m Ijsselmeer blijft de hoop der visschers BEESTEN VAN Twee boerderijen afgebrand Radioprogramma Twee nichten en twee neven DOOR EDGAR RICE BURROUGHS No. 80. De getrainde ogen van Tarzan keken die nacht in de richting van het voorwerp, dat zijn aandacht had getrokken Weer zag hij het! Weer kwam het door de duisternis over het water van de oceaan. Toen keerde hij zich om en wekte de beide mannen bij het kampvuur. Ze kwamen dadelijk naar hem toe rennen, doch de vreemdeling aarzelde, toen hij de grote panter naast de witte reus ont dekte. „Kijk," riep Tarzan. „Een licht! Het licht van een schip! Het moet de parelschoe ner zijn. Ze zijn door windstilte overvallen!" en toen, met een uiting van vernieuwde hoop: „We kunnen hen bereiken! Het schip zal ons er gemakkelijk heenbrengen". De vreemde ling weifelde. „Zij zijn goed gewapend, dat zeg ik je", waarschuwde hij. „Wij kunnen het schip niet overmeesteren wij met ons drieën!" „Wg zijn nu met ons vieren", ant woordde de aapman, terwijl hij naar Sheeta wees, „en wij zullen binnen een half uur met meer zijn" „Sheeta is evenveel waard als twin tig mensen", vervolgde hij, „en de andere paar, die ik wil halen, geven ons de kracht van minstens honderd man. Je kent hen niet!" De aapman keerde zich om gooide het hoofd in de nek en van zijn lippen kwam steeds weer opnieuw de vreselijke kreet der mens apen. Toen kwam vanuit de jungle een ant woord en nóg en nog een! De deserteur van de parelschoener huiverde. Onder wat voor soort schepselen had het noodlot hern gevoerd? Waren Kai Shang en zijn troep moordenaars niet te verkiezen boven deze grote, blanke reus, die een panter streelde en de dieren van de jungle tot zich riep? Maar hoewel hij ver stijfde van ontzetting bij het horen van de wilde kreten in de junglenacht, was dit nog niets vergeleken bij hetgeen hij een ogenblik later voor zich zag opdoemen. (Nieuwe spelling.) BE NOORDZEE IS NIET DE EENIGE UITKOMST. Regeering hield er rekening mee, dat de Zniderzeevisschers aan hun geboortegrond gehecht zijn. Zooals onlangs gemeld, zal de Zui- derzeesteunwet voortaan ook voor 't gebied benoorden den Afsluitdijk gelden. In verband biermede heeft de Msb. den directeur van den Rijksdienst ter uitvoering van de Zuiderzeesteunwet, ir. G. F. H. Hou- ben, geïnterviewd. Allereerst stelden wij hem, aldus het blad, de vraag: Waarom nu pas de bedrijven ten Noorden van den afsluitdijk binnen de sfeer der Zui derzeesteunwet worden getrokken? „Toen begin Mei 1932", antwoordde de heei iHouben, „de afsluiting der Zuiderzee vol- fr komen werd, dacht men algemeen de vis- l Schers zeiven dachten het ook dat de rvisschen'j boven den dijk door de afsluiting niet ongunstig zou worden beïnvloed. Het was liet gebied, dat Oostelijk door de Frie- 'A sche kust en Westelijk door Den Helder wordt begrensd, gaande langs de eilanden Texel, Vlieland, Terschelling en Ameland. In den beginne was van een minder gun- stigen invloed ook niet veel te merken. Eerst geleidelijk liet deze zich gevoelen. Wiervisschers bonden de kat de bel aan. In de voormalige Zuiderzee werd vóór de afsluiting voornamelijk visch gevonden, wel ke daar slechts een gedeelte van het jaar doorbracht: haring, ansjovis, bot, aal. Trek- visch, zooals men ze noemt. En men was van oordeel, dat deze visch wel ten Noorden van den afsluitdijk blijven of geregeld te- rugkecren zou. Dit is gedurende de eerste jaren ook inderdaad het geval geweest; maar later werd het. anders. Daarbij kwam, dat er ernstige klachten rezen van de zijde der