immu
RADIO
ZOON
VAN
Schelpenplaag op de
„Karimata"
Twee nichten
en twee neven
Let op de
Coloradokever 1
Het olielampje en de
bedelstaf
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
No. 3.
De aap greep Paulvitch stevig vast, toen ze
in het zicht kwamen van de terugkeerende
zeelieden. Het dier scheen geen kwaad in de
zin te hebben en voelde zich blijkbaar op zijn
gemak in het gezelschap van menselijke
wezens. In de sluwe hersenen van de Rus ont
stond een wild plan. Dit dier zou een hoop
geld waard zijn in Londen. Zelfs toen de nu
verwonderde bemanning naar het ongelijke
paar toe kwam lopen, toonde de mensaap in
het geheel geen tekenen van angst of boos
heid. In plaats daarvan greep het dier iedere
zeeman bij de schouders en keek hem lang en
ernstig in het gezicht. Wat wilde dit vreemde
schepsel? Nadat de aap hen allen goed be
keken had, keerde hij zich weer tot de Rus
en het was hem aan te zien, dat hij teleur
gesteld was. De mannen waren blij met dit
grote, vriendelijke dier en besloten hem mee
te nemen met de „Marjorie W", en hem aan
de collectie curiositeiten toe te voegen. De aap
klom met hen in de grote boot en ging tevre
den zitten. Op de korte reis naar het schip
greep het dier een roeispaan van een matroos
en met gemak roeide hij mee, alsof de hele
geschiedenis niets nieuws voor hem was. De
matrozen waren heel verwonderd. Paulvitch
kreeg weer hoop. Hij wilde deze aap trainen
en een fortuin met hem verdienen! Aap boord
van het schip onderwierp de aap ieder nieuw
gezicht aan een nieuw onderzoek, doch steeds
wendde hij zich met dezelfde teleurstelling af.
Zelfs de geleerden waren niet in staat om iets
van zijn vreemd gedrag te begrijpen. Na elk
plekje op het schip onderzocht te hebben op
de terugreis, bleek Ajax, zo hadden ze de aap
genoemd, volkomen onverschillig voor hetgeen
er om hem heen gebeurde. Soms was het of de
oude onrust weer bij hem boven kwam, dan
dwaalde hg door het schip heen, alsof hg iets
zochtwat? Tenslotte kwam de „Marjo
rie W" in Engeland aan en met de aankomst
van Paulvitch en Ajax begon een reeks Van
vreemde gebeurtenissen, die in het leven van
vele mensen zouden ingrgpen.
Ministers op de
„goudmolen"
De problemen, waarvoor de „Karimata"
met haar bergingspogingen van het Luti-
negoud komt te staan, blijken soms ande
re vormen aan te nemen, dan men had
verwacht. Men heeft dan ook niet alles
kunnen voorzien. Een van de dwingend-
ste vraagstukken, waarvoor de „Karimata"-
onderneming zich ziet geplaatst, is wel
dat van de verbinding met den wal. Ge
woonlijk vaart, bij het aflossen van de
werkploegen of bij het vervoeren van de
bezoekers, ééh van de sleep- of werkboo-
ten van het haventje van West-Terschel
ling tot op ongeveer vijftig meter van den
molen, waarna dan de mcnschen met een
lichte motorvlet naar het wrak worden
gebracht en er vandaan worden gehaald.
Dat doet men, omdat de golfslag in het
gevaarlijke water van den Engelschen
lioek meestal te hevig Is, dan dat de
sleepboot zelf langszij van den molen kan
komen. Doch niettemin blijft het vervoer
met de vlet, wanneer het water een beetje
onstuimig is, ook nog een gevaarlijk kar
wei.
Zoo is Vrijdag tijdens den vrij straffen
Westenwind de motorvlet, waarin bij het
aanbrengen van de arbeiders ongeveer 10
personen zaten, door den ruwen golfslag
aan de onderzijde tegen de beschoeiing
van de sleepboot „Stortemelk" gedrukt,
waardoor er een oogenblik ernstig gevaar
bestond, dat de vlet onder zou worden ge
drukt. Gelukkig beeft men door gezamen
lijk krachtig afduwen een groot ongeluk
kunnen voorkomen.
