Voor den Zaterdagavond OUDERS ftao-it! Persoonlijkheidsmeting 't HOEKJE De nieuwe Amerikaansche methode doet tien „Magische vragen stellen" Een van die „aanwinsten", waarop de Nieuwe Wereld met bijzonderen trots wijst: is het door middel van rekenmethodes, en- quetes en statistieken plegen van een ra- tioneelen aanval, ook op dat gebied, het welk door den Europeaan meestal eenvou dig als „zieleleven" wordt betiteld. En het is speciaal het begrip „persoonlijkheid", waarmede men zich in Amerika druk be zig houdt. „M.en is een persoonlijkheid of men is het niet", beweert de Europeaan. Maar hartstochtelijk verklaart de Ameri kaan: „U vergist U! Wij hebben de me thode gevonden, welke een ieder, die slechts ijverig is, in staat stelt een werke lijke persoonlijkheid te worden" En dan wordt er verteld van het onderzoek, dat dezer dagen door het Psychological Ser vice Center" te New York is ingesteld Eén feit zal bij dit onderzoek van het „Psychological Service Center" zelfs den meest critischen Europeaan imponeeren: dat is de nauwkeurigheid, waarmede men te werk ging.--Om de drie volgende vraag stukken: 1. Wat is een persoonlijkheid? 2. Hoe vormt zich een persoonlijkheid? 3 Kan men een persoonlijkheid verder ontwikkelen? op te lossen, heeft men het onderzoek tot niet minder dan 50.000 menschen (volwas senen en kinderen) uitgebreid. By dit on derzoek maakte men gebruik van een vra genlijst, welke meer dan 200 vragen be- vattfc. Men noemt deze methode „test"; het resultaat, dat bij lederen persoon op grond van de beantwoording dezer vragen bere kend wordt, duidt men aan als persoon lijkheids-quotiënt of, in het kort gezegd, ,.PQ". Een aantal by dit onderzoek „ontdekte" feiten schijnt in ieder geval interessant te zijn. Zoo beweren de organisatoren van dit onderzoek, dat de kinderen van rijke ou ders meestal de laagste PQ bezitten. Jon gens en meisjes, die steeds konden doen, wat zij wilden, bleven bijna zonder uitzon dering achter bij degenen, die het leven reeds vroeg voor plichten stelde. En wan neer de leiders van het onderzoek hierbij als voorbeeld aanvoeren, dat verwende jongens en meisjes geen zelfbeheersching in den omgang met hun onaangename per sonen bezitten, terwijl degenen, die van hun prilste jeugd af moeilijkheden hebben moeten overwinnen, „spelend" leerden, zich tegenover een ieder behoorlijk te ge dragen dan is dit een bewering, waar van men de logica moeilijk kan ontken nen, Evenzeer schijnt ons de vaststelling juist, dat sport, gemeenschappelijke spelen en het leven in kampen persoonlijkheids- vormende factoren zijn. Interessant is ook de these der Ameri kanen, dat de ontwikkeling der intelligen tie in geen verhouding tot de ontwikkeling der persoonlijkheid zou staan. De metho des tot meting der intelligentie en de op grond daarvan te berekenen intelligentie quotiënt (IQ) zijn reeds betrekkelijk oud. Zijt gij een „chef-persoonlijk heid"? In Amerika kent men aan een dergelij- ken „test" een buitengewoon groote prac- tische beteekenis toe. Ook de leiders van het onderzoek verklaren, dat de ware be teekenis van hun resultaten hierin is ge legen, dat nu een ieder in staat gesteld zou zijn, niet slechts door een zorgvuldige bestudeering van zichzelve zijn PQ te be rekenen, maar wat belangrijker is, boven dien zijn persoonlijkheid zoo te versterken, dat hij zich langzamerhand tot een „chef persoonlijkheid" ontwikkelt. Om dit nu ook voor den „kleinen rnan" mogelijk te maken, heeft