Critiek op de uitgifte
Rook TRIUMPH
Tuinders verwachten weinig heil
van de proefpolders
de 1 cent sigaret die over
alle andere triomfeert
Economische beschouwing
der Wieringermeergronden weerlegd
Er wordt wel degelijk rekening
gehouden met het kleinbedrijf
cCotrcÜL
Een goochelaar bij
Koning Leopold
/i<3 W/A
Zaterdag 11 December 1937
Tweede blad
De toewijzing der eerste Twee vorkaveiinassystemen.
I t Deze conclusie, welke werd getrokken na
Kaveis een sprong in een uitvoerig en diepgaand onderzoek,
1 f bracht de commissie er toe te adviseeren
llCt dtlistCr tot een kavelgrootte, die in doorsnee neer
kwam op 20 H.A., waarbij het dan dus mo
gelijk zou zijn twee of meer van zulke ka
vels te combineeren, zoodat men kon ko
men tot bedrijven van 20, 40, 60 enz. H.A.
Naast deze blokken van rond 20 H.A. vindt
men in de Z. W. hoek een ander verkave
lingssysteem toegepast, de zoogenaamde
MansholtverkaVeling, waarbij de blokken
grooter zijn en oploopen tot 70 H.A.
De bedoeling daarvan is in de practijk
na te gaan, welke verkaveling de beste is.
Het bewijst, dat men ervaring wenschte op
te doen, dat men zich niet blind wenschte
te staren op één oplossing, zoodat aan dege
nen, die toen de directie voerden, aller
minst onvoorzichtigheid of halsstarrigheid
kan worden voorgeworpen. Het tegendeel is
waar.
SPLITSING VAN EENIGE GROOTE
BEDRIJVEN NOG MOGELIJK.
„De Boerderij" publiceerde deze
week een artikeltje, waarin,
zonder dat zulks behoorlijk
werd geargumenteerd, de regeering
werd verweten, dat de uitgifte der
boerderijen in de Wieringermeer op
onjuiste wijze zou heben plaats ge
had.
De gemiddelde grootte der ge
schikte bedrijven werd veel te groot
genoemd, waarvoor feitelijk als
eenig motief wordt aangevoerd, dat
de inpoldering was geschied voor
rekening van het Nederlandsche
volk en dat het daarom de bedoe
ling moet zijn, om betrekkelijk klei
ne bedrijven te stichten, opdat een
flink aantal hoeren aan den slag
kan komen.
We zijn van mecning, dat, waar deze
kwestie thans in de pers is aangesneden,
ze recht heeft op een uitgebreider behan
deling, dan haar in „Do Boerderij" is ten
deel gevallen en we willen de aangelegen
heid daarom hier wat nader bekijken.
Vooropgesteld zij, dat het zeker onjuist
ïnag heeten op grond van het feit, dat de
inpoldering is geschied op kosten van het
Nederlandsche volk, daaruit zonder meer
te concludeeren, dat een zoo groot mogelijk
aantal jonge boeren moet worden onderge
bracht. We meencn, dat zulk een gevolg-
trokking, die verder niet wordt gemotiveerd
slechts een bewering is in. het wilde weg.
Immers,het Nederlandsche volk, dat do
inpoldering heeft bekostigd, heeft daarmee
zonder twijfel evenzeer recht op een zoo
goed mogelijke, dat wil zeggen zoo econo
misch mogelijke exploitatie. Daarnaast kan
men niet volstaan met te zeggen: „er dienen
een flink aantal jonge boeren aan den slag
te komen," deze menschen behooren verze
kerd te zijn van een redelijk bestaan.
We weten maar al te goed hoe juist de
kleine boeren zijn geworden tot de paupers
uit onze samenleving en het beleid onzer
Regeering zou met recht kunnen worden
gelaakt indien ze het aantal dezer lieden
nog hooger zou opvoeren.
Er moet zoo mogelijk met alle
omstandigheden worden reke
ning gehouden.
Met een en ander willen we niet. zeggen,
dat geen rekening behoort te worden gehou
den met de mogelijkheid om aan zooveel
mogelijk jonge hoeren een kans te geven.
Deze factor alléén mag echter nooit door
slaggevend zijn.
