De Brabantsche Briet van Extra hulp aan werkloozen Meer dan 600 gemeenten benadeeld door Werkloosheidsubsidiefonds Familievcrzet tegen politie Allereerst voor de grootste ge zinnen. De minister van Sociale Zaken heeft, In overleg met dën minister van Economische Zaken, een circulaire gezonden aan de ge meentebesturen betreffende extra hulp aan werkloozen 1938. Blijkens dit rondschrijven zal, evenals voor het afgeloopen dienst jaar, ook 1938 extra hulp aan werk loozen kunnen worden verstrekt in den vorm van dekking, kleeding en schoeisel. Voor deze steunverleening komen In aan merking de arbeiders, die hetzij uitkeering genieten ingevolge een steunregeling, hetzij bij een gesubsidieerde werkverschaffing zijn geplaatst. Tevens komen hiervoor in aan merking de kleine grondgebruikers, die kun nen worden gerangschikt onder de zg. B- en C-groepen. Werkloozen die uit een werkloozenkas trekken, kunnen, indien en voor zoover zij daaraan dringende behoefte hebben, even eens voor de hierbedoelde extra hulp in aan merking komen. In het algemeen zullen slechts die kastrekkers voor extra hulp in aanmerking komen, die kastoeslag ontvan gen, of steun zouden genieten, indien zij geen kasuitkeering ontvingen. In aansluiting op een vroegere circulaire merkt de minister nog het volgende op: De steunverleening B. is een vorm van extra hulp, afhankelijk van de individueele behoeften en niet een aanvullende steun, waarvan ieder, daarvoor in beginsel in aan merking komend gezin, een evenredig aan deel toekomt. Aangezien nü deze behoefte aan extra hulp over het algemeen groo- ter zal zijn naarmate het gezin groo- ter is en de inkomsten geringer zijn, is de B-steun in de allereerste plaats bedoeld voor de grootste gezinnen, waar tengevolge van langdurige werkloosheid of langdurige economi sche bedrijfsmoeilijkheden, mede gelet op bijzondere omstandigheden als ziekte, gezinsinkomsten enz. met betrekking tot het aanschaffen van kleeding, dekking en schoeisel, zoo danige achterstand is ontstaan, dat verstrekking van extra hulp noodig Voor leder geval afzonderlijk zal de be hoefte door middel van huisbezoek moeten worden vastgesteld. Hierbij wordt opge merkt, dat bij de beoordeeling dezer behoef te geen rekening mag worden gehouden met de spaarregeling voor b-steun. Evenals het afgeloopen jaar, behoudt de minister zich het recht voor, den b-steun gelieel of gedeeltelijk niet in geld, doch in nat.ura te verstrekken. Er dient op te worden gelet, dat de goede ren, welke worden verstrekt, voor zooveel mogelijk zijn van „Nederlandsch fabrikaat". OP DE VOORJAARSWEI. vermeld, hoeveel elke gemeente meer of minder zou hebben ontvangen, indien de ten behoeve van deze fondsen geheven be lastingen rechtstreeks aan de gemeente zou den zijn ten goede gekomen. Het resultaat van deze becijferingen ls, dat de instelling van het Gemeentefonds over 19351936 aan 961 gemeenten een ge zamenlijk voordeel heeft opgeleverd van f 38 millioen en aan 103 gemeenten een geza menlijk nadeel van f 9 millioen, terwijl de instelling van het Werkloosheidssubsidie- fonds over 1935 aan 432 gemeenten een ge zamenlijk voordeel bracht van f 31 milli oen en aan 632 gemeenten een gezamenlijk nadeel bracht van f 16 millioen. Van drie duizend gulden beroofd Bij de Haagsche politie deed iemand aan gifte, dat hij voor een bedrag van 3000 gul den bestolen was. De bestolene was In den loop van den middag met de 21-jarige mejuffrouw E. B. meegegaan naar perceel van der Duynstraat 3. Na dit bezoek was de man 3000 gulden lichter. Onder verdenking van deze berooving ar resteerde de