de New Yorksche psycholoog Dr. Edgar A. Kent uit de 200 vragen er 10 uitgekozen, welke men dage lijks moet beantwoorden, wil men een per soonlijkheid worden. Ook onzen lezers willen wij deze „tien magische vragen" niet verzwijgen; bij Met een zelfgemaakte wichelroede zoekt de boer naar water. eenig overleg zal het duidelijk worden, welk antwoord een „ware chef-persoonlijkheid" op ieder van deze vragen moet geven. Zij luiden: 1. Houdt gij steeds voor oogen, wat gy in het leven bereiken wilt? 2. Wordt gij bij het najagen van Uw doel gehinderd door wantrouwen, onzekerheid of andere remmen? 3. Laat gij U door de luimen van Uw chef (Uw personeel) gemakkelijk beïnvloe den? 4. Kunt gij een medemensch, die treurig gestemd is, opvroolijken? 5. Weet gij, hoe Uw postbode. Uw melk boer, Uw waschvrouw, enz. heet en hoe hun familieverhoudingen zijn? Zijt gij lid van een vereeniging op een of ander gebied en neemt gy aan de samen komsten ook een innerlijk aandeel? 7. Zijt gij zorgvuldig in de kleine dingen van het dagelijksch leven? Zyt gij steeds goed geschoren? Wasch gij steeds de han den voor het eten? 8. Leest gij steeds zorgvuldig de courant en vergelijkt gij het gelezene met Uw we reldbeschouwing en Uw levensdoel? 9. Behandelt gij kinderen, dieren en hulpbehoevenden steeds met liefde? 10 Hebt gij vertrouwen in Uzelve en de menschen? Bij het opstellen der boormachine op de farm van Ompembamewa. Voor de Ned. Skikampioenschappen Nu is de groote tijd voor de wintersport gekomen. In drommen trekken de Holland- sche wintertoejgjsten de bergen in. om met volle teugen van de zuivere berglucht, den stralenden zonneschijn en het blinkende wit der sneeuwvlakten te genieten. Ook aan de wedstrijden op wintersportgebied hebben onze landgenooten reeds deelge nomen. En zelfs met succes. Zoo heeft de Amsterdamsche ijshockey- club in een spannenden strijd na een ach terstand van 1—2 toch nog een 3—2 over winning op de yshockeyclub van Arosa weten te behalen. Een uitstekend figuur heeft de Amsterdamsche club in Zwitser- lands elegantste wintersportplaats gemaakt. Trouwens de Nederlanders zijn hier altijd zeer geziene gasten en men treft ze hier iederen winter in grooten getale aan. De jongeren, die hipr alle mogelijke takken van sport kunnen beoefenen, maar ook de ouderen, die, nog jong van hart, hier ko men genieten van het gezellige opgewekte sportleven, van de zuivere, droge berg lucht, die een tocht in de arreslede langs de speciaal daarvoor vrijgehouden wegen tot een waar genot maakt. Maar hoofdzaak blijft toch de winter sport in het Plessurdal aan den voet .van den Aroser Weisshorn. Reeds werpen de wedstrijden om het' skikampioenschap van Nederland, die hier gehouden zullen wor den hun schaduwen vooruit. Maar ook de Nederlandsche sleeërs leven in gespannen verwachting, want half Februari wordt in Arosa de strijd om de Sumatra-Cup ge streden. Trouwens, men kan er zich nau welijks een voorstelling van vormen, met welk een eindelooze variatie sport en ku ren, feesten en vermakelijkheden elkaar hier afwisselen. Daar heeft men bijvoorbeeld de skiërs. Alle dagen vinden er wedstrijden plaats. Maar ook voor de beginnelingen in deze mooie sport is gezorgd. De skischool van Arosa beschikt over tal van leerkrach- Skihutten op den Bergstadel nabij Arosa, ten, onder wie de wereldberoemde mees- terspringer David Zogg. Beginneling of meergevorderde voor ieder is er een passende cursus en zoo is het ook met de