Vagebonden der wereldzeeën
Het verboden
grondgebied
geïllustreerd
vervolgverhaal j
door:
EDGAR RICEj
BURROUGHS!
No. 22.
Tarzan hield steeds zijn lasso van
grasstengels gereed als de troep
door het bos trok en ving er menig
klein dier mee. Tenslotte kwam hy
het dier, dat hij zocht, Sabor de
leeuw, tegen. Dichter en dichter
kroop Tarzan naar het dier toe, de
lasso gereed om te gooien. Als een
bronzen beeld zat Tarzan daar. Sa'
bor liep onder hem door. Drie stap
pen deed hij. Toen viel het touw om
zijn nek. Met een vlugge ruk trok
Tarzan het touw aan. De leeuw
kreeg een schok en viel op zijn rug.
Hij was gevangen. Maar toen Sabor
bemerkte, dat hij slechts door een
zwak koord werd vastgehouden,
sloeg hy er met zijn zware poot naar
en vernielde het. Tarzan was in ge
vaar. Zyn weloverlegd plan was in
duigen gevallen. Uren lang liep Sa
bor om de boom en dikwijls pro
beerde hij Tarzan te bespringen. Tar
zan was kwaad en danste boven het
dier hen en weer en gooide het met
twijgen en takken naar de kop. Ten
slotte was hij het spelletje moe. De
verzamelkreet van de troep uitsto
tende, mikte hy een rijpe vrucht naar
beneden, die op de kop van de leeuw
uiteenspatte en slingerde zich vlug
van boom tot boom, een honderd
voet boven de grond. In korte tyd
was hij weer temidden van zijn troep.
Hier vertelde hij met hoge borst zijn
avontuur met alle bijzonderheden en
zoo meeslepend was zyn verhaal, dat
hij zelfs zijn ergste vijand imponeer
de, terwijl Kala van blijdschap en
trots om haar stiefkind heen danste.
(Nieuwe spelling.)
Honger en liefde drijven de visschen voort
HOE VOLGT DE MENSCH DEN
TREK VAN ZALM, KABELJAUW
EN SCHOL?
De trek-bewegingcn van de vis
schen zijn van zóó groote beteekenis
voor de visscherij-praktijk, dat men
reeds, zoolang de menschcn vis
schen, waarnemingen heeft ver
richt en gegevens over dien trek
heeft verzameld.
Dit is, aldus de N. R. Ct., do oorzaak,
waardoor er tot voor eenige tientallen ja
ren een zoodanige kaleidoscopische hoe
veelheid gegevens en gegeventjes bekend
was, dat van een overzicht geen sprake
was. Uit tal van verschijnselen was ge-
3)1 ek*en, dat visch zich vaak in groote aan
tallen in zeeën en rivieren verplaatst., maar
omtrent de oorzaak van deze, dikwijls mas
sale, bewegingen, tastte men in liet duister.
Pas in deze eeuw is van verschillende
vischsoorten nauwkeurig onderzocht, waar
heen en waarom zij hun omzwervingen
over den aardbol uitvoeren.
Eenvoudige controle van den
trek.
Een eerste vereischte was liet na
tuurlijk methoden te vinden om de
dieren in hun bewegingen te vol
gen. De meest voor de hand liggende
is het. merken van visschen en het
nauwkeurig aanteekenicn van de
wegen, afgelegd door de dieren,
welke opnieuw worden gevangen
en wier vangst gemeld wordt.
Deze wijze van onderzoek heeft in de
praktijk heel wat gegevens opgeleverd. Het
aantal visschen, dat wordt teruggemeld, is
verhoudingsgewijs veel grooter, dan bij het
ringonderzoek voor de studie van den
vogeltrek het geval is. Het percentage te
rugmeldingen beloopt tot 50 procent in een
jaar. Dit wordt natuurlijk in de hand ge
werkt door het feit, dat de visschers begrij
pen, dat een goede kennis van de verplaat
singen van diverse vischsoorten voor hen
zelf van groot belang is. Zoo vernam ik kort
geleden, met welk enthousiasme visschers
thuisvoeren, die op een plaats, dicht hij de
kust. zeker wel honderd gemerkte schol
len per trek ophaalden. Een dergelijke
vangst wordt „rijk" door de premies, welke
voor terugmeldingen betaald worden. Het
bleek evenwel, dat de gelukkige treiler juist
ongeveer een uur vanen achter het. onder
zoekingsvaartuig, dat bezig was schol te
merken, gevischt had.
Waar de paling zich aan de
„achtervolging" onttrekt.
