Met de Fijakker iaar de Kolodansen L VIOLET Door oer-oude ier G gebieden in Servië 0j| Zaterdag 6 Augustus 1938 Derde blad •dellen, ien wij ïakerg. Goud «el Een hotel met wandluizen in een oud krakend wa gentje urenver door de branden de hitte, beknuffeld door vrouwen en meisjes, en dande Kolo- dansDe karakteristieke Ser vische volksdans. Maar het or kest? Hottentottenmuziek in een vlaag van krankzinnigheid! !VR. G Er zijn aangename en onaangename ver rassingen. Wat mij persoonlijk betreft, ik heb liet liefst de eerste. Maar een mcnsch moet van alle markten thuis zijn en daarom is het goed, dat ik hier op den Balkan in jeide soorten een regelmatige oefening ieb... Een onplezierige verrassing had ik bv. in een hotel, waar steeds tor retjes over m'n bed marcheerden, die ik moedig ving in een lucifers doosje en buiten 't raam smeet, tot ik er hel kamermeisje naar vroeg, waar dat goedje vandaan kwam. Ah, zei ze, dat is een wandluis en greep met geroutineerde vingers het beestje. Wandluizen? Ik had ze nog nooit gezien, maar 't. begon me meteen overal te kriebelen. laar toen ik zei, dat ik daarvan al vele ld gevangen, zei ze, ach ja, het was van- l zoo zwoel en ging daarmee over op een ige verhandeling over het weer. Ik hield iter voet bij stuk, het was vies, onver- lillig of het van de kou of van de warm- kwam. 't Was niet gevaarlijk, stelde me gerust en toen met verbluffende tuwelijke logica: op die witte lakens vie ze ook zoo erg op! Daarmee liet ze me leen, maar bij de eerstvolgende vangst g ik weer alarm en zei zeer beslist, dat hier niet bleef.' Ze bleek toen nog een mdere kamer vrij te hebben, die wel zuiver ps; maar dat hielp mij al niet veel meer, want ik heb de li/iele nacht van wandluizen gedroomd. [.Door zooiets wordt het'reizen hier in het land vrij duur. Althans",voor juffrouwen als ik, die. zoo'n beetje langs oen zelfkant fan het tourisme zwerven en zich met vele Ijugcn wel willen behelpen, als hun ver- Rijf maar goedkoop en netjes is. Deze 2 Bugden zijn hier echter zelden in 1 huis Jereenigd. Er zijn dure hotels en goedkoo- Je, maar een middensoort js er niet, en de jisecten in eenvoudige laten je eigenlijk feelemaal geen keuze over, om nu maar I zwijgen van dc W. C.'s, een minder aan- rekkelijk onderwerp. Alles is duurder. ïar ook kleeren, schoenen, vruchten enz. sten hier meer dan hij ons, terwijl ik bij Ikoopen met voorbedachte rade, steeds ts meenam om het gekochte in te verpak- sn, omdat je ook altijd wordt beknib- pld op papier en touw. Behalve dan de jne keer dat ik in een bloemenwinkel Kam. Ik was toen uit eten gevraagd en gilde de gastvrouw een bloemetje mcene- Beu. In den bewuslen winkel kon ik kie- p tusschen rozen, een grafkrans of ver flenste anjelieren. I Ik koos de rozen en de juffrouw besliste, dat ik er dan Smoest nemen om een aardig geheel te krijgen. Gezien echter m'n ervaringen, dat het steeds tegenvalt, maakte ik daar 10 van. Of het een bouquet moest worden? Ja, zei ik, dat was de bedoeling, waarna de juffrouw achter het gordijn verdween en even uurhuis beta- nen in h jetalen? betalen bruiken Am- NAN- irpen, „Bèh zei het schaap iocn net nog gren doedelzak was. „Boêh" zegt de doedelzak, die g. -r, schaap meer ■8- Een eerste partij. de'„soemla" uit bet Kolo-orkest, Zoo zien de boerenmenschen uit de buurt van Skoplje eruit! Het meisje links is een boel geld waard Zij draagt