RADIO Weerzien tusschen de kokospalmen Wanl U heeft het goed nog nooit zo helder wit gekregen als met Radion I Enmet Radion behoeft U het goed niet te boenen en geen extra bleek middelen te gebruiken. Alleen maar koken met Radion geeft een blinkende helderheid, omdat het zelfwerkende sop alle vuil volkomen verwijdert. En omdat Radion het goed zoveel scho ner maakt, wordt het zg prachtig wit. Radion is thans voordeliger dan ooit tevoren door de enorm verlaagde prijs en bon voor fraaie geschenken. SAO 43-1 ONVERANDERDE,VOLMAAKTE KWALITEIT EK... ONVERANDERD GEWICHT PROGRAMMA ZONDAG 27 FEBRUARI 1938. Hilversum I. 1875 en 415,5 m. 8.55 VARA. 10.00 VPRO. 12.00 AVRO. 5.00 VPRO. 5.30 VARA. 8.00—12.00 AVRO. 8.55 Gramofoonmuziek 9.00 Voetbalnieuws. 9.05 Tuinbouwpraatje. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.40 Causerie „Van Staat en Maatschappij". 10.00 Zondagsschool. 10.30 Doopsgezinde Kerkdienst. 12.00 Het woord van de week. 12.05 Filmpraatje. 12.30 Aeolian-orkest. I.30 Boekbespreking. 2.00 Sportreportage, 2.15 Gramofoonmuziek. 2.25 Reportage Voetbalwedstrijd, 4.15 Gramofoonmuziek. 4.30 AVRO-Dansorkest. 4.55 Sportnieuws ANP. 5.00 Causerie „Gesprekken met luisteraars". 5.30 Kinderuurtje. 6.00 Noviteiten-Orkest. 6.30 Sportreportage. 6.55 Sportnieuws ANP. 7.00 „Tusschen Zeven en Acht", gevarieerd programma. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8 20 Gramofoonmuzieken Cabaretprogramma 9.30 Radiojournaal. I 10.05 Gramofoonmuziek. 10.15 Bachcantate. 10.45 Gramofoonmuziek. II.00 Berichten ANP. Hierna: AVRO-Dans orkest. 11.40—12.00 Orgelspel. Hilversum H. 301 m. 8.80 NCRV. 9.30 KRO. 5.00 NCRV. 7.45— 11.30 KRO. 8.30 Morgenwijding. 9.30 Gramofoonmuziek. 10.30 Hoogmis. 12.00 Gramofoonmuziek. 12.15 De KRO-Melodisten en solist. 1.00 Boekbespreking. I.20 Gramofoonmuziek. 2.00 Vragenbeantwoording. 2.45 Gramofoonmuziek. 2.50 KRO-Orkesten solisten. 3.35 Gramofoonmuziek. 3.50 Vervolg concert. 4.30 Ziekenhalfuur. 4.55 Sportnieuws. 5.00 Gewijde xpuziek (gr.pl.). 5.30 Orgelconcert. 5.50 Evangelisch-Luthersche Jeugddienst. Hierna: Gewade muziek (gr.pl.). 7.45 Sportnieuws. 7.50 Causerie „Maria". 8.10 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.25 Gramofoonmuziek. 8.30 KRO-orkest, KRO-koor en solist. 9.30 Gramofoonmuziek. 9.45 De KRO-Melodisten en solist. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Epiloog. II.0011.30 Esperantolezing. MAANDAG 28 FEBRUARI 1938. Hilversum I, 1875 en 415,5 m. Algemeen Programma, verzorgd door de VARA. 10.00—10.20 v.m. VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. 10.40 Gramofoonmuziek. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Pianovoordracht. 12.00 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelspel. 1.15—1.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Fluit, piano en gramofoonmuziek. 2.30 Declamatie. 3.00 Zang en gramofoonmuziek. 3.30 Esmeralda-Septet. 4.30 Voor de kinderen. 5.00 Gramofoonmuziek. 5.30 The Ramblers. 6.00 Amateurs-uitzending. 6.30 Muzikale causerie (Met gram.pl.). 7.00 „Tien jaar KootwijkBandoeng", cau serie. 7.30 Viool en piano. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP. 8.10 VARA-Orkest, m.m.v. solisten. 8.40 Radiotooneel. 9.10 Vervolg concert. 9.40 Sportreportage. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Residentie-orkest, m.m.v. solist. (In de pauze: Zang.) 11.5012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum H, 301,5 m. NCRV-uitzending. 8.00 Schriftlezing, meditatie, gewijde muziek Gr.pl.) 8.30 Gramofoonmuziek. 9.30 Gelukwenschen. 9.45 Gramofoonmuziek. 10.30 Morgendienst. 11.00 Christelijke lectuur. 11.30 Gramofoonmuziek. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Amsterdamsch Salonorkest en gramo foonmuziek. 2.00 Voor de scholen. 2.35. Gramofoonmuziek. 3.00 Tuinbouwpraatje. 3.40 Gramofoonmuziek. 4.00 Bijbellezing. 5.00 Gramofoonplaten. 5.15 Kinderuur. 6.15 Gramofoonmuziek 6.30 Vragenuur. 