m
Ijsselmeer blijft de
hoop der visschers
BEESTEN
VAN
Twee boerderijen afgebrand
Radioprogramma
Twee nichten
en twee neven
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
No. 80.
De getrainde ogen van Tarzan keken die
nacht in de richting van het voorwerp, dat
zijn aandacht had getrokken Weer zag
hij het! Weer kwam het door de duisternis
over het water van de oceaan. Toen keerde
hij zich om en wekte de beide mannen bij het
kampvuur. Ze kwamen dadelijk naar hem toe
rennen, doch de vreemdeling aarzelde, toen
hij de grote panter naast de witte reus ont
dekte. „Kijk," riep Tarzan. „Een licht! Het
licht van een schip! Het moet de parelschoe
ner zijn. Ze zijn door windstilte overvallen!"
en toen, met een uiting van vernieuwde hoop:
„We kunnen hen bereiken! Het schip zal ons
er gemakkelijk heenbrengen". De vreemde
ling weifelde. „Zij zijn goed gewapend, dat zeg
ik je", waarschuwde hij. „Wij kunnen het
schip niet overmeesteren wij met ons
drieën!" „Wg zijn nu met ons vieren", ant
woordde de aapman, terwijl hij naar Sheeta
wees, „en wij zullen binnen een half uur met
meer zijn" „Sheeta is evenveel waard als twin
tig mensen", vervolgde hij, „en de andere
paar, die ik wil halen, geven ons de kracht
van minstens honderd man. Je kent hen niet!"
De aapman keerde zich om gooide het hoofd
in de nek en van zijn lippen kwam steeds
weer opnieuw de vreselijke kreet der mens
apen. Toen kwam vanuit de jungle een ant
woord en nóg en nog een! De deserteur van
de parelschoener huiverde. Onder wat voor
soort schepselen had het noodlot hern gevoerd?
Waren Kai Shang en zijn troep moordenaars
niet te verkiezen boven deze grote, blanke
reus, die een panter streelde en de dieren van
de jungle tot zich riep? Maar hoewel hij ver
stijfde van ontzetting bij het horen van de
wilde kreten in de junglenacht, was dit nog
niets vergeleken bij hetgeen hij een ogenblik
later voor zich zag opdoemen.
(Nieuwe spelling.)
BE NOORDZEE IS NIET DE
EENIGE UITKOMST.
Regeering hield er rekening mee,
dat de Zniderzeevisschers aan
hun geboortegrond gehecht zijn.
Zooals onlangs gemeld, zal de Zui-
derzeesteunwet voortaan ook voor 't
gebied benoorden den Afsluitdijk
gelden. In verband biermede heeft
de Msb. den directeur van den
Rijksdienst ter uitvoering van de
Zuiderzeesteunwet, ir. G. F. H. Hou-
ben, geïnterviewd.
Allereerst stelden wij hem, aldus
het blad, de vraag: Waarom nu pas
de bedrijven ten Noorden van den
afsluitdijk binnen de sfeer der Zui
derzeesteunwet worden getrokken?
„Toen begin Mei 1932", antwoordde de heei
iHouben, „de afsluiting der Zuiderzee vol-
fr komen werd, dacht men algemeen de vis-
l Schers zeiven dachten het ook dat de
rvisschen'j boven den dijk door de afsluiting
niet ongunstig zou worden beïnvloed. Het
was liet gebied, dat Oostelijk door de Frie-
'A sche kust en Westelijk door Den Helder
wordt begrensd, gaande langs de eilanden
Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland.
In den beginne was van een minder gun-
stigen invloed ook niet veel te merken. Eerst
geleidelijk liet deze zich gevoelen.
Wiervisschers bonden de kat de
bel aan.
In de voormalige Zuiderzee werd vóór de
afsluiting voornamelijk visch gevonden, wel
ke daar slechts een gedeelte van het jaar
doorbracht: haring, ansjovis, bot, aal. Trek-
visch, zooals men ze noemt. En men was
van oordeel, dat deze visch wel ten Noorden
van den afsluitdijk blijven of geregeld te-
rugkecren zou. Dit is gedurende de eerste
jaren ook inderdaad het geval geweest;
maar later werd het. anders. Daarbij kwam,
dat er ernstige klachten rezen van de zijde
der wiervisschers. Met deze klachten is de
beweging, om ook de bedrijven ten Noorden
van den afsluitdijk in de Zuiderzeesteun
wet op te nemen, eigenlijk begonnen. Het
jwier groeide er niet meer, spoelde er'niet
meer aan."
