Geestelijk Leven
to TRIUMPH
De volksziel
Cijfers omtrent de
opleving van 1937
U kunt 'n „triumphator" worden in smaakl Rook-
Economische beschouwing
Zaterdag 15 Januari 1938
Tweede blad
door ASTOR
Oorspronkelijk had ik een anderen titel
gekozen dan die, welke hoven dit artikel'
staat. Ik had geschreven „mentaliteit". Toen
ik met de uitwerking van mijn artikel bezig
kas, kwamen daartegen bezwaren bij mij op.
Ik was n.1. van plan om le wijzen op bet
verschil van mentaliteit (geestesgesteldheid)
van het eene volk en het andere volk, op
hun verschil van geaardheid en op de oor
zaken daarvan. Toen leek het mij juister om
te schrijven over de volksziel.
Moer dan ooit is dit onderwerp thans zeer
actueel. Immers wij zien in onze dagen
een sterk streven om de volken te doordrin
gen van het besef, dat zij een gesloten ge
heel moeten vormen, hun eigen aard en ka
rakter moeten bewaren en van „vreemde
smetten" vrij moeten blijven. De fascistische
staten geven ons dit duidelijk te aanschou
wen. En was het niet Muscrt, die zeide dat
!het streven der N.S.B. gericht was op de
.verovering van de „ziel" van het Ncdcrland-
gche volk, dat het ging om een „gaaf volk"?
Daarom lijkt 't mij niet alleen interessant,
maar ook hoogst nuttig om de vraag onder
de oogen te zien of er inderdaad, van een
volksziel kan worden gesproken. Dit wil dus
zeggen of met recht kan worden aangeno
men, dat. er bepaalde typeerende kenmer
ken zijn, innerlijke hoedanigheden, waardoor
de volken zich van elkaar onderscheiden.
Wij zijn allen onmiddellijk geneigd hier
•een bevestigend antwoord te geven. Er is
niemand, die niet (zonder de minste studie
van het vraagstuk le hebben gemaakt) da
delijk klaar staat met de bewering, dat de
gemiddelde Duitscher anders is dan de ge
middelde Nederlander of Franschman of
Italiaan enz. Voor zijn bewustzijn is de Duit
scher slaafsch van ziel, de Nederlander nuch
ter, de Franschman wuft, de Italiaan uit
bundig.
Wij kunnen hieruit opmaken, dat in de
massa een onbewust besef aanwezig is, dat
menschcngroepen, die een gezamenlijke ge
schiedenis hebben doorgemaakt en langen
tijd op denzclfden bodem hebben geleefd,
■daardoor zich iets gemeenschappelijk hebben
verworven. Dit sluit natuurlijk volstrekt niet
uit, dat, daarmede gepaard kan gaan een on
derling verschil tusschen de menschen die
tot dezelfde groep (volk) behooren. De ste
deling is b.v. anders geaard dan de bewoner
van het platte land. Wij kunnen zelfs ver
schillen opmerken tusschen de bewoners der
steden, onderling evenals tusschen die der
dorpen. Om bij onze eigen omgeving te blij
ven: de Zijdewindcr of Tutjehorner is anders
dan de Wieringerwaarder of de Schngcnaar.
Hun aard, hun levenshouding loopt sterk
v uiteen.
Dit is een gevolg van pl'aat'sfolijkeom
standigheden, van meer of .mindere afgc-
gelegcnhcid, maar evenzeer van den
invloed der geestelijke leiders. Wij
zien echter door het steeds meer toe
nemende verkeer deze verschillen langzaam
verdwijnen. De Noord'-Holandsche boerin
(heeft niet alleen de hul en het gouden oor
ijzer vaarwel gezegd, zij heeft ook geestelijk
zich veruimd. Het rijwiel, om maar iets te
noemen, heeft veel hiertoe hijgedragen.
