RADIO Tienduizend pond sterling op het hoofd van Fawzin Eddin Het verboden grondgebied j TERUG De moord te Leek edg ar rice burroughs No. 8. Tarzan liet niets van zijn boos heid blijken, toen hg opstond. Een grimlachje speelde om zijn lippen, maar opeens schoot zijn ijzeren vuist uit en trof de Arabier midden in het gezicht. Op het moment, dat de man in elkaar zakte, sprongen een dozgn woestijnbewoners het lokaal binnen. Met kreten als „dood de ongelovige", en „weg met de Christenhond", kwamen ze recht op Tarzan af. An dere Arabieren in het café sprongen naar voren om mee te helpen aan de overmeestering van de ongewa pende blanke man. Tarzan was ach teruit gelopen om in de rug gedekt te zijn, voordat de horde hem be reikte. Met getrokken mes vocht Abdoel aan zijn zijde. Met vrese lijke kracht sloeg de aapman ieder een neer, die te dicht in de buurt van zijn sterke handen kwam. De mannen drongen zo dicht tegen el kaar op, dat het niet mogelijk was een wapen te gebruiken. Tenslotte gelukte het Tarzan een van de aan vallers, die het dichtst bij hem kwam, met een vlugge greep te ont wapenen. Terwijl hij deze Arabier als een schild voor zich uit hield, liep hij langzaam naar een kleine deur, die op de binnenplaats uitkwam. Bij de ingang aarzelde hij een oogenblik, en terwijl hij zijn slachtoffer boven zijn hoofd tilde, gooide hg hem, alsof hij met een catapult schoot, midden in de woedende bende. (Nieuwe spelling.) ARABIë'S NATIONALE HELD, DIE ZIJN ENGELSCHE BELA GERS LISTIG ONTDUIKT. Iri het middelpunt van den Arabi- schen opstand beweegt zich Fawzin Eddin, die regelmatig kans ziet te ontsnappen aan zijn Engeische ach tervolgers. Onderstaand artikel ver telt enkele interessante bijzonderhe den uit het leven van dezen „Ara- bischen nalionalen held". Het oog van de wereld is den laat sten tijd weer op Palestina gericht en de Britsche autoriteiten hebben in dat land talrijke Arabieren-leiders gevangen genomen en verbannen. Maar intusschen heeft de voor naamste tegenstan-der van het Britsche Rijk er tot nu toe kans toe gezien zich aan alle vervolgingen van de „Intelligence Service" te onttrekken. Er staat een prijs op het hoofd van dezen man van niet minder dan 10.000 pond sterling, maar het schijnt wel of hij een heksenkunstenaar is! Nu eens zit hij aan den bar van het „King David'-hotel in Jeruzalem, keurig gekleed in een wit linnen cos- tuum, dat er uitziet of het regelrecht van den besten Engelschen kleer maker komt en dan weer kan men hem in de een of andere kroeg in Bethlehem aantreffen, waar hij ge kleed als Mohammedaansche boer met een paar herders een glas lan delijke wijn zit te drinken. Fawzin's portret in ieder huis. Maar hij is altijd juist verdwenen vóór de regeerings-agenten hem opgespoord heb ben! Deze zeldzame verschijning staat bekend als Fawzin Eddin el Kawatchi en tenge volge van zijn mysterieuze wijze van op treden is hij min of meer de nationale held der Arabische stamanen geworden. Als een moderne Saladin wordt hij door zijn volk tegen den Richard Leeuwenhart van 1037 in bescherming genomen! In - vrijwel elk Arabisch huis hangt een portret van Faw zin en avond aan avond bidden de Muzel mannen tusschcn de Jordaan en Oost-Sa- maria voor zijn gezondheid, behoud en suc ces In Fransche spionnage-dienst. Wie is in werkelijkheid deze onverbid delijke tegenstander van de Britsche heer schappij in het nabije Oosten? Fawzin Ed din el Kawatchi werd in 1896 in Tripolis in Syrië geboren. Van Turkschen oorsprong, is hij een groote, slanke knaap die er met zijn zwarte oogen, zijn koket snorretje en zijn onverschillige elegance eerder uitziet als een Fransch film-acteur. Na langdurige studies aan de universiteit te Istanboel, diende hij gedurende den oorlog in het Turksche leger. Hij bracht hot tot kapitein en ontving de „Medjidieh-Orde" en