politie de 21-jarige juffrouw en den 40-jarigen koopman J. L. B., die op nummer 3 in de van der Duynstraat woont. De uitkeeringen uit het Gemeen tefonds. INVLOED VAN DE CRISIS DUIDELIJK MERKBAAR. Een groot gedeelte van de onlangs ver schenen en door het Centraal Bureau voor de Statistiek samengestelde „statistiek der gemeentefinanciën 1937" wordt in beslag genomen door een aantal bijzonderheden betreffende elke der gemeentebelastingen en de uitkeeringen aan de gemeenten uit het Gemeente- en het Werkloosheidssubsidie- fonds. Gemeentebelastingen. Zonder de in deze fondsen gestorte belas tingen beliep de geraamde opbrengst van alle gemeentebelastingen tezamen over 1937 f 156 millioen en met inbegrip van de in deze fondsen gestorte belastingen f 271 millioen. Van laatstgenoemd bedrag bedroeg het aan deel der zakelijke belastingen f 67 millioen, van de persoonlijke belastingen naar het in komen en het vermogen f 126 millioen en van de verteringsbelastingen f 78 millioen. Van alle door de gemeenten geheven be lastingen zijn de opbrengsten der personeele en der geineentefondsbelasting het belang rijkst. Bij vergelijking van deze cijfers met de overeenkomstige cijfers voor vroegere jaren blijkt duidelijk de invloed van de economi sche crisis op de financiën der gemeenten, terwijl dit, eveneens vooral merkbaar is uit de van jaar tot jaar toenemende verhooging van het aantal opcenten voor de personeele en gemeentefondslbclasting en uit den over gang naar een hooger genummerde klasse voor laatstgenoemde belasting. Bedrijfswinsten. Hoe beiangrijlc de winsten en retri buties der gemeentebedrijven nog zijn, vooral voor. de grootere gemeen ten, blijkt wel hieruit, dat voor de groep gemeenten boven 100.000 in woners deze opbrengst over 1935 per hoofd der bevolking f 20 beliep, ter wijl alle belastingen tezamen voor deze groep f 32 per hoofd opbrach ten. Voor alle gemeenten tezamen was de verhouding een geheel an dere, nl. resp. f 8 en f 19. Fondsuitkeerlngen. Voor elke gemeente wordt in bovenge noemde publicatie melding gemaakt van de uitkeeringen uit het Gemeente- en het WcrkloosilieidssubsidiefonicLs. Ook vindt men KELLNER OPGEPAKT. Verdacht van poging tot oplich ting. In den loop van enkele weken Is te Capel- le aan den IJssel een oplichter aan het werk geweest. Toen Donderdagavond eeni veldwachter van Capelle a. d. IJssel te Krimpen a. d. IJssel moest zijn, werd daar juist de politie gewaarschuwd voor een vermoedelijke po ging tot oplichting. Het kwam evenwel niet tot de misdaad, omdat de winkeliers door de politie ge waarschuwd waren. De veldwachter heeft daarop den man, die van de pogingen tot oplichting verdacht wordt, gearresteerd. Het bleek te zijn den 26-jar. weridoozen kellner L. M. H. S., wonende aan de Overijsselsche straat te Rotterdam. Hij legde een volledige bekentenis af, en is naar het Huis van Be waring overgebracht. 'Geldboeten opgelegd. Wegens verzet, gepleegd tegen twee veld wachters, in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, had de officier van Justitie te 's-Gravenhage veertien dagen gevange nisstraf gevorderd tegen vier leden van de familie H., die voor dit feit voor den Haag- schen politierechter moesten terechtstaan. De zoon was tot een geldboete veroordeeld doch was in gebreke gebleven met betalen. Daarom vervoegden zich op een dag twee veldwachters ten huize van de familie H. om den zoon te halen en voor de vervangen de hechtenis naar het Huis; van Bewaring te brengen. Hiertegen verzette zich de heele familie. De moeder gooide vier rijksdaalders op ta fel om de boete te betalen, doch de veld wachters accepteerden het geld niet. De verdediger mr. R. V. Bakker had be toogd, dat, nu de familie op het laatste oogenblik nog wilde betalen, de veldwach ters geen recht tot arrestatie hadden en dus niet meer in de rechtmatige uitoefening van hun functie waren. De politie-rechter, vonnis wijzend, ver wierp gisteren het verweer van den verde diger en legde ieder der verdachten een geldboete van f 14.