„Als gevolg van de afsluiting?"
„Dit is niet geheel zeker. Ook een ziekte
in het wier kan de oorzaak zijn. Want het
.verschijnsel, dat hij ons werd waargeno
men, deed zich in andere landen eveneens
voor: Duitschland, Frankrijk, Portugal. Men
slaat wat dit betreft, nog voor een probleem.
En nu zal een commissie worden ingesteld
om uit te maken, of men hier al dan niet
met een wierziekte als de eigenlijke oor
zaak te doen heeft. Maar in elk geval heeft
de positie der visschers boven den afsluit
dijk en van hen, die daar de neven bcdrij-
ven uitoefenen, een aanmerkelijke verande
ring ondergaan en ligt het dus voor de
hand, dat ook zij worden geholpen. De ha-
ringvisscherij leverde het algeloopen sei
zoen zeer ongunstige resultaten op en even
zoo de vangst van andere vischsoorten. Het
geheele gebied, waar van oude de Zuider-
zeevisscherij werd uitgeoefend, wordt dus
voortaan in de wettelijke steunregeling op
genomen."
„En de vischst.and in de voormalige Zui
derzee? Hoe is het daarmee thans gesteld?"
„In de Zuiderzee kwamen vroeger voor:
haring, garnalen, spiering, aal, bot en ansjo
vis. Van deze vischsoorten zijn alleen de
aal en de spiering gebleven. De aal vooral is
er in groote hoeveelheid. Het zoetwater van
het tegenwoordige IJsselmeer trekt deze
visch zeer bijzonder aan. Zij komt van de
Bermuda-eilanden naar ons toe en vindt
door de schutsluizen haar weg, als glasaal
tjes. Bij tientallen millioenen stuks worden
zij jaarlijks gevangen. En naast haar ko-,
men allengs ook baars en snoekbaars veel-
vuldiger voor, met als gevolg, dat de op
brengst der visscherij toeneemt. Het vorig
jaar was de opbrengst in het IJsselmeer
f 1.300.000 en men neemt aan, dat dit bin
nen afzienbaren tijd tot twee millioen gul
den 's jaars zal stijgen. Vóór de afsluiting
bedroeg de opbrengst gemiddeld f 2.800.000
gulden per jaar. En wat het getal der deel
nemers aan de visscherij betreft, dit is
thans omstreeks 2000 tegen 4700 vroeger. Nu
zijn om tot verhooging van de opbrengst
tot het bedrag van twee millioen te komen,
eenige maatregelen getroffen. Allereerst is
de kuilvisscherij beperkt en vervolgens de
maat van de aal gebracht van 25 op 28
c.M. Men vangt dus tegenwoordig grootere
en dikkere aal, krijgt derhalve meer ge
wicht en kan hoogere prijzen maken."
„En boven den afsluitdijk?"
„Daar zijn de vooruitzichten der visschers
veel ongunstiger dan daar beneden. Men
had dit, zooais ik daareven reeds zeide, in
den eersten tijd niet verwacht."
Wat de Zuiderzeesteunwet reeds
deed.
„Zal de Zuiderzeesteunwet ook daar vol
doende hulp kunnen brengen?"
De lieer Houben antwoordde, dat de er
varing heeft 'geleerd, dat deze wet goed en
opbouwend werk verricht. De laatste jaren
werd een kleine twee millioen 's jaars uit
gegeven aan credieten.
„Herhaaldelijk heb ik, aldus ir. Houben,
dan ook kunnen waarnemen, dat de wet
tot veler tevredenheid werkt. Men kwam er
rond voor uit, dat speciaal het lot der ou
den van dagen daardoor op redelijke wijze
is verzorgd."
„Maar de jongeren en degenen,'die nog
valide zijn, willen toch zeker het liefst
werk?"
„Dat spreekt vanzelf, en daarnaar wordt
dan ook zooveel mogelijk gestreefd.