het IJ zeren Kruis, 1ste klas. Na de bezetting van Syrië door de Fran- schen, kwam de jonge officier in het tweede bureau der Fransche spionnagedienst. Voor zijn verdiensten werd hij beloond met het roode lintje van het Legioen van Eer. Maar in werkelijkheid diende hij niet de Fran sche zaak, maar die van zijn landgenooten. Hij nam in 1925 deel aan den opstand van de Drusen en het was bij deze gelegenheid dat er voor de eerste maal een belooning op zijn hoofd werd gesteld. Het gelukte hem •echter te ontvluchten naar de Hedsjad waar de koning, Ibn Saud hem benoemde tot zijn militairen adviseur. Het was in die dagen dat Fawzin Eddin voor de eerste keer begon te droomen van een groot, onafhanke lijk Arabisch rijk. In zijn leiders geest, zijn moed en zijn kennis van den guerilla-oorlog bezat hij eigen lijk alle noodzakelijke eigenschappen om zijn plannen te verwezenlijken. Opleiding voor jonge Arabische agitators. De Britsche agenten aan het hof van den I-Iedsja bejegenden nochtans zijn nationalis tisch streven met duidelijke tcekencn van wantrouwen. Na langen tijd van strijd wis ten zij het zoover te brengen dat hij het land moest verlaten. Hij begaf zich toen naar Irak, waar hij als officier dienstnam. Zijn voornaamste taak bestond nu in het „opvoe den" van jonge Arabische agitators. Fen speciale academie ter vorming zijner pro pagandisten werd in Bagdad opgericht. Het gerucht ging, dat Italië hielp. Uit den aard der zaak lag een van zijn voornaamste werkterreinen in Palestina. Hij verscheen er dan ook regelmatig om het pa triottische vuur van zijn broeders wakker te houden. Veelal wordt er beweerd dat be langrijke middelen uit Ilaliaanschen bron hem ter zijde stonden. Hij zou zelfs na een reeks onderhandelingen met den Italiaan- schen agent in Bagdad een groot bedrag hebben gekregen ter financiering van een veldtocht van twee jaar... Of dit waar is of niet, zeker is dat hij zich spoedig een bcfaamden naam verworven had bij de Arabische stammen in het Hei lige Land. Het duurde niet lang of men kwam in de nauwe straatjes van het Mo hammedaansche kwartier in Haifa alom straatverkoopers tegen, die om het hardst riepen: „Koopt het portret van onze held! U steunt daarmee het Arabische fonds!" Omsingeld. In Augustus 1936 werd Fawzin Eddin na bij Quabatge, in de buurt van de lijn Na blusJcmin door vijf Engeische bataillons omsingeld; hij werd gewond, maar zag toch nog kans zich in veiligheid te stellen. Sinds dien is hij meer dan ooit besloten het oproer van Alqp tot Aden te ontketenen en toen hij onlangs de bijzonderheden van het Britsche verdeelingsplan van Palestina vernam, riep hij ziedend van woede uit: „Nu gaat het om alles! Iedere flinke Ara bier zal onder de wapenen gaan! De heeren zullen mijn werkelijke macht loeren ken nen!" Niet lang geleden lag een troep Engeische soldaten, die op zoek was naar Fawzin Eddin ergens in een klein dorp nabij de Syrische grens. De sheik van die plaats verzocht hen bij hem te komen theedrinken. Ter wijl de soldaten aldus aan de thee zaten, kwam er een vreemdeling binnen in een wijde blauw-witte cape en begroette de aanwezigen aller vriendelijkst. Hij nam bij de officieren en soldaten plaats raakte spoedig met hen in gesprek en ver haalde ze op een paar geschiedenissen, waarbij ze zich kostelijk amuseerden. Toen de nacht viel nam men afscheid als goede vrienden en men sprak af elkaar spoedig weer eens te ontmoeten. Den volgenden morgen vernamen de Engei sche officieren dat ze een genoeglijken mid dag gesleten hadden met Fawzin Eddin! Hoe lang zal deze moderne Saladin nog den spot drijven met. zijn hardnekkige, maar argelooze achtervolgers? De verdachten tot respectieve lijk twaalf, twaalf en tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Het gerechtshof te Leeuwarden deed gis terochtend