De meest redelijke, dat wil zeggen
de beste oplossing, houdt rekening
met zoo mogelijk alle omstandig
heden.
Onze bedoeling is, na te gaan in hoever
re dit is geschied.
De jaren die aan de inpoldering
voorafgingen.
v We dienen daarvoor terug te gaan tot de
jaren, die aan de inpoldering voorafgingen
en we vinden dan als eerst whanknoopings-
punt het rapport van de Commissie-Lovink,
dat in 1924 verscheen.
Het doel van deze commissie was twee
erlei: le moest ze aantoonen of de droogma
king urgent was of niet.
2e moest ze, indien de eerste vraag be
vestigend Werd beantwoord, onderzoeken
welke de meest economische verkaveling
Van het te maken land zou zijn.
Het antwoord op de eerste vraag luidde
zeer positief. De Commissie was van oor
deel, dat Nederland een dringende behoefte
had aan land, aangezien „het statistisch
„onderzoek had aangetoond, dat de ver
snippering der bdrijven was gekomen tot
„ver beneden de voor een rationeclc ex
ploitatie gewcnschte grootte."
Op grond van deze conclusie al
leen reeds, is liet duidelijk, dat de
„normale" grootte der thans in ons
land bestaande landbouwbedrijven
nimmer nis maatstaf mag worden
aangelegd bij de bepaling van do
meest gewcnschte grootte der Wie-
ringerm eer-bed rij ven. Immers deze
„normale" grootte word in 1924 ge
middeld te klein geacht en de inpol
dering werd juist, als urgent, be
schouwd om verdere versnippering
te voorkomen en om ©enigermate
tegemoet te komen aan de groote
vraag naar land.
Ten aanzien van het tweede punt oordeelde
de commissie-Lovink, dat de landbouwbe
drijven in de polders de gunstigste voor-
waarden voor ontwikkeling zouden bezitten
wanneer de akkerbouwen de gemengd"
bedrijven een grootte hadden van 40—00 II.
A., de. weidebedrijven een grootte van 20—
40 H.A.
Intussohen dient men bij ©en en an
der niet uit het oog te verliezen,
dat men, toen eenmaal tot kavels
van zekere grootte was besloten,
men daaraan onherroepelijk vast
zat.
Indien men. nadat de polder was gereed
gekomen, de grootte der kavels zou willen
terugbrengen van 20 op 10 H.A. gemiddeld,
zou dit beteekenen dat het aantal wegen
en tochten bijna zou moeten worden ver
dubbeld, waarmee millioenen guldens ge
moeid zouden zijn. Men mag aannemen,
dat deze overweging mede van gewicht is
geweest voor de Commissie-Lovink, toen
deze de economisch meest gunstige grootte
der kavels bepaalde.
De uitgifte.
De Jaren verliepen en de tijd was' geko
men, waarop de eerste gronden konden,
worden uitgegeven.
Hoe groot moesten de boerderijen zijn?
Men bedenke daaihij, dat niemand, ook
niet de dienst, die de gronden in cultuur
heeft gebracht, kon voorspellen,' welke-de
cultuurwaarde der nieuw verworven gron
den in de komende jaren zou zijn.
Er werd daarom, voor zoover de grootte
betreft, overgegaan tot ecu voorloopige uit
gifte,
Weliswaar had men goede verwachtingen,
doch iedere zekerheid ontbrak. In den
eersten tijd zijn daarom grootere bedrijven
gevormd, dan, gezien de later gebleken
productiviteit, noodig zou zijn geweest.
Daarbij kwam, dat dc belangstelling voor
den grond, in het bijzonder voor de vele
graslandbcdrijvcn, aanvankelijk niet'- over
matig was. Waar men bovendien ook
goede boeren in den polder wenschte, was
men wel genoodzaakt een mogelijk voor
deel te stellen tegenover het risico, dat de
ze menschen bereid waren op zich te ne
men.
Zoo werden voor den akkerbouw aanvan
kelijk meerdere bedrijven uitgegeven, be
staande ieder uit drie kavels. De eerstko
mende pachters van weiland ontvingen
één kavel met de toezegging, dat ze hun
bedrijf dcsgewenscht met de aangrenzende
kavel zouden kunnen uitbreiden.