— subs. 14 dagen hechte nis op, terwijl de zoon bovendien nog tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met drie jaar proeftijd werd veroordeeld. Prof. Freud kan geen pas krijgen Uitwijking naar Nederland on mogelijk. Naar wij vernemen, heeft prof. dr. Sig- mund Freud aam het Haagische Woning bureau, dat hij had opgedragen te zijmen behoeve in Den Haag een woning te ver zorgen, officieel de mededeeling gedaan, dat hij er van af ziet zich in Nederland te vestigen. De reden hiervan is. dat de Duitsclhe autoriteiten weigeren prof. Freud een pas te verstrekken. Ook giften voor luchtbescherming De Nederlandsche Vereenigdng voor Lucht bescherming schrijft ons: Thans zijn ook de eerste vrijwillige bijdragen voor de luchtbescherming door de Nederlandsche Vereenigmg voor Lucht bescherming ontvangen. Een zestien tall personen zond aan het bestuur der ver eeniging den volgenden brief: „Een groot aantal menschen geeft blij'k van hun nationale gevoelens door een bij drage te geven voor de defensie, maar evenzeer heeft de natie behoefte aan een krachtige organisatie van de luchtbe scherming, teneinde de weerlooze burger bevolking, vrouwen en kinderen, zoo goed mogelijk te beschermen tegen het gevaar uit de lucht. Wij willen hiermede een bijdrage geven om die organisatie te bevorderen: zestien maal twee gulden vijftig." Auto tegen een boom Op den weg Ruurlo-Lichtevoorde is gister ochtend omstreeks tien uur de expediteur M. uit Beltrum met een vrachtauto, gela den met eieren, tegen een boom gereden. De auto werd geheel vernield. De be stuurder is een kwartier na het ongeluk ter plaatse overleden. Toen het ongeluk geschiedde, had de auto een vrij groöte vaart. Het slachtoffer was 28 jaar. Sleepboot met bemanning gezonken Ongeluk in de haven van Le Havre. Gisterochtend is in de haven van Le Havre een sleepboot, die zich naar het Noorsche tankschip „Miosli" begaf, om sleepiboothulp te verleenen, door de tamk- 'boot aangevaren en onmiddellijk in de diepte verdwenen. Zes opvarenden worden vermist. De kapitein en drie leden der be manning konden gered worden. DOOR EEN VOGEL AANGEVALLEN! Merkwaardig avontuur van En- gelschen automobilist. Toen Mr. S. Shelley van Earl's Court S.W. met zijn auto tuschen Petworth en Pulbo- rough reed vloog een grooe vogel door het open raampje z'n auto binnen en zette zich op z'n hoofd neer. Hij probeerde met z'n cene hand het beest van z'n hoofd te jagen, terwijl hij met z'n andere hand stuurde. Toen hij de auto tot stilstand bracht, viel de vogel twee zijner passagiers aan. De in zittenden probeerden uit den wagen te springen. Op dat oogenblik vloog het dier weg. Ik verloor bijna de macht over m'n stuur, vertelde Mr. Shelley aan een der re dacteuren van de Daily Express, maar .ge lukkig raakten we het dier kwijt. De vogel was ongeveer zoo groot als een adelaar en had een krommen snavel. SCHAKEN. Sfahlberg verliest van Pefrov Komt Dr. Tartakower In vorm? Het tournooi te Lodz, De uitslagen van de partijen, gespeeld in de elfde ronde van het tournooi te Lodz luiden: TartakowerFoltys 10. RegedzimskiKolski 10. AppelMrs, Stevenson Menchik 10. FrydimanNajdorf 10. PetrovStahlbeng 1—0. Ulvenhout, 31 Maart 1938. Amico, Paasch huivert door den buiten. Blank valt den dag uit tinblauwe lochten. Teer peerlt 'nen groenen daauw over 't kale hout. Vroegen blossem vlindert om winter- sche twijgen en hier en daar staat 'nen heester schuimend te bloeien in den fleuri- gen pracht van 'n Ja- pansche prent. Dunne voorjaarsnevels sluieren als ragfijnen tuil door den buiten. Ze flieren den sparrengeur streelend om oewen kop. Want 't voorjaarswindeke kent geenen rust. 