haar bruidschat op de borst. lafler als een goochelaar weer tevoor schijn kwam. En toen kreeg ik ook weer een verrassing, al wist ik niet zoo gauw tot welke categorie deze behoorde; ze had m'n rozen imet veel groen, geel papier en een zilveren lint tot een formidabel bloemstuk uitgebouwd, waarachter ik heelemaal verdween en dat me op straat allerlei avonturen bezorg de omdat ik er óf mee vastliep in de sabels van de vele officieren, óf er de voorbijgangers mee in het gezicht kietelde. Evenwel, n\'n buitensporige hulde werd te 'bestemder plaatse erg gewaardeerd. Tijdens den maaltijd vernam ik nog, dat den vol genden dag in het dorp Banjani bij Skoplje „Kolo" zou worden gedanst, waarbij mooie kleedcr- drachten zouden zijn te zien en ik kreeg de uitnoodiging, mee daar heen te gaan, in een lij akker nog wel, wat al een evenement op zich zelf is. Een fijakker is n.1. een klein, wrak koetsje met 1 of 2 magere knollen er voor en een koetsier mot borstelige snorre- baarden op den bok. Het maakt veel ver schil of je 's avonds fijakkert. met. dc kap neer, of 's middags als je onder het laag overhangende zonnedak zit en alleen uitzicht hebt op cle deerlijk verscheurde en gelapte broek van den fijakkerist, want het is niet opwekkend om, zooals ik den volgenden dag, verscheiden uren tegen een eenmaal bruine pantalon aan te kijken, waarop 3 geruite en 4 gestreepte lappen, die onderling ook nog. weer van patroon verschillen. En nu zijn de koetsiers nog betrekkelijk netjes gekleed; de gewone man in de straat heeft ook roode, groene en blauwe lappen op zijn pak en zelfs wel gebloemde.' Toen wij om 2 uur zouden vertrekken, vernamen we van onzen voerman, dat er in Banjani geen feest was, maar dat hij een ander dorp wist, Cucer, waar gedanst zou worden. Nu is het wel een beetje avon tuurlijk je hier geheel te verlaten op de kennis \an eten fijakkerist, doch het liep vrij goed af, behalve dan, dat we niet een half uur onderweg waren als hij had voor speld, doch 1V2 uur en verder, dal bij onze komst in Cucer bleek, dat ook aldaar niet gedanst zou worden. Een rit in de broeiende hitte. We hadden een rit gehad in een broeieiv de hitte, die alle conversatie verlamde en je alleen nog sullig naar de vliegen deed slaan en we waren blij uit te kunnen stappen. Daarbij werden de spoedig om ringd door een menigte die ons aandachtig doch zwijgend aanstaarde. Geen van deze. menechcn zag er echter erg feestelijk uit en toen we dan ook daarnaar vroegen, schudden ze in roerende eensgezindheid het hoofd, zoodat wij eerst elkaar en toen den koetsier aankeken, die een verontwaar digde houding aannam, alsof die hoeren hem een poets hadden gebakken. M'n be geleider ging verder informeeren, of er dan in de buurt een kolo te zien zou zijn en toen trad er eindelijk een man naar voren en vroeg, of wij misschien vreemdelingen waren? Natuurlijk moesten we toen eerst een heele biecht afleggen wie en wat we waren, voor we tot ons onderwerp kwa men. Daarbij probeerden een paar meisjes achter m'n rug de stof van m'n rok tus schen duim en vinger en toen ze verrast- verrukte gezichten trokken, schoven ook de vrouwen nader en werd ik weldra van alle kanten bevoeld en ge knuffeld., want ook m'n blouse, sjaal en kousen wer den nader bekeken. Ik op mijn beurt be wonderde hun geweven schortjes met de fijne, simpele motiefjes. Na deze intieme kennismaking gingen we