Van Tenerife naar Kaapstad Radioprogramma Twee nichten en twee neven E D i B U DOOR G A R R I C E R R O U G H S No. 76. „Kom," zei Kai Shang, en beduidde de vroüwen hem te volgen. Jane keek naar de stuurman uit om hulp, doch ze zag hem tus sen de troep van de Chinees staan met een gemene grijns op het gezicht. Toen begreep ze, dat zij in een hinderlaag was gevallen en dat verzet vruchteloos zou zijn. „Leg me even uit, wat dit te betekenen heeft," vroeg ze. „Heel eenvoudig, dame", antwoordde hij nors, „het betekent dat wij een schip hebben ge vonden en dat wij Jungle-eiland gaan verla ten", „Waarom zond je Mugambi de jungle in?" vroeg ze weer. „Ook heel eenvoudig, hij kan niet met ons mee. Alleen U en ik en de Mosulavrouw zijn de uitverkorenen!" Nu deed Kai Shang een stap naar voren en maakte een eind aan het gesprek. „Vooruit!" herhaal de hij en greep Lady Greystoke ruw bij de pols. Een van zijn mannen greep de Mosula vrouw beet en toen deze wilde schreeuwen, legde hij stevig zijn hand tegen haar mond. Mugambi rende door de jungle naar de plek waar de stuurman had gezegd dat de apen waren verschenen. Een mijl achtereen ver volgde hij zijn weg maar zag niets van de vermiste jongen of van een der apen van Akoet. Tenslotte hield hij stil en riep luid, op welke kreet hij en Tarzan de grote apen steeds geroepen hadden. Doch hij kreeg geen antwoord. De zwarte zocht nog een halve mijl, nu en dan roepend. Tenslotte drong de waar heid tot hem door en toen, als een opgejaagd dier, keerde hij om en rende naar het kamp. Dadelijk zag hij, dat zij vrees bewaarheid was. Het kamp was verlaten éven stil was het er in de duisternis als in een graf. Lady Grey stoke en de Mosula-vrouw waren verdwenen. Evenzo was er van de stuurman en de overige leden van de Kinsaid geen spoor meer te ont dekken. (Nieuwe spelling.)1 Op reis naar Zuid-Afrika Strenge controle bij aankomst in de Unie Brakpan, 3 Maart 1938. In mijn vorig schrijven heb ik de reis ge memoreerd van Holland tot Tenerife en wer den de liefhebbers voor bezichtiging van het eiland voorzien van een kaartje met den naam van de boot er op. Ik denk, een soort identiteitskaartje, want dit is een Spaansche bezitting en wegens den burgeroorlog is alles tot de tanden gewapend. "Nadat ieder zijn bewijs heeft ontvangen verdringt men zich bij de statietrap, welke in middels is neergelaten, om zoo spoedig moge lijk aan wal te komen. Spoedig zyn wij aan de beurt en dalen af in een kleine motorboot en als wij afvaren naar den wal, zien wij eerst hoe hoog onze boot boven het water uitsteekt. Het lijkt nu werkelijk een „zeekasteel". Honderd procent tropisch. De zon schijnt fel en het is snikheet, het geeft een echt tropisch idee. Van onze kleine boot af, welke snel door et helder-blauwe water schiet, zien wij de uivende palmboomen en een koppel groote ameelen de bergen afkomen. Wij passeeren ok enkele verbrande gebouwen. Niet lang daarna stappen wij aan wal en worden bestormd door kooplieden met siga retten en sigaren, welke hier spotgoedkoop zijn. Ook worden ons huiden, schelpen kleeden en zoo meer aangeboden, meest in Spaansch en Engelsch, doch er zijn er bij, die zelfs de Duitsche en Hollandsche taal spreken. De stad in. Wij vormen in partijen eenige clubjes en al spoedig is daar een gids, die ons zijn diensten aanbied. Onze eerste gang is naar een wisselkan toor om Spaansch geld te krijgen. Wij ontvangen een hoeveelheid geld van be lang, maar weten niet goed wat het waard is, maar dat komt vanzelf met inkoopen doen. Cactussen zoo hoog als boomen. Eerst