Al die plaatselijke en provinciale verschil
len doen evenwel niets af aan het feit, dat
er iets gemeenschappelijks is, bij den een
sterker optredend dan bij den ander, maar
bij allen aanwezig.
Aan dit gemeenschappelijke denken wij,
(Wanneer wij spreken van de volksziel.
Hoe is die volksziel ontstaan?
Dit is door vele geleerden overdacht, die
Studio bobben gemaakt van de psychologie
der volken. Belangwekkend is het om op ie
merken, welk een grootèn invloed zij daarbij
toekennen aan klimaat en bodem. Al direct
treft hun het verschil tusschen noordelijke
en zuidelijke volken.
De Duitsche schrijver Viktor Helm geeft
ons daarvan een aardig voorbeeld, als hij het
Italiaansche volk met het Duitsche verge
lijkt:: „Zulke versufte, hokvaste, verkom
merde, in de stof van acten en boeken ver
dorde, in handwerkplaalsen en vakverbon
den verminkte, in huis- en familiegeest ver-
weekoiijkte halve en kwartmenschen als bij
ons, treft men in Italië nergens aan. De oor
zaken hiervan zijn in de eerste plaats het
zachte klimaat en het verblijf in de open
lucht. De kinderen loopen bijna naakt rond:
de jeugd wordt nagenoeg geheel op straat
doorleefd; voor den armen boer en den ge-
knevchlen pachter schijnt toch altijd de war
me winterzon; do ezel draagt de lasten voor
(hem; zijn vrouw is niet gekleed met een
massa kleeren; hijzelf is niet ingepakt in
broeken en wambuizen en draagt niet die
.vreeselijkc leercylinders, die men laarzen
noemt, zooals de boer en boerin elders doen;
beide (d.i. de Italiaansche boer en boerin)
begraven zich 's nachts ook niet in en onder
die verschrikkelijke donsbedden, waarin de
uitdamping blijft steken. De schoenmaker,
de kleermaker, "alle landarbeiders werken
half of heelemaal op de straat, zij voeden
•hun bloed niet met de bedorven lucht achter
dichte luiken bij de hitte van kachels en
in kleine huisjes, gelijk zoo dikwijls de Duit
sche kleinburger."
Deze woorden zijn geschreven in 1882. Ze
eijn niet. zonder humor. Maar wij kunnen de
waarheid, die er in zit, onmiddellijk aan
voelen.
Trouwens niemand minder dan de veel
geprezen Duitsche wijsgeer Hcgel heeft reeds
zijn aandacht geschonken aan het feit, dat er
samenhang is tusschen den bodem waarop
men leeft en de zielsgesteldheid. Jh zijn „filo
sofie" der geschiedenis" (Gcschichtsphiloso-
phie) geeft hij dc volgende uitspraak: „Hel
is ons er niet om te doen, den bodem te loe
ren kennen alleen maar als de omgeving
Waarin men leeft, maar het. karakter dier oin-
.geving, welk karakter samenhangt met het
type en het karakter van het volk, dat cjp
dezen bodem leeft. (Ik heb dit uit het
Duitsch zeer vrij vertaald en getracht zoo
duidelijk mogelijk de bedoeling van Hcgel
■weer te geven. Voor hen, die de Duitsche
taal machtig zijn geeft ik hier het oorspron
kelijke: „Es ist uns nicht dnrum zu tun,
tien Boden als ünszeres Lokal kennen zu
lemen, sondern den Naturtyphus der Lokali-
tat, welcher zusamraenhangt mit dem Ty-
pus und Gharakter des Volkes, das der Sohn
solchen Bodens ist".) En dan beschrijft Hegel
hoe de landbouw een vreedzaam, de veeteelt
een onbestendig, de scheepvaart een onderne
mend, dapper volk kweekt, want de levens
wijze. welke de volksziel vormt, sluit zich
aan bij het karakter der omgeving.