uitspraak in de roofmoordzaak te Leek, waarbij C. T31 jaar, W. de B., 41 jaar. beide exploitant van een waschinrich- ting te Groningen, en W. van D., 30 jaar, be tonwerker tc Hoogkerk door de rechtbank te Groningen veroordeeld zijn tot respectieve lijk tien, tien en acht jaar gevangenisstraf. De procureur-generaal had, met vernieti ging van het vonnis, wegens diefstal met geweldpleging, den dood tengevolge hebben de, en wegens medeplichtigheid daaraan, tegen ieder der verdachten vijftien jaar ge vangenisstraf geëischt. Heden werden C. T., en W. de B. elk veroordeeld tot twaalf jaar ge vangenisstraf en W. van D. tot tien jaar gevangenisstraf, allen met af trek van voorarrest. De verdachten hadden in den nacht van 1 op 2 December 1936 ingebroken in een winkelhuis, in gebruik bij C. H. Reijntjes en E. A. Reijntjes te Leek. Zij openden de stal deur met een valschen sleutel en wachtten in den stal totdat C. Reijntjes, die alleen in huis was, zich naar bed zou begeven. De oude man sliep in de keuken, die aan den stal grenst, Een deur tusschen beide mu ren werd geforceerd en de mannen door zochten het huis. Zij maakten ongeveer dui zend gulden buit, alsmede een bedrag, dat zich in den winkel bevond. Tijdens het doorzoeken van het huis, bemerkte Reijn tjes onraad. Hij wilde opstaan, doch, ter wijl hij op den rand van zijn bed zat, werd hij door het drietal overvallen, achter over in bed gedrukt en onder hevig verzet zijnerzijds met een paar touwen vastgebon den aan de spillen van het ijzeren ledikant. Zijn hoofd werd bedekt met beddegoed, zoo dat hij niet voldoende lucht kon krijgen en aan verstikking of aan hartverlamming overleed. Verkoop van vleesch door landbouwers Be zgn. uitvondersvallen on der de Vestigingswet; een tni- nisterieele circulaire. In een circulaire aan de burgemeesters heeft de Minister van Binnenlandschc Za ken in verband met de beschikking van don Minister v. Economische Zaken inzake toe passing van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 ton aanzien van het slagcrsbedrijf me degedeeld, dat. naar gebleken is, sommige burgemeesters van meening zijn, dat voor het zgn. „uitponden" (verkoop van vleesch door landbouwers) geen vergunning ver- eischt is, zoodat huns inziens het uitponden zonder meer veroorloofd is. Deze opvatting wordt door den Minister van Economische Zaken geenszins gedeeld. Het uitponden d.i. het zonder van het slagersbedrijf een beroep te maken van tijd tot tijd slachten van een enkel stuk vee en het verkoopen van het vleesch moot ge acht worden te vallen onder artikel 1 dor Vestigingswet Kleinbedrijf 1937. Hetgeen de betrokken personen, zgn. „uit- ponders", doen is toch te beschouwen als hot „vestigen" in den zin van de wot van een zij het dan ook primitieve „inrich ting," waarin het bedrijf i.c. hot slagersbe drijf wordt uitgeoefend. HPROGRAMMA ZATERDAG 4 DECEMBER 1987. Hilversum I. KRO-uitzending. 4.005.00 HIRO. 8.009.15 en 10.00 Gramofoorunuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Orkest en gramofoonmuziek. 2.00 Voor de rgpere jeugd. 2.30 Gramofponmuziek. 3.00 Kinderuurtje. 4.00 Gramofoonmuziek. 4.05 „Zij kunnen wachten, dagen en nachten", causerie. 4.25 Gramofoonmuziek. 4.30 HIRO-Post. 4.35 Gtamofoonplaten. 4.40 „Onze vakbeweging", causerie. 5.00 De KRO-Melodisten en solist. 5.30 Esperanto-nieuws. 5.45 De KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 „Goed en kwaad in het menschelïjk han delen", causerie. 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP. Mededeellngen. 8.15 Overpeinzing met muzikale omlijsting. 8.35 KRO-Orkest, de KRO-Boys en solisten. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Film praatje. 10.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum H. VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.30—8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie, gramofoonmuziek. radio» tooneel met muziek (gr.pL) en „The Lucky Birds". 