Een omstandigheid, waarmede
daarbij rekening dient te worden
gehouden is, dat de menschen uit
het Zuiderzeegebied zeer aan hun
geboortegrond gehecht zijn. Men
moet hen zoo min mogelijk ver
plaatsen en liever te werk stellen
in hun oude omgeving. Zij wen
nen moeilijk elders. Vandaar, dat
b.v. te Spakenburg tegenwoordig
een knoopenfabriek en een schoe
nenfabriek bestaan, waar gewezen
visschers werkzaam zijn.
Het is zelfs voorgekomen, dat rijksbetrek
kingen werden prijsgegeven, om op den
geboortegrond te kunnen blijven wonen.
Ik denk hierbij ook aan Volendam, dat
meii terecht als cultuurcentrum wil behou
den. De plaats neemt sterk toe door haar
hoog geboortecijfer. Van de 800 personen
bij het visscherijbedrijf betrokken, is een
aanmerkelijk getal afgevoerd wegens ge
vorderden leeftijd. Van de overigen is,
ongeveer een zestigtal werkloos.
De meening, dat de visscherij op
de Noordzee eenige uitkomst en red
ding zou zijn, is echter en dit
geldt niet alleen voor Volendam
onjuist. Men heeft voorbijgezien,
dat het IJsselmeer voorbestemd is
een goed vischwater te blijven. Er
zijn thans uit Volendam nog 120
vaartuigen, die daar de visscherij
uitoefenen. En de snoekbaars-vis-
scherij wordt winter-visscherij."
„Een laatste vraag: leverde de samen
werking mèt en de medewerking van de
besturen der betrokken gemeenten en
andere colleges wel eens moeilijkheden op.
doordat, zoo vele en zoo verscheiden zaken
tc regelen vielen?"
„Neen. De samenwerking met de bur
gemeesters, die de eerste adviseurs zijn bij
de uitvoering der wet, was altijd zeer goed,
ook al bleef ik vrij van de mij gegeven
adviezen af te wijken en moest ik steeds
waken voor een uniforme toepassing der
wet. Ik heb nooit onaangenaamheden ge
had. Hetzelfde geldt voor het contact met
de Visscherijccntrale, de inspectie en an
dere colleges. In het bijzonder geldt dit ook
voor de generale commissie, bedoeld bij art.
3 der wet, waarvan dr. Beumer de bekwa
me voorzitter is, welke o.ij^ aan den Mi
nister heeft te adviseeren omtrent be
zwaarschriften tegen door mij als direc
teur van den Rijksdienst genomen beslis
singen."
Met deze verklaring nam het aangename
en leerrijke onderhoud een einde.
Gisterochtend omstreeks half negen is
brand ontstaan in de boerderij van den land
bouwer van den Heuvel, in hot gehucht
Croy, onder de gemeente AerleRixtel.
Vooral door den krachtigen wind greep het
vuur zeer snel om zich heen en in korten
tijd stond nagenoeg de geheele boerderij in
lichter laaie.
Toen ongeveer een half uur later de brand
weer uit Aarle-Mlixtel met de motorspuit
arriveerde, was het vuur overgeslagen naar
de boerderij van den landbouwer Verbakei.
Ofschoon spoedig water kon worden gege
ven uit de gracht van kasteel Croy, viel aan
blusschen niet meer te denken. Beide boer
derijen brandden tot den grond toe af. Alleen
dé muren staan nog overeind.
De inboedel van Van den Heuvel is nage
noeg geheel verloren gegaan. Het woonhuis
van Verbakel kon door buren grootendeels
worden ontruimd. Het vee bevond zich in de
weide.
Men weet nog niet, hoe de brand ontstaan
is. De schade, welke ongeveer tienduizend
gulden bedraagt, wordt door verzekering ge
dekt.
Een onverbeterlijk oplichter
Tal van hotelhouders werden
de dupe.
De 30-jarige J. K, koopman in zeisen,
moest zich gisteren wegens oplichtinig
voor de Haagsche rechtbank verantwoor
den. Wanneer hij wat gedronken had,
scheen zich een groote fantasie van hem
meester te maken. De handel in zeisen,
welke hij dreef, groeide dan uit tot een
enorme zaak in landbouwwerktuigen, waar
mee hij in tal van plaatsen demonstraties
gaf. Ter inleiding van deze demonstraties
tracteerde hij de boeren uit den omtrek
op rondjes, waarbij zelfs champagne ge
schonken werd. Den volgenden dag even
wel vertrok hij weer zonder betaling van
de rekening van den hotelhouder, bij wien
hij zijn intrek genomen had. Hij had dit
spelletje al- in verschillende plaatsen van
ons land uitgehaald en zoo was ook een
hotelhouder te Pijnacker het slachtoffer
van verdachte's fantasieën geworden.
