Het Hollywood der negers Een liefdesgedicht in marmer De kleine kalender In het machtig tempelgraf te Agra slaapt een Indisch vorstenpaar zijn eeuwigen slaap Zaterdag 11 December 1937 Derde blad AFRIK A's GRETA GARBO DE EERSTE KLANKFILM IN DE BANTOE-TAAL. In den strijd om het „bezit van Afrika" heeft thans ook de film in gegrepen. Deze is thans een van de belangrijkste middelen der koloniale propaganda bij de daar woonachtige volkeren geworden. Engeland heeft in het bestreden mandaatgebied van Tanganjika, het voormalige Duitsch- Oost-Afrika het „zwarte Hollywood" gesticht, waarvan de productie uit sluitend voor het negerpubliek be stemd is. Deze eerste filmateliers bevinden zich in het gebied van het Usambaragebergte en Voeslri heet het plaatsje, waar een zwart harige en donkeroogige Greta Garbo voor de camera acteert en een neger, zoo zwart als ebbenhout, als een Clark Gable in het licht van de warme Afrikaansche Jupiterzon zijn wit roofdierengebit laat schitteren. Van grasplanter tot filmregisseur. Het filmatelier van Voesiri is het groote vereenigingsgebouw van de opperhoofden. Het zijn hier allemaal negers: van de klein ste loopjongen tot de camera-man. Alleen de productie-leiding, de regie en de bewer king van het draaiboek berust nog in han den van blanken. De filmezaar van Voesiri is een zekere heer A. Davis; zijn spelleider en draaiboekschrijver majoor Notcut was nog niet zoo lang geleden boer, op wiens beroemde plantage het sisalhennep ge kweekt werd. Thans staat hij met een mo- gaphoon in de hand op een verhevenheid en leidt van daar af met groote gebaren de massa-scènes van zijn nieuwste voor 100% sprekende Bantoe-klankfilm. De eerste grondsteen voor dit zwarte Hol lywood werd gelegd door een schenking van tiet Carnegie-instituut. Vijf-en-vijftigduizend dollar werden uit de nalatenschap van den Amerikaanschen multi-millionair voor de vervaardiging van leerfilms voor inboorlin gen ter beschikking gesteld. Tegenwoordig steunt de filmproductie in Voesiri financieel geheel op eigen geldmiddelen. De films, die er opgenomen worden en die voor ruim 50 Ook Afrika heeft thans zijn Holly wood en wel het stadje Voesiri, waar. voor de inboorlingen geschik te films gemaakt worden. Deze heb ben alle een min of meer leerende strekking teneinde de Eng. kolo niale politiek onder de inboorlingen populair te maken. De zwarte „Gre ta Garbo" en de ebbonhoutkleurige „Charlie Chaplin" hebben er reeds hun intrede gedaan en zijn er zeer populair. millioen Afrikaansche negers vertoond wor den, verheugen zich in een talrijk publiek, dat voor een nieuwe ster aan het filmfirma ment even enthousiast is, als de filmbezoe kers op Leicester Square of op Broadway. Een Afrikaansche Chaplin. Het was voor den heer Davis lang niet gemakkelijk een zwarte Greta Garbo te vinden. Terwijl in alle an dere landen ieder jong meisje er van droomt, filmster te worden*, moest men daar de „donkere schoonheden" als het ware voor de camera slee pen! Zelfs de mooiste beloften van geld konden de toekomstige filmster ren niet aanlokken. De angst voor het vreemde was nog ie groot. Tenslotte vond men een neger-prinses, die trillend van angst gehoorzaamde aan het bevel van haar man, daar deze van den filmproducent het koninklijke honorarium van ZVz dollar per maand in het vooruit zicht gesteld kreeg. Mejuffrouw Bape had echter allang de lampenkoorts over wonnen en is van Kaapstad tot Dares-fialam in alle negerdorpen zeer goed bekend. Al leen een zwarte negerkomiek, Manjaro genaamd, kan met haar wat populariteit betreft concurreeren. Deze Chaplin van het Zwarte werelddeel" verwekt door zijn merkwaardige haardracht de lachlust van de Bantoe-negers en de Kaffers. Een film voor belastingbetalers. De verschillende onderwerpen van de films zijn- er op gebaseerd de negers op aangename en grappige wijze het een en ander bij te brengen. Bijzondere bijval vond een film, die de strijd van een blanken arts tegen een neger-toovenaar voorstelt. De grimassen en de bezwerende dansen van den zwarten medicijnman werden op groot- sche w»ize voorgesteld. Een