Ik zou nog verscheidene uitspra
ken kunnen aanhalen van schrijvers
die zich bezig hebben gehouden
met de volkspsychologie, maar ik
vrees, daarmede mijn lezers te ver
moeien en te vervelen. Daaruit zou
blijken, dat de geleerden het ook in
dit opzicht niet geheel met elkander
eens zijn. Maar op één punt heerscht
vrijwel eenstemmigheid: de invloed
van het klimaat is zonder twijfel
overal aanwezig, evenals de wijze,
waarop in het levensonderhoud
wordt voorzien.
Van groot belang voor het ontstaan van.
een „volksziel" is daarnaast de gezamenlijk
doorleefde historie. Misschien is dit bij geen
enkel volk zoo duidelijk merkbaar als bij
het Joodsche volk. Het leeft, verjaagd uit
het oorspronkelijke vaderland, over de ge-
hcele wereld verspreid. Tweeduizend jaren
lang is het gesmaad, gehoond, veracht, ver
volgd. Maar de Jood is Jood gebleven. De
ziel van dit oude, taaie volk is gevormd
door gemeenschappelijk gedragen ellende.
De meeste kenmerken van dc Joodsche
volksziel zijn hieruit gemakkelijk te ver
klaren.
Natuurlijk zijn er nog vele andere facto
ren werkzaam bij dc vorming en instand
houding der volksziel. Dc overlevering
(traditie) en de onbewuste sociale assimi
latie (d.i. de neiging in een bepaalde groep
van menschen om zich bij elkaar aan te
passen), spelen daarbij een belangrijke rol
Ook is niet, uit het oog te verliezen, dat de
overheid door haar voorschriften en wetten
op geweldige wijze de volksziel kan beïn
vloeden, wat in bijzondere mate het geval is
hij die volken, die krachtens hun aard ge
neigd zijn zich te onderwerpen aan den wil
hunner regeeringen. En hierbij is te beden
ken. dat de geestelijke opvoeders, priesters
en onderwijzers, die zulk een buitengewo
nen invloed vooral op de jeugd hebben, in
den regel de trouwe dienaren van de re
geering zijn geweest en het hunne deden
tot vorming van dc volksziel.
Hierom zien wij het als een gemakkelijk
verklaarbaar verschijnsel, dat elk volk zijn
eigen type vertoont. Dit verschijnsel weer
spiegelt zich b.v. in de literatuur en dc
kunst. Als wij de literatuur van Duitsch-
land, van Frankrijk, van Engeland en van
Nederland onderling vergelijken, en daar
naast die van Rusland stellen, dan valt 't
ons op, dat er verschil bestaat en dat juist
dit voortkomt uit den aai'd der '„volksziel",
waarin de natuur, de bodem, het klimaat
een duidelijk waarneembaar element heb
ben gevormd. De Duitsche literatuur is vol
van verheerlijking van bergen cn wouden,
met een sterke neiging tot sentimenteele
dweperij; de Fransche kenmerkt zich in
tegenstelling met de Engelsche door kor
te rake, samenvattende beschrijving. Bij de
Engelsche schrijvers treft ons de droge hu
mor; de Nederlandsche literatuur is als
ik deze beeldspraak mag gebruiken door-
waaid van de zilte zeelucht en vol van
uitdrukkingen aan dc scheepvaart ontleend;
V1RGINIA CIGARETTES
de Russische draagt een melancholisch ka
rakter, welke ons doet dienken aan de een
zame, troostelooze verlatenheid der einde-
looze steppen, aan de sneeuw- en ijsvlakten
van het onherbergzame Siberië. Natuurlijk
geldt dit vóór alles van de volksliteratuur.
Letten wij op de beeldende kunst, dan
kunnen wij hetzelfde verschijnsel opmerken,
hetgeen door verschillende onderzoekers op
het terrein der volkspsychologie is vastge
steld.