7.00 Berichten. Van het drukke Malang naar de stille kampong TWEE AVONTURIERS VINDEN ELKAAR NA TWINTIG JAAR WEER. Er was' een bijzondere reden voor tmij dadelijk na aankomst te Tand jong Priok zoo spoedig mogelijk ver der te reizen door een groot deel van Java, eerst naar Soerabaja en dan verder naar Malang. Een broe der, dien ik in bijna twintig Jaar niet had gezien en met wilen ik slechts nu en dan in briefwisseling had gestaan. In Engelsch-Indië had ik" me weder met hem in verbinding gesteld en een enthousi asten brief had ik er terug ontvangen, een brief, waaruit bleek, dat hij mij had dood gewaand. Een schrijven van hem aan mij naar Abessinië was namelijk als onbestel baar terug gekomen -en zoo meende hij me dood en begraven in 't hartje van Afrika. Mijn brief uit Engelsch-Indië had hem an ders geleerd. Van zijn leven wist ik niet veel. Hij had op Sumatra, op Madoera gewoond en was thans gevestigd ergens nabij Malang. Ge trouwd was hij, dit wist ik, en hij had kinderen, maar hoeveel was mij onbekend. Vanaf Soerabaja had ik hem een tele gram gezonden en in den trein naar Ma lang vroeg ik me af of we elkander nog wel zouden herkennen. Zouden in die bijna twintig jaar het verschillend klimaat en de andere zon ons niet zoodanig hebben ver anderd, dat we elkaar als vreemden zouden voorbij gaan? Twintig jaar is een stuk van een men- schenleven en dan, we hadden zulke bijzon dere levens gehad, hij in de wildernis van Java, van Sumatra, ik in woestijnen, in oor logen met allerlei avonturen. Zijn vrouw herinnerde ik me vanuit Nederland. Maar ook zij zou twintig jaar ouder geworden zijn En de kindenen ja, dat waren voor mij geheel nieuwe familieleden, volkomen on bekenden. Zoo mijmerde ik, tenvijl de trein voort rolde langs rijstvelden en langzaam steeg, want ik kwam in een hooger en koeler ge bied met een ander klimaat dan te Soera baja. Ik ontdek mijn twee niohtjes. Eindelijk stopte de trein te Malang. Op het perron liep een groote, gezette heer te zoeken met twee kinderen bij zich. Was dat mijn broeder? Ik twijfelde eien oogenblik. Toen herkende ik hem aan een gebaar, aan zijn wijze van doen. Ik roep hem uit het portierraampje toe. Verbaasd keek hij, dan lachte hij; zeide iets. tot de kinderen, die ook keken en daarna wuifden. Ik sprong op het perron. Zwijgend reik ten we ellfender de hand, trachtend de ge schiedenis van onze levens af te lezen van elkanders gelaat. Twee meisjes keken be dremmeld en verlegen naar den vreemden oom, die voor hen zooiets als een familie legende was geweest. Dan reikten ook zij me de hand, nog volkomen onder den in druk van het'buitengewone gebeuren. Erwtensoep als ontbijt. „Vooruit" zeide mijn broeder. "Waar is je reisgoed? We moeten een auto hebben. Ik woon buiten de stad, eenigszins afgelegen. Na al de jaren, dat ik op Sumatra woonde, ver van elke stad, wil ik niet meer tus schen de menschen leven. Tegen de men schen heb ik niet zoo heel veel, maar het ergste is, dat de menschen thans bijna al len een radio of een gramofoon bezitten en dan moet je allerlei gejank aanhooren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en daar kan ik njet meer tegen. Ik heb een eigen huis en het stuk woud tegenover mijn huis behoort ook aan mij, zoodat ze daar geen huizen neder kunnen zetten, als ik niet wil. Jij blijft natuurlijk vooreerst bij me. We hebben voor jou een groote kamer, eigen lijk een apart huisje laten bouwen, waar je' zoo vrij bent als een vogeltje in de lucht. Je kunt hij ons Indisch eten of Europcesch eten, juist zooals je wilt, want mijn kinde ren houden niet van Europeesch eten en mijn vrouw wil geen Indisch eten, zoodat er bij ons gewoonlijk twee maaltijden wor den gereed gemaakt.. Europeesch e groenten zijn er hier in overvloed, evenals aardap pelen. Een paar maal per week wordt erw tensoep gekookt, maar die eten we als ont bijt." Inlanders droegen mijn reisgoed naar een kleine automobiel, terwijl mijn broeder ver telde en de meisjes nog niet uitgekeken waren naar den vreemden oom. We reden weg, langzaam, om mij gele genheid te geven de stad min of meer in oogenschouw te nemen. We kwamen door oen wijk met bescheiden villa's met tuinen, de meeste gebouwen van één verdieping. Dan reden we door straten, waar de huizen 7.15 Vervolg vragenuur. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten ANP. Herhaling SOS-Berich ten. Sportnieuws. 8.15 Christelijk Harmoniecorps „Prinses Ju- liana". 9.30 „Moderne stedenbouw", causerie. 10.10 Berichten ANP. 10.15 NCRV-Orkest. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg concert. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Na afloop: Schriftlezing. aaneen gebouwd waren geasphalteerde stra ten met vele groote winkels en eenige hoo- ge gebouwen. Op een ruim plein kwamen we langs een groote villa met tuin ervoor en in dien tuin wapperde aan een mast de Nedcrlandsohe vlag. „Dat is het huis van den resident", zeide mijn broer. Twee kerken zag ik benevens een „missi- git" (moskee). Moderne verkeerslichten. Het publiek op straat bestond uit gelen, bruinen en blanken, Chinee- zen, inlanders en Europeanen, al len uitstekend gekleed. Van armoe de, zooals in Engelsch-Indië, be merkte ik geen spoor. Er was een druk verkeer van automobielen en ontelbaar waren de fietsrijders, waarvan de meesten inlanders. Op drukke punten werd het verkeer geregeld door automatisch veran derende roode en groene lantaarns, aan wier aanwijzingen het publiek zich gehoorzaam onderwierp. Zeer zindelijk en goed onderhouden war ren de straten en rustig de men schen. Toen kwamen we weder op een buiten weg met villa's en een melkinrichting, die den naam „Bontekoe" draagt. Daar moes ten we van den grooten weg afwijken en een klein, smal wegje inrijden. Maar ook hier waren de huisjes vrien delijk en fraai, een soort kleine villa's met galerij. In de kampong. „We komen qü in de „kampong"(in- landsch dorp)zeide mijn broer. Smaller werd weldra de weg en zeldzamer werden de huisjes. Rechts en links verhief zich hoog geboomte en aan de eene zijde stroom de een beek, waarin vrouwen waschten en naakte kinderen zorgeloos speelden, doch deze kinderen waren niet naakt vanwege de armoede, want er lagen kleederen aan den beekoever. Hier en daar groette een inlander of een I. do-Europeaan mijn broe der. Aanvankelijk was het wegje, waarover we reden, nog geasphaltcerd, maar dan kwamen er keien, waarover onze automo biel zwaar hotste en botste. „We beginnen te naderen," zeide mijn broeder. "Waar de bestrating geëindigd is en een gewoon hard aarden pad begint, staat mijn huis." 's Avonds is hier nog zoo'n beetje straatverlichting, maar mijn woning bevindt zich ongeveer honderd meter achter de laatste lantaarnpaal. In mijn huis komt nog de electrische leiding, maar niet de wa terleiding, doch dit is geen bezwaar. We hebben een eigen bron met uitstekend water Rechts en links Verhief zich nu hoog geboomte. Alleen te linker zijde was nog een enkel huisje, bewoond door een inlan der. De weg was nu zoo smal, dat twee wa gens er elkander nier.tkonden passeeren. Waar zijn de u Iandsche bedienden? De automobiel reed 4ïnks een erf op, eeïi erf, dat meer een verwilderde tuin was en aan een woud deed donken. Daar stond het huis van mijn broeder, een huis van alleen ,ccn benedenverdieping, maar met véle ven sters en openstaande^ deuren. „Zie, dat huisje links, dat is jouw kamer, speciaal voor jou gebouwd," zeide mijn broe der, maar nadere verklaringen kon hij me niet geven, want reeds kwamen mijn schoon zuster en mijn oudste ichtje naar buiten snellen om me te begroeten. Intusschen blaften vijf honden, kippen liepen angstig om al dat lawaai weg, op een openstaande deur schreeuwde een papegaai. Ik vroeg naar de inlandsche bedienden teneinde mijn reisgoed van de automobiel te laten dragen, maar ik kreeg ten ant woord: „Wij hebben geen bedienden, we doen alles zelf" en mijn schoonzuster voeg de er aan toe: „Ik wil geen inlandsoh per soneel hebben en kan het zonder dat wel af." Een merkwaardigheid voor Indië: een Europeesch gezin zonder inlandsch perso neel. Maar inderdaad, hot ging ook zonder per soneel. In een oogenblikje waren mijn kof fers binnen gedragen naar mijn kamer. Mijn sleutels moest ik afgeven en een half uur later waren mijn koffers leeg en waren al mijn kleederen en boeken netjes gerang schikt in kasten. Dien nacht was het half' vier eer mijn broeder en ik ten minste e\fr.gszins uitge- babbeld waren. De anders-""., 'iepen reeds lang, maar wij hadden ëfyn', uer zoo heel veel te vertellen en zoo bcci|,.veel ons to herinneren van twintig, dertig, veertig jaar geleden. r Buiten ruischte een beek aap de voorzijde van het huis en een rivier, de Brantas, aan de achterzijde. Door hoogc kokospalmen zong de wind, krekels tsjilpten, een kleine hagedis riep ergens in huis zijn eentonig „tokkc", nu en dan klonken gongslagen van dc dcssa-politie en verder was er de stilte vol geluiden van het woud. J. K. BREDERODE.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 16