12.00 Gramofoonmuziek. I.151.45 „Fantasia". 2.00 Filmpraatje. 2.15 Pianovoordracht, 2.45 Amateurs-uitzending. 3.15 Damcursus. 3.30 Residentie-orkest m-m.v. solist (gr.pl.) 4.30 Causerie over de Bellamy-gedachte. 4.50 Vervolg concert (Gr.pl.). 5.40 Literaire causerie. 6.00 Orgelspel. 6.20 Friesche uitzending. 7.00 Filmland. 7.30 Bijbelvertellingen. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.15 VARA-Orkest en radiotooneel. 9.15 De Ramblers en solisten. 10.50 Berichten ANP. II.00 Orgelspel. 11.25 Berichten. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Feuilleton door Dennis Wheatley Vertaling Eva Raedt de Canter 78. „Je kunt je bijna niet voorstellen, dat al die mummies menschen geweest zijn," zei Rex, en er klonk een schuw ontzag in zijn stem. „Men schen, die evenals wij gegeten, gelachen en misschien liefgehad hebben." „Zij zijn nu, wat wij morgen zouden geweest zgn," antwoordde de hertog. „Wat beteekenen een paar honderd jaren bij de eeuwigheid ver geleken. Van stof zijt gij. De rest weet je wel." „Ja, dat is waar, stof en stof en nog eens stof, 't is toch wel wreed. Zeg, is dat.de groote hall daar al?" „Ik denk het, ik hoop dat wij nu wel de helft van onzen weg zullen hebben afgelegd. De hitte is inderdaad vreeselgk hier." Onverwacht kwamen zij in een groote, open ruimte. De stralen van de zaklantaarn bereik ten de zoldering niet. Aan weerszijden konden zij ook niets zien, alleen zagen zij een paar openingen vlak voor" zich uit. „Zoek je nu maar eens uit waar het altaar hier is," zei Rex. „Wij zullen het trachten te vinden, door recht naar den anderen kant over te steken." Op hetzelfde oogenblik trapte Rex op een anderen schedel. Hij wankelde en viel tegen den hertog aan, die door den onverwachten schok zgn zaklantaarn op den grond liet val len. Het licht ging uit en een intense duisternis omringde hen. De duisternis was zoo dicht dat het hem toescheen alsof zij haar op hun handen en ge zicht voelde drukken. „Pardon," zei Rex zacht, „daar trapte ik weer op de hersenkas van zoo'n kerel." „Blijf staan waar je staat en beweeg je niet," commandeerde de hertog scherp, „ik moet eerst mijn zaklantaarn terugvinden." Hij tastte op den grond en hij kwam met zgn vin gers in aanraking met het gebaarde hoofd. On geduldig schopte hij het ding terzijde. Eindelgk vond hg zijn lantaarn. Hij drukte op het knopje, drukte nog eens... maar er kwam geen licht. Hij probeerde het nogmaals... Niets dan de inktzwarte duisternis rondom hen. Een oogenblik sprak hij geen woord, het was alsof alle verschrikkingen van deze si tuatie tegelijkertijd in zijn hersens doorwerk ten. Hoe zou het in Godsnaam mogelijk zijn om uit deze ondoordringbare duisternis weg te komen zonder een enkel straaltje licht? De atmosfeer in deze onderaardsche gewel ven zou hun levenskracht vernietigen en hun gedachtengang verstoren... In enkele uren zouden z(j gek worden. Zg zouden al gillende door deze duistere graven loopen, als krank zinnigen zouden zg steeds weer dezelfde plaats moeten terugvinden. Daarbij kwam dan nog de vreeselgke kwelling van den dorst, die onvermijdelijk het gevolg zou zijn van deze vreeselgke hitte. Nu reeds merkte hij dat hij voortdurend met zijn tong over zijn droge lippen streek. Het zou misschien nog beter zijn om terug te gaan en morgen van aangezicht tot aangezicht tegenover de gewa pende Roode Gardisten te staan. Want hier rond te kruipen in deze afschuwelijke onze kerheid beteekende tenslotte toch ook den dood. Zij zouden mischien jaren later, even als al die mummies, uitgedroogd terug ge vonden worden, met hun nagels nog In den grond geklemd, tengevolge van dorst en angst. Hij draaide zich in de richting, waarin hg vermoedde dat