wiervisschers. Met deze klachten is de beweging, om ook de bedrijven ten Noorden van den afsluitdijk in de Zuiderzeesteun wet op te nemen, eigenlijk begonnen. Het jwier groeide er niet meer, spoelde er'niet meer aan." „Als gevolg van de afsluiting?" „Dit is niet geheel zeker. Ook een ziekte in het wier kan de oorzaak zijn. Want het .verschijnsel, dat hij ons werd waargeno men, deed zich in andere landen eveneens voor: Duitschland, Frankrijk, Portugal. Men slaat wat dit betreft, nog voor een probleem. En nu zal een commissie worden ingesteld om uit te maken, of men hier al dan niet met een wierziekte als de eigenlijke oor zaak te doen heeft. Maar in elk geval heeft de positie der visschers boven den afsluit dijk en van hen, die daar de neven bcdrij- ven uitoefenen, een aanmerkelijke verande ring ondergaan en ligt het dus voor de hand, dat ook zij worden geholpen. De ha- ringvisscherij leverde het algeloopen sei zoen zeer ongunstige resultaten op en even zoo de vangst van andere vischsoorten. Het geheele gebied, waar van oude de Zuider- zeevisscherij werd uitgeoefend, wordt dus voortaan in de wettelijke steunregeling op genomen." „En de vischst.and in de voormalige Zui derzee? Hoe is het daarmee thans gesteld?" „In de Zuiderzee kwamen vroeger voor: haring, garnalen, spiering, aal, bot en ansjo vis. Van deze vischsoorten zijn alleen de aal en de spiering gebleven. De aal vooral is er in groote hoeveelheid. Het zoetwater van het tegenwoordige IJsselmeer trekt deze visch zeer bijzonder aan. Zij komt van de Bermuda-eilanden naar ons toe en vindt door de schutsluizen haar weg, als glasaal tjes. Bij tientallen millioenen stuks worden zij jaarlijks gevangen. En naast haar ko-, men allengs ook baars en snoekbaars veel- vuldiger voor, met als gevolg, dat de op brengst der visscherij toeneemt. Het vorig jaar was de opbrengst in het IJsselmeer f 1.300.000 en men neemt aan, dat dit bin nen afzienbaren tijd tot twee millioen gul den 's jaars zal stijgen. Vóór de afsluiting bedroeg de opbrengst gemiddeld f 2.800.000 gulden per jaar. En wat het getal der deel nemers aan de visscherij betreft, dit is thans omstreeks 2000 tegen 4700 vroeger. Nu zijn om tot verhooging van de opbrengst tot het bedrag van twee millioen te komen, eenige maatregelen getroffen. Allereerst is de kuilvisscherij beperkt en vervolgens de maat van de aal gebracht van 25 op 28 c.M. Men vangt dus tegenwoordig grootere en dikkere aal, krijgt derhalve meer ge wicht en kan hoogere prijzen maken." „En boven den afsluitdijk?" „Daar zijn de vooruitzichten der visschers veel ongunstiger dan daar beneden. Men had dit, zooais ik daareven reeds zeide, in den eersten tijd niet verwacht." Wat de Zuiderzeesteunwet reeds deed. „Zal de Zuiderzeesteunwet ook daar vol doende hulp kunnen brengen?" De lieer Houben antwoordde, dat de er varing heeft 'geleerd, dat deze wet goed en opbouwend werk verricht. De laatste jaren werd een kleine twee millioen 's jaars uit gegeven aan credieten. „Herhaaldelijk heb ik, aldus ir. Houben, dan ook kunnen waarnemen, dat de wet tot veler tevredenheid werkt. Men kwam er rond voor uit, dat speciaal het lot der ou den van dagen daardoor op redelijke wijze is verzorgd." „Maar de jongeren en degenen,'die nog valide zijn, willen toch zeker het liefst werk?" „Dat spreekt vanzelf, en daarnaar wordt dan ook zooveel mogelijk gestreefd. Een omstandigheid, waarmede daarbij rekening dient te worden gehouden is, dat de menschen uit het Zuiderzeegebied zeer aan hun geboortegrond gehecht zijn. Men