Maar ze kon
wel een glas melk nemen en Kuuk laten
drinken Er liepen immers jongens genoeg
op de stations, met die karretjes en bakjes.
Als ze nu ook maar een schoteltje kon
krijgen!
Bij het volgende station stapte Tineke uit
en even later kwani ze werkelijk terug,
beladen met een beker melk, een schotel
tje van een koffiekop en een rietje. Want
ze kon er zelf ook wel wat van drinken,
zc'n heel glas was toch te veel voor zulke
kleine diertjes. Gelukkig wist ze dat de
trein hier wel een kwartier moest blijven
staan, ze had dus alle tijd om voor haar
lievelingen te zorgen. Als de trein reed zou
ze zo makkelijk morsen met de melk.
Voorzichtig opende Tineke het mandje
en schoof het schoteltje met melk er m.
Dadelijk begonnen Truuk en Kuuk te lik
ken, gulzig met hun snoetje helemaal in
de melk. Kuuk leefde werkelijk op, je kon
het zien! Het schoteltje was zo maar leeg
en Tineke wilde het gauw nog een keer
vullen toen ineens de trein een scnok
kreeg. Pats, daar lag het schoteltje en de
melk spatte in het rond. Beteuterd zat het
kleine meisje ernaar te kijken, en er be
gonnen dikke tranen over haar ronde
wangetjes te lopen, terwijl een meneer aan
de overkant zich bukte en de scherven op
raapte.
Maar opeens sprong ze verschrikt over
eind, bukte zich naar het mandje en staarde
met grote ogen er in. Wat was dat? Daar
zat Kuuk rustig te knagen aan het rietje,
maar van Truuk was geen spoor te beken
nen. „Truuk, Truuk!" gilde Tineke angs-.ig.
.Truuk is weg!" Ze keek de hele coupé
i'ond, onder de banken, in net bagagenet
zelfs, alsof een konijn daar zo gauw in kan
klimmen, en toen stormde ze de gang
langs de coupè's door. „Mijn konijntje!"
riep ze maar. „Waar is mijn konijntje!"
Daar wat ging daar? Iets wits flitste
langs haar voet door het openstaande
deurtje.
Tineke er achter aan gevolgd door en
kele medereizigers, die moesten lachen om
de buitengewone passagier, die er van
door ging. Maar Tineke lachte helemaal
niet, die huilde maar en riep:
,Houd het tegen, houd het vast! Mijn
konijntje is weggelopen, vang het toch op!
Maar Tryuk, blij dat ze eindelijk uit dat
nauwe mandje was ontsnapt, dacht er geen
ogenblik aan om zich te laten vangen. Ze
rende, over het perron met de roepende en
schreiende Tineke achter zich aan. De rei
zigers bleven staan, sommigen namen deel
aan de 'jacht, maar door alle lawaai werd
Truuk nog veel meer opgejaagd.
Opeens zag ze een grote mand met
groenten, die een boerenvrouw naar de
markt ging brengen. En met een grote
sprong zat Truuk midden tussen de sla
en worteltjes en daar bleef ze rustig zitten.
Een paar tellen later had Tineke het stoute
konijntje weer in haar armen en drukte
het lachend door haar tranen heen, aan
haar hart. Truuk werd weer opgesloten en
voor straf kreeg ze geen melk meer.
De trein ging verder en het meisje leunde
in haar hoekje, nog trillend van de schrik
en het harde lopen. Toen moest ze er in
eens weer aan denken, dat zij als ze wan
delde met juf of moeder, ook wel eens
wegliep en dat was toch ook niet prettig
voor de grote mensen, dat begreep ze nu
best. Dat zou ze nu in het vervolg vast
niet weer doen.
Toen vader en moeder thuis al de avon
turen van haar reis hoorden, zei vader:
„Nou, dan moeten we maar een flink groot
hok maken voor die pleegkinderen van .ie".