De kennis, door deze directe methode
van onderzoek te vergaren, beperkt zich
echter tot die soorten, die er zich toe lee-
nen. Paling trekt in bepaalde jaargetijden
uit do rivieren naar zee; die trek is tot en
met de riviermonden zeer goed door mer
ken te volgen. Daarna echter word-en ver-
dor in zee geen palingen meer gevangen;
dc visch verdwijnt diep in zee en met dit
vertrek in de mysterieuze zeediepten hou
den alle nasporingen in deze richting op
In dergelijke gevallen, maar ook als aan
vulling van de directe gegevens, moet
men dus naar andere methoden omzien.
Studie van de voortplantings-
tijden en -plaatsen.
Voor die aanvulling zorgt in de eerste
plaafs een studie van de tijden waarop en
de plaatsen waar de voortplanting plaats
heeft, en van de drift van eieren en broed.
Voorts leveren de gedetailleerde visscherij-
statistieken een belangrijk studiemateriaal,
want. zij wijzen aan, waar en wanneer de
visschen in de grootste aantallen voorko
men, -en soms stellen zij ons in staat de
bewegingen van de volwassen dieren naast
die van de kleinere jongen te onderscheiden.
Hel gedrag van kabeljauw en schelvisch in
de Noordzee is voor het grootste gedeelte
met deze indirecte methoden onderzocht,
aangevuld door het merk-onderzoek.
Elke visch oen eigen nummer.
Het merken van visschen is minder ge
makkelijk dan van vogels, daar de ring
omd en poot een goede onlossing is van
het vraagstuk, het dier zelf het adres van
het onderzoekende instituut te doen mede-
dragen.
Visschen worden gemerkt met
behulp van metalen knoopjes of
plaatjes, waarop een zeer korte aan
duiding voorkomt van de herkomst
en meestal ook een nummer. Vroe
ger ontving een heele school visch,
die tegelijk gevangen en gemerkt
werd, een collectief merk; tegen-
woordig krijgt iedere visch een
eigen nummer (evenals dit bij vogels
gebeurt).
Een zeer eenvoudige wijze van „collectief"
merken heeft men in Amerika toegepast
bij het onderzoek van den zalm-trek; daar
bij werd van visschen uit eenzelfde rivier
op dezelfde wijze een stuk van een vin
afgesneden.
Sommige haaien zijn aartsboe
melaars.
Zoo min als alle vogels trekvogels zijn,
zijn alle visschen trekvisschen. Zonder
eenige twijfel zijn er onder de visschen
eenige, zich aan niets storende, aartsboe
melaars, zooals vele haaien, die men met
recht wel als de vagebonden der wereld
zeeën aanduidt. Maar zelfsJ hun zwerf
tochten zijn niet geheel van richting en doel
ontbloot.
De min of meer regelmatige en vaak mas
sale verplaatsingen behooren tot do ken
merkende biologische eigenschappen van
visschen, zóó zelfs, dat de studie van de
visch bewegingen een zeer belangrijk hoofd
stuk van de biologie van die dieren vormt.
Het zijn de sterke driften honger en
liefde, die in het algemeen voor den
trek aansprakelijk moeten worden
gesteld. Zoo kan men onderscheid
maken tusschen „voedingstrek" en
„paaitrek"; beide gaan veelal ge
leidelijk in elkaar over.
Lage temperatuur dreef de tong
naar de open zee.
Dc factoren van dc omgeving, zooals wa
tertemperatuur, stroomingen, gehalte aan
zuurstof, koolzuur en zouten, veranderen
voortdurend richting en wijze van den trek,
waardoor vele jaren van studie noodig zijn
om het gedrag van een bepaalde viscbsoort
te leeren kennen. Bekend is bijvoorbeeld een
uitgesproken trek van de kust naar dc open
zee (in de Noordzee), door de tong, in liet
vroege voorjaar van 1929, als reactie op de
abnormaal lage temperaturen van dat. jaar.
Van enkele soorten visch zijn de bewegin
gen goed of vrij góed bekert (F en liet is inte
ressant dien trek wat dader te beschouwen.
Daartoe kiezen wij de gedragingen van den
kabeljauw, de schol, den zalm en den paling.
Verhuispartij der zalmen.
Groote reeksen van publicaties zijn gewijd
aan den trek van zalm, zoowel in Europa
als in Amerika, waar men aan de Westkust
in plaats van de Noord-Atlantische soort
Salmo salar, vex-schillende soorten van On-
corhynehus, een zeer nauw verwant geslacht,
aantreft.
