immu RADIO ZOON VAN Schelpenplaag op de „Karimata" Twee nichten en twee neven Let op de Coloradokever 1 Het olielampje en de bedelstaf DOOR EDGAR RICE BURROUGHS No. 3. De aap greep Paulvitch stevig vast, toen ze in het zicht kwamen van de terugkeerende zeelieden. Het dier scheen geen kwaad in de zin te hebben en voelde zich blijkbaar op zijn gemak in het gezelschap van menselijke wezens. In de sluwe hersenen van de Rus ont stond een wild plan. Dit dier zou een hoop geld waard zijn in Londen. Zelfs toen de nu verwonderde bemanning naar het ongelijke paar toe kwam lopen, toonde de mensaap in het geheel geen tekenen van angst of boos heid. In plaats daarvan greep het dier iedere zeeman bij de schouders en keek hem lang en ernstig in het gezicht. Wat wilde dit vreemde schepsel? Nadat de aap hen allen goed be keken had, keerde hij zich weer tot de Rus en het was hem aan te zien, dat hij teleur gesteld was. De mannen waren blij met dit grote, vriendelijke dier en besloten hem mee te nemen met de „Marjorie W", en hem aan de collectie curiositeiten toe te voegen. De aap klom met hen in de grote boot en ging tevre den zitten. Op de korte reis naar het schip greep het dier een roeispaan van een matroos en met gemak roeide hij mee, alsof de hele geschiedenis niets nieuws voor hem was. De matrozen waren heel verwonderd. Paulvitch kreeg weer hoop. Hij wilde deze aap trainen en een fortuin met hem verdienen! Aap boord van het schip onderwierp de aap ieder nieuw gezicht aan een nieuw onderzoek, doch steeds wendde hij zich met dezelfde teleurstelling af. Zelfs de geleerden waren niet in staat om iets van zijn vreemd gedrag te begrijpen. Na elk plekje op het schip onderzocht te hebben op de terugreis, bleek Ajax, zo hadden ze de aap genoemd, volkomen onverschillig voor hetgeen er om hem heen gebeurde. Soms was het of de oude onrust weer bij hem boven kwam, dan dwaalde hg door het schip heen, alsof hg iets zochtwat? Tenslotte kwam de „Marjo rie W" in Engeland aan en met de aankomst van Paulvitch en Ajax begon een reeks Van vreemde gebeurtenissen, die in het leven van vele mensen zouden ingrgpen. Ministers op de „goudmolen" De problemen, waarvoor de „Karimata" met haar bergingspogingen van het Luti- negoud komt te staan, blijken soms ande re vormen aan te nemen, dan men had verwacht. Men heeft dan ook niet alles kunnen voorzien. Een van de dwingend- ste vraagstukken, waarvoor de „Karimata"- onderneming zich ziet geplaatst, is wel dat van de verbinding met den wal. Ge woonlijk vaart, bij het aflossen van de werkploegen of bij het vervoeren van de bezoekers, ééh van de sleep- of werkboo- ten van het haventje van West-Terschel ling tot op ongeveer vijftig meter van den molen, waarna dan de mcnschen met een lichte motorvlet naar het wrak worden gebracht en er vandaan worden gehaald. Dat doet men, omdat de golfslag in het gevaarlijke water van den Engelschen lioek meestal te hevig Is, dan dat de sleepboot zelf langszij van den molen kan komen. Doch niettemin blijft het vervoer met de vlet, wanneer het water een beetje onstuimig is, ook nog een gevaarlijk kar wei. Zoo is Vrijdag tijdens den vrij straffen Westenwind de motorvlet, waarin bij het aanbrengen van de arbeiders ongeveer 10 personen zaten, door den ruwen golfslag aan de onderzijde tegen de beschoeiing van de sleepboot „Stortemelk" gedrukt, waardoor er een oogenblik ernstig gevaar bestond, dat de vlet onder zou worden ge drukt. Gelukkig beeft men door gezamen lijk krachtig afduwen een groot ongeluk kunnen voorkomen. Zaterdagmiddag echter, toen het zeer rus tig weer was, kon de „Stortemelk" zelf langszij meeren, zonder dat men eenige moeilijkheid