samen naar het klooster van den Heiligen Nikita, gebouwd in de 11de. eeuw. In den voorhof liep het vol paarden, varkens en pluimvee, daar de priesters hier bijna meer boer zijn dan gees telijke. De ecnige monnik die hier woonde, een Rus, was juist vast in slaap en daar niemand hem drufde te wekken, ging ik al leen het mooie kerkje bekijken en dc fres co's, die hier vrij goed bewaard zijn geble ven. Toch zeggen die meeste heiligen-gozirh- ten, die allemaal op elkaar lijken, mij niet veel, behalve dan een enkele, zooals hier die van don«IIl. Pa\le, een bijzonder fijn en de voot. geschilderd portret* Kousenoffers. Bij den ingang lag een hoop kousen, in mooie, kleuren gebreid, offers van boeren. Maar wat moet de priester met. al die kou sen beginnen? Toen ik weer naar buiten trad, kwam deze laatste juist luid gapende te voorschijn. Ik schudde hom de hand, maar aangezien hij alleen Russisch sprak en een weinig Servisch, wist ik niets anders te doen dan hem een poosje aan te kijken en toen nog maar eens de hand te schudden, nu ten afscheid. M'n melgezet had inmiddels werkelijk oen dorp met kolo uitgevonden en zoo vertrok ken we weer, nu met een passagier naast den koetsier, n.1. een muzikant, die bij het dansen in het orchest zou spelen. Zijn instru ment, een soort primitieve doedel zak, was blijkbaar eigen fabrikaat. Het was gemaakt van een schaaps vel, waarvan de diverse gaten met touwtjes waren dichtgebonden Bij 'n voor- en achterpoot en in den hals waren holle stokken bevestigd. Door 1 werd de zak opgeblazen, waarbij het schaap weer z'n oórspronkclijken \orm aannam, terwijl een andere tot fluit was gemaaJd,. met een vrij be perkt aantal tonen. Ik kreeg sterk den indruk, dat deze vir tuoos de volgorde meer aan dc wisselval ligheid van z'n vingers' overliet dan dat hij een bepaalde wijs speelde. Het resultaat was geen muzikaal genot. Er bestaat voor dit geluid in onze taal waarschijnlijk geen woord; het was geen gieren, geen huilen, geen kreunen en geen janken, maar iets van dat alles in z'n geheel iets ontzettends. Met al dat spektakel kwamen wij dan einde lijk op do. juiste plaats. Hier zaten ook al meisjes hij dc beek te wachten op de dingen die komen zouden. Dat waren voorloopig wij en daaraan had den zc eerst ook genoeg, want ze vonden ons hoogst interessante wezens. Ik trachtte met zc te praten, maar daarbij kwam al gauw m'n beperkte talenkennis aan het licht en een beetje geringschattend vroegen ze: kent die vrouw niet onze taal? Wat is dat dan wel voor één. 't Kiektoestel maakte alles goed... Maar m'n kiektoestel verhoogde m'n prestige weer, vooral toen ze in de spiegel reflex daarvan mochten kijken; dat werd een complete bioscoopvoorstelling voor zc. En toen ik een nieuwe film moest inleggen, vochten ze haast om een plaatsje vooraan, want nu kwamen de portretjes er uit, meen den ze. Steeds meer danslustigen verschenen, tot er een paar honderd onder de lioogopgaan- cle populieren waren verzameld. De meisjes stijf van het degelijke linnen, met zijden hoofddoeken, donkere schortjes, eenschoone. zakdoek in de hand en een slinger zilveren munten om den hals. Een enkele droeg zelfs gouden munten; dat was dan een „goud- vischje", want dit geld is de bruidschat die ze later meekrijgt, zoodat een eventueele vrijer duidelijk voor oogen heeft, wat hij la ter kan verwachten. Dit jaarfeest is dan ook een be