daarna begeven wij ons op weg en komen in een prachtige stadstuin met een pracht van cactussen en bloemen waar Hol landsche flora-liefhebbers van zouden water tanden. I Cactussen in vollen bloei en bijna zoo hoog als in Holland de boomen zijn. Voorts brengt de gids ons naar een arena voor stierengevechten, het lijkt een reuzen groot openluchtcircus met rondom amphi- theatersgewijs gebouwde zitplaatsen, doch op het oogenblik mankeeren de stieren en torea dors en misschien missen wij daar wel niet veel aan. Het is een prachtig mooie dag en daar wij blootshoofd zijn, koopen wij al spoedig allen een sombrero of wel Spaansche strooien hoed en gaan nu de stad meer in, waar de prach tige bouwkunst te aanschouwen is, Behalve het mooie gedeelte passeeren wij ook zoo nu en dan kleine smalle straatjes met bouwvallige huizen. Het zijn meest klimmende straten met klip steen geplaveid en vele wagens met muilezels en grauwtjes, gedreven door echte Spaansche types met gebruind gezicht en prachtig zwart glanzend haar. Ook ontmoeten wij vele vrou wen en meisjes, welke over het algemeen be kend zijn om hun schoonheid, en ook in onze oogen inderdaad knap zijn. De kleurige kleederdracht verhoogt hun aantrekkelijkheid nog meer. De hoofdstraten zijn allen geplaveid met asphalt en het wemelt van militairen met hel men en een soort gelakte hooge hoeden en allen hebben groote dolken en geweren of revolvers bij zich. Sigarettenfabriek. Daar de zon hevig brandt besluit de gids ons ergens binnen te leiden, en gaan wij een groote sigarettenfabriek binnen, waar heel lange tafels staan waaraan vele meisjes zit ten te pakken en te sorteeren. Aan iedere tafel bieden de lady's ons sigaretten aan en glimlachen ons vriendelijk toe. In ons gezelschap is een Amerikaansche dame, die verzot is op rooken en overal een handvol in haar enorme handtasch laat ver dwijnen. Wij ontdekken een roodhaiig meisje met blank gelaat tusschen al die zwartharige en blijkt zij van Fransche afkomst te zijn, want zij maakt zoo goed en kwaad het gaat een praatje met ons en is nieuwsgierig wat voor natie wij zijn. Na de tabaksvoorraden nog te hebben aan schouwd, welke een zoete lucht afscheiden en die bij het rooken ook een zoete smaak geeft, komen wij bij de machines, welke gelijken op mitrailleurs, want de sigaretten vliegen er met razende vaart uit; ze zijn dan nog niet compleet, wanc de einden moeten nog op lengte geknipt worden, daar de tabak uit het papier puilt. Ik vermoed, dat het in Holland iets meer economisch gaat. Proper Holland is het niet. Hierna gaan wij wat gebruiken in een soort café, wat niet zoo proper is als wij in Holland gewoon zijn. In het algemeen zijn de zaken in aanzien trouwens niet frisch en smakelijk en krijgt men soms allerlei ongewone luchtjes in den neus. Wij ontmoeten vele mannen, die ons aan bieden naar een wijnhuis of dergelijke te bren gen, maar daar stellen wij minder belang in en stellen meer vertrouwen in onzen gids. Inmiddels nadert de tijd weer, dat wij aan boord present moeten zijn en worden nog en kele inkoopen gedaan en ansichtkaarten ver zonden, wat veel stof tot lachen geeft, want er zijn een paar echte grappenmakers onder ons gezelschap, die tijdens de reis de boel duchtig vermaakt hebben. Bij de haven aangekomen werd 't overgeble ven Spaansch geld, maar aan de vruchten kooplieden, die ananas, mango's, vijgen etc. aanboden, gegeven, het overige aan den gids, die al met angstige blikken loerde, of wij hem soms vergaten. Het is slechts een paar uren geweest, dat wij deze plaats konden