't Veegt over de vlakke velden, 't scherrelt door 't geboomt, 't woelt in den blanken blos sem en soms, in spulschen drift, dan rukt 't aan de blinden. De wei geraakt al in den witten bloei van madelievekes! Paasch huivert van den hemel! 't Jonge spruitsel waast groene vegen over de wije akkers, 'nen kijk wijd. Want dooraderd mee haarfijnen wortel van 't nieuwe zaaisel scheurt den grijzen akker open, onder 't droge windeke, dat ievers van de zon lijkt te komen. En overal, van ender tot ender, zilvert 't nieu we licht in stofkesdans door de klèère ruimten. 't Is 'n gezegend tij! Uit den Ulvenhoutschen boschbojem sprong den eersten bloei los van 't lelieke-der-dalen en boschanemoon. De zon zééft door de dichtere boomkruinen, vol van nieuwe bottels. En zachtkens wemelen de schaduws door 't stille woud. 'k Was er Zondagmergen. Trui was naar de late kerk, Dré III was efkens naar Amsterdam. Wieseke was weer beter van de griep, had ze geschreven en toen ik mijn baaske dieën brief voor den derden keer zag overlezen en hjj ten slotte zee: „ja, ze schjjnt toch wel heelegaar beter te zijn, an ders kost ze nie zo'nen langen brief schrijven," toen stelde-n-ik voor: „wat ge doet, Dré? Ga Zondag efkens op-en-neer. Ga-de-eigens 'ns kqken, kearel!" Nou, amico, dat hoefde geen twee keeren gezeed te worden! En zoo scharrelde-n-ik Zondagmergen op m'n eentje langs de akkers, in 't bosch, door den schoonen voorjaar! 't Enden van 'n diepe dreef, hoog als en mee den schuinschen lichtval lijk in 'nen kerk- beuk koos ik 'n bankske rondom in speel- schen zonne- en schaduwstrooisel. 't Windeke kroezelde-n-in m'n sokken en in m'n mouwen. 'Nen zwart-fluweeligen mearel hipte door de dreef, bekeek rnjj mee 'nen schui nen kop en kwam toen nog wat dichterbij. On- strant piekten z'n git-oogskes naar mij, maar 't „moois" was rap bekeken scheen 't en drif tig spaaide-n-ie mee z'n gelen bekpin den wit ten eerde om. Snorde-n-ie onder vergaan ge- blaart en vloog ten leste op 't hoekske van m'n bank. Ik begost te begrijpen, dat ie me geren van die bank gedouwd had, dat die dreef eigenlijk van hem was! Want als ik opstond ge kunt buiten nog nie zoo lang zitten dan vloog ie eerst wel naar den grond, maar als ik vijf meters was weggekuierd, dan zat ie weer op de bank, pre cies temidden van de plek, waar ik gezeten had! Daar is geenen brutaler, geenen geesti ger veugel dan den mearel, die in staat is z'nen nest te bouwen in den binnenzak van 'nen veugelverschrikker mee 'nen veldwach ters jas aan! 'k Ging dieper de bosschen in, waar den bojem nog vochtig was en ge den sluiërenden tuul bekans kost vastpakken. Ik voelde'm 'm flieren om m'nen nek. En de stilte kost ge snijen. Alleen 't gewiek van 'n paar hout duiven klapte efkens hoog in de boomen. Het was zoo schoon ier. Den mergen- dauw fonkelde nog aan 't lage gewas. In 't korte hout waren de knoppen losgespron gen en 't nieuwe bladgroen deinde in den dag als keersenvlammekes. Den bronzen bojem, zacht van 't vergaande herstblad geurde zwaar en rins om de boo men. En als ik kwam bij 'nen plant, die blonk in feilen