Het verbazingwekkend toegenomen
wereldverkeer, de vermenging van
volken en rassen, de iftternationali-
seering der wetenschap, de uitwis
seling van geestelijke waarden ovei;
de heele wereld hebben echter den
tendenz om de volksziel te herschep
pen tot menschheidsziel. Bij nauw
keurige waarneming kunnen wij op
merken, dat het veranderingsproces,
hetwelk zich voltrekt tusschen dor
pen, steden, provincies binnen het
raam der volksgemeenschap een
proces waar het plaatselijke type
verdwijnt en het algemeen men-
schelijke type sterker wordtóók
bezig is zich te doen gelden ten op
zichte van de volken.
Dit is volkomen logisch, omdat econo
misch en cultureel de bewoonde aarde fei
telijk reeds één is geworden. En toch zien
wij hoe. dwars tegen alle logica in, de mo
derne tijd ons een streven doet kennen om
de volken terug te dringen naar een in be
ginsel reeds overwonnen standpunt.
Dit streven is belichaamd in het fascisme
en nationaal socialisme, in het stelselmatig
aangekweekte en opgeschroefde nationalis
me, dat een hevig gevaar voor de gansche
menschheid vormt. Immers dit streven gaat
niet alleen uit van de idee „Volksziel",
maar tracht deze idéé zooveel mogelijk
nieuwe kracht te geven, door haar boven
mate te verheerlijken.
Het Duitsche „Derde Rijk" staat ons hier
bij als een ernstige waarschuwing voor de
oogen.
En dikwijls vragen wij ons af, hoe het be
staanbaar is, dat een volk, dat toch op cul
tureel gebied enorm veel aan de menschheid
heeft geschonken, dat mannen heeft gekend
als Lessing en Goethe, als Marx cn Lasalle,
als Schopenhauer en Nietschze, dat zulk een
volk terug is kunnen vallen tot het peil,
waarop het thans staat en zich kan buigen
onder een heerschappij, welke de persoon
lijkheid volkomen dreigt te vernietigen.
Toch is hiervoor een zielkundige verkla
ring te vinden. Zij ligtdn dc geaardheid van
de Duitsche juistergezegd: van dc Prui
sische volksziel.
Mij kwam de vorige week een boek in han
den geschreven door den Duitscher Karl
Tschuppik. Dit boek beschrijft het leven van
de Oostenrijksche keizerin Maria Theresia
(de moeder van de bekende Marie Antoi-
nette, die in Parijs tijdens de revolutie op
het schavot haar leven liet).
Deze Marie Theresia leefde gelijktijdig met
den Pruisenkoning Fredcrik den Groote, den
grondlegger van het machtige Duitsche rijk,
dat tot een voorloopige eenheid werd na
den oorlog van 1870 en tot een vaste eenheid
onder den nationaal-socialist Hitier.
In dit boek trof ik beschouwingen aan,
welke mij bijzonder interesseerden en die
volkomen passen hij het onderwerp „de
volksziel", waaraan dit artikel is gewijd.
Ik las daarin o.a. het volgende:
De vrees en afkeer verwekkende be-
teekenis van Frederik (hij regeerde van
1740 tot 1786) ligt in het samengaan van
dezen eenzamen pessimist met den
merkwaardigsten stam van de latere
(Duitsche) natie. Dit sarmatische (hier
mede wordt gedoeld op een oude volks
stam, de Sarmaten, waaruit de Pruisen
zijn voortgekomen) volk tusschen Weich-
sel en Elbe, dat den naam Pruisen
draagt, werd hun als werktuig in de
handen gegeven.