ondervond. De bordjes „ver boden toegang", welke rondom aan de flanken van het ponton van den molen hangen, doen op dit moment dan ook wat minder zonderling aan, dan wanneer de zee hol staat en er geen nieuwsgierige zeiljachtjcs in de nabijheid van de „Kari- mala" te vinden zijn. Bij het vastleggen van de „Karimata" is Donderdag ook nog een hachelijk oogen blik voorgekomen, toen één der sleepboo- ten onder den staaldraad lag, waaraan de molen verankerd werd, teneinde deze ka bel op de juiste plaafs te brengen. Plotse ling kwam er echter beweging in de „Ka rimata" en wanneer de sterke sleepboot „I-Iolland" het gevaar niet gezien had en niet onmiddellijk te hulp was gesneld, zou dc eerstbedoelde sleepboot ongetwijfeld door de polsdikke kabels omlaag of mis schien wel ondcrw ater zijn gedrukt FEUILLETON. Naar het Engelsch 14. Op Janie had het echter een onvermijde- lijken indruk gemaakt. Als een schokkende openbaring was het ineens over haar geko men, dat, terwijl zij steeds in een wereld van zonneschijn, romance en hooge idealen had geleefd, zij en Rorke en Charlie samen, al dien tijd nieuwsgierige, onvriendelijke blikken hen hadden gadegeslagen en booze tongen hen belasterd hadden. En was nog erger was: ze ging nu zelve ook wantrouwen voelen jegens haar neef. Was hij wel de geschikte, om dagelijks zoo kameraadschappelijk mee om te gaan? Toch had zij zelve niets geen slechten wan del van hem gemerkt. In het eerst na hun kennismaking was hij stug en onaangenaam geweest, maar had haar volkomen met rust gelaten. Hij leidde geen nuttig bestaan, voor zoover zij er over oordeelen kon; maar, och, in hoe verre weten wij, menschen, dit van elkaar En toch had er, van héér kant, eenige ver koeling plaats in de houding tegenover haar neef. Zg was meer zelfbewust, maar voelde zich minder op haar gemak. Sinds Charlie's afwezigheid was er een eind gekomen aan hun ongedwongen omgang. De verbindende schakel was uitgevallen. Het weer was nu ook kil en regenachtig, zoodat ze elkaar buiten maar weinig ont moetten. Kortom, terwijl ze dien middag daar zoo verlaten aan den oever van de rivier zat. dacht ze troosteloos, hoe de wereld haar een Dat al deze voorvallen, waaron der niet het minst het groote risi co van de onderneming niet door allen zijn voorbijgezien, blijkt wel uit het feit, dat wij moesten ver nemen, dat Lloyds, de Engelsche verzekeringsmaatschappij, gewei gerd heeft de verzekering van de „Karimata" voor deze bergingspo ging op zich te nemen. Deze wei gering was, naar ons ter oore kwam, zelfs zoo krachtig geargu menteerd, dat men seinde dit zelfs niet te willen doen, wanneer de booten van L. Smit en Co's inter nationalen sleepdienst de wacht hij de „Karimata" zouden hebben. Een tegenvaller voor de baggeraars vor men de enorme hoeveelheden schelpen, die bij tonnen worden opgehaald. Aanvankelijk onderzocht men den opgebaggerden grond aan de zeef in de storgoot, waar 2 man nen doorloopend bezig waren met de han den de bergen schelpen op waardevolle voor werpen te onderzoeken. De metalen voor werpen, die van de „Lutine" afkomstig moe ten zijn, komen allen te voorschijn, gehuld in den korst van harde klei en samenge klitte schelpen, die zich eraan hebben vast gezet. Zoodoende vindt men hen meestal als ge makkelijk te onderscheiden zwarte klom pen. Toen echter de opgehaalde hoeveelhe den schelpen Steeds omvangrijker werden en het onderzoek op deze wijze onmogelijk maakte, heeft men de zeefmethode gewij zigd. Nu staan er aan het einde van den draaitrommel, waarin de schelpen en de zwaardere voorwerpen, na van het zand te zijn gescheiden, worden opgevangen, drie arbeiders, die niets