Thans, nn de productiviteit be
kend is, is het niet moeilijk aan te
komen dragen met de mededeeiing,
dat die bedrijven kleiner hadden
kunnen zijn. Het was echter geheel
een sprong in het duister en men
kan slechts vaststellen, dat die
pachters, die toen het eerste risico
hebben aangedurfd, daardoor een
zeker voordeel hebben verworven.
Maar ze waren ook de baan-
brekers!
Op het oogenblik, nu de toeloop van
pachters niets meer te wenschen overlaat,
worden al weer terecht in het akker
bouwgebied bijna uitsluitend twee kavel
boerderijen. in graslandbedrijven van 20
25 H.A. uitgegeven. De Cultuur Mij. behoeft
thans geen vrees meer te koesteren, met
haar land te blijven zitten, gelijk in den
beginne het geval was, toen ze beschikte
over circa 3000 H.A. grasland zonder pre
cies te weten, hoe ze daarvan zou kunnen
afkomen. De tijden zijn veranderd!
De bezwaren, aan het verklei
nen der boerderijen verbonden.
Hoewel die eerste bedrijven „voorloopig"
werden uitgegeven, bleek het later toch
moeilijk ze te verkleinen. In de eerste
plaats omdat de betreffende boeren hun
inventaris en hun veestapel aan de be
staande grootte hadden aangepast, in de
tweede plaats omdat de nieuwe pachtwet
is aangenomen, die dit bemoeilijkt.
Intusschen is met de mogelijkheid van een
eventueele splitsing wel rekening gehou
den. Zoo zijn bij de drie grootste boerde
rijen, alle in handen van oud-bedrijfsboeren,
de kapschuren zoodanig geplaatst, dat de
bedrijven later gemakkelijk zullen kunnen
worden gesplitst.
Daarnaast dient er op te worden gewe
zen, dat het allergrootste bedrijf, dat 200
H.A. omvat, is uitgegeven aan'het Joodsche
werkdorp, dat 130 menschen te werk stelt,
Deze uitgifte echter is tijdelijk, de normale
pacht wordt ontvangen, terwijl ze in dc
statistieken staat vermeld als één bedrijf,
met het gevolg, dat de gemiddelde grootte
der uitgegeven bedrijven hooger schijnt dan
ze in werkelijkheid is.
Dit jaar zijn er boerderijen uitgegeven
van de definitieve grootte. Dat daarbij het
argument van „De Boerderij" volkomen
recht wordt gedaan, blijkt daaruit, dat
ook aan het kleinbedrijf de noodige aan
dacht wordt geschonken.
Men is namelijk van opvatting,
dat bedrijven van de meest uitéén-
loopende grootte in één polder naast
elkaar moeten voorkomen. Kleinere
dan 12.5 H.A. worden echter niet
uitgegeven.
Met het oog op een en ander zijn
talrijke kleine kavels gevormd,, ter
wijl, waar eenigszins mogelijk, b.v.
daar, waar de kavels in de lengte
richting langs een weg liggen, deze
in kleinere stukken worden uitge
geven.
Nog een sociale taak.
In dit verband zij vermeld, dat de Wie
ringermeer hiernaast nog een sociale taak
vervult, door grond beschikbaar té stellen
aan tuinbouwgemeenten. Hierdoor worden
tuinders in de gelegenheid gesteld hun be
drijfjes met een paar H.A. uit e breiden. De
eerste gemeente, die van deze gelegenheid
gebruik maakte, was Opperdoes, die voor 70
tuinders 150 H.A. grond ontving. Na Opper
does volgden Wervershoof, Medemblik,
Tvvisk, terwijl reeds toezeggingen zijn ge
daan, aan Hoogwoud, Nieuwe Niedorp en
Winkel. Opgemerkt zij, dat hierdoor de teelt-
vergunningen niet worden uitgebreid, doch
dat door de uitbreiding van hun bedrijf met
verschen grond de vruchtwisseling verbe
terd wordt en de tuinders economisch ster
ker, komen te staan.
Uit het bovenstaande moge blijken, dat
rekening is gehouden met zooveel mogelijk
omstandigheden, zoodat de verkregen toe
stand aan hen, die redelijke eischen stellen,
zou moeten bevredigen.