De officier van justitie, noemde verdachte
een onverbeterlijk oplichter, waarmee niets
te beginnen was en vorderde twee jaar ge
vangenisstraf.
Uitspraak 16 Juni.
ZATERDAG 4 JUNI 1938.
Hilversum I. 175 en 415,5 m.
KRO-uitzemhng. 4.006.60 HIK O.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.)
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Religieuse causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten m.m.v. solist (1.00
1.20 Gramofoonmuziek en om 1.15 Ber.).
1.45 „Het 20-jarig jubileum van de Indische
Kathoüeke Partij",
3.00 Kinderuurtje.
4.00 Berichten, gramofoonmuziek.
4.05 Causerie voor Handelsreizigers en Han
delsagenten.
4.25 Gramofoonmuziek.
4.30 Berichten.
4.35 Gramofoonmuziek.
4.40 Causerie over bestrijding der vA'k^otie.
5.00 KRO-Orkest.
5.45 De KRO-Nachtegaaljes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiekweekoverzicht
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Missiepraatje.
7.35 Actueeie aetherflitsen.
8,00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Meditatie met muzikale omijjsti.-^
8.35 KRO-Orkest.
9.20 Zwemles.
9.30 Operette „Parels en trapen".
10.30 Berichten ANP.
T0.40 Filmpraatje.
10.5512.00 Gramofoonmuziek. lV.
Hilversum n. 301,5 m.
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en
7.308.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Ber.)
10.00 Morgenwijding.
10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Conti
nubedrijven.
12.00 Gramofoonmuziek, (Om 12.16 Ber.)
12.30 Orgelspel.
I.001.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Filmpraatje.
2.15 Gramofoonmuziek.
3.00 Reportage.
3.30 Versterkte Kamerorkest-vereeniging"
A'dam, „Stem des Volks", solisten.
4.30 Radiotooneel, met muzikale begeleiding.
4.50 VARA-Orlcest, mrn.v. solisten.
5.40 Literaire causerie.
6.00 Orgelspel.
6.30 Drentsche uitzending.
7.00 Filmland.
7.30 Reportage.
8.05 Herhaling SOS-Berichten.
8.07 Berichten ANP. VARA-Varia.
8.20 Orgelspel.
8.40 „De Krekeltjes".
9.00 Toespraak. Hierna gramofoonmuziek.
9.15 „En nuOké!"
10.30 Berichten ANP.
10.35 Fragm. operette „Monika".
II.00 VARA-Orkest.
11.4o—12.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Naar het Engelsch
7.
„Eer ik ga", zei Janie kalm, „zou ik u
willen zeggen, hoe ik niet geloof, dat ik hier
blijven zal. De betrekking is zeker niet ge
schikt voor mij".
„Wét?" riep mrs. George verstrooid, ter
wijl ze reeds begonnen was, de kaarten uit
te leggen. „Onzin, miss Carleton! U heeft wat
heimwee. Het is zoowaar de makkelijkste be
trekking, die u ooit zoudt kunnen vinden! U
zult een zitkamer hebben en uw maaltijden
kunt u alleen gebruiken. Niemand, die zich
inet u bemoeien zal: ik niet en mr. Gilohrist
niet en voor Rorke hoeft u in het geheel niet
bang te zijn! Die kijkt nooit naar een vrouw
cm!" Ze lachte en wierp een veelbeteekenen-
öen blik don kant van Selina uit, die kalm
uit het venster zat te kijken
„Denkt u er nog maar eens een dagje over.
Wij hebben niets geen lust om nu weer aan
het zoeken te gaan, is 't wel, Selina?"
„Maar als miss Garieten nu meent, dat ze
hier niet gelukkig icm zijn?" begon de kamo-
nier.
„Och, wat! Natuurlijk zal ze hier gelukkig
zijn! Iedereen, die maar niet de vrouw des
huis is, kan hier gelukkig zijn! Gaat u nu
maar eerst eens kijken".