anders hebben te doen dan in den onóphoudelijken schelpenvloed naar de vurig gewenschte zware klompen, waarin het kostbare metaal verborgen moet zijn, uit te kijken. Maar ook zij hebben voortdurend de handen vol met het weg werken van de op een Egytische plaag lij kende overvloed van schelpen. Wanneer men dan op het plaform staat, waar ten slotte het „Lutine"-goud ontbol sterd zal moeten worden, en men hoort den oorverdoovenden, bruischenden stroom van schuimend water en milliarden schelpen, terwijl het apocalyptisch geknoers van de rusteloos kantelende baggerremmers hoo- ren en zien doet vergaan, dan krijgt men toch wel een indruk, dat er een ontzaglijke hoeveelheid werk wordt verzet om het ge le metaal machtig te worden. Het resultaat, dat men met al dit zwoe gen heeft verkregen, steekt wel wat poo- vertjes af tegen den massalen omvang van de ,*,Karimata". Het geheele stalen gevaarte van honderd meter lang, 23 meter breed en 20 meter hoog leeft van onder tot boven, trilt, bonkt en stampt in alle onderdeelen, terwijl boven alles uit het geknars van de baggeremmers klinkt. Maar de oogst is niet grooter dan enkele koperen bouten en spij kertjes, een ijzeren kogeltje en een paar stukjes koperen plaat. Al deze voorwerpen, die nauwkeurig worden nagekeken dragen paar weken te voren toch zoo heel anders had geleken. Het was drukkend, want er zat onweer in de lucht. Janie voelde zich moe en rusteloos; ze had een dichtbundel van Browning (den Engelschen de Génestet) bij zich, maar ach teloos sloeg ze slechts nu en dan een blad om. Midden onder haar overpeinzingen stond ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur liet ze het boek vallen. „Verschrikte ik u?Dat spijt mij. Ik dacht, dat u mij wel gehoord hadt!" „Hoe zou dat nu kunnen, terwgl u zoo doodstil aangeslopen kwam?" „Ik sloop niet!Mgn voetstappen ver schrikten zelfs de visschen. Wat deed u, dat u mij niet hoorde?" „Ik las". Ze boog zich, om het boek op te rapen, maar haar neef was haar reeds vóór geweest. „Laat eens zien, wat u las? U was er dan wel zeer in verdiept, dat u zoo doof was". Janie strekte de hand uit en zei gebiedend: „Geef 't mij, als-u-blieft!" „Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo graag voor mij verbergen wilt. O, de gedich ten van Browning! Wat zwaar op de hand hè?" „Geef mg het boek! Het gaat u niets aan, wat ik lees!" „Maar Janie. je bent toch niet boos op mg En om niets?" „Neen, natuurlgk niet. Ofschoon het eigen- lgk net zoo goed kon. Want u is ook zoo dikwijls boos op mg voor niets!" „Ja, soms. Zoo even bijvoorbeeld .Ik wilde u juist zeggen, dat het mg speetKunt u het mij vergeven?" „Ja, maar geef mij nu het boek". „Wat is er toch met dat boek, dat ik het niet mag aanraken. Was het een cadeau van hèm?" „Ik weet niet, welken „hem" u bedoelt." „Van dien bewusten neef". Janie zweeg en trok wat grashalmen af van den heuvel, daar ze eigenlijk niet wist, wat ze zeggen moest. Ze zag in, dat ze heel evenwel het kenmerk van de „Lutine", een kleine driepoot, die in de achttiende eeuw het teeken van de Engelsche marine was. Bovendien heeft men nog een ijzeren ket- tinghaak gevonden welke kennelijk niet van de „Lutine" afkomstig is en een stuk van een koperen plaatje, waarop een ge deelte van een mannenkop voorkomt cn waarop de latijnsche woorden „gal le fecit" te lezen zijn. Vermoedelijk is het een af beelding van Napoleon Bonaparte waarop ook het opschrift duidt. Zaterdagmiddag twaalf uur heeft men het werk een oogenblik onderbroken om den emmerladder ter revisie te leggen en de „Karimata" op enkele meters nauwkeu rig boven de goudschat te brengen. Het bag geren werd daarna onmiddellijk