Op een mageren bodem, door de na
tuur stiefmoederlijk bedacht, groeide in
harden heerendienst een volk op, dat
een tot dusverre nooit geziene eigen
schap bezat: het gehoorzamen als een
genot te ervaren. Het is onnoodig te
strijden over de vraag of deze bijzondere
eigenschap, gelijk Nietszche meent, den
Pruisen door de natuur werd gegeven
of dat zij, gelijk de geschiedschrijvers
zeggen, een product der Duitsche ge
schiedenis is. Het is mogelijk, dat de
karige aarde van dit land, den men
schen, die het bewoonden van den be
ginne af het. gevoel van het afhankelijk-
zijn in de ziel heeft geprent vóórdat nog
een wereldlijke macht het donderende
woord „gij zult gehoorzamen!" uitriep;
waarschijnlijker is dat gedurende de
lange, gruwelijke geschiedenis zich de
voortdurende vrees voor de ongenadige,
wereldlijke machten ten slotte heeft om
gezet in het verlangen: „ik wil gehoor
zamen"
„De mensch moet iets hebben, waaraan
hij onvoorwaardelijk gehoorzamen kan",
dat is de diepe, religieuze grondgedachte
van den Pruisischen mensch......
„De gehoorzaamheid aan een persoon'
is de eeredienst van den Duitscher
En nu komt Frederik, de zeldzame uit-
zonderingsmensch, vrij van alle banden,
die anders een koning en zijn land en
zijn bewoners binden en vindt voor zijn
eerzuchtige plannen dit voor gehoor
zaamheid geboren en naar gehoorzaam
heid verlangende volk! Hij zelf is geen
Pruis; in zijn aderen stroomt evengoed
Fransch als Duitsch bloed. Hij heeft
niets gemeen met het sterk plebcïsche
geloof, dat er iets moet zijn, dat men on
voorwaardelijk kan vertrouwen. I-lij ge
loofde aan niets dan aan zijn verstand.
Hij rekent 'op niets anders dan op zich
zelf. Hij is volledig souvercin; de ge-
hoorzamenden zijn z'n instrument. Dit
was het gevaar, dat Maria Theresia in
stinctief doorzag en waarvoor zij sidder
de: de paring van het duivelsche ver
stand (der teuflischen Intelligenz) met
den plebeïschen wil om te gehoorza
men
Ja, deze behoefte aan onderwerping is
zoo hevig gebleven, dat het tot een spe-
ciaal-Duitsche innerlijke drang wordt.
Met gemak maken de Duitschers zicli
los van den traditioneelcn inhoud van
Was deze opleving gebaseerd op
ondeugdelijke grondslagen? - Weer
toenemende werkloosheid te wach
ten?
We vermeldden al reeds, dat het Jaar 1937
:unstig hee'ft afgestoken bij zijn voorgan
gers. Er is sprake geweest van opleving,
van toenemende bloei. I-Ict is wellicht in
teressant dit aan de hand van enkele cij
fers vast te stellen, r
Volgens de gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek bedroegen
1. de invoer in Nederland in tons:
2. de uitvoer uit Nederland in tons?
1. 2.
Jan.—Nov. '37 21.568.218 14.699.378
Jan—Nov. '36 18.463.553 12.223.041
1. de waarde van den invoer in guldens:
2. de waarde van den uitv. in guldens:
1. 2.
.Tan.—Nov. '37 2.423.413.000 1.409.941.000
Jan.—Nov. '36 902.392.000 665.574.000
I-Ict onmiddellijk gevolg hiervan was, dat
b.v. het goederenverkeer in de Nederland
sche havens belangrijk grooter was, dan in
1936. Zoo vinden we voor Rotterdam het to
taal inkomend en uitgaand verkeer, inclu
sief het doorgaand verkeer, voor de eerste
11 maanden van 1937 opgegeven met
3S.677.385 tons tegen 30.17S.17i een jaar te
voren.
Een cn ander had weer ten gevolge, dat
de vraag naar scheepsruimte allengs hef
aanbod begon te overtreffen, de opgelegde
schepen werden niet alleen succcssieveliik
weer in gebruik genomen, er begon een te
kort te ontstaan, waarin werd voorzien
door aankoop uit het buitenland en door
nieuwbouw.