verschillende hellingen en tochten. Er zijn er, waar men met duizelingwekkende vaart naar beneden suist; daaraan wagen zich natuurlijk alleen de volleerde skiërs. Maar er zyn ook makkelijke, tamme hellinkjes, en eenvoudige tochten zonder boomen en verraderlijke bochten, waaraan ook de be ginnelingen in de edele skisport hun hart kunnen ophalen. Voor de geoefende ski springers is er dan nog de Plessurschans, vanwaar de geweldigste sprongen worden gemaakt. Voor de schaatsenrijders is het hier niet minder een paradys. Zij hebben de keus tusschen een groot aantal ijsbanen en ijs- feesten, walsconcoursen, ja zelfs een inter nationale ijsrevue zorgen voor de noodige ontspanning en afwisseling, als door de ernstige sporttraining en de wedstrijden in hardrijden de spanning te groot dreigt te worden. Met zijn beide bergmeren op zoo groote hoogte is Arosa eigenlijk een bijzonder heid. De groote Obersee, die een opper vlakte heeft van 7 ha., is 's winters vooral bij de liefhebbers van de paardensport in trek. Hier wordt het skijöring druk be oefend en ook vinden er geregeld wedren nen plaats. Op andere, spiegelgladde ijs vlakten ziet men weer by voorkeur de aanhangers van het curlingspel, een soort kegelspel, dat zich in de laatste jaren in een steeds toenemende populariteit ver heugt. Bij dit spel wordt in plaats van met een bal, met een zware werpschijf naar de kegels gegooid. Het is vooral onder de ouderen een geliefd spel en iedere week worden er bekerwedstrijden gehou den. Het Zweefvliegfeest van Arosa en later nog een wedstrijd voor zweefvliegtuigmo dellen,'schietwedstrijden op pistool en ge weer en ten slotte nog een aantal schaak- tournooien kunnen er eenig denkbeeld van geven, hoe levendig het hier op bijna 2000 m. hoogte toegaat. Geen wonder dan ook, dat velen die hier een wintervacantie doorbrachten, jaar op jaar weer onder de gasten worden gezien. van den weg staande auto s mogen - wanneer licht op ver plicht is géén andere ver lichting voeren dan 'n rechts geplaatst lampje, dat naar voren rood en naar achteren wit licht geeft. Rechts van den weg staande, moogt u in zoo'n geval kiezen tusschen de nor male autoverlichUng óf éen links- zittend lampje, dat naar voren wit en naar achteren rood licht geeft Suggestie Bij alles speelt suggestie een rol. Alles en iedereen suggereert ons iets, d.w.z. doet ons op een bepaalde manier reageeren. Wanneer wy b.v. een verslag lezen van een spoorwegongeluk, dan loopen ons rillin gen over den rug, hoewel de slachtoffers van de ramp en alle zichtbare en hoorbare blijken daarvan honderden kilometers van ons verwijderd zyn. Wat is dat? Suggestie! Sommige menschen worden door een dra matisch boek of een dramatische film zeer sterk gesuggereerd, niet zelden tot tranen toe. Niemand kan met een groots*h gebaar zeggen: „ik ben niet vatbaar voor sug gestie", of beter: hij kan het wel zeggen, maar het is niet waar. Want om onvatbaar te zijn voor iedere suggestie, zou men alge heel opgehouden moeten hebben, te reagee ren. Zelfs een nuchter, verstandelijk oordeel berust op indrukken en indrukken berusten soms gedeeltelijk op feiten, maar altijd grootendeels op suggestie, of hetgeen U invalt en in'U omgaat bij een ontmoeting of ervaring, aan de reacties die deze bij U te weeg brengt. Een sombere, donkere kamer suggereert ons iets drukkends en zal de meesten van ons met afkeer doen reageeren. Een bloeiende boomgaard waarop de zon schijnt, geeft een suggestie van