Hoe deze toestand precies Is, blijkt uit het
volgende lijstje, omtrent de grootte der uit
gegeven bedrijven:
Akker
Gemengd-
Weide-
Grootte klasse.
bouw.
bedrijf.
bedrijf.
0—I21/2H.A.
1
12
3
121/2—25 H.A.
8
15
11
25— 30 H.A.
4
7
7
30— 40 H.A.
12
21
6
40— 50 H.A.
35
19
3
50— 60 H.A.
16
5
60— 70 H.A.
11
1
70— 80 H.A.
10
3
80— 90 H.A.
90—100 H.A.
2
100—110 1I.A.
1
In dit staatje, dat de toestand op 1 No
vember 1937 aangeeft, is niet opgenomen
het Joodsche werkkamp.
In totaal zijn dus uitgegeven 213 bedrijven
met een oppervlakte van 8404 H.A.
LANGEN DIJK
Groote belangstelling voor de uiteenzetting van Ir. Mesu
De Hoofd-Ingenieur, Directeur van den
Provincialen Waterstaat heeft voor belang
hebbenden een uiteenzetting gegeven van
de bedoeling, welke men met de stichting
van de Proefpolders in het Gcestmcrambacht
heeft.
Een en ander is nu nog wat duidelijker
geworden en het allerduidelijkst was wel
de mededeeiing, dat (le stichting der pol
ders een voldongen feit wordt. Daaraan is
niet moer te ontkomen. Zij, die mochten ge
meend hebben, dat men nog wel een spaak
in bet wiel zou kuinnen steken door zijn
land niet te willen afstaan, zullen nu wel
tot de overtuiging zijn gekomen, dat ook
van dat middel geen baat te verwachten
is: willen zij het niet goedschiks afstaan,
dan zal het kwaadschiks moeten gebeuren
door gedwongen onteigening.
Vele tuinders hebben wij de laatste da
gen over de al- of niet-wensohelijkheid ge
sproken. Daaruit is ons gebleken, dat zij
nu gelaten afwachten, wat de resultaten
zullen zijn. Tegenhouden kunnen zij het
niet en ze hebben dus de verdere bemoei
ingen af te wachten op hoop van zegen.
Wel is het opvallend, dat, hoe
slecht de toestand in deze tuinbouw
streek ook is, weinig resultaat van
die werk wordt verwacht. Er is nu
al heel veel over de saneering van
het Geestmerambacht gesproken, in
vergaderingen der tuinders is het
herhaaldelijk aan de orde gekomen,
het is door knappe koppen breed
voerig toegelicht en toch, ook na de
gehouden uiteenzetting van den
lieer Thomèse in dc vergaderingen
te Koedijk en Zuidscharwoude blij
ven de belanghebbenden over 't al
gemeen zeer sceptisch tegenover het
plan staan.
Tot nog toe kan worden vastgesteld, "dat
weinigen, mischien wel niemand, hun aan
vankelijke afwijzende mccning hebben ge
wijzigd op grond van nadere toelichting.
We gclooven zelfs, ons niet te vergissen, als
we vaststellen, dat de ongerustheid grooter
is geworden. Aanvankelijk toch was men
er vrij wel gerust op, dat niemand door de
te nemen proeven zou worden gedupeerd,
omdat men er op vertrouwde, dat er op
zou kunnen worden gerekend, dat, volgens
een mededeeiing van den heer Kooiman,
niemand ook maar eenige schade zou lijden.
Uit wat de heer Thomèse mede-
dtelde over den prijs, die voor het
door de provincie over te nemen
land zou worden betaald, den taxa
tieprijs en dien, waarvoor men het
weer zou kunnen inkoopen, den dan
te betalen prijs, is wel eenige be
zorgdheid ontstaan.
Ook ten aanzien van die landeigenaars,
op wier akkers een hypotheek rust., grooter
dan de te verwachten taxatieprijs, zullen
de betrokkenen zeker niet zeer optimis
tisch gestemd zijn. Wel verwachten we, da/t
die taxatieprijzen ten slotte zullen meeval
len (dc provincie is nu eenmaal niet
schriel!), doch als, op den tijd, dat de lan
derijen weer terug kunnen worden gekocht,
de conjunctuur zich weer wat ten gunste
mocht hebben gewijzigd, met de dan geste
gen landprijzen rekening wordt, gehouden
en daarbij de grondverbetering nog zou wor
den verdisconteerd, dan zullen de oude eige
naars toch nog wel een aardig sommetje
moeten bijpassen bij het bedrag, dat ze bij-
oorspronkelijken verkoop hadden ontvangen.