Dc nieuwbouw bestond uit 75 schepen met
oen totaal-tonnage van ruim 115.000 ton,
terwijl 10 schepen met in totaal ruim
35.006 ton werden aangekocht. De afvoer
daartegenover bestond uit 26 schepen met
21.000 ton.
Voor onze plattelandsbevolking is het
wellicht interessant te vernemen, dat, hoe
wel landbouw en veeteelt slechts in geringe
mate in de algemeene opleving deelden, de
verbetering zich ook daar uitwerkte cn wel
in het feit. dat de pachten dooreen geno
men een stijgende tendenz vertoonden. Aan
de hand der gegevens van verschillende
landbouwboekhoudbureaux zijn we in de
gel eigenheid hieromtrent enkele cijfers' te
geven.
Zoo vinden we:
Friesland: 1935/36 1936/37
Kleiwcidestreek 68.49 71.05
Veenweidestreek 60.93 69.16
De Wouden 5531 60.18
Trouwens, de financieelc resultaten waren
dooreen genomen zoo goed, dat deze betrek
kelijk geringe stijgingen in de pacht daar
tegenover van weinig belang waren.
Een beeld omtrent de inkomsten geeft het
volgende staatje:
Centrale Weidcstrcek (Gr.)
Kleiwcidestreek (Fr.)
Veenweidestreek (Fr.)
De Wouden (Fr.)
Weidegebied Overijssel
Noordelijke bouwstreek Gr,
Westerkwart
Centrale bouwstreek Gr.
Nieuw Oldamht Gr.
Kleibouwstreek Fr.
Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen
N. W. Zeekleigebied- (N.-B.)
19.35/36
76.45
41.64
41.92
24.56
9.57
85.14
Gr.S2.63
65.72
73.86
31.78
12.70
9.59
1936/37
133.60
79.69
63.56
61.78
4S.86
114.10
118.53
92.49
87.91
84.41
51.48
65.
Deze cijfers, die per H.A. zijn, doen zien,
dat de verbetering vrij algemeen was.
Intusschen is er niet de minste twijfel aan
of de opleving is reeds weer tot staan ge
komen.
In de nieuwjaarsrede, dezer dagen uitge
sproken door den heer Fentcner van Vlissin
gen, vinden we allerlei motieven opgesomd,
die ten doel hebben deze nieuwe inzinking te
verklaren. Zoo lezen we, dat zoowel de prij
zen als de kosten in sommige gevallen te
snel en te onevenwichtig zijn gestegen,
waarbij ten aanzien van de kosten wordt'ge
wezen op de snel gelegen loonen en de ver
korte arbeidstijd. De aandacht wordt voorts
gevestigd op de zeer hoog opgevoerde be
lastingen, als gevolg van de overal ter we
reld optredende bewapening, terwijl ten aan
zien van de Vereenigde Staten het inder
daad merkwaardige feit wordt gememo
reerd, dat, sedert het dieptepunt der crisis
werd bereikt, door dc banken weliswaar cir
ca 10 milliard dollars werd uitgezet, doch
dat dit geld bijna uitsluitend in staatsle
ningen werd gcinvesteerd, zoodat het niet
dienstbaar werd gemaakt aan het particu
liere bedrijfsleven.
Tot barometer voor het maatschap
pelijk bedrijfsleven is langzamerhand
geworden de stand van de werkloos
heid.
De berichten.die in dit opzicht tot ons ko
men, wijzen er inderdaad op, dat we ons
weer bevinden op een afgaande lijn.
Gedurende het laatste kwartaal nam de
werkloosheid in Engeland toe met onge
veer 360.000 en ook uit Nederland luiden de
berichten weer pessimistischer na de verbete
ring, die we hier omstreeks het midden van
1937 konden constateeren.