spiegelglans, waarin den room te druipen hing, van blossemtakken, waarin 't groene voorjaar spiegelde als in gepoetst ko per naast donker sparrenloof dat als inkt den plas betooverde, dan keek ik op 't palet van verven, zooals alleen O. L. H. ze mengen kan! Dan besefte ik diep den verterenden strijd van 'nen Vic, die mee d'onvolmaakste midde len 't volmaakste schoon bereiken wil! Als ik 'ns zoo achter den plas om liep, dan door dat stuk beukenbosch stapte, dieën zandweg over en dan Noordelijk afzwenkte door die laan van platanen, dan moest ik toch dicht bij den Vic uitkomen? Die berekening kwam sjuust uit en binnen 't half uur stond ik al aan den achterkant van 't boschhuis. 't Was er stil. Zou ie nie thuis zijn? Zwarte boomschaduws streepten den open erf. Herman? Ik hoorde 'm nie...! Kost mis schien wel aan den wind liggen, dat ie mij nie bespeurde Ik liep om 't huis henen, hah. Daar begost den Herman te brommen. Ik keek toen deur 't raam, jawel, daar zat den Vic. Aan zijnen rolbureau, allee, ik docht hij gebruikte dat ding alleen om er z'n kleeren over te gooien. Ennez'n lampen brandden. Noodeloos...! Herman sloeg aan. Maar den Vic liet 'm betijen. Scheen veul verdiept in de paperas sen daar op zijnen bureau. En als ik goed zagochèrm, hij was nog in zijnen han- sjop. In z'nen gestreepten pyama. Z'nen groo- ten, zwarten flambard, die had ie al op, ja! Stond mee den rand op zijnen rug. En dikke wolken pijpesmoor krulden om 'm henen. Ik tikte 'ns teugen de raam. Herman blafte. Koescht, hoorde-n-ik den Vic zeggen, zonder z'n eigen te verroeren. Ik klopte wat harder. Herman keek me aan, hield z'n eigen koest, al kostte 't hum moeite, maar den Vic gaf geen sjoege! Ik docht, 'k ga maar naar binnen. Liep nog 'ns om 't huis, maar de deur was nog op den grendel. Terug. Naar die raam. En dan was de Vic opgestaan. Hij stond voor zijnen hèèrd, pam- pieren te verbranden. En hij dee 't secuur, want mee zijnen schilderstok rakelde-n-ie deur 't verkoorde pampier en zag sjecuur toe, dat de leste letter verbrandde. Dan smeet ie den stok naar 'nen divan en toen zag ik efkens 'n vleug van z'n gezicht. Zoo ha'k 'm nooit gezien! Dieën kop leek gestoken uit eikenhout, zoo stroef. Z'n jaske hong open, de behaarde borst bloot. Weer ging ie naar zijnen bureau, bond brie ven bij malkaar, dee ze in 'n stalen kist. Tja, wat zou 'k doen? Ik kost hier toch nie zoo maar gemoede reerd 'nen mensch staan begluren. Nog 'ns kloppen, mee m'nen trouwring. Als geschrok ken draaide den Vic z'n eigen om. In z'n hand zag ik 'n portret, docht me. „Komt 't gelegen, Vic?" riep ik: „de deur is gegrendeld man!" Hij knikte. Dee de foto's, 't waren er ver schillende, ook in de brandvrije kist en be duidde me, terwijl ie z'n rolbureau dichtsmeet, da'k naar de voordeur verom moest gaan. Ernstig, stroef als 'n gesnejen beeld, dee den Vic open. En dadelijk miste-n-ik zijn forsch geluid. Den Vic was schor. „Als ik ongelegen kom, motte 't zeggen, Vic!" „Ehneeë. Kom binnen Dré. Ik...-..? bentoen keek ie me 'n bietje treurig- lachend aan. „...ik ...ben... aan... den schóón- maak!" Dat woord „schoonmaak" beteekende meer. Maar ik ging er locht overhenen en zee: „alles op z'nen tijd, Vic." „Ga zitten. Alles op..< zijn tijd, volkomen juist, Dré! Hier!" Hij reikte me 'n half-opgevouwen pampier aan. 'n Telegram. Uit Amerika! „Moeder zeer ernstig aangetroffen, blijf voorloopig hier. Hanneke." 'n Kouwe rilling ging over m'nen rugge- paternoster. 