Selina ging vóór en Janie, die de dwaasheid
Inzag van verder verzet, volgde haar.
In de gang stond de kamenier even stil en
vroeg:
„Meende u dat, van dat niet willen blijven?"
„Natuurlijk meende ik het, anders zou ik
het niet gezegd hebben. Maar misschien dat
ik toch nog wel verander van opvatting en
weer blijf."
Selina lachte even:
„Mrs. George was vanavond bijzonder be
minnelijk; maar zoo is zij niet altijd. U moest
haar eens zien, als ze zoo'n „zenuwbui"
heeft!"
Deze mededeeling deed Janie niet aange
naam aan, maar toch wilde zij Selina geen
vertrouwelijkheden ontlokken. Bovendien, wat
hoefde het eigenlijk? Ze had zelve wel duide
lijk gezien, waarin het ongeluk van deze
vrouw bestond: waarschijnlijk dronk zij
Neen, in dit huis wilde zjj toch niet blijven.
Ze moest weg; waarheen dan ook, en wel zoo
gauw mogelijk!
Minnie's stem herinnerde er haar aan, dat
ze, juist met kleine Charlie nog geen kennis
had gemaakt.
Lusteloos volgde Janie het meisje naar de
eenvoudige, maar niet onaantrekkelijke ka
mer, die uitkwam op een keuken en waar ze
het kind in een hoogen stoel aan de tafel von
den zitten, verdiept in de bezigheid van kraal-
jes rijgen.
Hij zag er niet bepaald verwaarloosd uit,
maar toch als een kind, wien het aan liefde
rijke zorg ontbrak. Hij droeg een onfrissche
blouse, die hem te groot was, zoodat de mouw
tjes hem veel te lang over de handen vielen,
wat hem hinderlijk moest zjjn bij het rygen.
Hij was klein en teer voor zijn leeftijd, had
sluik, vlasblond haar en een smal, bleek ge
zichtje, maar met prachtig-omkrullende. don
kere wimpers, die diepte en uitdrukking gaven
aan zijn lichtblauwe oogen. Die hield hij neer
geslagen, toen de beide meisjes binnentraden
en Minnie met luider stemme aankondigde,
dat hier miss Carleton was, de jongedame, die
voor hem zorgen zou.
Charlie ging voort met rijgen, zonder op-
of omkijken; maar Janie zag daarin geen on
verschilligheid, eerder groote zenuwachtigheid.
Terwijl Janie naast hem ging zitten aan
de tafel, stelde ze zichzelve nog eens voor
als een vriendin, die bij hem was gekomen,'
om met hem te spelen en verhaaltjes te ver
tellen en zoo terloops sprak ze ook van een
banjo, die ze in haar koffer had, in de hoop
het arme kleine ventje wat los te krijgen.
Onder het praten schoof ze het doosje dich
ter naar zich toe en maakte van een paar
vuurroode kraaltjes een ringetje voor hem;
maar hij keek er niet naar en toen ze dé.t hem
aan den vinger wilde schuiven, spartelde hij
tegen.
„Ik wil het niet dragen!" riep hij verschrikt.
„Ik haat roode dingen!"
„Vreemd, hè?" fluisterde Minnie. „Ja, het
is zoo: hij kijkt nooit naar iets roods. U ziet
wel, dat hij zelf nooit roode kralen gebruikt"
„Waarom houd je niet van roode kralen,
ventje?" vroeg Jani.
Bedeesd keek hij op en zei, met zijn vinger
tje naar Minnie's gelaat wijzend:
„Zend h£ér weg. Ze lacht mij uit!"
En toen het meisje zich dan ook terugge
trokken had, boog hij zich wat dichter naar
Janie toe en fluisterde:
„Omdat die net op droppels bloed lijken".
Janie voelde zich ineens koud worden.
Het was nu donker in de kamer, zoodat het
bleeke gezichtje nog ééns zoo wit leek.
„Zou het niet beter zijn, dat je nu naar bed
ging?" stelde ze hem voor.