schoonheid en liefelykheid, en hoe sterker de liefde voor de natuur leeft in degene, die dit aan schouwt, des te intenser zal die suggestie zijn. Iemand zeide eens: „Ik was in een ellen»- dige periode van mijn leven, had juist een trouwen kameraad verloren, en zat daaren boven in zware financieele zorgen zonder eenig uitzicht op verbetering. Ik leefde wer kelijk in de verondersteling, dat niets mfl meer schelen kon. Toen kwam ik, doelloos rondloopende omdat ik geen rust had om stil te zitten, langs een weiland met een paar bloeiende pereboomen. Ineens trof mjj sterk de gedachte hoe mooi dit was, zoo sterk, dat ik ineens dankbaar was voor het leven, omdat er nog een lente te beleven /as. Ik voelde mij plotseling heel anders". Dit is wel een bizonder sterk voorbeeld en het groote blyk van natuurliefde in dezen man was wel, dat hetgeen zijn oogen zagen voldoende sterk kon zijn, om hem even af te leiden van hetgeen zijn gedachten ver vulde. Het ware te wenschen dat meer menschen als hun hart bezwaard is, de schoonheid» van de schepping zochten inplaats van bij scha delijke genotmiddelen en slechte kwaliteit vermaak. Maar er zijn menschen, wie de natuur niets zegt, en dat is hun niet te verwijten, want zij hebben zichzelf niet gemaakt. Wel heeft elk mensch een hoogere en een lagere natuur. En daar het gemakkelijker valt, ons door onze lagere natuur te laten suggeree- ren dan door de hoogere, moeten wij daar voor vooral op onze hoede zijn in tijden van tegenspoed, want dan zijn de remmen los en is de weerstand reeds verzwakt. Plato heeft de menschelyke ziel eens ver geleken bij 'n wagen, getrokken door twee paarden, een wit en een zwart, waarbij het witte paard de hoogere natuur symboliseert en het zwarte de lagere. Plato zegt: „Het zwarte paard wil een andere richting in dan het witte, en het zwarte trekt altijd harder". Toch kunnen wij veel doen om het „zwarte paard" in de hand te houden, door ons te hoeden voor baldadige onverschillig heid en door ons voor te houden, dat het er altijd op aan komt wat wij verder doen. Dr. Jos de Cock. [&WIIKSIL&<GI1M Ojx de. PiMXfte. „Zeg Huisheb jij den Koopman van Vene tië" wel eens gezien f" Kom je weet tochdat ik nooit in Venetië geweest benEn is daar maar één koop manV' Snfetoercfte ,Jk zag Jonas gister met een blauw oog en een paar schrammen; ik wist nietdat hij zoo strijdlustig was". Jonas strijdlustig. Integendeelik denk, dat hij weer eens als vredestichter is opgetreden juist". VOOR DE Kinderfeesten By het inrichten van kinderfeesten wor den zeer dikwijls fouten begaan. Laat ik er dadelijk aan toe voegen, dat het vaak on bewust geschiedt en de inrichters van kin derfeesten niets anders dan het plezier voor de kinderen voor oogen hebben. Maar... in al zijn ijver kan men wel eens te ver gaan. Ik denk in dit verband bijvoorbeeld aan de gedachte, welke men zoo dikwijls aantreft bij de bestuurders van kindervereenigingen, dat een kinderfeest eerst dan recht geslaagd mag heeten, wanneer de kinderen rijkelijk getracteerd zijn. Ik wil voorop stellen, dat ik het tracteeren van kinderen naar waarde weet te schatten en de kinderen ook gaarne hun tractatie gun. Maar... op dit terrein doet men vaak zoo overdreven. De kinderen worden overladen met allerlei snoeperij, zij kunnen het op den feestavond zelf niet eens verzwelgen! Afgezien nog van lichamelijke nadeelen aan deze overtollige snoeperij ver bonden, geloof ik dat ook op opvoedkundige gronden dergelijke