Zaterdagmiddag echter, toen het zeer rus
tig weer was, kon de „Stortemelk" zelf
langszij meeren, zonder dat men eenige
moeilijkheid ondervond. De bordjes „ver
boden toegang", welke rondom aan de
flanken van het ponton van den molen
hangen, doen op dit moment dan ook wat
minder zonderling aan, dan wanneer de
zee hol staat en er geen nieuwsgierige
zeiljachtjcs in de nabijheid van de „Kari-
mala" te vinden zijn.
Bij het vastleggen van de „Karimata"
is Donderdag ook nog een hachelijk oogen
blik voorgekomen, toen één der sleepboo-
ten onder den staaldraad lag, waaraan de
molen verankerd werd, teneinde deze ka
bel op de juiste plaafs te brengen. Plotse
ling kwam er echter beweging in de „Ka
rimata" en wanneer de sterke sleepboot
„I-Iolland" het gevaar niet gezien had en
niet onmiddellijk te hulp was gesneld, zou
dc eerstbedoelde sleepboot ongetwijfeld
door de polsdikke kabels omlaag of mis
schien wel ondcrw ater zijn gedrukt
FEUILLETON.
Naar het Engelsch
14.
Op Janie had het echter een onvermijde-
lijken indruk gemaakt. Als een schokkende
openbaring was het ineens over haar geko
men, dat, terwijl zij steeds in een wereld van
zonneschijn, romance en hooge idealen had
geleefd, zij en Rorke en Charlie samen, al
dien tijd nieuwsgierige, onvriendelijke blikken
hen hadden gadegeslagen en booze tongen hen
belasterd hadden.
En was nog erger was: ze ging nu zelve
ook wantrouwen voelen jegens haar neef.
Was hij wel de geschikte, om dagelijks zoo
kameraadschappelijk mee om te gaan?
Toch had zij zelve niets geen slechten wan
del van hem gemerkt. In het eerst na hun
kennismaking was hij stug en onaangenaam
geweest, maar had haar volkomen met rust
gelaten. Hij leidde geen nuttig bestaan, voor
zoover zij er over oordeelen kon; maar, och,
in hoe verre weten wij, menschen, dit van
elkaar
En toch had er, van héér kant, eenige ver
koeling plaats in de houding tegenover haar
neef. Zg was meer zelfbewust, maar voelde
zich minder op haar gemak. Sinds Charlie's
afwezigheid was er een eind gekomen aan
hun ongedwongen omgang. De verbindende
schakel was uitgevallen.
Het weer was nu ook kil en regenachtig,
zoodat ze elkaar buiten maar weinig ont
moetten. Kortom, terwijl ze dien middag daar
zoo verlaten aan den oever van de rivier zat.
dacht ze troosteloos, hoe de wereld haar een
Dat al deze voorvallen, waaron
der niet het minst het groote risi
co van de onderneming niet door
allen zijn voorbijgezien, blijkt wel
uit het feit, dat wij moesten ver
nemen, dat Lloyds, de Engelsche
verzekeringsmaatschappij, gewei
gerd heeft de verzekering van de
„Karimata" voor deze bergingspo
ging op zich te nemen. Deze wei
gering was, naar ons ter oore
kwam, zelfs zoo krachtig geargu
menteerd, dat men seinde dit zelfs
niet te willen doen, wanneer de
booten van L. Smit en Co's inter
nationalen sleepdienst de wacht
hij de „Karimata" zouden hebben.
Een tegenvaller voor de baggeraars vor
men de enorme hoeveelheden schelpen, die
bij tonnen worden opgehaald. Aanvankelijk
onderzocht men den opgebaggerden grond
aan de zeef in de storgoot, waar 2 man
nen doorloopend bezig waren met de han
den de bergen schelpen op waardevolle voor
werpen te onderzoeken. De metalen voor
werpen, die van de „Lutine" afkomstig moe
ten zijn, komen allen te voorschijn, gehuld
in den korst van harde klei en samenge
klitte schelpen, die zich eraan hebben vast
gezet.
Zoodoende vindt men hen meestal als ge
makkelijk te onderscheiden zwarte klom
pen. Toen echter de opgehaalde hoeveelhe
den schelpen Steeds omvangrijker werden
en het onderzoek op deze wijze onmogelijk
maakte, heeft men de zeefmethode gewij
zigd. Nu staan er aan het einde van den
draaitrommel, waarin de schelpen en de
zwaardere voorwerpen, na van het zand te
zijn gescheiden, worden opgevangen, drie
arbeiders, die niets anders hebben te doen
dan in den onóphoudelijken schelpenvloed
naar de vurig gewenschte zware klompen,
waarin het kostbare metaal verborgen moet
zijn, uit te kijken. Maar ook zij hebben
voortdurend de handen vol met het weg
werken van de op een Egytische plaag lij
kende overvloed van schelpen.