En ook de huurde I's zijn nog maar
matig tevreden gesteld. Eenige ze
kerheid omtrent het lot dat deze
categorie van tuinbouwers wacht,
bestaat er eigenlijk nog niet.
Wat tot nu toe is verduidelijkt en toege
licht, zou men kunnen noemen den tcchni-
schen kant van de zaak. Men zou verkeerd
doen te nicenen, dat de tuinders daarin geen
belang zouden hebben gesteld. Doch in
meerdere mate gaat die belangstelling uit
naar dc practische zijde van het vraagstuk,
naar de vraag, wat voor haat de tuinbouw
als zoodanig er zal bij hebben. De heer Tho
mèse heeft die belangstelling nog meer op
gewekt, toen hij sprak over de verlaging
van het maaiveld en den daarmee noodwen
dig samenhangen den maatregel tot verla
ging van het peil, waarop de waterstand
dan zal moeten worden gebracht. Er zullen
dan andere producten kunnen worden ver
bouwd dan die, welke nu worden verbouwd.
Dat is een belangrijk punt.
Andere producten! Maar welke,
zoo vragen vele tuinders zich af. Als
dat landbouwproducten moeten wor
den, dan zullen in de eerste plaats
vele kleine bedrijven moeten ver
dwijnen, zal de werkgelegenheid ge
ringer worden en zal het de groote
vraag zijn, of die landbouwbedrij
ven, gezien den landprijs, rendabeler
zullen zijn dan de tuinbouwbednjf-
jes en bedrijven hij een eenigszins
verbeterde conjunctuur. En worden
het tuinbouwproducten, andere dan
de tegenwoordige, dan zal de uit
komst afhangen van de vraag wel
ke naar die producten bestaat.
Momenteel gaat het den geheelen tuin
bouw slecht, of men in De Streek komt, of
in het Westland of in „de venen" van Zuid-
Holland, 't is overal misère. Ook daarvan
verwacht men dus weinig.
Intusschen wachten we nu op de uiteen
zetting van den heer Mesu, die liet vraag
stuk van technologisch-econom. standpunt
zal belichten. Dat die uiteenzetting met span
ning wordt afgewacht is duidelijk en men
kan er op aan, dat voor die uiteenzetting
een buitengewone belangstelling zal be
staan. En met de opmerkzaamheid der
tuinders zal de inleider terdege rekening
moeten houden. Van aannemen op gezag is
nu geen sprake meer. „De botsing van de
meeningen" heeft gedurende den tijd, dien
de betrokkenen hebben gehad, om over dit
onderwerp na te denken en van gedachten
te wisselen, baar werk gedaan. Het is van
verschillende kanten bekeken. Allicht, dat
de inleider nog kanten kan belichten, die
tot nu toe aan het oog der toeschouwers
waren onttrokken, doch bij de tuinders was
het vooral de zijde van de practijk, die in
het oog wordt gevat. En die is toch van
overwegend belang.
Een oplossing, die de huurders uit
den nood helpt, zal echter nie
mand verwachten. Ware dit het ge
val, dan zou het hier geen proef
gelden, die men gaat nemen, maar
zou men wel met voorstellen komen
tot uitvoering van het „groote plan"
Er zullen echter nog heel wat kooltjes
aan de Langendijker veilingen worden ver
kocht. uien worden getant en eigen boontjes
gedopt, eer liet zoo ver zal zijn.
De uitgifte geheel conform de
wenschen der drie centrale land?
bon worg anisaties.