moet hen zoo min mogelijk ver plaatsen en liever te werk stellen in hun oude omgeving. Zij wen nen moeilijk elders. Vandaar, dat b.v. te Spakenburg tegenwoordig een knoopenfabriek en een schoe nenfabriek bestaan, waar gewezen visschers werkzaam zijn. Het is zelfs voorgekomen, dat rijksbetrek kingen werden prijsgegeven, om op den geboortegrond te kunnen blijven wonen. Ik denk hierbij ook aan Volendam, dat meii terecht als cultuurcentrum wil behou den. De plaats neemt sterk toe door haar hoog geboortecijfer. Van de 800 personen bij het visscherijbedrijf betrokken, is een aanmerkelijk getal afgevoerd wegens ge vorderden leeftijd. Van de overigen is, ongeveer een zestigtal werkloos. De meening, dat de visscherij op de Noordzee eenige uitkomst en red ding zou zijn, is echter en dit geldt niet alleen voor Volendam onjuist. Men heeft voorbijgezien, dat het IJsselmeer voorbestemd is een goed vischwater te blijven. Er zijn thans uit Volendam nog 120 vaartuigen, die daar de visscherij uitoefenen. En de snoekbaars-vis- scherij wordt winter-visscherij." „Een laatste vraag: leverde de samen werking mèt en de medewerking van de besturen der betrokken gemeenten en andere colleges wel eens moeilijkheden op. doordat, zoo vele en zoo verscheiden zaken tc regelen vielen?" „Neen. De samenwerking met de bur gemeesters, die de eerste adviseurs zijn bij de uitvoering der wet, was altijd zeer goed, ook al bleef ik vrij van de mij gegeven adviezen af te wijken en moest ik steeds waken voor een uniforme toepassing der wet. Ik heb nooit onaangenaamheden ge had. Hetzelfde geldt voor het contact met de Visscherijccntrale, de inspectie en an dere colleges. In het bijzonder geldt dit ook voor de generale commissie, bedoeld bij art. 3 der wet, waarvan dr. Beumer de bekwa me voorzitter is, welke o.ij^ aan den Mi nister heeft te adviseeren omtrent be zwaarschriften tegen door mij als direc teur van den Rijksdienst genomen beslis singen." Met deze verklaring nam het aangename en leerrijke onderhoud een einde. Gisterochtend omstreeks half negen is brand ontstaan in de boerderij van den land bouwer van den Heuvel, in hot gehucht Croy, onder de gemeente AerleRixtel. Vooral door den krachtigen wind greep het vuur zeer snel om zich heen en in korten tijd stond nagenoeg de geheele boerderij in lichter laaie. Toen ongeveer een half uur later de brand weer uit Aarle-Mlixtel met de motorspuit arriveerde, was het vuur overgeslagen naar de boerderij van den landbouwer Verbakei. Ofschoon spoedig water kon worden gege ven uit de gracht van kasteel Croy, viel aan blusschen niet meer te denken. Beide boer derijen brandden tot den grond toe af. Alleen dé muren staan nog overeind. De inboedel van Van den Heuvel is nage noeg geheel verloren gegaan. Het woonhuis van Verbakel kon door buren grootendeels worden ontruimd. Het vee bevond zich in de weide. Men weet nog niet, hoe de brand ontstaan is. De schade, welke ongeveer tienduizend gulden bedraagt, wordt door verzekering ge dekt. Een onverbeterlijk oplichter Tal van hotelhouders werden de dupe. De 30-jarige J. K, koopman in zeisen, moest zich gisteren wegens oplichtinig voor de Haagsche rechtbank verantwoor den. Wanneer hij wat gedronken had, scheen zich een groote fantasie van hem meester te maken. De handel in zeisen, welke hij dreef, groeide dan uit tot een enorme zaak in landbouwwerktuigen, waar mee hij in tal van plaatsen demonstraties gaf. Ter inleiding van deze demonstraties tracteerde hij de boeren uit den omtrek op rondjes, waarbij