Wanneer men dan op het plaform staat,
waar ten slotte het „Lutine"-goud ontbol
sterd zal moeten worden, en men hoort den
oorverdoovenden, bruischenden stroom van
schuimend water en milliarden schelpen,
terwijl het apocalyptisch geknoers van de
rusteloos kantelende baggerremmers hoo-
ren en zien doet vergaan, dan krijgt men
toch wel een indruk, dat er een ontzaglijke
hoeveelheid werk wordt verzet om het ge
le metaal machtig te worden.
Het resultaat, dat men met al dit zwoe
gen heeft verkregen, steekt wel wat poo-
vertjes af tegen den massalen omvang van
de ,*,Karimata". Het geheele stalen gevaarte
van honderd meter lang, 23 meter breed en
20 meter hoog leeft van onder tot boven,
trilt, bonkt en stampt in alle onderdeelen,
terwijl boven alles uit het geknars van de
baggeremmers klinkt. Maar de oogst is niet
grooter dan enkele koperen bouten en spij
kertjes, een ijzeren kogeltje en een paar
stukjes koperen plaat. Al deze voorwerpen,
die nauwkeurig worden nagekeken dragen
paar weken te voren toch zoo heel anders
had geleken.
Het was drukkend, want er zat onweer in
de lucht. Janie voelde zich moe en rusteloos;
ze had een dichtbundel van Browning (den
Engelschen de Génestet) bij zich, maar ach
teloos sloeg ze slechts nu en dan een blad om.
Midden onder haar overpeinzingen stond
ineens Rorke vóór haar. Met een erge kleur
liet ze het boek vallen.
„Verschrikte ik u?Dat spijt mij. Ik
dacht, dat u mij wel gehoord hadt!"
„Hoe zou dat nu kunnen, terwgl u zoo
doodstil aangeslopen kwam?"
„Ik sloop niet!Mgn voetstappen ver
schrikten zelfs de visschen. Wat deed u, dat
u mij niet hoorde?"
„Ik las".
Ze boog zich, om het boek op te rapen,
maar haar neef was haar reeds vóór geweest.
„Laat eens zien, wat u las? U was er dan
wel zeer in verdiept, dat u zoo doof was".
Janie strekte de hand uit en zei gebiedend:
„Geef 't mij, als-u-blieft!"
„Wacht even. Ik moet eens zien, wat u zoo
graag voor mij verbergen wilt. O, de gedich
ten van Browning! Wat zwaar op de hand
hè?"
„Geef mg het boek! Het gaat u niets aan,
wat ik lees!"
„Maar Janie. je bent toch niet boos op mg
En om niets?"
„Neen, natuurlgk niet. Ofschoon het eigen-
lgk net zoo goed kon. Want u is ook zoo
dikwijls boos op mg voor niets!"
„Ja, soms. Zoo even bijvoorbeeld .Ik wilde
u juist zeggen, dat het mg speetKunt u
het mij vergeven?"
„Ja, maar geef mij nu het boek".
„Wat is er toch met dat boek, dat ik het
niet mag aanraken. Was het een cadeau van
hèm?"
„Ik weet niet, welken „hem" u bedoelt."
„Van dien bewusten neef".
Janie zweeg en trok wat grashalmen af
van den heuvel, daar ze eigenlijk niet wist,
wat ze zeggen moest. Ze zag in, dat ze heel
evenwel het kenmerk van de „Lutine", een
kleine driepoot, die in de achttiende eeuw
het teeken van de Engelsche marine was.
Bovendien heeft men nog een ijzeren ket-
tinghaak gevonden welke kennelijk niet
van de „Lutine" afkomstig is en een stuk
van een koperen plaatje, waarop een ge
deelte van een mannenkop voorkomt cn
waarop de latijnsche woorden „gal le fecit"
te lezen zijn. Vermoedelijk is het een af
beelding van Napoleon Bonaparte waarop
ook het opschrift duidt.
Zaterdagmiddag twaalf uur heeft men
het werk een oogenblik onderbroken om
den emmerladder ter revisie te leggen en
de „Karimata" op enkele meters nauwkeu
rig boven de goudschat te brengen. Het bag
geren werd daarna onmiddellijk hervat,
waarbij men goede hoop heeft, spoedig wat
waardevoller vondsten te doen.
