Geestelijk Leven to TRIUMPH De volksziel Cijfers omtrent de opleving van 1937 U kunt 'n „triumphator" worden in smaakl Rook- Economische beschouwing Zaterdag 15 Januari 1938 Tweede blad door ASTOR Oorspronkelijk had ik een anderen titel gekozen dan die, welke hoven dit artikel' staat. Ik had geschreven „mentaliteit". Toen ik met de uitwerking van mijn artikel bezig kas, kwamen daartegen bezwaren bij mij op. Ik was n.1. van plan om le wijzen op bet verschil van mentaliteit (geestesgesteldheid) van het eene volk en het andere volk, op hun verschil van geaardheid en op de oor zaken daarvan. Toen leek het mij juister om te schrijven over de volksziel. Moer dan ooit is dit onderwerp thans zeer actueel. Immers wij zien in onze dagen een sterk streven om de volken te doordrin gen van het besef, dat zij een gesloten ge heel moeten vormen, hun eigen aard en ka rakter moeten bewaren en van „vreemde smetten" vrij moeten blijven. De fascistische staten geven ons dit duidelijk te aanschou wen. En was het niet Muscrt, die zeide dat !het streven der N.S.B. gericht was op de .verovering van de „ziel" van het Ncdcrland- gche volk, dat het ging om een „gaaf volk"? Daarom lijkt 't mij niet alleen interessant, maar ook hoogst nuttig om de vraag onder de oogen te zien of er inderdaad, van een volksziel kan worden gesproken. Dit wil dus zeggen of met recht kan worden aangeno men, dat. er bepaalde typeerende kenmer ken zijn, innerlijke hoedanigheden, waardoor de volken zich van elkaar onderscheiden. Wij zijn allen onmiddellijk geneigd hier •een bevestigend antwoord te geven. Er is niemand, die niet (zonder de minste studie van het vraagstuk le hebben gemaakt) da delijk klaar staat met de bewering, dat de gemiddelde Duitscher anders is dan de ge middelde Nederlander of Franschman of Italiaan enz. Voor zijn bewustzijn is de Duit scher slaafsch van ziel, de Nederlander nuch ter, de Franschman wuft, de Italiaan uit bundig. Wij kunnen hieruit opmaken, dat in de massa een onbewust besef aanwezig is, dat menschcngroepen, die een gezamenlijke ge schiedenis hebben doorgemaakt en langen tijd op denzclfden bodem hebben geleefd, ■daardoor zich iets gemeenschappelijk hebben verworven. Dit sluit natuurlijk volstrekt niet uit, dat, daarmede gepaard kan gaan een on derling verschil tusschen de menschen die tot dezelfde groep (volk) behooren. De ste deling is b.v. anders geaard dan de bewoner van het platte land. Wij kunnen zelfs ver schillen opmerken tusschen de bewoners der steden, onderling evenals tusschen die der dorpen. Om bij onze eigen omgeving te blij ven: de Zijdewindcr of Tutjehorner is anders dan de Wieringerwaarder of de Schngcnaar. Hun aard, hun levenshouding loopt sterk v uiteen. Dit is een gevolg van pl'aat'sfolijkeom standigheden, van meer of .mindere afgc- gelegcnhcid, maar evenzeer van den invloed der geestelijke leiders. Wij zien echter door het steeds meer toe nemende verkeer deze verschillen langzaam verdwijnen. De Noord'-Holandsche boerin (heeft niet alleen de hul en het gouden oor ijzer vaarwel gezegd, zij heeft ook geestelijk zich veruimd. Het rijwiel, om maar iets te noemen, heeft veel hiertoe hijgedragen. Al die plaatselijke en provinciale verschil len doen evenwel niets af aan het feit, dat er iets gemeenschappelijks is, bij den een sterker optredend dan bij den ander, maar bij allen aanwezig. Aan dit gemeenschappelijke denken wij, (Wanneer wij spreken van de volksziel. Hoe is die volksziel ontstaan? Dit is door vele geleerden overdacht, die Studio bobben gemaakt van de psychologie der volken. Belangwekkend is het om op ie merken, welk een grootèn invloed zij daarbij toekennen aan klimaat en bodem. Al direct treft hun het verschil tusschen noordelijke en