Ten deele is dit natuurlijk het gevolg van
het feit, dat bijvoorbeeld do koopkracht is
overschat. Een en ander wellicht in verband
met het feit, dat de opleving, die stellig voor
het overgrootc deel was toe te schrijven aan
de toenemende activiteit'in de bewapenings
industrie, daardoor berustte op 'n te onge
zonde grondslag. Want dat onder normale
omstandigheden wat is overigens normaal
in onze veelbewogen wereld aan alle
vraag reeds zou zijn voldaan, dunkt ons niet
aannemelijk. Met de opleving gepaard ge
gaan is een o.i. onevenredige stijging van Ie
kosten van onderhoud. Onevenredig omdat
ze verhoogde inkomsten soms overtrof, on
evenredig ook. omdat ze de toenemende
bloei niet volgde, doch daaraan zelfs is
voorafgegaan.
Onder deze omstandigheden is het. raad
zaam de toekomst, met cenige zorg tegemoet
te gaan. En in het belang van de algemeene
welvaart zou het niet alleen te wenschen
zijn, dat de verschillende oorlogen spoedig
tot een einde worden gebracht, daarnevens
ware te hopen, dat spoedig 'n begin werd ge
maakt met de opruiming van de internatio
nale handelsbelemmeringen, die op zichzelf
vermoedelijk een uitvloeisel zijn van den be
wapeningswedloop cn van de daaraan ver
bonden autarkie.
hun aanbiddingsbehoefte, zoodra er een
vervanger komt, die hun een nog groo?
tere gehoorzaamheidswellust bereidt.
(Hoe treffend wordt dit bewezen door
de houding tegenover den ex-keizer Wil?
helm!) Zij verwerpen de oude figuren,
voor wie ze geknield hebben, hunne vor.-
sten en het huis Ilohenzollern, zij laten
die patriottische galerij met liefde varen,
zoodra er iemand verschijnt, die hen tot
nog diepere kniebuiging dwingt als de
vorsten en de Hohcnzollerns hebben ge
daan. Slechts een oogenblik was Prui-
sen-Duitschland onzeker geworden: toen
het de mogelijkheid had vrij te zijn. Na
een paar schreden op den nieuwen weg
breekt het oude heimwee om te willen
gehoorzamen met de elementaire kracht
van den natuurdrift weer door: „Ik wil
niet vrij zijn, ik wil knielen; geef mij
een heerscher!"
Het gevaar dat ligt in het feit, dat een
groot volk zich volledig en met. vreugde
overgeeft aan dit verlangen naar onder
werping, is duidelijk zichtbaar. Het volk
aanvaardt elk avontuur, dat hem de ver
vulling van zijn verlangen brengt; daar?
bij zal hij het 't gemakkelijkst hebben die
met dc bevrediging van de Duitsche be
lioefte aan grond, dc-overige wenschen
van den kleinen man weet te raden,
diens behoefte aan groote woorden, op
schepperij en antisemitisme. Voor dit
mengsel zal het volk, dat in het burger
lijke leven zeer eenvoudig, praktisch en
weerbaar is, alles prijsgeven: het dage-
lijksch geluk, de welvaart, tenslotte den
vrede. De niet-Duitsche wereld heeft
nooit de tegenstelling begrepen, die hier
in gelegen is, dat een volk, dat aan
natuurwetenschappelijk denken zijn
grootste successen heeft te danken (de
toepassing van dit denken in de indus
trie) in het staatkundig leven zich zoo
geheel anders gedraagt. In het politieke
leven sluit de Duitscher de logica uit;
zijn politieke veld is geen terrein waar
het op inzicht aankomt, maar het is zijn
gebied van natuurdriften. Daar wil hij
voor alles zich overgeven aan de drift
om te gehoorzamen.
Bedenkt wel, lezers, dat het een Duitscher
is, die deze woorden heeft geschreven, woor
den die ons een kijk geven op de Duitsche
volksziel. En wanneer gij deze woorden over*
denkt, zult gij ongetwijfeld beseffen, dat be
paalde eigenschappen van de volksziel nood
lottig kunnen worden voor de gabsche be
schaafde wereld.