Minister Weiter en oud-minister Jhr. de
Graeff zijn Zaterdag op Terschelling aange
komen. Korten tijd na hun aankomst zijn
deze gasten van de Billiton Maatschappij
per sleepboot „Stortemelk" naar de „Kari
mata" gegaan, waar zij gedurende ruim
twee uur het bedrijf in oogenschouw heb
ben genomen.
Ook brachten de beide hooge gasten een
bezoek aan den beroemden Terschellin^er
vuurtoren „Brandaris."
Het gevaarlijke insect is reeds
ver in ons land binnen gedron
gen.
Onlangs deelde de plantenziektenkundi-
ge dienst mede, dat Coloradokever tot
op een afstand van ongeveer 12 K.M. van
de Belgische grens in ons land op een aan
tal plaatsen gevonden was.
Thans is echter gebleken, dat de kever
op een paar plaatsen veel verder in ons
land is doorgedrongen. Daarom wordt thans
allen telers van aardappelen, land- en tuin
bouwers, zoowel als particulieren, die een
hoekje aardappelen hebben in de geheele
provincie Zeeland, Noord-Brabant en Lim
burg en verder in de Zuidelijke helft van
Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland, drin
gend aangeraden nauwkeurig te onderzoe
ken of de gele Coloradokever met de tien
zwarte strepen op de dekschilden in hun
gewas voorkomt, of wel vreterij daarin
waargenomen wordt, die op de aanwezig
heid van kevers of larven kan duiden. Er
zullen zeer waarschijnlijk nog maar weinig
kevers gevonden kunnen worden. Maar het
gaat er juist om, deze weinige te vinden,
om te voorkomen dat zij zich plaatselijk
gaan vermeerderen en- een z.g. haard gaan
vormen, wat voor ons nog veel gevaarlijker
zou zijn. Ook in 't overige deel van ons
land is waakzaamheid zeer noodig. Van
eiken vondst of verdenking van de aanwe
zigheid van den kever moet aangifte ge
daan worden ten gemeentehuize, opdat de
noodige maatregelen voor uitroeiing geno
men kunnen worden.
dwaas had gedaan, met zijn nieuwsgierigheid
te wekken, wat betreft het boek. Ze kon
hem wel heel eenvoudig hebben geantwoord:
„Het was een geschenk van mijn jongste
nichtje Irene", een bakvischje van vijftien
jaar, die haar ééns aanbeden had met al de
overdrevenheid van zoo'n jong ding. Had zij
Rorke het boek nu maar laten zien en ook
de inscriptie op het schutblad: „Voor mijn
liefste Janie, van Rene", dan had hij er uit
kunnen opmaken, wat hij wilde. Maar eens
had zij op datzelfde blad haar handteekening
gezet op verschillende wijzen: „Jane Gilchrist;
Janie Gilchrist; Jane Carleton Gilchrist".
Wat zou Rorke nu wel denken, als hij die
namen allemaal zag?Of zou hij diezelfde
achterdocht gaan koesteren als zijn moeder;
dat ze zijn naam wilde gaan dragen, óf ze
moest ineens voor de waarheid uitkomen wat
betreft haar naam en haar verwantschap. En
dé.t zou alles bederven!
Terwijl die gedachten haar pijlsnel door het
hoofd flitsten, las hg de regels, die onderlgnd
waren op de open bladzijde van het boek, dat
hg in de hand hield:
„Liefste, als gij wist
„Wie heeft die streep daar gezet?"
„Degene, die mij het boek gegeven heeft".
„Uw neef?"
„Dat zal ik u zeggen, als u het mij terug
geeft".
Janie strekte reeds de hand uit. Maar
Rorke werd ineens vuurrood, hield den adem
in en riep met ongeëvenaarde heftigheid:
„Je zult het boek niet terug hebben! Je
hoeft mij niets te zeggen, van wien het is!"
Met kracht wierp hg den dichtbundel in het
water, zoodat dit naar alle kanten opspatte.
Janie stond langzaam op; zij zag nu doods
bleekNog nooit van haar leven was ze
zóó boos geweest! Boos en verschrikt tevens!
Hij zag ook bleek en keek haar aan, even
eens verschrikt door zijn eigen heftigheid.