hervat, waarbij men goede hoop heeft, spoedig wat waardevoller vondsten te doen. Minister Weiter en oud-minister Jhr. de Graeff zijn Zaterdag op Terschelling aange komen. Korten tijd na hun aankomst zijn deze gasten van de Billiton Maatschappij per sleepboot „Stortemelk" naar de „Kari mata" gegaan, waar zij gedurende ruim twee uur het bedrijf in oogenschouw heb ben genomen. Ook brachten de beide hooge gasten een bezoek aan den beroemden Terschellin^er vuurtoren „Brandaris." Het gevaarlijke insect is reeds ver in ons land binnen gedron gen. Onlangs deelde de plantenziektenkundi- ge dienst mede, dat Coloradokever tot op een afstand van ongeveer 12 K.M. van de Belgische grens in ons land op een aan tal plaatsen gevonden was. Thans is echter gebleken, dat de kever op een paar plaatsen veel verder in ons land is doorgedrongen. Daarom wordt thans allen telers van aardappelen, land- en tuin bouwers, zoowel als particulieren, die een hoekje aardappelen hebben in de geheele provincie Zeeland, Noord-Brabant en Lim burg en verder in de Zuidelijke helft van Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland, drin gend aangeraden nauwkeurig te onderzoe ken of de gele Coloradokever met de tien zwarte strepen op de dekschilden in hun gewas voorkomt, of wel vreterij daarin waargenomen wordt, die op de aanwezig heid van kevers of larven kan duiden. Er zullen zeer waarschijnlijk nog maar weinig kevers gevonden kunnen worden. Maar het gaat er juist om, deze weinige te vinden, om te voorkomen dat zij zich plaatselijk gaan vermeerderen en- een z.g. haard gaan vormen, wat voor ons nog veel gevaarlijker zou zijn. Ook in 't overige deel van ons land is waakzaamheid zeer noodig. Van eiken vondst of verdenking van de aanwe zigheid van den kever moet aangifte ge daan worden ten gemeentehuize, opdat de noodige maatregelen voor uitroeiing geno men kunnen worden. dwaas had gedaan, met zijn nieuwsgierigheid te wekken, wat betreft het boek. Ze kon hem wel heel eenvoudig hebben geantwoord: „Het was een geschenk van mijn jongste nichtje Irene", een bakvischje van vijftien jaar, die haar ééns aanbeden had met al de overdrevenheid van zoo'n jong ding. Had zij Rorke het boek nu maar laten zien en ook de inscriptie op het schutblad: „Voor mijn liefste Janie, van Rene", dan had hij er uit kunnen opmaken, wat hij wilde. Maar eens had zij op datzelfde blad haar handteekening gezet op verschillende wijzen: „Jane Gilchrist; Janie Gilchrist; Jane Carleton Gilchrist". Wat zou Rorke nu wel denken, als hij die namen allemaal zag?Of zou hij diezelfde achterdocht gaan koesteren als zijn moeder; dat ze zijn naam wilde gaan dragen, óf ze moest ineens voor de waarheid uitkomen wat betreft haar naam en haar verwantschap. En dé.t zou alles bederven! Terwijl die gedachten haar pijlsnel door het hoofd flitsten, las hg de regels, die onderlgnd waren op de open bladzijde van het boek, dat hg in de hand hield: „Liefste, als gij wist „Wie heeft die streep daar gezet?" „Degene, die mij het boek gegeven heeft". „Uw neef?" „Dat zal ik u zeggen, als u het mij terug geeft". Janie strekte reeds de hand uit. Maar Rorke werd ineens vuurrood, hield den adem in en riep met ongeëvenaarde heftigheid: „Je zult het boek niet terug hebben! Je hoeft mij niets te zeggen, van wien het is!" Met kracht wierp hg den dichtbundel in het water, zoodat dit naar alle kanten opspatte. Janie stond langzaam op; zij zag nu doods bleekNog nooit van haar leven was ze zóó boos geweest! Boos en verschrikt tevens! Hij zag ook bleek en keek haar aan, even eens verschrikt door zijn eigen heftigheid. „Het spijt mij", zei hij heesch, toen zij niet sprak. „Ik was niet