De volgende dag was het nieuwe huis
al klaar en konden Truuk en Kuuk hun
woning betrekken. Nu daarmee konden ze
tevreden zijn. Het was blauw geverfd en
er zaten twee echte ramen in. Tineke be
dacht er ook een naam voor: „Villa Flap
oor" kwam in grote letters op de gevel te
staan Truuk en Kuuk bleken zeer ingeno
men met het huis, ze leefden zo vrolijk en
gezellig. Als er iemand bij het hok kwam,
dan namen ze hem nieuwsgierig op, snuf
felden door de tralies met hun zwarte en
witte, neusjes en draaiden zich dan min
achtend om; alleen als Tineke door de tuin
kwam aanlopen, dan werd het levendig ;n
„Villa Flapoor", dan wipten ze tegen de
tralies op met de voorpootjes in de hoogte.
Op een morgen, toen Tineke haar beide
pleegkinderen voer kwam brengen, zag een
hoekje van het hok er zoo raar uit. Het
hooi lag helemaal hoog opgewoeld en er
lagen allemaal witte haartjes tussen. En
's middags toen ze een stoof meegenomen
had om beter te kunnen zien, zag ze dat er
iets bewoog, daar in dat hoekje. Wat zou
dat nou wezén?
„Moeder, kom eens kijken!" Ja, moeder
kwam al en toen ze ook in het hok had
gekeken, begon ze te lachen. „Is dat niet
erg, moeder?" vroeg Tineke een beetje
angstig. „Erg? Wel nee, kindje, Truuk
heeft kindertjes gekregen, kleine konijntjes
Laat ze eeps zien, moeder?" vroeg het
meisje dadelijk, maar moeder zei dat het
niet goed was om ernaar te kijken. Eerst
moesten de diertjes wat groter worden.
Toen voerde Tineke in de tuin een soort
Indianendans uit en Kuuk keek er naar
niet een ernstig gezicht, maar Truuk had
vanwege de „kinderen" helemaal geen tijd.
Een paar dagen later telde moeder de
jonge konijntjes, zeven waren het, vier
zwarte en drie witte, die op een hoopje
lagen in het nestje, dat hun moeder voor
hen had gemaakt.
,We moeten uitbreiden!" zei vader 's
avonds lachend. „Kuuk moet maar verhui
zen, daar zal ik een nieuw hok voor tim
meren."
Maar Tineke zat stil op een hoekje van
de divan.
„Waar denk je zo over?" vroeg moeder.
„Al zo'n tijd achter elkaar. Is het iets be
langrijks?"
„Ja", knikte Tineke zeer nadrukkelijk.
„Ja, ik verzin namen voor die zeven konij
nenkinderen. Dat valt zo ineens niet meel"
Maja van Heymen.
aandachtig toe en wachtte. Tarzan
begon om hulp te schreeuwen, dade
lijk kwamen er meer dan vyftig
apen aangesneld. Toen verdween
Sabor in het bos en Tarzan krabbel
de zo gauw hij kon op het droge.
DOOR.
EDGAR RICE;
BURROUGHSj
No. 15.
In het hooggelegen land, dat de
troep nu bewoonde, was een klein
meer, waar de apen gingen drinken.
Hier zag Tarzan voor het eerst zijn
eigen gezicht in het heldere, stille
water aan de oever. Hij was er zeer
van onder de indruk, toen hy zijn
eigen kale, gladde huid zag naast
die van zijn behaarde apenbroeder,
die samen met hem was gaan drin
ken. Hij was zó verdiept in het aan
schouwen van zichzelf, dat hij niet
hoorde, dat achter hem door het
hoge gras een groot lichaam naar
hem toesloop. Geen dertig meter van
hem verwijderd kwam Sabor, de
grote leeuw op hem af. Geruisloos
zette deze zijn grote klauwen neer
en wachtte even, voordat hij de vol
gende stap deed. Daarna berekende
hij de sprong, die hij nemen moest.
Even hield hij stil. stootte toen een
vreselijk gebrul uit dat als een
cverwinningskreet klonk een
sprong. De kleine aap. naast Tarzan
beefde van angst, maar Tarzan, het
mensenkind, niet. Voor hem lag het
diepe water van het meertje
achter hem de zekere dood. Tarzan
had altijd een hekel aan water ge
had. Hy kon niet zwemmen, maar
voordat het grote dier zijn doel be
reikte, voelde Tarzan het koele
water zich boven hem sluiten. In
stinctmatig bewoog hy handen en
voeten en al heel gauw had hij zyn
hoofd weer boven water. Sabor keek