De kleine jongen keek eens naar haar. Hij
vond haar heel anders dan de meisjes, die hij
tot nog toe om zich heen had gehad
Hij liet zich van zijn stoel glijden en legde
vertrouwelijk zijn handje in de hare. Samen
gingen ze de trap op. Op het portaal ontmoet
ten ze Rorke. Hij liet hen passeeren, maar
nam in het geheel geen notitie van zijn broer
tje. Charlie klemde zich vast aan haar hand...
Ja, het was een bijzonder zenuwachtig kind,
dacht zij. Hij zeurde echter niet, of ze nog
bij hem bleef, toen het uitkleeden achter den
rug was; maar, toen ze zich omkeerde om
weg te gaan, keek hij haar toch zoo innig-
deerniswaardïg na, met de groote, droeve
oogen van een hond ,dat ze onwillekeurig te
rugkeerde, om hem nog een zoen te geven.
„U gaat toch niet weg?" vroeg hij smee-
kend.
„Niet vóór je in slaap bent, vent!"
„Neen, maar ik bedoel: niet weg, hier uit
huis? Zult u hier altijd blijven?"
„Dat kan ik niet beloven, Charlie... Maar
ik zal nog wel een tijd blijven."
Eigenlijk had zij het zich heel anders voor
genomen, maar toen ze dat angstig beroep op
zich hoorde, kon ze onmogelijk boudweg wei
geren.
Een paar uur later keerde zij naar haar
kamer terug; maar, och, wat leek haar die nu
somber!
Ze vond het er nog ééns zoo „griezelig". Een
rilling liep haar door de leden, als ze in de
verte een deur hoorde toeslaan; en ze schrikte
overmatig, toen de haarborstel in haar mouw
bleef haken en ineens met een harden slag
viel.
Charlie sliep in de kamer daarnaast en de
tusschendeur stond open. Het diende niet, om
haar kalmer te stemmen, dat hij af en toe
kreunde, of zelfs een onderdrukten kreet liet
hooren in den slaap.
Toen ze eens bij hem ging kijken, zag ze,
dat hij de lakens over het hoofdje getrokken
had. Hij schrikte, toen hij haar hoorde aan
komen en zij zich over hem heenboog, om de
lakens weer goed te leggen. Het haar, dat zij
had loshangen, viel door die beweging over
haar gelaat en tot haar groote teleurstelling
gaf het kind een gil en hield de handen voor
de oogen.
„Ik wil u zóó niet zien!" riep hij, „zóó, met
het haar voor uw gezicht!
Janie herinnerde zich nu de „spookgeschie
denis," die Minnie haar had verteld: Had
Charlie die ook gehoord, of had hij mis
schien
Ze wilde de vraag zelfs in haar gedachten
niet voltooien.
Intusschen ging ze terug naar haar kamer,
maar het duur lang eer ze den slaap kon vat
ten. Ze tuurde naar de duisternis, steeds bij
zichzelve overleggend„Wat is dit toch voor
een huis?" Het hoofd van het gezin was een
hulpelooze, oude vrek, die waarschijnlijk allen
omgang met de buitenwereld voor zijn familie
onmogelijk maakte; Selina was sluw en listig;
mrs. Gilchrist een vrouw, die zich aan den
drank overgaf; wat was er afschuwelijker;
Rorke een jonge man, die verdacht werd van
moord!Zelfs het feit, dat ze nog aan
elkaar verwant waren, deed er de situatie
voor Janie niet beter op worden.
In half-wakenden, half-slapenden toestand
verbeeldde zij zich van alles. Eéns meende ze
een kreet van schrik te hooren. Ze ging recht
op zitten en keek huiverend om zich heen.
Het venster stond open en fantastisch viel het
maanlicht binnen en maakte het er zóó hel
der, dat ze er ieder voorwerp, als bij dag, kon
onderscheiden. Ze had een gevoel, "of er iets
vlak bij haar was.
Eer ze in bed ging. had ze de gordijnen aan
het voeteneinde zoo ver mogelijk weggeslagen
en nu leek het haar, dat deze wat naar haar
toegetrokken warenobk meenden ze een licht
geritsel te hooren
Toen was alles stil!Tóch meende ze nu
weer een'donkere schaduw te zien glijden over
een juist helder door de maan beschenen plek
en in den spiegel daar tegenover zag ze het
beeld weerkaatst van een vrouw, een vrouw,
wie het haar over het gelaat viel.
(Wordt vervolffd.)