De zalm legt, eieren in den bovenloop van
rivieren, in ondiep water. De jonge zalmpjcs
bewonen de geboorterivier gedurende een
zekeren tijd bij den Atlantischen zalm
doorgaans twee jaar en dan trekken ze
naar de zee, waar ze twee of meer jaren
leven, zich goed voeden en waar ze dik en
vet worden.
Wanneer de zalmen geslachtsrijp worden,
keeren ze lerug naar de rivier, waar ze zijn
geboren (of naar een naburige rivier) en na
eenig oponthoud in den riviermond (om dc
overgang van zout naar zoet. water te ver
langzamen), trekken ze rechtstreeks naar
den bovenloop, waar zal worden kuilge-
schoten. Ze kunnen de rivier'optrekken lang
voor den paaitijd, als de geslachtsorganen
nog nauwelijks zijn ontwikkeld, óf veel later
in het jaar vrijwel geheel gereed voor dc
voortplanting; men onderscheidt meestal een
voorjaarstrek en een horfstlrek. De snelheid,
waarmede, de zalmen de rivieren opzwom
men, bedraagt ongeveer 10 15 K.M.
por etmaal.
Jeugdherinneringen.
Vele bewijzen zijn ervoor, dat de zalm om
te paaien dezelfde rivier opzoekt., waar hij
geboren is, soms zelfs tot op de-zelfde plaafs
waar de jeugd is doorgebracht. Op dit gedu
rende langen tijd met een waas van geheim
zinnigheid omhulde verschijnsel is licht
geworpen door recente Amerikaansche on
derzoekingen.
Men heeft namelijk eieren, vanuit
de rivier, waarin ze gelegd waren,
gebracht naar een andere rivier,
waar ze zich verder ontwikkelden.
Nu ging men na, naar welke rivier
de volwassen dieren terugkeerden.
Dit bleek te zijn de rivier, waarin
zij waren groot geworden, zoodat ten
duidelijkste blijkt, dat men hier
moet spreken van een individueele
herinnering en niet van een erfelijk
instinct.
De impuls om zoet water op te zoeken is
zonder twijfel van instinctieven aard, de
keuze van den juisten stroom berust op
eigen ervaringen. Aangezien het ver
schijnsel als zoodanig bestaat, moet zalm in
normale gevallen vele generaties lang in
dezelfde omgeving gepaaid hebben, zoodat
het, best mogelijk is, dat verschillende rivie
ren langzamerhand verschillende rassen van
zalm huisvesten, ontstaan door selectie of
aanpassing aan de omstandigheden in hun
speciale rivier.
Zoo is hij dc genoemde Amerikaansche
onderzoekingen ook naar voren gekomen dat
ondanks hot overbrengen der eieren, het
tijdstip van het optrekken der rivier - niet
verandert. Dc zalmen, afkomstig uit de
Willamette-rivier, waar een voorjaarstrek
heerscht, en groot geworden in de Colum-
bia-rivier trokken in het voorjaar de Co-
lumbia-rivicr op, terwijl dc zalmen, die in
de Coluimbia thuisbohooren, dat in den herfst
gewoon zijn.
Kabeljauw op de haringjacht.
Dc kabeljauw is oen zcevisch, die nooit
in zoet water komt. Zijn trekbewegingen
in de Noordzee en in den Noordelijken At
lantischen Oceaan zijn in de laatste jaren
vrij goed bekend geworden. Groote boe
veelheden geslachtrijpe kabeljauw verza
melen zich jaarlijks in Februari en Maart
in bepaalde gebieden, de vischgrond.cn
noordelijk en westelijk van de Doggcrsbank.
Na het paaien, hoofdzakelijk in Maart, ver
spreiden dc oude kabeljauwen zich weer,
op zoek naar het voedsel. Van Juni tot
September achtervolgen zij den haring;
hun verspreiding komt dan vrijwel geheel
met die van den haring, langs de Westkust
van de Noordzee, overeen.
Schollen vergeten hun geboorte
grond
Een demonstratief voorbeeld van het. be
lang van de overheerschende stroomrichting
voor het vinden van de paaigebieden en
TAMBOER-MAJOOR.
voor het „uitzwermen" van de jonge visch,
levert dc schol.
In de Noordzee kan men den schol ver-
dcclcn in drie groepen, naar <fe paaigcbïè-4
den ,waar ze in den winter naar toe trek
ken. Paaigebicd I ligt tusschen Oost-Enge-
land en de Nederlandscho kust, in- het
verlengde van den warmen en wat zoutc-
nen stroom, die door het Kanaal naar het
Zuid-Oosfcn trekt. Dc paaitrek heeft dan
in hoofdzaak tegen den stroom in plaats,
terwijl de jonge vischjes zich met den
stroom mee laten voeren naar de gebie
den, waar ze de voor ontwikkeling gunstig
ste voorwaarden vinden. Het tweede paai-
eebied ligt ten Oosten van de Schotsche
kust, het derde bij de Shetland-eilanden.