'n Bietje stom en idioot zat ik op 't pampierke te turen. Als ik eindelijk, zwijgend nog, opkeek naar den Vic, stond ie naar den grond te kijken, de armen slap langs z'n figuur hangende. Dan zee-t-ie mee 'n schorre stem: ,,'t Is ergvoor m'n meike, Dré." Toen 'nen dro gen snik. Ik sprong op. Pakte 'm bij z'n schouwers, die hard door 't dunne jasje aanvoelden: „God dank, Vic, datHanneke er is!" „Jij bent bedankt, Dré," zee-i-ie bitter. „Leg niet te kletsen, Vic. Eh... vertel 'ns, wanneer is dat telegram gekomen?" Gisteren, nademiddag Niks kan ik meer doen! Niet voor morgen!" Toen begost ie door z'n atelier te loopen als 'nen gevangen leeuw. „Niks! Niks kan ik beginnen Hij sloeg mee den vuist op z'n tafel en vloekte als bezeten. „Niks! Hahaha! 't Is van daag toch den dag des Heeren Ik vloog op 'm af. Pakte 'm bij z'nen arm. „Vic, kearel, gij mot sjuust op deuzen oogen blik, nie zoo ketteren, jongen! Wat zoude motten beginnen? Künnen doen?" „Geld sturen! Op snelste manier!" „Geld?" „Geld, ja!! Dat Hanneke de beste hulp koopen kan, dieze voor haar Moeder kan krijgen, in dat vèrvloekte Dollarland!" Ik peinsde, ik peinsde, wat kost ik hier doen? Dieën kearel hier rond latèn loopen als 'n getralied dier, dat mocht in geen geval! „Vic!" „Oem?" „Gij hebt Hanneke toch duuzend gulden ge geven?" „Jawel!" „Wat kost de reis?" „Paar honderd, enkel." „Dan heeft ze voorloopig toch geld genogt!" ,,'t Is daar duur, Dré!" „Geloof ik. Maar me dunkt: méér heeft ze de eerste veertien dagen zékers nie noodig „De... beste... hülp... mann...!" brulde-n-ie, mee uitpuilend' oogen. „Kan ze toch krijgen!" „Zou je denken?!" „Tuurlijk! Hanneke is bovendien geen kind, Vic. Jou vrouw kon geenen beteren steun ver langen, nou!" Strak keek ie naar 'n schilderij, „Het Don kere Licht". „Hanneke is bovendien geen kind," her- haalde-n-ik. ,,'k Heb je verstaan, Dré!" Versteend stond ie voor de schilderij. Toen nam ie palet, penseelen, stok en schreeuwde: „bedankt voor je bezoek, Dré! 't Heef me geholpen. Nou kan 'k weer werken!" „Vic." „Vic." „Ja?" Z'n oogen zaten vast aan den doek. „Vic, 't is vandaag Zondag!" „Oja? Dat weet ik al twintig lange uren!" „Draai-d-oew lampen uit, Vic en ga met me mee „Lampen? Verrek. Die hebben heel den nacht gebrand." „Nie naar bed gewist, Vic?" „Jawel! 'n Uur. 'k Lag er kapot te gaan, Dré." Onderwijl, amico, mengde-n-ie z'nen verf, draaide 't penseel, vlug, kwiek, gerouti neerd over 't palet. „Alee, Vic, Gooi dieën verfrommel nou neer en ga mee naar Trui d'ren Zondagsche koffie- mee-koek. Ge wit wel: Zo'n stilleven van zonnegoud en... hoe-was-'t-ook-alweer!" Voor 't eerst na zooveul uren ontspande zijnen stroeven kop. 't Leek gatsammen wel pijn te doen! God wat had ik toen diep meelijen, amico, mee deuzen grijzen tobberd, tobberd, die alleen gelukkig mag zijn in 't Licht wat ie eigens maakt, mee zijn geniale handen. „Zou 'k 't doen, Dré...?" Hij vroeg 't op 'n manier of ie op 't punt stond schandelijke desertie te plegen, die 'm tóch wel aanstond. Ik heb 'm heel den dag bij ons thuis ge houwen. 's Middags nam ik 'm mee naar de „Gouwen Koei". De kameraads begrepen wel iets als ik huilie 'ns straf aankeek en toen hebben ze gezorgd, dat den Vic nog 'ns lachen kost Ja. Lijk ie 's mergens eigens zee: hij is aan den„schoonmaak". Den schoonmaak voor Paasch 't Uitgebreide telegram-antwoord-betaald was geruststellender. 'k Ben doende om hem ook op de boot..» Afijn. Daarover misschien de komende week. Dré III is weer thuis. Heelegaar gerust! Zooals dat jonk toch bezorgd was, ee? Hah! 't Wordt 'nen fijnen boer! Maar nou schei 'k er af. Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t.a.v. t*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 16