„Het spijt mij", zei hij heesch, toen zij niet
sprak. „Ik was niet van plan, dit te doen.
Het ging... ineens! Maar ik zal hét boek te
rughalen voor u".
Zullen de gemeenten, indien zi]
hun extra-winsten uit de electri-
citeitsbedrijven zouden mooten
derven, om Rijkssteun moeten
aankloppen?
De ordening van de electriciteitsvoorzïe-
ning in Nederland, heeft in de Tweede
Kamer, zooals men in ons blad heeft kun
nen lezen, weer heel wat tongen in bewe
ging gebracht.
En daarna héél wat plannen. Eén van
de kernpunten van de voorgestelde nieuwe
regeling is het voornemen, den gemeenten
hun extra-winsten uit het electriciteitsbe-
drijf niet te gunnen. „De gemeenten mo
gen niet te veel verdienen", schreven wij
dezer dagen boven de publicatie van de
Memorie van Antwoord over bedoeld wets
ontwerp. Men kan bij de beschouwing van
deze kwestie, uit den rijks-, den provinci
alen, den gemeentelijken en den particu
lieren hoek komen en vanuit die gezichts
hoeken de merkwaardigste dingen zien ge
beuren!
Zóó nam de roomsch-katholieke woord
voerder het op voor de electriciteitsgebrui-
kers, die hij hun olielampje van zolder
zag halen, omdat de lichtrekening te hoog
liep! Zóó ziet de Mslp. de gemeenten om
steun aankloppen' bij het Rijk, daar zij
hun extra winsten moeten derven
Als, schrijft het blad, door wat nu
wordt voorgesteld, de winsten wor
den gefixeerd, zoodat de gemeenten
geen extra-winsten meer mogen ma
ken boven die, welke zij nu op
strijken, wat moet er dan gebeuren,
als zij niet buiten die winst kun
nen? Hetzij doordat zij verliezen op
andere bedrijven, zoo gas, met
winsten uit electriciteit dekken,
hetzij dat zij deze winsten anders
zins voor hun begrooting bezigen.
Moeten zij dan noodlijdend worden
en om rijkssteun vragen?
Tot dusver het blad.
Tot nog toe had de minister weinig succes
met het ontwerp; het werd over het alge
meen onbevredigend genoemd, vooral op het
punt van de koppeling. Wij zijn nog niet
aan het einde van de debatten over de
regeling, waaraan reeds zulk een enorm
dossier is gewijd, dat één der Kamerleden
spottend opmerkte:
Dit wetsontwerp is een „lappendeken!"
Het ziet er dan ook naar uit, dat de lap
pendeken nog bonter wordt dan hij al is,
vóór hij voor practisch gebruik geschikt kan
worden geacht.
„Neen," antwoordde ze ademloos en leu
nend tegen den boom achter haar. „Laat u
het daar liggen. Ik wil het niet meer hebben.
U hebt het bedorven."
„Het spijt mij", zei hij weer en beet zich
op de lip. „Wees maar niet boos op mij!"
Onwillekeurig maakte hij een beweging
naar haar toe. maar ze trok zich nog dichter
naar den boom terug en riep:
„Niet naderbij komen! Mij niet aanraken!
Ik ben verschrikt".
„Verschrikt van mij?U weet toch, dat
ik geen haar op uw hoofd zal willen kren
ken?"
„Dat weet ik niet. Het kan wel niet in uw
bedoeling liggen, maar men weet nooit, waar
een man, zooals u, een man zonder eenige
zelfbeheersching, in drift toe overgaat! Ik
zal nooit weer zeker van u zijn!"
Zij dacht er niet bij, wat ze zei. Ze was ver
schrikt en wilde zoo gauw mogelijk maar
weggaan, dat het onstuimige kloppen van
haar hart wat bedaren zou. Ze keek niet naar
Rorke, anders had ze gezien, dat die tot de
lippen wit was geworden.
„Dat kunt u niet meenen", begon hg weer
met onvaste stem. „U weet, hoe ik er toe
kwam."
„Dat weet ik niet. En ik wil het ook niet
weten. Ik ga naar huis".
Ze ging en sloeg er ook geen acht op, of
Rorke haar volgde of niet.
Daar klonk wielgeratel op den weg; dokter
Peil verscheen in zijn dogcart en opeens kreeg
ze de boosaardige ingeving om te zeggen:
„U hoeft niet verder mee te gaan. Ik zal
vragen, of dokter Peil mij naar huis rijdt".