Rex nog stond. De hertog de Reichlau had nooit zijn hoofd verloren, en dat herinerde hij zich plotseling. Hoe het ook ko men mocht, zijn leven zou afhangen van zijn stalen wil. Daarom zei hij rustig tot Rex: „Heb je het stuk touw nog, Rex?" „Ja, maar waarom maak je geen licht?" „De denk, dat het ding stuk is." „Geef het mg, dan zal ik eens kijken wat ik eraan doen kan, ik ben beter op de hoogte met die dingen dan jij." De Reichleau tasttte in het duister naar Rex' hand. „Hier", zei hg. „maar wat je ook doet, blijf het touw vasthouden." Rex peuterde wat aan den zaklantaarn, hg schroefde de batterij los en probeerde het lampje. „Daar hebben wij het al," zei hij. „De lamp is stuk." Van geen enkele richting drong ook maar het kleinste lichtschijnsel tot hen door; de hitte scheen drukkender te worden dan voor heen. Bovendien voelden zij zich beangst door de wetenschap, dat er zooveel duizenden mummies in hun nabijheid waren. „Heb je geen lucifer vroeg de hertog. „Neen, die diefachtige bolsjewisten hebben mij al mijn spullen afgenomen. Hoe komen wij in Godsnaam uit deze ellendige gangen?" „Ik wou dat ik het wist, antwoordde de hertog angstig. „Laten wg dan probeeren al tastende den weg naar de groote hall te vin den. Misschien gelukt het ons het altaar op het gevoel te vinden." „All right, ga jij links, dan zal ik rechts gaan." „Neen, neen, als wij elkaar eenmaal kwgt zijn zou het ons oneindig veel last veroorza ken om elkaar weer te vinden. Je hebt er geen idéé van hoe stemmen in een ruimte als deze klinken. Hier, houd je vast aan mijn riem, en denk er nog eens goed aan dat onze levens afhangen van het vasthouden van het touw." „Je hebt gelijk, stemde Rex toe. Voorzichtig gingen zij den linkerkant uit. De Reichleau strekte zijn hand uit en raakte de ruwe kleeding van de monniken aan. Hij wist, dat zij nu bij den ingang van een gang waren. Langzaam liepen zg door tot zij einde lijk den kalen muur voelden. Dat moest de groote kelder zijn. Zij volgden tastend den muur totdat zij weer een anderen monnik op een van de hoeken aanraakten. Dit zou dus de ingang van de volgende gang kunnen zijn. Hij stapte moedig voorwaarts en bad in stilte dat zij niet in een diepe kuil zouden vallen. Weer raakte zgn hand iets aan, ditmaal zgde- achtig menschelgk haar, het was een baard. Hij trok zijn hand huiverend terug en ging naar rechts om weer den kalen muur te vol gen. „Foei, wat is het hier heet!" zei Rex. „Om te stikken," stemde de Reichleau in terwijl hij den muur betastte. Hjj hoopte een of ander uitsteeksel te vinden dat tot het altaar behoorde. Hij vond echter niets, dus ver volgden zij hun weg. Eenige stappen verder stond weer een andere mummie, zij deden een stap terug en stonden weer in de open ruimte waar zij begonnen waren. Hij zocht nog eens naar het altaar, maar er was niets te vinden. „Wij zijn den weg kwijt geraakt," zei Rex plotseling. „Neen, dat geloof ik niet, wij zgn alleen aan den anderen hoek van de hall gekomen." „Mijn oriënteeringsvermogen is nogal goed, geloof mij, wij zgn uit de groote hall." De hertog had zich vergist, maar toch liep hg door. „Ik denk dat je je vergist, beste vriend, er staan hier geen mummies, dus kun nen wij ook niet in een gang zijn." „All right, loop maar door, maar ik zeg je dat ik gelgk heb." Zij liepen langzaam door, van alle kanten kwam de dichte duisternis op hen aan. Rex sprak plotseling weer. „Geloof mij nu, wij loopen heelemaal ver keerd. Ik voel dat de lucht hier dikker is dan ooit en de vloer loopt eenigszins af. Wat ik nog van de crypt gezien heb was, dat zij ge heel vlak was." De Reichleau vloekte zacht, h(j moest toe geven dat Rex het btf het rechte eind had. „Wg kunnen beter weer naar de laatste mum mie terug gaan en daar opnieuw beginnen." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 7