Een interessante proef werd door Bowman
verricht: hij bracht 2000 jonge, onvolwassen
scholletjes van Schotlands Oostkust naar de
Shetlandsche wateren. Mcrk-onderzock
bracht aan het licht, dat deze „verhuisde"
schol zich geheel gedroeg als de locale
visch, d.w.z. tegen den stroom op naar
paaigebicd III trok, en dat er geen sprake
van was. dat zij hun geboortewateren hij
Schotland opzochten. Dergelijke proeven
worden nu nog met schollen van de twee
eerstgenoemde paaigebieden gedaan.
Aangezien bij IJsland schollen leven,
die vaak met den stroom mee hun paai
trek uitvoeren, moet men nog steeds reke
ning houden met de mogelijkheid, dat de
stroomrichting niet de eenige factor is,
die de paait rek-richting bepaalt.
Feuilleton
door Dennis Wheatley
Vertaling Eva Raedt de Canter
27.
zy verlieten het gebouw. Dit zag er onge
veer hetzelfde uit ai's het eerste. Er waren
geen gevangenbewaarders te bekennen, het
scheen dat het alle gevangenen was toege
staan zich naar believen vry in en uit de
gebouwen te begeven. Ook hier sliepen de
meesten, of zij zaten rustig met elkaar te
spreken. Echter nog steeds geen spoor van
Rex. In de eetzaal van het derde gebouw zag
Simon een eigenaardig schouwspel. Het was
er vuil en ongezellig, geen enkel bewijs van
ter viel hem iets zeer merkwaardigs op, geen
eenig behoorlijk toezicht. In dit gebouw ech-
der mannen droeg laarzen. In plaats daarvan
hadden zy allen si'offen aan. Hy stond zich
juist daarover te verbazen toen zyn aandacht
werd getrokken door een kleine groep gevan
genen, die in een hoek bij elkaar gehurkt
zaten. Twee kleine Yakuts, met vroolyke ge
zichten en langwerpige, Mongoolsche oogen,
zaten met hun rug tegen den muur. Voor
hen zat een dikke, kaalhoofdige man en een
buitengewoon stevige schouders. De kaalhoof-
breede, sterke krel van ongewone lengte en
dige schudde een doosje heen en weer, dat
rammelde, en het was duidelijk, dat de vier
mannen bezig waren met een primitief dob
belspel. Simon keek nog eens naar den kolos
salen rug van den jongen reus. Zou het mo-
geiyk zijn? Als hij het was, waar waren dan
zijn donkere krullen gebleven? Het hoofd van
den man was kaal geschoren. Plotseling riep
hij met luide stem: „Kom op, graver schud
de steenen." Nu was Simon zeker, dat het
eerste deel van hun zending bereikt was.
In deze smerige Siberische gevangenis was
Mr. Rex Mackintosh van Ryn, de meest po
pulaire figuur onder de jongere generatie uit
het gezelschapsleven van Long Island tot
Juan les Pins, te land gekomen.
HOOFDSTUK XII.
De vlucht.
Simon stond in twyfel. Hy zag geen enkelen
bewaker, doch hij wist niet of het beter was
naar Rex toe te gaan en met hem te spre
ken, of te wachten tot laatstgenoemde hem
zag. Anderzijds riep hy dan het risico, dat hy
zich door de verrassing verraden zou. Het
probleem werd opgelost doordat de Ameri
kaan zich omdraaide en Simon bemerkte dat
hij herkend was. Rex draaide zich weer om.
Hij stond niet direct op, hy speelde nog even
mee, ging toen langzaam staan en liep het
vertrek uit. Simon volgde hem hij vond
van Ryn om den hoek van het gebouw in
spanning op hem wachten. Nog steeds was
er geen enkele bewaker te zien.
„Zeg, oude jongen", riep Rex uit, en greep
Simon bij de schouders op een nogal hard
handige manier, „dat is schitterend. Nooit had
ik kunnen denken, dat ik je in dit door God
verlaten land zou zien."
Simon glimlachte vergenoegd. „Als ik niet
oppas dan zal ik gauw hier met jou zitten te
dobbelen."
„Hoe ben je er in 's Hemelsnaam achter
gekomen, dat ik hier was ?Het is hier ver
boden gebied. Maar ik ben overtuigd, dat je
dat wel wist. Hoe ben je hier gekomen?"
„Met twee treinen en een gestolen si'ee",
antwoordde Simon lachend.