zuidelijke volken. De Duitsche schrijver Viktor Helm geeft ons daarvan een aardig voorbeeld, als hij het Italiaansche volk met het Duitsche verge lijkt:: „Zulke versufte, hokvaste, verkom merde, in de stof van acten en boeken ver dorde, in handwerkplaalsen en vakverbon den verminkte, in huis- en familiegeest ver- weekoiijkte halve en kwartmenschen als bij ons, treft men in Italië nergens aan. De oor zaken hiervan zijn in de eerste plaats het zachte klimaat en het verblijf in de open lucht. De kinderen loopen bijna naakt rond: de jeugd wordt nagenoeg geheel op straat doorleefd; voor den armen boer en den ge- knevchlen pachter schijnt toch altijd de war me winterzon; do ezel draagt de lasten voor (hem; zijn vrouw is niet gekleed met een massa kleeren; hijzelf is niet ingepakt in broeken en wambuizen en draagt niet die .vreeselijkc leercylinders, die men laarzen noemt, zooals de boer en boerin elders doen; beide (d.i. de Italiaansche boer en boerin) begraven zich 's nachts ook niet in en onder die verschrikkelijke donsbedden, waarin de uitdamping blijft steken. De schoenmaker, de kleermaker, "alle landarbeiders werken half of heelemaal op de straat, zij voeden •hun bloed niet met de bedorven lucht achter dichte luiken bij de hitte van kachels en in kleine huisjes, gelijk zoo dikwijls de Duit sche kleinburger." Deze woorden zijn geschreven in 1882. Ze eijn niet. zonder humor. Maar wij kunnen de waarheid, die er in zit, onmiddellijk aan voelen. Trouwens niemand minder dan de veel geprezen Duitsche wijsgeer Hcgel heeft reeds zijn aandacht geschonken aan het feit, dat er samenhang is tusschen den bodem waarop men leeft en de zielsgesteldheid. Jh zijn „filo sofie" der geschiedenis" (Gcschichtsphiloso- phie) geeft hij dc volgende uitspraak: „Hel is ons er niet om te doen, den bodem te loe ren kennen alleen maar als de omgeving Waarin men leeft, maar het. karakter dier oin- .geving, welk karakter samenhangt met het type en het karakter van het volk, dat cjp dezen bodem leeft. (Ik heb dit uit het Duitsch zeer vrij vertaald en getracht zoo duidelijk mogelijk de bedoeling van Hcgel ■weer te geven. Voor hen, die de Duitsche taal machtig zijn geeft ik hier het oorspron kelijke: „Es ist uns nicht dnrum zu tun, tien Boden als ünszeres Lokal kennen zu lemen, sondern den Naturtyphus der Lokali- tat, welcher zusamraenhangt mit dem Ty- pus und Gharakter des Volkes, das der Sohn solchen Bodens ist".) En dan beschrijft Hegel hoe de landbouw een vreedzaam, de veeteelt een onbestendig, de scheepvaart een onderne mend, dapper volk kweekt, want de levens wijze. welke de volksziel vormt, sluit zich aan bij het karakter der omgeving. Ik zou nog verscheidene uitspra ken kunnen aanhalen van schrijvers die zich bezig hebben gehouden met de volkspsychologie, maar ik vrees, daarmede mijn lezers te ver moeien en te vervelen. Daaruit zou blijken, dat de geleerden het ook in dit opzicht niet geheel met elkander eens zijn. Maar op één punt heerscht vrijwel eenstemmigheid: de invloed van het klimaat is zonder twijfel overal aanwezig, evenals de wijze, waarop in het levensonderhoud wordt voorzien. Van groot belang voor het ontstaan van. een „volksziel" is daarnaast de gezamenlijk doorleefde historie. Misschien is dit bij geen enkel volk zoo duidelijk merkbaar als bij het Joodsche volk. Het leeft, verjaagd uit het oorspronkelijke vaderland, over de ge- hcele wereld verspreid. Tweeduizend jaren lang is het gesmaad, gehoond, veracht, ver volgd. Maar de Jood is Jood gebleven. De ziel van dit oude, taaie volk is gevormd door gemeenschappelijk gedragen ellende. De meeste kenmerken van dc Joodsche volksziel zijn hieruit gemakkelijk te ver klaren. Natuurlijk zijn er nog vele andere facto ren