andere film had meer politieke strekking. De film liet zien. wat er met het belastinggeld van de inboorlingen gebeurt en maakte zoo'n in druk, dat de toeschouwers klapten, toen aan het einde van de film de „Bwana be lastingontvanger" op het witte doek ver scheen om zijn volgende bezoek vast aan te kondigen. Hygiënische manier van hui zen bouwen, propaganda voor de spaarbank en voor het inboorlingenleger, zijn eenige andere filmonderwerpen, waaraan men in de nabijheid van den aequator de voorkeur geeft, liet grootste succes had een teeken- film, waarvan de held een klein, onbehol pen. grappig Ieeuwcnjong was. Men voor spelt deze „Afrikaansche Micky Mouse" een groote toekomst. Geen angst voor spoken. Daar de filmproducenten van het „zwarte Hollywood" zich nog geen klankfilmappara ten hebben kunnen aanschaffen, worden de woorden van de filmacteurs en van den onzichtbaren explicateur op platen opgeno men. die „synchronisch" met de film afge draaid worden. In veel dorpen, waar de inwoners nog nooit een film gezien hadden, moest van te voren een voordracht gehou den worden, waarin de methode van wer ken verklaard wordt en waarin de ge ruststellende verzekering gegeven wordt, dat het geen spoken zijn, die men op het doek ziet, maar photo's van levende menschen Koloniale politiek bij de film voorstellingen. Onlangs werd in de havenstad Tanga voor 3000 genoodigden in een vier uur du rende feestvoorstelling een overzicht gege ven van de eerste jaarproductie van het „zwarte Hollywood". Nu op dit oogenblik de inboorlingen-propaganda in de mandaatge bieden van het grpotste politieke belang geworden is, wil Engeland zeker gebruik maken van het belangrijkste middel om de massa te beïnvloeden en daarom zal in den eerstvolgenden tijd in de filmateliers van Voesiri hard gewerkt worden. M'n kleine kalender, Haast is het gedaan, Je blaadjes zijn bijna verdwenen, Straks komt er een eind Aan je dienend bestaan, De tijd die begint het te meenen! Steeds was je me trouw, En steeds was je bereid, We raakten bekend en bekender, Maar 't jaar heft zijn vinger Het afscheid is daèr, O, blok, van m'n kleine kalenderl Ik kijk wat nadenkend Je dagen eens door, Vol roode en grillige strepen, Met krabbels, getallen, Waarom? en Waarvoor? Dèt hebben wij samen begrepen! Wie zag m'n bestaan, Zooals jij dat kon zien? Al werd je bekend en bekender, Toch bleef je bescheiden. Zoo was je natuur, O, blok, van m'n kleine kalender! We boekten verlies En een beetje geluk, We konden wel tegen een stootje, Je mat heel nauwkeurig Den daag'lijkschen druk Vanaf m'n vertrouwde bureautje! En of ik soms snauwde, Of kwaad op je was, We bleven bekend en bekender, Dan keek je me aan, Maar je bleef in den pas, O, blok, van m'n kleine kalender! Vaarwel, kameraad! Het is bijna gedaan, Ik neem je nog eens in m'n handen, Ik kijk je aandachtig Voor 't laatst nog eens aan, Ons binden verschillende banden! Het leven gaat voort, Maar de les van den tijd Ze werd me bekend en bekender: 't Snelt alles voorbij In een wiss'lende rij, O, blok, van m'n kleine kalender! December 1937. KROES. (Nadruk verboden.) ruim drie uren. En wat ik te Nieuw-Delhi dien eersten avond te zien kreeg, was in derdaad volkomen nieuw, gloednieuw, nog niet vereenigd met de atmosfeer. Nieuw-Delhi is gesticht in 1911 onder den rook en de muren van wat men thans alge meen Oud-Delhi noemt, maar feitelijk Mo- dern-Delhi heet, ook al is het meer dan drie eeuwen oud. Maar op dezelfde plaats zijn nog overblijfselen van oudere steden, want dit moderne Delhi, thans meestal Oud-Delhi genoemd, is de zevende stad, Nieuw-Delhi de achtste stad. Zes andere steden bevonden zich hier voor deze beide en deze zes steden zijn grootendeels ten gronde gegaan, ver woest, verbrand in verschillende oorlogen, want ook hier hebben de menschen geen rust gekend. Mongolen, Perzen, Tartaren hebben hier gewoed en nog slechts tachtig jaar geleden streden hier de Engelschen tegen een opstandige bevolking. Thans is Nieuw-Delhi met zijn kersVersche witte gebouwen de verblijfplaats van den Engelschen onder-koning, die zich evenwel in de zomermaanden meestal te Simla in het gebergte bevindt om er de warmte te ontgaan. Thans vertoeft hij echter te Nieuw Delhi. De warme maanden zijn voorbij en yveldra zal men ook te Nieuw-Delhi 's avonds in de huizen moeten stoken en reeds nu Is er na zonsondergang de temperatuur zoo danig, dat men er dikkere kleeding goed verdragen kan. J. K. BREDERODE. MAX SCHMELINGS TEGENSTANDER. 