Rorke stond stil van verbazing.
„Pèll?Maar dat meent u toch niet?"
„Zeker, meen ik het!"
„Peil, de man, dien u verafschuwt?"
„Juist, de man, dien ik verafschuw! Maar
liever toch nog dan de man, dien ik niet ver
trouw".
Het wielgeratel kwam al nader. Rorke ging
vlak vóór haar staan, toen zij zich bewoog in
de richting naar de dogcart.
PROGRAMMA
DINSDAG 14 JUNI 1938.
Hilversum I. 1875 en 415.5 m.
KR O-uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berk
10.00 Gramofoonmuziek.
12.15 Gramofoonmuziek.
2.00 Voor de vrouw.
11.30 Godsdienstige causerie.
12.00 Berichten.
3.00 De KRO-Melodisten.
3.45 Berichten, gramofoonmuziek.
4.00 KRO-Kamerorkest.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.00 KRO-Orkest.
5.45 Gelukwenschen.
6.05 Gramofoonmuziek.
6.15 Zwemles.
6.30 De KRO-Melodisten, m.m.v. solist.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over de pygmeeën van West-
Afrika.
7.35 Sportpraatje.
8.00 Berichten ANP. Mededeeling.en
8.15 Stedelijk Orkest van Maastricht.
9.00 Reportage.
9.30 De KRO-Melodisten, m.m.v. solist.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Andberto en zjjn Italiaansch orkest.
11.2012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 301.5 m.
AVRO-UItzending.
8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.30 Ber.).
9.00 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Ensemble Willy Kok.
11.00 Wenken voor de huishouding.
11.30 Vervolg concert.
12.30 Gramofoonmuziek.
I.15 Het Lyra-Trio.
2.00 Omroeporkest.
2.40 Declamatie.
3.00 Jetty Cantor's ensemble en gramofoon
muziek.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur.
5.30 Omroeporkest.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.30 Omroeporkest.
7.00 AVRO-Dansorkest.
7.35 Causerie „Internationale problemen van
dezen tijd",
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen. Gramo
foonmuziek.
8.30 Bonte Dinsdagavondtrein.
10.15 Radiotooneel.
10.4- Gramofoonmuziek.
II.00 Berichten ANP. Hierna schaaknieuws.
11.1512.00 Dansmuziek. (Gr.pl.)
„Janie, als je gaatdan beduidt dit het
einde van alles!"
„Er valt niets te eindigen".
Ze gleed langs hem heen.
De volgende minuut hoorde Rorke haai'
spreken tegen den man, in de dogcart, die
haar met groote hoffelijkheid hielp instappc.
waarna ze pijlsnel wegreden.
tlOOFDSTUK XII.
De dagen, die volgden op dit gekibbel met
Rorke, waren niet heel aangenaam voor
Janie. Zeg kreeg al berouw, over hetgeen zij
gedaan had.
Rorke's gelaat, bleek van drift, dook tel
kens op voor haar geestesoog, terwijl ze, bij
voorbeeld, zat te schrijven aan Elizabeth, cf
te lezen in het meest belangwekkende boek.
Zelfs haar genoegen van Charlie weer, werd
er voor een deel door bedorven. Ze kon het
niet hebben, dat de kleine jongen vragen
stelde over zijn broer en dat hij klaagde, hoe
Rorke In het geheel geen tijd meer scheen te
hebben, om met hem te spelen.
Al heel gauw werd het kind weer zoo
schuchter en Rorke nam dan ook heel weinig
notitie van hem. Janie passeerde hg met een
gelaat, zoo strak als maar immer mogelijk;
haar enkele pogingen tot toenadering werden
totaal genegeerd. Ze zag dan ook heel weini'
van hem; hij was den heelen dag uit, keerde
eerst laat op den avond terug en bracht soms
een paar van zijn oude kameraden mee. Ai
wat hij door. haar invloed aan beschaving e
vriendelijkheid gewonnen had, was weer ver
loren gegaan!
Een tweede noodlottige uitwerking van ck
dwaasheid van dien middag was de groote. j
familidariteit van dr. Peil! Mrs George ha
weer zoo'n geduchte „zenuwbui" en de ge
zondheid van den ouden Andrew Gilchrir;
werd ook hoe langer hoe minder. Het lec-
Janie, dat de dokter nooit weg was uit huis:
(Wordt vervolgd.)