In een adres der drie centrale landbouw
organisaties aan den minister inzake de uit
gifte der Wieringermeergronden, gedateerd
17 September 1936 lezen wij het volgende:
„Naar de mioenlng van onze organisaties
„behoort bij de uitgifte der Wieringerm.ee r-
„gronden aangestuurd te worden op een
„kern van bedrijven van 20—40 H.A. Voor
„de weide- en gemengde bedrijven zal een
„grootte van 20—30 H.A. het meest geëigend
„zijn, terwijl de akkerbouwbedrijven als re-
„gel niet kleiner behooren te zijn dan 40
„H.A."
en verder:
„Naast dit normale type van bedrijven
„kunnen grootere en kleinere worden ge
sticht. Men wachte zich echter voor uiters
ten. Naast bedrijven van 40100 H.A. zul
ten in beperkte mate bedrijven van 1020
„H.A. kunnen worden uitgegeven."
Uit het. boven gegeven statistiek ie kan
men dus besluiten, dat dit adres eigenlijk
overbodig is geweest! Immers, de daarin,
geuite wenschen strookten blijkbaar vol
komen met de principes volgens welke de
Wieringermeergronden de abnormale om
standigheden in aanmerking genomen zijn
uitgegeven.
En onze slotconclusie kan geen andere
zijn, dan dat man zeer voorzichtig moet
zijn het gevoerde beleid inzake de uitgifte
van bedrijven te veroordeelen. Er is met
alle middelen gestreefd naar een oplossing,
die rekening houdt met alle omstandigheden
cn die zich daaraan zooveel mogelijk aan
past.
De redelijkheid is hiermee in ieder opzicht
betracht.
En meer mag men niet verlangen.
En de vorst goochelde dapper mee.
Mc. Barrs uit Churchstreet in Kensington
is op Welbeck Abbey ontboden geweest, om
zijn goocheltoeren te komen verrichten voor
Koning Leopold der Belgen en voor zijn Ko
ninklijke Moeder.
Ik heb den Koning hartelijk doen lachen,
vertelde hij aan een redacteur van de Daily
Express, en de Vorst werd zoo enthousiast,
dat hij van zijn stoel opstond en mij mee
hielp bij cén van m'n toeren met een stuk
touw, een stok en een Engelsche vlag.
Op zijn verzoek deed ik deze toer tot twee
maal toe.
Het blad vertelt nog, dat Mr. Peray Barrs.
die een apotheek heeft, een der meest ver
maarde goochelaars van Engeland is. In No
vember gaf hij een uitvoering voor de Lon-
dcnsche Society en dat was feitelijk de oor
zaak, dat hij werd uitgenoodigd om op
Welbeck Abby een uitvoering te komen ge-
ven.
De secretaris van den Koning belde mij
persoonlijk op en vroeg mij of ik op de Abbcy
komen kon? Ik wist heelemaal niet wie er
aan de telefoon was en nog minder, dat de
Koning der Belgen op de Abbey logeerde.
Ik bemerkte dat pas toen ik daar aankwam.
Na het diner gaf ik mijn voorstelling in dc
bibliotheek, welke ruim drie kwartier duur
de.
Ik droeg acht vesten alle gekleurd.
De Koningin en de hertogin kon ze op 't
laatst niet uit elkaar houden. Ik zeide: let
u op: iedere keer als ik een nieuwe toer doe,
dan verandert mijn vest van kleur. Zij kon
den hun oogen niet gelooven. Het was een
kleine en zeer eenvoudige truck, welke ik
zelf had bedacht.
Toen ik vertrok, zeide de Koning tot mij,
dat hij buitengewoon van mijn toeren geno
ten had.
Nü hebt ge Abdijsiroop noodigt
Gij hebt kou gevat I Gij hoest en Gij
„doet" er niets aan. Past op l Bijna
alle ernstige borstziekten zijn net
gevolg van 't verwaarloozen eener
verkoudheid. Kom dadelijk de natuur
te hulp, door de vastzittende slijm,
die ziektekiemen bevat, te verwijde
ren. Neem daarvoor een zacht en
toch krachtig werkend middel, neem
daarvoor Akker's Abdijsiroop, die als
balsem zal zijn voor Uw zieke en
ontstoken ademhalings-organen. Da
vastzittende slijm zal dan loskomen.
Uw ademhaling zal weer diep en
vrij worden, die hoest, dat piepende
geluid verdwijnt. Weldra zult Gij,
evenals zoovelen vóór U, de Abdij
siroop prijzen als een betrouwbaar
middel bij Hoest, Verkoudheid, Bron
chitis, Kinkhoest, Griep en Influenza.
Per flacon 90 ct. en f.1.50