werkzaam bij dc vorming en instand houding der volksziel. Dc overlevering (traditie) en de onbewuste sociale assimi latie (d.i. de neiging in een bepaalde groep van menschen om zich bij elkaar aan te passen), spelen daarbij een belangrijke rol Ook is niet, uit het oog te verliezen, dat de overheid door haar voorschriften en wetten op geweldige wijze de volksziel kan beïn vloeden, wat in bijzondere mate het geval is hij die volken, die krachtens hun aard ge neigd zijn zich te onderwerpen aan den wil hunner regeeringen. En hierbij is te beden ken. dat de geestelijke opvoeders, priesters en onderwijzers, die zulk een buitengewo nen invloed vooral op de jeugd hebben, in den regel de trouwe dienaren van de re geering zijn geweest en het hunne deden tot vorming van dc volksziel. Hierom zien wij het als een gemakkelijk verklaarbaar verschijnsel, dat elk volk zijn eigen type vertoont. Dit verschijnsel weer spiegelt zich b.v. in de literatuur en dc kunst. Als wij de literatuur van Duitsch- land, van Frankrijk, van Engeland en van Nederland onderling vergelijken, en daar naast die van Rusland stellen, dan valt 't ons op, dat er verschil bestaat en dat juist dit voortkomt uit den aai'd der '„volksziel", waarin de natuur, de bodem, het klimaat een duidelijk waarneembaar element heb ben gevormd. De Duitsche literatuur is vol van verheerlijking van bergen cn wouden, met een sterke neiging tot sentimenteele dweperij; de Fransche kenmerkt zich in tegenstelling met de Engelsche door kor te rake, samenvattende beschrijving. Bij de Engelsche schrijvers treft ons de droge hu mor; de Nederlandsche literatuur is als ik deze beeldspraak mag gebruiken door- waaid van de zilte zeelucht en vol van uitdrukkingen aan dc scheepvaart ontleend; V1RGINIA CIGARETTES de Russische draagt een melancholisch ka rakter, welke ons doet dienken aan de een zame, troostelooze verlatenheid der einde- looze steppen, aan de sneeuw- en ijsvlakten van het onherbergzame Siberië. Natuurlijk geldt dit vóór alles van de volksliteratuur. Letten wij op de beeldende kunst, dan kunnen wij hetzelfde verschijnsel opmerken, hetgeen door verschillende onderzoekers op het terrein der volkspsychologie is vastge steld. Het verbazingwekkend toegenomen wereldverkeer, de vermenging van volken en rassen, de iftternationali- seering der wetenschap, de uitwis seling van geestelijke waarden ovei; de heele wereld hebben echter den tendenz om de volksziel te herschep pen tot menschheidsziel. Bij nauw keurige waarneming kunnen wij op merken, dat het veranderingsproces, hetwelk zich voltrekt tusschen dor pen, steden, provincies binnen het raam der volksgemeenschap een proces waar het plaatselijke type verdwijnt en het algemeen men- schelijke type sterker wordtóók bezig is zich te doen gelden ten op zichte van de volken. Dit is volkomen logisch, omdat econo misch en cultureel de bewoonde aarde fei telijk reeds één is geworden. En toch zien wij hoe. dwars tegen alle logica in, de mo derne tijd ons een streven doet kennen om de volken terug te dringen naar een in be ginsel reeds overwonnen standpunt. Dit streven is belichaamd in het fascisme en nationaal socialisme, in het stelselmatig aangekweekte en opgeschroefde nationalis me, dat een hevig gevaar voor de gansche menschheid vormt. Immers dit streven gaat niet alleen uit van de idee „Volksziel", maar tracht deze idéé zooveel mogelijk nieuwe kracht te geven, door haar boven mate te verheerlijken. Het Duitsche „Derde Rijk" staat ons hier bij als een ernstige waarschuwing voor de oogen. En dikwijls vragen wij ons af, hoe het be staanbaar is, dat een volk, dat toch op cul tureel gebied enorm veel aan de menschheid heeft geschonken, dat mannen heeft gekend als Lessing en