van plan, dit te doen. Het ging... ineens! Maar ik zal hét boek te rughalen voor u". Zullen de gemeenten, indien zi] hun extra-winsten uit de electri- citeitsbedrijven zouden mooten derven, om Rijkssteun moeten aankloppen? De ordening van de electriciteitsvoorzïe- ning in Nederland, heeft in de Tweede Kamer, zooals men in ons blad heeft kun nen lezen, weer heel wat tongen in bewe ging gebracht. En daarna héél wat plannen. Eén van de kernpunten van de voorgestelde nieuwe regeling is het voornemen, den gemeenten hun extra-winsten uit het electriciteitsbe- drijf niet te gunnen. „De gemeenten mo gen niet te veel verdienen", schreven wij dezer dagen boven de publicatie van de Memorie van Antwoord over bedoeld wets ontwerp. Men kan bij de beschouwing van deze kwestie, uit den rijks-, den provinci alen, den gemeentelijken en den particu lieren hoek komen en vanuit die gezichts hoeken de merkwaardigste dingen zien ge beuren! Zóó nam de roomsch-katholieke woord voerder het op voor de electriciteitsgebrui- kers, die hij hun olielampje van zolder zag halen, omdat de lichtrekening te hoog liep! Zóó ziet de Mslp. de gemeenten om steun aankloppen' bij het Rijk, daar zij hun extra winsten moeten derven Als, schrijft het blad, door wat nu wordt voorgesteld, de winsten wor den gefixeerd, zoodat de gemeenten geen extra-winsten meer mogen ma ken boven die, welke zij nu op strijken, wat moet er dan gebeuren, als zij niet buiten die winst kun nen? Hetzij doordat zij verliezen op andere bedrijven, zoo gas, met winsten uit electriciteit dekken, hetzij dat zij deze winsten anders zins voor hun begrooting bezigen. Moeten zij dan noodlijdend worden en om rijkssteun vragen? Tot dusver het blad. Tot nog toe had de minister weinig succes met het ontwerp; het werd over het alge meen onbevredigend genoemd, vooral op het punt van de koppeling. Wij zijn nog niet aan het einde van de debatten over de regeling, waaraan reeds zulk een enorm dossier is gewijd, dat één der Kamerleden spottend opmerkte: Dit wetsontwerp is een „lappendeken!" Het ziet er dan ook naar uit, dat de lap pendeken nog bonter wordt dan hij al is, vóór hij voor practisch gebruik geschikt kan worden geacht. „Neen," antwoordde ze ademloos en leu nend tegen den boom achter haar. „Laat u het daar liggen. Ik wil het niet meer hebben. U hebt het bedorven." „Het spijt mij", zei hij weer en beet zich op de lip. „Wees maar niet boos op mij!" Onwillekeurig maakte hij een beweging naar haar toe. maar ze trok zich nog dichter naar den boom terug en riep: „Niet naderbij komen! Mij niet aanraken! Ik ben verschrikt". „Verschrikt van mij?U weet toch, dat ik geen haar op uw hoofd zal willen kren ken?" „Dat weet ik niet. Het kan wel niet in uw bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar een man, zooals u, een man zonder eenige zelfbeheersching, in drift toe overgaat! Ik zal nooit weer zeker van u zijn!" Zij dacht er niet bij, wat ze zei. Ze was ver schrikt en wilde zoo gauw mogelijk maar weggaan, dat het onstuimige kloppen van haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar Rorke, anders had ze gezien, dat die tot de lippen wit was geworden. „Dat kunt u niet meenen", begon hg weer met onvaste stem. „U weet, hoe ik er toe kwam." „Dat weet ik niet. En ik wil het ook niet weten. Ik ga naar huis". Ze ging en sloeg er ook geen acht op, of Rorke haar volgde of niet. Daar klonk wielgeratel op den weg; dokter Peil verscheen in zijn dogcart en opeens kreeg ze de boosaardige ingeving om te zeggen: „U hoeft niet verder mee te gaan. Ik zal vragen, of dokter Peil mij naar huis rijdt". Rorke stond stil van verbazing. „Pèll?Maar dat meent u toch niet?" „Zeker, meen ik het!" „Peil, de man, dien u verafschuwt?" „Juist, de man, dien ik verafschuw! Maar liever toch nog dan de man, dien ik niet ver trouw". Het wielgeratel kwam al nader. Rorke ging vlak vóór haar staan, toen zij zich bewoog in de richting naar de dogcart. PROGRAMMA DINSDAG 14 JUNI 1938. Hilversum I. 1875 en 415.5 m. KR O-uitzending. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berk 10.00 Gramofoonmuziek. 12.15 Gramofoonmuziek. 2.00 Voor de vrouw. 11.30 Godsdienstige causerie. 12.00 Berichten. 3.00 De KRO-Melodisten. 3.45 Berichten, gramofoonmuziek. 4.00 KRO-Kamerorkest. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 KRO-Orkest. 5.45 Gelukwenschen. 6.05 Gramofoonmuziek. 6.15 Zwemles. 6.30 De KRO-Melodisten, m.m.v. solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie over de pygmeeën van West- Afrika. 7.35 Sportpraatje. 8.00 Berichten ANP. Mededeeling.en 8.15 Stedelijk Orkest van Maastricht. 9.00 Reportage. 9.30 De KRO-Melodisten, m.m.v. solist. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Andberto en zjjn Italiaansch orkest. 11.2012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum n. 301.5 m. AVRO-UItzending. 8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.30 Ber.). 9.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Ensemble Willy Kok. 11.00 Wenken voor de huishouding. 11.30 Vervolg concert. 12.30 Gramofoonmuziek. I.15 Het Lyra-Trio. 2.00 Omroeporkest. 2.40 Declamatie. 3.00 Jetty Cantor's ensemble en gramofoon muziek. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Kinderhalfuur. 5.30 Omroeporkest. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.30 Omroeporkest. 7.00 AVRO-Dansorkest. 7.35 Causerie „Internationale problemen van dezen tijd", 8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. Gramo foonmuziek. 8.30 Bonte Dinsdagavondtrein. 10.15 Radiotooneel. 10.4- Gramofoonmuziek. II.00 Berichten ANP. Hierna schaaknieuws. 11.1512.00 Dansmuziek. (Gr.pl.) „Janie, als je gaatdan beduidt dit het einde van alles!" „Er valt niets te eindigen". Ze gleed langs hem heen. De volgende minuut hoorde Rorke haai' spreken tegen den man, in de dogcart, die haar met groote hoffelijkheid hielp instappc. waarna ze pijlsnel wegreden. tlOOFDSTUK XII. De dagen, die volgden op dit gekibbel met Rorke, waren niet heel aangenaam voor Janie. Zeg kreeg al berouw, over hetgeen zij gedaan had. Rorke's gelaat, bleek van drift, dook tel kens op voor haar geestesoog, terwijl ze, bij voorbeeld, zat te schrijven aan Elizabeth, cf te lezen in het meest belangwekkende boek. Zelfs haar genoegen van Charlie weer, werd er voor een deel door bedorven. Ze kon het niet hebben, dat de kleine jongen vragen stelde over zijn broer en dat hij klaagde, hoe Rorke In het geheel geen tijd meer scheen te hebben, om met hem te spelen. Al heel gauw werd het kind weer zoo schuchter en Rorke nam dan ook heel weinig notitie van hem. Janie passeerde hg met een gelaat, zoo strak als maar immer mogelijk; haar enkele pogingen tot toenadering werden totaal genegeerd. Ze zag dan ook heel weini' van hem; hij was den heelen dag uit, keerde eerst laat op den avond terug en bracht soms een paar van zijn oude kameraden mee. Ai wat hij door. haar invloed aan beschaving e vriendelijkheid gewonnen had, was weer ver loren gegaan! Een tweede noodlottige uitwerking van ck dwaasheid van dien middag was de groote. j familidariteit van dr. Peil! Mrs George ha weer zoo'n geduchte „zenuwbui" en de ge zondheid van den ouden Andrew Gilchrir; werd ook hoe langer hoe minder. Het lec- Janie, dat de dokter nooit weg was uit huis: (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 3