„Dat is buitengewoon! Ik vermoed, dat de
hertog myn briefje gekregen heeft, niet
waar?"
„Ja, hy is ook hier. In de plaatselijke syna
goge."
„Lieve God!" Rex schudde van het lachen.
„Wat gen schitterend onderdak. Niemand zal
de oude baas daar gaan zoeken."
„O, hy heeft het daar voor het oogenblik
uisttkend. Maar hoe krygen wy je hier van
daan, nu wy toch eenmaal hier zijn?"
Van Ryn lachte en liet zijn witte, regel
matige tanden zién. „Dat is al heel gemak-
kelyk", zei hy. „Ik zal loopen."
„Zyn er hier geen schildwachten en
cipiers
„Neen, dat zul je zetf wel opgemerkt heb
ben. Men heeft hier byzondere ideeën over
een gevangenis. Daar is Sing Sing niets by!
Niemand tracht te ontsnappen, omdat zy
nergens heen kunnen. Bovendien hebben zy
geen geld en geen laarzen. En dat is toch het
eerste wat zy noodig hebben. Ook is er in
ieder gebouw een spion, die de gevangenen
voortdurend in de gaten houdt."
„Maar er zyn toch veel gevangenen, die
vrienden m deze stad moeten hebben Die
zouden dan toch kunnen ontvluchten en later
geholpen worden?"
„Daar heb je ongelijk in. Geen mensch in
deze gevangenis is afkomstig uit Tobolsk. De
oplichters, die in deze stad wonen worden
naar een gevangenis gezonden die duizenden
kilometers van hun geboorteplaats verwij
derd is. Wat zouden zij dus kunen doen, zon
der vrienden, zonder schoenen, zonder geld
en uitgestrekte sneeuwvelden tusschen hem
en de eerstvolgende stad?"
„Je kunt er dus uitkomen? Dan kunnen
wy je later haren."
„Zeker kan dat, zoo tegen vijf uur is het
de beste tyd."
„Hoe ch zul je dat klaarspelen?"
vroeg Simon een beetje ongeloovig.
„Ga een praatje maken met den man, die
by de poort z't. Het zal tegen vyf uur onge
veer donker zyn en ik zal er dan wel door
slippen. De andere bewakers slapen byna den
geheelen dag. Tegen zes uur doen zij de
ronde, sluiten ons in ons eigen gebouw op
en houden een soort inspectie."
„Dan zullen zij je ook dadelyk missen. Dat
is al byzonder jammer."
„Ja, dat zou onge/ukkig zyn. Maar de in
specties, die zij in deze gevangenis maken,
zouden den gouverneur van Dartmoor wan
hopig maken. Ik zal een bundel kleeren in
myn cel achterlaten. Tien tegen een dat zy
niet eens zullen merken, dat ik er niet ben."
„Wat doe je als je eenmaal buiten de ge
vangenis bent?"
„Ik loop langs de Noord-Westhoek van den
gevangenismuur, dat is dus rechts van den
uitgang, begrepen? En vergeet in Godsnaam
niet om schoenen mee te brengen, want an
ders zou jij op je geweten hebben, dat mijn
teenen zouden bevriezen. Zeg, Simon, heb jij
misschien wat voedsel bij je? Ik heb zoo'n
honger."
Simon zocht zijn zakken na en vond een
stuk chocola. Hij gaf het hem.
„Duizendmaal dank", zei Rex, die er met
een ware geeuwhonger in beet. „Hè, hè, dat
smaakt lekker en het is geen slechte soort.
Ik gei'oof zeker, dat ik je daarvoor tien dol
lar zou willen geven als ik ze had. Maar ver
tel mij nu maar eens wat van den hertog."
„Hy heeft gisteren zeventien uur achter
elkaar de slee bestuurd. Hy was 's avonds
doodop."
„Heeft hy dat werkelijk kunnen doen op
zyn leeftyd? Ik eloof, dat onze hertog de
grootste man in Europa is, en jy bent op
een na de grootste, Simon."
„Doe toch niet zoo gek, ik heb niets ge
daan."
„Inderdaad, ik me en het werkelyk." Rex
drukte met teederheid Simon's arm. „Ik zou
my niemand kunnen voorstellen, behalve
jullie, die zoo'n risico zouden loopen voor een
vriend. Ik ben nog nooit in myn leven zoo
b/y geweest als toen ik jou leeiyke snuit
plotseling voor my zag", zei Rex spottend.
„Het zou geen maand meer geduurd hebben
of ik had een van deze gekke cipiers den
nek omgedraaid, alleen maar om het leven
wat afwisseling te geven."
(Wordt vervolgd.)