Goethe, als Marx cn Lasalle, als Schopenhauer en Nietschze, dat zulk een volk terug is kunnen vallen tot het peil, waarop het thans staat en zich kan buigen onder een heerschappij, welke de persoon lijkheid volkomen dreigt te vernietigen. Toch is hiervoor een zielkundige verkla ring te vinden. Zij ligtdn dc geaardheid van de Duitsche juistergezegd: van dc Prui sische volksziel. Mij kwam de vorige week een boek in han den geschreven door den Duitscher Karl Tschuppik. Dit boek beschrijft het leven van de Oostenrijksche keizerin Maria Theresia (de moeder van de bekende Marie Antoi- nette, die in Parijs tijdens de revolutie op het schavot haar leven liet). Deze Marie Theresia leefde gelijktijdig met den Pruisenkoning Fredcrik den Groote, den grondlegger van het machtige Duitsche rijk, dat tot een voorloopige eenheid werd na den oorlog van 1870 en tot een vaste eenheid onder den nationaal-socialist Hitier. In dit boek trof ik beschouwingen aan, welke mij bijzonder interesseerden en die volkomen passen hij het onderwerp „de volksziel", waaraan dit artikel is gewijd. Ik las daarin o.a. het volgende: De vrees en afkeer verwekkende be- teekenis van Frederik (hij regeerde van 1740 tot 1786) ligt in het samengaan van dezen eenzamen pessimist met den merkwaardigsten stam van de latere (Duitsche) natie. Dit sarmatische (hier mede wordt gedoeld op een oude volks stam, de Sarmaten, waaruit de Pruisen zijn voortgekomen) volk tusschen Weich- sel en Elbe, dat den naam Pruisen draagt, werd hun als werktuig in de handen gegeven. Op een mageren bodem, door de na tuur stiefmoederlijk bedacht, groeide in harden heerendienst een volk op, dat een tot dusverre nooit geziene eigen schap bezat: het gehoorzamen als een genot te ervaren. Het is onnoodig te strijden over de vraag of deze bijzondere eigenschap, gelijk Nietszche meent, den Pruisen door de natuur werd gegeven of dat zij, gelijk de geschiedschrijvers zeggen, een product der Duitsche ge schiedenis is. Het is mogelijk, dat de karige aarde van dit land, den men schen, die het bewoonden van den be ginne af het. gevoel van het afhankelijk- zijn in de ziel heeft geprent vóórdat nog een wereldlijke macht het donderende woord „gij zult gehoorzamen!" uitriep; waarschijnlijker is dat gedurende de lange, gruwelijke geschiedenis zich de voortdurende vrees voor de ongenadige, wereldlijke machten ten slotte heeft om gezet in het verlangen: „ik wil gehoor zamen" „De mensch moet iets hebben, waaraan hij onvoorwaardelijk gehoorzamen kan", dat is de diepe, religieuze grondgedachte van den Pruisischen mensch...... „De gehoorzaamheid aan een persoon' is de eeredienst van den Duitscher En nu komt Frederik, de zeldzame uit- zonderingsmensch, vrij van alle banden, die anders een koning en zijn land en zijn bewoners binden en vindt voor zijn eerzuchtige plannen dit voor gehoor zaamheid geboren en naar gehoorzaam heid verlangende volk! Hij zelf is geen Pruis; in zijn aderen stroomt evengoed Fransch als Duitsch bloed. Hij heeft niets gemeen met het sterk plebcïsche geloof, dat er iets moet zijn, dat men on voorwaardelijk kan vertrouwen. I-lij ge loofde aan niets dan aan zijn verstand. Hij rekent 'op niets anders dan op zich zelf. Hij is volledig souvercin; de ge- hoorzamenden zijn z'n instrument. Dit was het gevaar, dat Maria Theresia in stinctief doorzag en waarvoor zij sidder de: de paring van het duivelsche ver stand (der teuflischen Intelligenz) met den plebeïschen wil om te gehoorza men Ja, deze behoefte aan onderwerping is zoo hevig gebleven, dat het tot een spe- ciaal-Duitsche innerlijke drang wordt. Met gemak maken de Duitschers zicli los van den traditioneelcn inhoud van Was deze opleving gebaseerd op ondeugdelijke grondslagen? - Weer toenemende werkloosheid te wach ten? We vermeldden al reeds, dat het Jaar 1937 :unstig hee'ft afgestoken bij zijn voorgan gers. Er is sprake geweest van opleving, van toenemende bloei. I-Ict is wellicht in teressant dit aan de hand van enkele cij fers vast te stellen, r Volgens de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek bedroegen 1. de invoer in Nederland in tons: 2. de uitvoer uit Nederland in tons? 1. 