13 Dec. ajs. bokste Max Schmeling te New- York tegen den jongen Amerikaanschen zwaargewichtbokser Harry Thomas, dien men hier ziet afgebeeld. Thomas is spoor wegingenieur van beroep. Oude en nieuwe schoonheid in het koele deel van Britsch-Indië CALCUTTA. In November. Een reis van ruim drieduizend ki lometer door Britsch-Indië heb ik achter den rug, een reis per spoor weg met bezoeken aan Agra, de stad met het beroemde tempelgraf Tadzj Mahal, aan Delhi, de hui dige hoofdstad van Britsch-Indië en aan Benares, de stad der tem pels. Hier en daar heb ilc nog korte auto tochten ondernomen en wat ik heb gezien van de wegen in Britsch-Indië heeft me bijna 'dankbaar gestemd tegenover den Iranschen hoofdofficier, die te Teheran mijn motorfiets met zijspan verduisterde. Ik had er bij mijn oorspronkelijk reisplan mede gerekend, dat ik in Britsch-Indië alle moeilijkheden achter den rug zou heb ben en goede autowegen zou vinden. De automobiehvegen in Britsch-Indië zijn even wel over het algemeen zeer slecht en vaak bijna onberijdbaar. Ieder spoorwegreiziger neemt zijn eigen bed mee. De spoorwegen daarentegen zijn uitste kend en goedkoop. Bijzondere slaapwagens ontbreken,, maar dit vormt niet het minste bezwaar, want elke reiziger der eerste of' tweede klasse heeft 's nachts recht op een ligplaats. Hij moet echter zijn eigen bed medebrengen. Iedereen, die hier een lange reis onderneemt, heeft dan ook zijn eigen „reisbed" bij zich. Zulke „reisbedden" die men op kan rollen eri dan met riemen tot een gewoon stuk reisgoed kan maken, kan men overal koopen en zelfs bij de groote reisibureaux huren. De restauratiewagens in de treinen zijn uitstekend en, voor wat mien er geeft., niet te duur. Wil men het goedkooper doen, clan kan men op elk groot slation bij inlandsche kooplieden het. noo- dige vinden: thee, brood, eieren, gebraden kippetjes, vruchten enz. Hier kan. men zich reeds voor enkele dubbeltjes zat eten. Europeanen reizen hier steeds eerste of tweede klasse. In de „tusscKenklasse" en de derde klasse zitten alleen inlanders en hoogstens nog halfbloeden. Dit zou voor mij geen bezwaar zijn geweest, doch in die lagere klassen heeft men 's nachts geen recht op een ligplaats en om deze reden nam ik tweede klasse. De meeste Europeanen, die hier reizen, nemén steeds een bediende mede en mijn plan was dit voorbeeld te volgen, doch mijn kleine Ilindoe-bediende kon bij mijn vertrek een nieuw baantje krijgen. Hij kon dus niet met me mede en met een nieuwen, mij onbekenden bediende op reis te gaan, scheen me minder gewenscht. In eiken eerste- en tweede-klasse wagen zijn afdeelingcn voor bedienden, voor wie daar derde klasse moet worden betaald. Een ander landsohap, andere menschen. Mijn eerste treinreis bracht me van Bom- bay naar Agra, een afstand van ruim 1300 kilometer, 's Avonds vertrok ik van Born- bav, den volgenden avond, na een reis van ongeveer vier-en-twintig uur, kwam ik te Agra aan. Hoogst belangwekkend was deze reis. Ik kwam in een ander land schap, tusschen andere menschen, in een ander klimaat. Mijn reis ging namelijk naar het noordoosten en al spoedig werd het aanmerke lijk koeler en reeds den eersten nacht in den trein moest ik me met een deken .toedekken, iets wat me in vele maanden niet overkomen was. Gedurende de dagreis kwamen we langs kleine, onaanzienlijke dorpen met leemen en stroohutten, langs geweldige Hindoe-tempels en in drukwekkende vorstelijke paleizen van inlandsche vorsten. Al spoedig zag ik ook weder kameelen, die te Bombay en omgeving ontbreken. Deze dieren bohooren in immer warme landen minder thuis. Zij zijn het meest op hun plaats in gebieden, waar hevige warmte af wisselt met- soms fJle koude, want