langrijke huwelijksmarkt, al kijken cle meisjes dan nog zoo preutsch en quasi onverschillig, alsof ze zich heelemaal niet. voor de kolo zoo mooi hebben gemaakt en de cavaliers die ze daar ontmoeten. De mannen waren in het wit, met om de taille een breeden gordel, waar het hemd weer als een plooirokje onder uit kwam. Ve len droegen ook nog een donker vest, die bij een enkele van ribfluweel was gemaakt en dus al geen handwerk meer. Eindelijk verschenen ook de overige mu zikanten, 2 fluitisten en een trommelaar. Meteen gingen ze hun instrumenten stem men. De plompe, houten fluiten werden flink met water doorgeblazen om het stof van een ganseh jaar weg te spoelen, de doedelzak (soerla) werd volgepompt, er werden een paar knallende slagen op de groote trom gegeven en toen knikten ze elkaar tevre den toe: de zaak was zuiver. En daar begon het. Hooren en zien verging je! Er werd schijnbaar serieus getracht, het melodisch tekort door meerder volume te ondervangen en zoo deed het geheel je den ken aan een hottentottenorchest in een vlaag van krankzinnigheid. Maar doodern stig gaven enkele mannen elkaar de hand en begonnen heen en weer langs den weg te huppelen en weldra verlengde deze lijn zich tot een lange, springende slinger, waar aan zich een ketting van meisjes vasthaak- te. Hier werd n.1. niet in bonte rij gedanst, doch do jongens en meisjes streng geschei den Zelfs behoorden de 2 waar de beide groepen zich samenvoegden, familie van el kaar te zijn. Af en toe kregen'cle muzikan ten eenigc dinars en dan dreunden ze weer met nieuwe energie los. ZONNEHOEDEN OOK VOOR PAARDEN. Het stof dwarrelde hoog op, zoodat aan fotografeeren niet meer viel te denken, ofschoon cle dansers steeds in mijn nabijheid een paar hurksprongen tusschen de g^vone passen in maakten, waarschijnlijk in ere hoop, dat dit op een plaatje ver eeuwigd zou worden. Wij raakten echter uitgekeken en beslo ten terug te rijden, nu gelukkig met de kap van 't rijtuig neer. De koetsier merkte nog even op, dat hij 't dan toch goed had gewe ten, dat hier in de buurt gedanst zou wor den, waartoe wij het zwijgen deden. Onder weg bezochten we nog het doipje Bardovci, een der weinig zuiver bewaard gebleven „feudaal-dorpen" uit den Turkentijd. In het midden is het groote huis van den „Beg" oS landheer, met het groote voorplein, waar de hoeren vroeger hun koren brachten en waar.het dan werd verdeeld; een deel voor den Staat, een deel voor den Beg en de rest mocht cle boer zelf meenemen, 't Woon huis was vervallen, evenals het aparte ge bouw waarin vroeger de harem was. We wandelden cloor cle vertrekken en het Turk- sche bad en gluurden cloor de getraliede vensters, zooals vroeger cle haremdames zul len hebben gedaan, maar veel was er toch niet te' zien. Dé voormaliec Beg woont nog in Skoplje, maar heeft zich sedert '12 toen de Turken werden verdreven, niet meer hier laten zien. Niemand verlangt ook naar hem terug, maar daar dit dorp misschien wel het ccnigste is dat nog in z'n ouden vorm be staat, is het te hopen, dat het als herinne ring aan het verleden ook blijft bestaan als he't nu is," want wc moeten niet alleen het mooie en aangename uit cle geschie denis blijven onthouden. M. T. BOEK EL. Om koJd aeAAaat: door Florence Eekhout Ze hadden elkander leeren kennen, toen Betty medewerkster werd aan het damesblad van de groote krant, waaraan Hans als ver slaggever