2. Jan.—Nov. '37 21.568.218 14.699.378 Jan—Nov. '36 18.463.553 12.223.041 1. de waarde van den invoer in guldens: 2. de waarde van den uitv. in guldens: 1. 2. .Tan.—Nov. '37 2.423.413.000 1.409.941.000 Jan.—Nov. '36 902.392.000 665.574.000 I-Ict onmiddellijk gevolg hiervan was, dat b.v. het goederenverkeer in de Nederland sche havens belangrijk grooter was, dan in 1936. Zoo vinden we voor Rotterdam het to taal inkomend en uitgaand verkeer, inclu sief het doorgaand verkeer, voor de eerste 11 maanden van 1937 opgegeven met 3S.677.385 tons tegen 30.17S.17i een jaar te voren. Een cn ander had weer ten gevolge, dat de vraag naar scheepsruimte allengs hef aanbod begon te overtreffen, de opgelegde schepen werden niet alleen succcssieveliik weer in gebruik genomen, er begon een te kort te ontstaan, waarin werd voorzien door aankoop uit het buitenland en door nieuwbouw. Dc nieuwbouw bestond uit 75 schepen met oen totaal-tonnage van ruim 115.000 ton, terwijl 10 schepen met in totaal ruim 35.006 ton werden aangekocht. De afvoer daartegenover bestond uit 26 schepen met 21.000 ton. Voor onze plattelandsbevolking is het wellicht interessant te vernemen, dat, hoe wel landbouw en veeteelt slechts in geringe mate in de algemeene opleving deelden, de verbetering zich ook daar uitwerkte cn wel in het feit. dat de pachten dooreen geno men een stijgende tendenz vertoonden. Aan de hand der gegevens van verschillende landbouwboekhoudbureaux zijn we in de gel eigenheid hieromtrent enkele cijfers' te geven. Zoo vinden we: Friesland: 1935/36 1936/37 Kleiwcidestreek 68.49 71.05 Veenweidestreek 60.93 69.16 De Wouden 5531 60.18 Trouwens, de financieelc resultaten waren dooreen genomen zoo goed, dat deze betrek kelijk geringe stijgingen in de pacht daar tegenover van weinig belang waren. Een beeld omtrent de inkomsten geeft het volgende staatje: Centrale Weidcstrcek (Gr.) Kleiwcidestreek (Fr.) Veenweidestreek (Fr.) De Wouden (Fr.) Weidegebied Overijssel Noordelijke bouwstreek Gr, Westerkwart Centrale bouwstreek Gr. Nieuw Oldamht Gr. Kleibouwstreek Fr. Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen N. W. Zeekleigebied- (N.-B.) 19.35/36 76.45 41.64 41.92 24.56 9.57 85.14 Gr.S2.63 65.72 73.86 31.78 12.70 9.59 1936/37 133.60 79.69 63.56 61.78 4S.86 114.10 118.53 92.49 87.91 84.41 51.48 65. Deze cijfers, die per H.A. zijn, doen zien, dat de verbetering vrij algemeen was. Intusschen is er niet de minste twijfel aan of de opleving is reeds weer tot staan ge komen. In de nieuwjaarsrede, dezer dagen uitge sproken door den heer Fentcner van Vlissin gen, vinden we allerlei motieven opgesomd, die ten doel hebben deze nieuwe inzinking te verklaren. Zoo lezen we, dat zoowel de prij zen als de kosten in sommige gevallen te snel en te onevenwichtig zijn gestegen, waarbij ten aanzien van de kosten wordt'ge wezen op de snel gelegen loonen en de ver korte arbeidstijd. De aandacht wordt voorts gevestigd op de zeer hoog opgevoerde be lastingen, als gevolg van de overal ter we reld optredende bewapening, terwijl ten aan zien van de Vereenigde Staten het inder daad merkwaardige feit wordt gememo reerd, dat, sedert het dieptepunt der crisis werd bereikt, door dc banken weliswaar cir ca 10 milliard dollars werd uitgezet, doch dat dit geld bijna uitsluitend in staatsle ningen