bezichtigen, maar wg willen de boot niet missen en begeven ons weer in het bootje, dat ons spoedig weer aan boord brengt. Weer aan boord terug. Het is nu weer etenstijd en terwijl wij aan tafel gaan, fluit de boot reeds voor vertrek en spoeden wij ons even later gauw naar bo ven, om nog eenmaal het prachtige bergland schap te aanschouwen. Af en toe zien wij iets bijzonders: heele scholen dolfijnen springen dicht in de nabijheid soms bijna geheel boven water. Ook vliegende visschen vertoonen zich af en toe en vliegen in groepjes voor de boot uit en duiken spoedig weer onder, want dat vlie gen is van niet veel beteekenis. Wij vermaken ons nu maar met „schuffle board", „piek board", golf enz. en worden er, nu wij al wat bedreven worden in het spel, wedstrijden gehouden om prijzen. Ook worden er kinderspelen georganiseerd. 's Avonds is er af en toe bioscoop en zitten wij heerlijk in de openlucht in de ligstoelen van de film te genieten. Na afloop van de film verschijnt .evenals in Afrika de gewoonte is, een levensgroot portret in kleuren van den koning en terwijl de muziek speelt „God save the king" gaan alle eerbiedig opstaan. Wij hebben ook nog „horse race" aan boord, met houten paarden, die genummerd zijn en op de worp van dobbelsteenen vooruit gezet worden. Voor de dames wordt een wedstrijd georganiseerd in het knippen in de lengte van een lang lint. lederen dag kijken wij op de kaart hoe ver wij nog van ons doel af zijn, want wij zien maar niets dan water en nog eens water en' 't lijkt of de wereld uit niets anders bestaat. Aan de evenaar. Na eenige dagen wordt het koud en regen achtig en veel wind, wij passeeren de evenaar met onze overjas aan en konden maar niet begrijpen, hoe dat bestond, eerst zoo warm en nu hier zoo triestig en koud. Af en toe verschijnen er zeezieken aan dek en plaatsen zich met een benauwd ge zicht in een dekstoel. Inmiddels hebben wij nog een zang- en voordrachtavond te genieten en ieder draagt naar beste krachten bij. Kaapstad. Den 9en October hadden wij een afscheids- bal, waarop allen vertegenwoordigd waren. Den volgenden dag, 's morgens 3 uur, bereik ten we de haven van Kaapstad. Wij gingen voor anker, daar men niet voor 6 uur bin nen mag komen. Hoewel het nog donker was, konden wij de bergen met hun zee van lichtjes toch on derscheiden en na ongeveer een uur was alles duidelijk waar te nemen. Ieder haast zich zijn koffers te regelen, doch voorloopig kwam er nog niets van van boord te gaan. Na 6 uur stoomden wij de haven in en kwamen langs den steiger van de Doks aan. Daar kwam de douane aan boord en politiebeambten om de papieren na te zien. Strenge controle. Ieder moest zijn pas toonen en het benoo- digde geld. Na veel formaliteiten mochten wij eindelijk van boord en moesten in een groote loods wachten tot alle bagage was gevisiteerd en eerst daarna konden wij vry- uit de stad ingaan. Voor wij vertrokken werden wij nog ver blijd met vliegpost van onze achtergebleven familieleden. Wij namen het hoogst noodige van onze bagage mee en de rest werd door bemidde ling van een bestelkantoor nagezonden, dat goede zaken maakte, want het was lang niet goedkoop. De stad in. Onze eerste gang was naar de bank om onze cheque te verzilveren en een onderdak te zoeken. Wij kregen een adres voor een „boarding- house" van de Zuid-Afrikaansche vereeni- ging. Securiteitshalve ri pen wij een taxi aan en deze bracht ons waar wij wilden zijn voor 4 shilling. Een shilling is een twintig ste deel van een pond en naar de waarde vande Hollandsche gulden 43 cent. Tijdens den rit