Een volk dat zóó is aangelegd, kan door
zijn heerschers voor alles worden gebruikt.
En hierbij is slechts één lichtpunt: Niets
blijft eeuwig gelijk, maar alles is steeds aan
verandering onderhevig. Dit geldt óók van
dc volksziel. Dat weten trouwens de mo
derne dictatoren drommels goed, daarom
verzetten zij zich tegen alles wat in die
volksziel veranderen zou kunnen teweeg
brengen. Alleen één ding schijnen zij niet td
begrijpen, n.1. dat'te felle tyrannic noodwen
dig voert tot verzet en tot groei van de
vrijheidsverlangens. Ook aan het „ik wil ge
hoorzamen" komt een einde, als dit voert
tot volkomcm vernietiging van alle gevoel
van eigenwaarde, tot absolutcn ondergang
van de persoonlijkheid.
Want wij hebben scherp in het oog te hou
den, dat er niet alleen is de volksziel. Hier
mede bedoel ik dat wij onszelf méér weten
dan onderdeden van een groep, van een
volk, dat wij ons ook weten te zijn men
schen, die behooren tot de groote gemeen
schap der menschheid, welke niet staat on
der de dwinglandij van een strengen, onver-
biddelijkcn dictator, maar naar hoogerc
levenshouding wordt opgestuwd door de
geestelijke strijders, die boven de beperkt
heid van de volksziel zijn uitgestegen.
Dit befeekent niet dat ik denk dat binnen
afzienbaren tijd de typische volkseigen
schappen zullen zijn verdwenen. Ik weet
maar al te goed. hoe sterk deze in de massa
nog verankerd liggen. I-Iet beduidt alleen
dat ik van oordeel ben, dat in 't bijzonder
uit de volksziel moet worden uitgebannen
wat een gevaar oplevert voor de éénwor
ding der menschheid.
Daarom ste] ik mij beslist vijandig tegen
over het thans oplevende beperkte nationa
lisme, met al dc afgrijselijke consequenties,
welke daaraan vast zitten. Ik heb maar het
woord autarkie te noemen om op die con
sequenties te wijzen en er u voor te doen
huiveren cn u het schrikbeeld van onrust
barende vormilitarisecring en uiteindelijke
menschenslachting in het groot voor dc
oogen te doen oprijzen. Sterker dan ooit hen
ik hiervan doordrongen nu ik bezig ben met
de bestudeering van het boek van Anton
Zischka: „Italiën in der Welt" (Italië in de
wereld). Als dc wereld zich blijft voortbe
wegen in die richting dan gaat zij tc gronde
aan zelfmoord.
Dit beseffen voert tot den strijd voor uni-
verseele menschelijkheid, voor internationa
le solidariteit, voor opheffing van eiken
slagltoom. die staat tusschen ras en ras,
tusschen volk en volk, tusschen klasse cn
klasse, tusschen mensch en mensch.
En tot dien strijd zal slechts hij bekwaam
zijn, die uil de volksziel heeft uitgebannen
al wat daarin leeft aan hoogmoed en trots,
aan slaafschheid cn lafheid.
Want tenslotte is toch eigenlijk de mensch,
die zich beroemt op zijn nationaliteit even
klein en verachtelijk als die het niet aan
durft zich tegen tyrannie te verzetten.
ASTOR.
Naschrift. Bij het overlezen van mijn
artikel mis ik daarin iets. Ik vergat om
nadrukkelijk té wijzen op het feit. dat
do volksziel door dc volksopvoeding
(üj. dus voornamelijk door school en
courant) in hooge mate kan worden
beïnvloed en zelfs stelselmatig vergif
tigd. Aan de ééne zijde ligt hierin een
onmetelijk groot gevaar (Duitschland,
Italië, Japan), maar aan de andere zij
de ligt er een bemoediging in voor
hen. die ijveren voor de verflauwing
en uiteindelijke verdwijning der gren
zen tusschen volken cn volken.