werd gcinvesteerd, zoodat het niet dienstbaar werd gemaakt aan het particu liere bedrijfsleven. Tot barometer voor het maatschap pelijk bedrijfsleven is langzamerhand geworden de stand van de werkloos heid. De berichten.die in dit opzicht tot ons ko men, wijzen er inderdaad op, dat we ons weer bevinden op een afgaande lijn. Gedurende het laatste kwartaal nam de werkloosheid in Engeland toe met onge veer 360.000 en ook uit Nederland luiden de berichten weer pessimistischer na de verbete ring, die we hier omstreeks het midden van 1937 konden constateeren. Ten deele is dit natuurlijk het gevolg van het feit, dat bijvoorbeeld do koopkracht is overschat. Een en ander wellicht in verband met het feit, dat de opleving, die stellig voor het overgrootc deel was toe te schrijven aan de toenemende activiteit'in de bewapenings industrie, daardoor berustte op 'n te onge zonde grondslag. Want dat onder normale omstandigheden wat is overigens normaal in onze veelbewogen wereld aan alle vraag reeds zou zijn voldaan, dunkt ons niet aannemelijk. Met de opleving gepaard ge gaan is een o.i. onevenredige stijging van Ie kosten van onderhoud. Onevenredig omdat ze verhoogde inkomsten soms overtrof, on evenredig ook. omdat ze de toenemende bloei niet volgde, doch daaraan zelfs is voorafgegaan. Onder deze omstandigheden is het. raad zaam de toekomst, met cenige zorg tegemoet te gaan. En in het belang van de algemeene welvaart zou het niet alleen te wenschen zijn, dat de verschillende oorlogen spoedig tot een einde worden gebracht, daarnevens ware te hopen, dat spoedig 'n begin werd ge maakt met de opruiming van de internatio nale handelsbelemmeringen, die op zichzelf vermoedelijk een uitvloeisel zijn van den be wapeningswedloop cn van de daaraan ver bonden autarkie. hun aanbiddingsbehoefte, zoodra er een vervanger komt, die hun een nog groo? tere gehoorzaamheidswellust bereidt. (Hoe treffend wordt dit bewezen door de houding tegenover den ex-keizer Wil? helm!) Zij verwerpen de oude figuren, voor wie ze geknield hebben, hunne vor.- sten en het huis Ilohenzollern, zij laten die patriottische galerij met liefde varen, zoodra er iemand verschijnt, die hen tot nog diepere kniebuiging dwingt als de vorsten en de Hohcnzollerns hebben ge daan. Slechts een oogenblik was Prui- sen-Duitschland onzeker geworden: toen het de mogelijkheid had vrij te zijn. Na een paar schreden op den nieuwen weg breekt het oude heimwee om te willen gehoorzamen met de elementaire kracht van den natuurdrift weer door: „Ik wil niet vrij zijn, ik wil knielen; geef mij een heerscher!" Het gevaar dat ligt in het feit, dat een groot volk zich volledig en met. vreugde overgeeft aan dit verlangen naar onder werping, is duidelijk zichtbaar. Het volk aanvaardt elk avontuur, dat hem de ver vulling van zijn verlangen brengt; daar? bij zal hij het 't gemakkelijkst hebben die met dc bevrediging van de Duitsche be lioefte aan grond, dc-overige wenschen van den kleinen man weet te raden, diens behoefte aan groote woorden, op schepperij en antisemitisme. Voor dit mengsel zal het volk, dat in het burger lijke leven zeer eenvoudig, praktisch en weerbaar is, alles prijsgeven: het dage- lijksch geluk, de welvaart, tenslotte den vrede. De niet-Duitsche wereld heeft nooit de tegenstelling begrepen, die hier in gelegen is, dat een volk, dat aan natuurwetenschappelijk denken zijn grootste successen heeft te danken (de toepassing van dit denken in de indus trie) in het staatkundig leven zich zoo geheel anders gedraagt. In het politieke leven sluit de Duitscher de logica uit; zijn politieke veld is geen terrein waar het op inzicht aankomt, maar het is zijn gebied van natuurdriften. Daar wil hij voor alles zich overgeven aan