zelfs champagne ge schonken werd. Den volgenden dag even wel vertrok hij weer zonder betaling van de rekening van den hotelhouder, bij wien hij zijn intrek genomen had. Hij had dit spelletje al- in verschillende plaatsen van ons land uitgehaald en zoo was ook een hotelhouder te Pijnacker het slachtoffer van verdachte's fantasieën geworden. De officier van justitie, noemde verdachte een onverbeterlijk oplichter, waarmee niets te beginnen was en vorderde twee jaar ge vangenisstraf. Uitspraak 16 Juni. ZATERDAG 4 JUNI 1938. Hilversum I. 175 en 415,5 m. KRO-uitzemhng. 4.006.60 HIK O. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.) 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Religieuse causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Melodisten m.m.v. solist (1.00 1.20 Gramofoonmuziek en om 1.15 Ber.). 1.45 „Het 20-jarig jubileum van de Indische Kathoüeke Partij", 3.00 Kinderuurtje. 4.00 Berichten, gramofoonmuziek. 4.05 Causerie voor Handelsreizigers en Han delsagenten. 4.25 Gramofoonmuziek. 4.30 Berichten. 4.35 Gramofoonmuziek. 4.40 Causerie over bestrijding der vA'k^otie. 5.00 KRO-Orkest. 5.45 De KRO-Nachtegaaljes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiekweekoverzicht 6.45 Gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Missiepraatje. 7.35 Actueeie aetherflitsen. 8,00 Berichten ANP. Mededeelingen. 8.15 Meditatie met muzikale omijjsti.-^ 8.35 KRO-Orkest. 9.20 Zwemles. 9.30 Operette „Parels en trapen". 10.30 Berichten ANP. T0.40 Filmpraatje. 10.5512.00 Gramofoonmuziek. lV. Hilversum n. 301,5 m. VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. en 7.308.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Ber.) 10.00 Morgenwijding. 10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Conti nubedrijven. 12.00 Gramofoonmuziek, (Om 12.16 Ber.) 12.30 Orgelspel. I.001.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Filmpraatje. 2.15 Gramofoonmuziek. 3.00 Reportage. 3.30 Versterkte Kamerorkest-vereeniging" A'dam, „Stem des Volks", solisten. 4.30 Radiotooneel, met muzikale begeleiding. 4.50 VARA-Orlcest, mrn.v. solisten. 5.40 Literaire causerie. 6.00 Orgelspel. 6.30 Drentsche uitzending. 7.00 Filmland. 7.30 Reportage. 8.05 Herhaling SOS-Berichten. 8.07 Berichten ANP. VARA-Varia. 8.20 Orgelspel. 8.40 „De Krekeltjes". 9.00 Toespraak. Hierna gramofoonmuziek. 9.15 „En nuOké!" 10.30 Berichten ANP. 10.35 Fragm. operette „Monika". II.00 VARA-Orkest. 11.4o—12.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Naar het Engelsch 7. „Eer ik ga", zei Janie kalm, „zou ik u willen zeggen, hoe ik niet geloof, dat ik hier blijven zal. De betrekking is zeker niet ge schikt voor mij". „Wét?" riep mrs. George verstrooid, ter wijl ze reeds begonnen was, de kaarten uit te leggen. „Onzin, miss Carleton! U heeft wat heimwee. Het is zoowaar de makkelijkste be trekking, die u ooit zoudt kunnen vinden! U zult een zitkamer hebben en uw maaltijden kunt u alleen gebruiken. Niemand, die zich inet u bemoeien zal: ik niet en mr. Gilohrist niet en voor Rorke hoeft u in het geheel niet bang te zijn! Die kijkt nooit naar een vrouw cm!" Ze lachte en wierp een veelbeteekenen- öen blik don kant van Selina uit, die kalm uit het venster zat te kijken „Denkt u er nog maar eens een dagje over. Wij hebben niets geen lust om nu weer aan het zoeken te gaan, is 't wel, Selina?" „Maar als miss Garieten nu meent, dat ze hier niet gelukkig icm zijn?" begon de kamo- nier. „Och, wat! Natuurlijk zal ze hier gelukkig zijn! Iedereen, die maar niet de