de ka meel verdraagt beide goed. In Iran^ en Tur kije heb ik herhaaldelijk kameelen 's nachts zien slapen in de sneeuw. Inderdaad, ik kwam in een ander klimaat. In mijn hotel te Agra was zelfs een haard in mijn kamer en over ruim een maand zal men dien haard 's avonds hebben te stoken. Zelfs vriezen in Britsch-Indië nog menschen dood. Indië, tert minste Britsch-Indië, is niet overal het immer warme land, waar men geen winter kont, zooals men zich dit in Europa gewoonlijk voorstelt, Ook in het noorden en noodwestcn van Britsch-Indië vriezen soms in wintertijd menschen dood. De hotels in Britsch-Indië zijn over het algemeen vrij duur, zoo was me overal ver teld. Dit is niet geheel waar. De hotels, waar vrijwel alleen Europeanen worden toegela ten, vragen inderdaad nogal hooge prijzen. Te Agra vond ik evenwel een zeer zinde lijk, zij het ecnigszins ouderwetsch hotel, waar ook halfbloeden woonden en daar be taalde ik per vier-en-twintig uur, kamer met uitstekende voeding, niet meer dan zes roe pies (4,08 gulden) en te Nieuw-Delhi vond ik later zelfs een meer modern hotel, waar men mij voor denzelfden prijs gaf uitste kende voeding en zitkamer, slaapkamer en badkamer. Ook hier was het publiek eenigs- zins gemengd en daardoor voor mij des te belangwekkender. Daar ligt het tempelgraf In het zilveren maanlicht. Agra is beroemd door zijn tempel graf, door sjah Jehan een drietal eeuwen geleden gewijd aan zijn vrouw. Toen deze vorstin stierf, zwoor sjah Jehah nimmer meer te zullen hertrouwen. Hij heeft zijn woord gehouden en voor haar liet hij het schoone tempelgraf bouwen, waar zoowel hij als zij thans hun eeuwigen slaap slapen. Dit tempelgraf ligt ongeveer vijf kilome ters van de stad en nog den avond van mijn aankomst ben ik er in den maannacht heen gewandeld door een landschap met hoog opgaand geboomte. Een gids bad ik gewei gerd, maar ik vond den weg toch. In het zilveren maanlicht kwam ik einde lijk voor een groote, geweldige poort, die open stond. Aan de andere zijde der poort verhief zich een moskee en dan was er een tweede poort, eveneens geopend en door deze poort zag ik voor me het machtige witmarmeren tempelgraf, een grootsche moskeekoepel en daaromheen vier hooge, slanke, witte minarets. Voor dit. tempelgraf was een waterbassin, waarin zich donkere cypressen spiegelden. Een groote poort .geeft toegang tot het +em- pelgraf eri 'in die po"ort stond een klein deurtje open en daar glansde vaag een goud-geel licht. Er waren dus menschen. Tusschch. de sombere cypressen ben ik er been gewandeld. Een Mohammedaanschc geestelijke met, witten tulband begroette me en heef me bij het licht van een handlan taarn rondgeleid onder den hoogen koenel, waar elk geluid vele seconden lang natrilde. In den schemerschijn van den lan taarn zag ik marmerplaten, bearbeid alsof het kantwci-k was. Marmeren bloemen schenen te leven in die sfeer van schemer en geheimzinnig heid. Zwijgend heb ik gestaan bij de graven van den vorst en zijn gelief de gemalin. Naast 'elkander rusten de beiden en terwijl ik daar stond bij den goudgelen, schijn van den lamp, die de Mohammedaansche geestelijke droeg, besefte ik het plot seling: dit wonderlijke graf, de Tadzj Mahal, is geen gebouw, het is een liefdesgedicht in marmer. Het is zeker een der allerschoonste graf- teekens, welke echtelijke liefde deed oprich ten. Op den terugweg dwalend door den zil veren maannacht heb ik nog een ander won der gezien: een kasteel als uit een oud Het machtige witmarmeren tempelgraf, waar Sja Jehan en zijn vtouw hun eeuwi gen slaap slapen. Men ziet den grootschen moskee-koepel, omgeven door slanke, witte minarets. In het waterbassin spiegelen zich de donkere cypressen. sprookje, met tinnen en torens, hooge wal len en geweldige poorten. Dit was het kas- teclpaleis van sjah Akbar, den grootcn vorst, die eenmaal heerschte over een groot deel van Indië. Een stad, die nog geheel los staat van de sfeer in dit land. Den volgenden avond vertrok ik naar Nieuw-Delhi, vanaf Agra een treinreis van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1937 | | pagina 9