de drift om te gehoorzamen. Bedenkt wel, lezers, dat het een Duitscher is, die deze woorden heeft geschreven, woor den die ons een kijk geven op de Duitsche volksziel. En wanneer gij deze woorden over* denkt, zult gij ongetwijfeld beseffen, dat be paalde eigenschappen van de volksziel nood lottig kunnen worden voor de gabsche be schaafde wereld. Een volk dat zóó is aangelegd, kan door zijn heerschers voor alles worden gebruikt. En hierbij is slechts één lichtpunt: Niets blijft eeuwig gelijk, maar alles is steeds aan verandering onderhevig. Dit geldt óók van dc volksziel. Dat weten trouwens de mo derne dictatoren drommels goed, daarom verzetten zij zich tegen alles wat in die volksziel veranderen zou kunnen teweeg brengen. Alleen één ding schijnen zij niet td begrijpen, n.1. dat'te felle tyrannic noodwen dig voert tot verzet en tot groei van de vrijheidsverlangens. Ook aan het „ik wil ge hoorzamen" komt een einde, als dit voert tot volkomcm vernietiging van alle gevoel van eigenwaarde, tot absolutcn ondergang van de persoonlijkheid. Want wij hebben scherp in het oog te hou den, dat er niet alleen is de volksziel. Hier mede bedoel ik dat wij onszelf méér weten dan onderdeden van een groep, van een volk, dat wij ons ook weten te zijn men schen, die behooren tot de groote gemeen schap der menschheid, welke niet staat on der de dwinglandij van een strengen, onver- biddelijkcn dictator, maar naar hoogerc levenshouding wordt opgestuwd door de geestelijke strijders, die boven de beperkt heid van de volksziel zijn uitgestegen. Dit befeekent niet dat ik denk dat binnen afzienbaren tijd de typische volkseigen schappen zullen zijn verdwenen. Ik weet maar al te goed. hoe sterk deze in de massa nog verankerd liggen. I-Iet beduidt alleen dat ik van oordeel ben, dat in 't bijzonder uit de volksziel moet worden uitgebannen wat een gevaar oplevert voor de éénwor ding der menschheid. Daarom ste] ik mij beslist vijandig tegen over het thans oplevende beperkte nationa lisme, met al dc afgrijselijke consequenties, welke daaraan vast zitten. Ik heb maar het woord autarkie te noemen om op die con sequenties te wijzen en er u voor te doen huiveren cn u het schrikbeeld van onrust barende vormilitarisecring en uiteindelijke menschenslachting in het groot voor dc oogen te doen oprijzen. Sterker dan ooit hen ik hiervan doordrongen nu ik bezig ben met de bestudeering van het boek van Anton Zischka: „Italiën in der Welt" (Italië in de wereld). Als dc wereld zich blijft voortbe wegen in die richting dan gaat zij tc gronde aan zelfmoord. Dit beseffen voert tot den strijd voor uni- verseele menschelijkheid, voor internationa le solidariteit, voor opheffing van eiken slagltoom. die staat tusschen ras en ras, tusschen volk en volk, tusschen klasse cn klasse, tusschen mensch en mensch. En tot dien strijd zal slechts hij bekwaam zijn, die uil de volksziel heeft uitgebannen al wat daarin leeft aan hoogmoed en trots, aan slaafschheid cn lafheid. Want tenslotte is toch eigenlijk de mensch, die zich beroemt op zijn nationaliteit even klein en verachtelijk als die het niet aan durft zich tegen tyrannie te verzetten. ASTOR. Naschrift. Bij het overlezen van mijn artikel mis ik daarin iets. Ik vergat om nadrukkelijk té wijzen op het feit. dat do volksziel door dc volksopvoeding (üj. dus voornamelijk door school en courant) in hooge mate kan worden beïnvloed en zelfs stelselmatig vergif tigd. Aan de ééne zijde ligt hierin een onmetelijk groot gevaar (Duitschland, Italië, Japan), maar aan de andere zij de ligt er een bemoediging in voor hen. die ijveren voor de verflauwing en uiteindelijke verdwijning der gren zen tusschen volken cn volken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 5