overdreven tractaties niet verantwoord zijn. Het kan nooit de be doeling zijn, dat we onze kinderen de ove*- tuiging bij brengen, dat het maar raak snoepen naar hartelust, een bewijs is van innerlijk genot? Ik geloof stellig, dat het beter zou zijn, als men op kinderfeesten de kinderen wat minder liet snoepen en wat meer actief liet deelnemen aan de feest vreugde. Met dit actief deelnemen bedoel ik dan, dat we de kinderen moeten brengen tot geven. Ook het kind kan geven. Dit wordt zoo vaak vergeten. Men meent te dikwijls, dat een kind alleen maar ontvan gen moet. Men redeneert dan: „Och ze zul len het in het leven nog hard genoeg krij gen. Laat ze dit dan vast maar eens gehad hebben." Tegenover deze redeneering plaats ik echter met volle overtuiging de my'ne: „Juist omdat de kinderen het later zoo dik- wyls hard zullen krijgen, moeten we ze in hun kinderjaren reeds wapenen met de wapens welke deze moeilijke uren het best zullen bestrijden. En dat doet men niet door het kind op te voeden in de gedachte: Geniet nou 'maar eens fyn. Snoep maar eens naar hartelust, zooveel, dat je niet meer kunt. Neen, laat het kind in zijn prille jeugd reeds leeren beseffen, dat ontvangen mooi is, maar geven rijker maakt." I Kinderen kunnen geven. In mijn jarenlan- gen omgang met kinderen heb ik dit steeds ervaren. Kinderen kunnen geven en geven gaarne, mits men ze er maar toe weet te brengen. En nu bestaat dit geven niet ln materieele dingen. Geen kind kan op dit ter rein iets van zichzelf geven. Het moet toch telkens weer naar zyn ouders om de mid delen ervoor. Maar op het andere terrein, ik bedoel het terrein van hoofd en hart, kun nen kinderen verbazend veel geven. En om nu bij de kinderfeesten te blijven, wijs ik dan op het actieve aandeel, dat de kinderen hierbij kunnen hebben. Laat het kind een mooi gedichtje instudeeren, laat het een mooi liedje zingen voor de ouders, belang stellenden en kinderen in de zaal. Laat de kinderen in groepjes een leuk tooneelstukje uitvoeren, waarby ze zich volkomen moeten geven. Maar laat bij dit alles de gedachte aan een belooning voor dit werk zoo ver mogelijk. Er worden op kinderfeesten wel eens pryzen uitgeloofd voor zingen, tooneel- spelen, enz. Het kan een enkele maal aan bevelenswaardig zijn, doch meestal moet het afgekeurd worden. Een kind moet niet om een belooning, doch louter uit liefde voor het werk, zijn gaven beschikbaar stel len. En tenslotte wil ik dan nog wyzen op het groote genoegen, dat kinderen hebben in het mede helpen bij een feestavondje. Het maken van versieringen, het repeteeren van zang-, tooneel- en andere uit te voeren stuk- jes is op zich zelf reeds een feest! Wat een vreugde geeft het optuigen van den Kerstboom. Met welk een ijver zetten kinderen zich aan het maken van guirlandes, lantaarntjes, enz., enz. voor een feest! Hoe spannen zij zich in tegen den dag, dat het feest aanbreekt. Laat ze meewerken en sjou wen en dragen. Laat ze banken en stoelen aandragen, geeft ze opdrachtjes om het feest te doen slagen en bovenal: temper de over dreven snoeplust. Men behoeft die by het kind heusch niet aan te wakkeren. Leert het kind in zijn prille jeugd reeds, dat niet de dingen het snoep, de cadeautjes de feestvreugde brengen, doch dat alleen de stemming, waarin het feest, gevierd werd, de geest, waarmee allen bezield waren, zal uitmaken of een feest geslaagd dan wel niet geslaagd doen zijn!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 14