vrouw des huis is, kan hier gelukkig zijn! Gaat u nu maar eerst eens kijken". Selina ging vóór en Janie, die de dwaasheid Inzag van verder verzet, volgde haar. In de gang stond de kamenier even stil en vroeg: „Meende u dat, van dat niet willen blijven?" „Natuurlijk meende ik het, anders zou ik het niet gezegd hebben. Maar misschien dat ik toch nog wel verander van opvatting en weer blijf." Selina lachte even: „Mrs. George was vanavond bijzonder be minnelijk; maar zoo is zij niet altijd. U moest haar eens zien, als ze zoo'n „zenuwbui" heeft!" Deze mededeeling deed Janie niet aange naam aan, maar toch wilde zij Selina geen vertrouwelijkheden ontlokken. Bovendien, wat hoefde het eigenlijk? Ze had zelve wel duide lijk gezien, waarin het ongeluk van deze vrouw bestond: waarschijnlijk dronk zij Neen, in dit huis wilde zjj toch niet blijven. Ze moest weg; waarheen dan ook, en wel zoo gauw mogelijk! Minnie's stem herinnerde er haar aan, dat ze, juist met kleine Charlie nog geen kennis had gemaakt. Lusteloos volgde Janie het meisje naar de eenvoudige, maar niet onaantrekkelijke ka mer, die uitkwam op een keuken en waar ze het kind in een hoogen stoel aan de tafel von den zitten, verdiept in de bezigheid van kraal- jes rijgen. Hij zag er niet bepaald verwaarloosd uit, maar toch als een kind, wien het aan liefde rijke zorg ontbrak. Hij droeg een onfrissche blouse, die hem te groot was, zoodat de mouw tjes hem veel te lang over de handen vielen, wat hem hinderlijk moest zjjn bij het rygen. Hij was klein en teer voor zijn leeftijd, had sluik, vlasblond haar en een smal, bleek ge zichtje, maar met prachtig-omkrullende. don kere wimpers, die diepte en uitdrukking gaven aan zijn lichtblauwe oogen. Die hield hij neer geslagen, toen de beide meisjes binnentraden en Minnie met luider stemme aankondigde, dat hier miss Carleton was, de jongedame, die voor hem zorgen zou. Charlie ging voort met rijgen, zonder op- of omkijken; maar Janie zag daarin geen on verschilligheid, eerder groote zenuwachtigheid. Terwijl Janie naast hem ging zitten aan de tafel, stelde ze zichzelve nog eens voor als een vriendin, die bij hem was gekomen,' om met hem te spelen en verhaaltjes te ver tellen en zoo terloops sprak ze ook van een banjo, die ze in haar koffer had, in de hoop het arme kleine ventje wat los te krijgen. Onder het praten schoof ze het doosje dich ter naar zich toe en maakte van een paar vuurroode kraaltjes een ringetje voor hem; maar hij keek er niet naar en toen ze dé.t hem aan den vinger wilde schuiven, spartelde hij tegen. „Ik wil het niet dragen!" riep hij verschrikt. „Ik haat roode dingen!" „Vreemd, hè?" fluisterde Minnie. „Ja, het is zoo: hij kijkt nooit naar iets roods. U ziet wel, dat hij zelf nooit roode kralen gebruikt" „Waarom houd je niet van roode kralen, ventje?" vroeg Jani. Bedeesd keek hij op en zei, met zijn vinger tje naar Minnie's gelaat wijzend: „Zend h£ér weg. Ze lacht mij uit!" En toen het meisje zich dan ook terugge trokken had, boog hij zich wat dichter naar Janie toe en fluisterde: „Omdat die net op droppels bloed lijken". Janie voelde zich ineens koud worden. Het was nu donker in de kamer, zoodat het bleeke gezichtje nog ééns zoo wit leek. „Zou het niet beter zijn, dat je nu naar bed ging?" stelde ze hem voor. De kleine jongen keek eens naar haar. Hij vond haar heel anders dan de meisjes, die hij tot nog toe om zich heen had gehad Hij liet zich van zijn stoel glijden en legde vertrouwelijk zijn handje in de hare. Samen gingen ze de trap op. Op