namen wij de stad reeds eenigszins in oogenschouw en bemerkten tal van hooge gebouwen en een enorm verkeer van bussen en auto's. De meeste straten zijn oploopend of dalend en sommigen zelfs heel sterk, zoodat het voor fietsers niet veel is gedaan. Het wemelt van kaffers en kleurlingen in allerlij kleedij, die wij gewoon zijn in de voddenzak te ver zamelen. Er loopen ook veel kleurlingen met een roode fez op hun hoofd, wat velen onzer met geraniumpotjes vergelijken Na ongeveer 3 kwartier komen we in ons boardinghouse aan, waar de misses ons vrien delijk ontvangt. Zij spreekt ons in het frikaansch aan en zegt: Ek kan nie sê nie of Ek op die oomblik plek vir jullie altemaal he, maar ek sal net son bieje kijk, da gaan mos baie mak skaaps in een hokkie. Hiermede zal ik eindigen en hoop volgende maal verder te vertellen hoe het ons gaat met werk zoeken en andere ondervindingen in 'n nieuwe vaderland. J. v. W. DINSDAG 81 MEI 1988. Hilversum I. 175 en 415,5 m. KRO-uitzending. 8.00—9.15 Gramofoonmuziek (Om 8.15 Ber.)j 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Religieuze causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Melodisten en solist (1.00—1.20 Gramofoonmuziek. 2.00 Voor de vrouw. 3.00 Gramofoonmuziek. 3.10 Declamatie en gramofoonmuziek. 3.40 Gramofoonmuziek. 4.00 Berichten, hierna: KRO-Kamerorkest. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 KRO-orkest. 5.45 Gelukwenschen. 6.05 KRO-Melodisten en solistr 7.00 Berichten. 7.15 Liturgische causerie. 7.35 Sportpraatje. 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Stedelijk Orkest van Maastricht en so liste. 9.15 Gramofoonmuziek. 9.30 Causerie „Leert zwemmen". 9.40 KRO-orkest. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Lajos Veres en zijn Hongaarsch orkest. 11.0512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum H. 301,5 m. AVRO-uitzending. 6.80—7.00 RVU. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten). 10.00 Morgenwgding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Jetty Cantor's ensemble. 11,00 Huishoudelijke wenken. 11,30 Vervolg concert (Om 12.15 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Jetty Cantor's ensemble. 11.00 Huishoudelijke wenken. 11.30 Vervolg concert. (Om 12.15 Ber.) 12.30 Gramofoonmuziek. 1.00 Omroeporkest. I.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Omroeporkest en solist. 2.45 Knipcursus. 3.45 Lo Manna en zijn Khihene Hawaiians, het kwintet van de Nederlandsche Jazz- Liga en solisten. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Kinderhalfuur. 5.30 Omroeporkest en solist. 6.30 Causerie „Leeren samenleven". 7.00 Voor de kinderen. 7.05 Kinderkoor „Zanglust", 7.30 Causerie: „Hoe men zijn neus achterna loopt." 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Gramofoonmuziek. 8.30 De Bonte Dinsdagavondtrein. 10.15 Disco-nieuws. II.00 Berichten ANP. Hierna „Jean Marcu's orkest. 11.3012.00 Robert de Kers en zgn „Cabaret Kings", FEUILLETON. Naar het Engelsch 3. HOOFDSTUK III. De aanstaande „moeders hulp" voelde zich nu zóó weinig opgewekt, dat ze maar big was, dat ze alleen in den coupé zat. „Vreemd, hoe het stof je zoo in de oogen waait", dacht ze, terwyl ze met behulp van haar spiegeltje haar hoed opzette, toen ze dichtbij de plaats van haar bestemming kwam. Laat op den middag bereikte ze het station en toen het kleine aantal reizigers daar uit gestapt was, stond ze met haar koffers alleen op het perron. Niemand, die haar kwam afhalen, of ten minste haar bagage; en toen Janie eens in formeerde aan een kruier, hoorde zij, dat Chatbeck nog ruim drie mijlen van het station was. En Redwall Grange?... Dat kon nog wel een mijl verder zijn! Hoe moest zij daar nu komen?... Hij wist het ook niet en blijkbaar bekommerde hij er zich niet veel om. Nu -Verscheen er een jongen met een dikke kuif. Wanhopend klampte Janie hem aan en de kruier maakte, dat hij weg kwam. Maar de jongen, die zeker goedhartig van aard was, wist er toch ook geen raad op. „Daar ginds staat mr. Rorke", zei hij einde- Hik. „Waarom vraagt u 't hem niet? Hij zal weten dan iki" Mr. Rorke stond aan de deur van de wacht kamer een sportblad te lezen. Hij liet dit wat zakken, toen Janie hem aansprak, nam ook de pijp uit zijn mond en greep naar zijn pet. Maar bij nader kennismaking lieten zijn ma nieren anders ook wel wat te wenschen over! „Chatbeck? Ik ga zelf naar het dorp. Waar moet je heen?" „Naar Redwall Grange". „Naar the Grange"?... Hij keek haar met zoo groote verbazing aan, dat zij een kleur kreeg. „Vergist u zich niet? Ik ik geloof niet, dat ze daar gasten wachten." „Ik ben ook geen gast. Ik ben de nieuwe hulp voor de moeder". Nu was ze voorbereid, dat deze mededeeling wèl wat bevreemdend zou klinken, maar toch niet in die mate! De uitdrukking van zijn ge laat veranderde totaal en, iets onverstaan baars mompelend, trok hij zich terug. „Aangename manieren hebben hier de men- schen; dat moet ik zeggen!" dacht Janie, die altijd haar best deed de zaken van den komi- schen kant te bekijken. Ja, nu bleef haar dus niets over, dan maar te loopen naar haar nieuwe woning, als iemand haar tenminste de richting kon uitduiden. Buiten 't perron stond 'n boerenwagentje, waarschijnlijk van dienzeLden mr. Rorke. Het was geen sierlijk voertuig, maar toch keek zij er naar met verlangende blikken, want zoo'n wandeling van vier mijlen in de blakende zon was nu toch ook niet zoo aan lokkelijk! Op dit oogenblik verscheen de eigenaar van, het wagentje met een slecht onderhouden, ruwharigen terrier. Het zien van dien hond deed Jane weer denken aan de ontmoeting met den Deenschen dog en den vriendelijken jongen man. Had het lot haar nu een twee den Dick Warrener op het pad gevoerd? Er viel ontegenzeggelijk een zekere overeen komst in bouw en in houding van de jongelui waar te nemen; waarschijnlijk waren ze van denzelfden leeftijd. Maar in ieder ander op zicht verschilden ze hemelsbreed. Ze keerde baas en hond den rug toe en was al een eindje voortgeloopen, toen er een stap achter haar weerklonk. „Neem mij niet kwalijk," hoorde ze de stem van Rorke achter zich. „Als u naar Chatbeck wil gaan, dan loopt u toch ver keerd." „O, dank u. Zoudt u mij mischien ook wil len zoggen, welken kant ik dan uit moet?" De man keek den stoffigen weg af en zei eindelijk langzaam: „Ik heb hier mijn wagen; als u soms wilt meerijen? Het is vier mijlen op zijn minst naar „The Grange" en er is vanmiddag geen ander voertuig te krijgen. Uw bagage kan u wel achterna gezonden worden". Zijn toon van spreken was stroef, of hij het aanbod niet van harte deed. Maar tóch zou zij er gebruik van maken en liet zich dus door den man in het wagentje helpen. Gedurende een heelen tijd zat zij uit te kijken en in ieder geval zou ze genoten heb ben van de schoone natuur; maar nü was zy tè zeer benieuwd naar de ontvangst, die haar te wachten stond. „Kent u Redwall Grange goed?" vroeg zij ineens. Na een oogenblik dralen antwoordde de jonge man: „Ik woon daar". „O, ja?" Waarschijnlijk moet hij op het land wer ken, dacht zij en bleef hem nog wat van ter zijde aankijken, zoodat hij onwillekeurig vroeg: „Wel, wat