het portaal ontmoet ten ze Rorke. Hij liet hen passeeren, maar nam in het geheel geen notitie van zijn broer tje. Charlie klemde zich vast aan haar hand... Ja, het was een bijzonder zenuwachtig kind, dacht zij. Hij zeurde echter niet, of ze nog bij hem bleef, toen het uitkleeden achter den rug was; maar, toen ze zich omkeerde om weg te gaan, keek hij haar toch zoo innig- deerniswaardïg na, met de groote, droeve oogen van een hond ,dat ze onwillekeurig te rugkeerde, om hem nog een zoen te geven. „U gaat toch niet weg?" vroeg hij smee- kend. „Niet vóór je in slaap bent, vent!" „Neen, maar ik bedoel: niet weg, hier uit huis? Zult u hier altijd blijven?" „Dat kan ik niet beloven, Charlie... Maar ik zal nog wel een tijd blijven." Eigenlijk had zij het zich heel anders voor genomen, maar toen ze dat angstig beroep op zich hoorde, kon ze onmogelijk boudweg wei geren. Een paar uur later keerde zij naar haar kamer terug; maar, och, wat leek haar die nu somber! Ze vond het er nog ééns zoo „griezelig". Een rilling liep haar door de leden, als ze in de verte een deur hoorde toeslaan; en ze schrikte overmatig, toen de haarborstel in haar mouw bleef haken en ineens met een harden slag viel. Charlie sliep in de kamer daarnaast en de tusschendeur stond open. Het diende niet, om haar kalmer te stemmen, dat hij af en toe kreunde, of zelfs een onderdrukten kreet liet hooren in den slaap. Toen ze eens bij hem ging kijken, zag ze, dat hij de lakens over het hoofdje getrokken had. Hij schrikte, toen hij haar hoorde aan komen en zij zich over hem heenboog, om de lakens weer goed te leggen. Het haar, dat zij had loshangen, viel door die beweging over haar gelaat en tot haar groote teleurstelling gaf het kind een gil en hield de handen voor de oogen. „Ik wil u zóó niet zien!" riep hij, „zóó, met het haar voor uw gezicht! Janie herinnerde zich nu de „spookgeschie denis," die Minnie haar had verteld: Had Charlie die ook gehoord, of had hij mis schien Ze wilde de vraag zelfs in haar gedachten niet voltooien. Intusschen ging ze terug naar haar kamer, maar het duur lang eer ze den slaap kon vat ten. Ze tuurde naar de duisternis, steeds bij zichzelve overleggend„Wat is dit toch voor een huis?" Het hoofd van het gezin was een hulpelooze, oude vrek, die waarschijnlijk allen omgang met de buitenwereld voor zijn familie onmogelijk maakte; Selina was sluw en listig; mrs. Gilchrist een vrouw, die zich aan den drank overgaf; wat was er afschuwelijker; Rorke een jonge man, die verdacht werd van moord!Zelfs het feit, dat ze nog aan elkaar verwant waren, deed er de situatie voor Janie niet beter op worden. In half-wakenden, half-slapenden toestand verbeeldde zij zich van alles. Eéns meende ze een kreet van schrik te hooren. Ze ging recht op zitten en keek huiverend om zich heen. Het venster stond open en fantastisch viel het maanlicht binnen en maakte het er zóó hel der, dat ze er ieder voorwerp, als bij dag, kon onderscheiden. Ze had een gevoel, "of er iets vlak bij haar was. Eer ze in bed ging. had ze de gordijnen aan het voeteneinde zoo ver mogelijk weggeslagen en nu leek het haar, dat deze wat naar haar toegetrokken warenobk meenden ze een licht geritsel te hooren Toen was alles stil!Tóch meende ze nu weer een'donkere schaduw te zien glijden over een juist helder door de maan beschenen plek en in den spiegel daar tegenover zag ze het beeld weerkaatst van een vrouw, een vrouw, wie het haar over het gelaat viel. (Wordt vervolffd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 7