is er? Wilde u nog iets weten?" „Ik vroeg mij al af, wie u eigenlijk is... Waarom u op „The Grange" woont?" „Ik ben Rorke Gilchrist, de oudste zoon van mijn vader. Een andere positie heb ik niet". „O. goeie hemel!" dacht Janie. Gedurende de rest van den rit bleven ze beiden zwijgen. Janie zat er mee in, dat ze zich zoo vergist had. Maar hoe kon zij nu ook ver-wacht hebben, dat deze ruwe man haar neef was? Ze was meer teleurgesteld, dan ze zich dit zelve wel wilde erkennen. Wat zij nu eigenlijk wèl verwacht had, wist zij niet, maar zeker had er mogelijkheid bestaan op iets romantisch in haar ondernemen en nu was die kans geheel verkeken!... Hoe zou de rest ^an de familie zijn, als dit de oudste zoon was?... Zouden ze alleen pijpjes rooken en...? Neen, het jongetje van zes jaar toch zeker niet!.,. Een kwartier later had zij haar opgewekt heid weer en bezag alles met andere oogen. Neen,, zoo onknap was hij toch eigenlijk niet. Zijn optreden was bruusk en misschien niet z' beschaafd, maar toch eenigszins gezag hebbend; ook sprak hij niet in eenig dialect. Zijn handen waren gebruind, maar goed ge vormd en goed onderhouden. De dog-cart hield stil voor een schilder achtig roodsteenen gebouw. Het was een mooie boerenhoeve, maar ze maakte een ver laten indruk. Janie. stond nu op den drempel van de huisdeur en keek weifelend naar de roestige bel. „De voordeur gaat niet dikwijls open", zei hij, „maar als u even omloopt, dan ziet u dadelijk de keuken." „Dank u, dat u mij hier gebracht heeft," zei Janie met een glimlach op haar zonnig gezichtje, „en neem mij, als 't u blieft, niet kwalijk, daf ik zoo dom was..." „...om mij voor een knecht te houden? Wel neen! Dat was een heel natuurlijke ver gissing en een, die nog il eens meer gemaakt wordt." Dit zeggende, nam hij de teugels en reed naar den stal, terwijl zij zich. volgens aan wijzing, naar de keuken begaf. HOOFDSTUK IV. Janie ging niet onmiddellijk binnen, toen zij aan den achterkant van het huis stond. Dit deel van de hoeve lag op het Westen, zoodat het nu nog de volle zon had en of het nu déèrdoor kwam: déze zijde zag er ook niet zoo verlaten uit en leek wat moderner. Onmiddellijk vóór het huis was een gras perk en dan volgde een tamelijk goed onder houden bloemtuin. Het gerinkel van koppen en schoteltje bracht haar op den drempel van een ruime keuken met een keurig schoonen, steenen vloer en waar het er over het geheel zeer geriefelijk uitzag. „Wat een mooie plaats!" riep Janie onwil lekeurig luide. Een net dienstmeisje, dat aan tafel bezig was. keek op en lachend zei de binnentre dende: „Ik denk haast, dat u mij niet verwachtte. Ik ben miss Carleton, de nieuwe hulp voor de moeder". „Wel, heb ik van m'n leven!" riep het meisje verrast. „Dan werd ik zeker ook niet verwacht. Mrs. Gilchrist heeft me toch verzocht, Dins dag te komen." „Kijk, dat is nu weer net iets voor héér! Ze heeft tegen mij van Donderdag gesproken en dit had zij ook zeker in gedachten, want zij en master Charlie zijn beiden weg tot dén. Uw kamers zijn nog niet klaar, maar één kan er best vanavond in orde zijn. Gaat u zitten en drinkt een kopje thee. Het water is juist aan de kook." Jani voelde nu ook, dat zij honger en dorst had. Ze schoof een stoel naderbij èn... daar ging haar waardigheid...! Maar wat kon haar dit nu schelen! Het geheel was immers toch een maskerade! Intusschen bleef het meisje druk bezig en. al pratend, stelde ze zichzelve voor als Minniè Smith. de eenige vrouwelijke dienstbode daar in huis. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 7