verhonden was. Ze dronken samen kopjes thee, hij hielp haar dikwijls in net be gin, als ze moeilijkheden had met haar werk. Op een dag zei een der redacteuren tegen haar: „Pas op, wordt niet verliefd op Hans". Betty kleurde en antwoordde vinnig: „Waar om moeten ze altijd dadelijk aan verliefdneid denken als je met een man wel eens praat en kopjes thee drinkt?" „Och, daar begint het gewoonlijk mee", zei de ander laconiek. „Maar de kwestie is, Hans is een beste kerel en een goede kameraad, maar een echte vlinder. Een boemelaar". Dat laatste was waar. Hans dronk aardig wat, zag er nogal eens uit alsof hij weinig geslapen had en kwam nooit rond met zijn geld. En dat hij veel kans had met zijn vlotte manieren en aardige gezicht, merkte Betty ook wel. Ze besloot verstandig te doen. Wat Hans noodig had, was een goede kameraad, die hem een beetje op den rechten weg hield, niet nóg een meisje dat verliefd op hem werd. Dus bleef ze zijn goede kameraad. Ze zagen elkander zelden buiten de uren van hun werk, maar dikwijls lunchten ze samen en het ge beurde ook wel eens dat ze naar de bioscoop gingen. Op een avond, toen Betty daar alleen zat, hoorde ze naast zich de stem van Hans, die in het donker was binnengekomen en toen ZOO KUNNEN ZE HET VfLL UITHOUDENI het licht opging begreep ze, waarom er ook een fijn parfum om haar heen zweefde: naast hem zat het aardigste meisje dat ze ooit ge zien had. Hans zei glimlachend: „Dit is Violet" en stelde Betty voor als een collega. Betty onderging een wonderlijke sensatie, als van koude en pijn, maar ze hield zich goed. Er waren altijd meisjes waar Hans mee uitging, Deze was mooier dan de rest. Ze weigerde hardnekkig, toen Hans voor stelde na afloop nog even ergens naar toe te gaan. Den volgenden dag vroeg hij: „Hoe vind je Violet?" Ze antwoordde: „Veel te mooi en te goed voor jou. Het lijkt me heelemaal geen meisje om alleen mee te flirten." „Neen, dat is ze ook niet," stemde hij toe. Ze keek hem ernstig aan. „Het zou goed voor je zijn, als je eens aan trouwen ging denken." Hij lachte. „Met Violet?" „Bijvoorbeeld. Ze leek me lief en intelligent, ze ziet er snoezig uit, wat wil je nog meer?" Hij keek haar even aan, haalde toen de schouders op en zei korzelig: „Ik wou dat je je niet altijd aanstelde alsof je veel ouder en wijzer bent dan ik! Als je niet preekt over den drank, dan wil je me weer koppelen aan een meisje." „Ik wil, dat je ophoudt met dat malle leven. Dat is alles goed en wel voor een paar jaren, maar een flinke man maakt er dan een einde aan." Hij antwoordde niet daarop, maar ze had den indruk dat de woorden hem troffen. Eenigéh tijd later ze had meenen op te merken, dat Hans zich veel verstandiger ge droeg dan tevoren ontmoette ze Violet, die haar toelachte en aansprak. Ze zag er zoo mooi en stralend uit, dat Betty's hart ineen kromp. „Ik ga binnenkort trouwen," vertelde ze, „heeft Hans het U nog niet verteld?" Betty slaagde erin, glimlachend te antwoor den: „Neen, hij wil er zeker een verrassing van Maar toen ze alleen was, op haar kamer, maken. Mijn hartelijke gelukwenschen." barstte ze in snikken los. Het hielp niet, of ze zichzelf wijs trachtte te maken dat ze alleen kameraadschappelijk voelde voor Hans. Ze wist nu wel zeker dat ze hem had liefgekregen, maar ze hield genoeg van hem om te hopen, dat hij verstandig zou blijven en gelukkig wor den met Violet. Hoe zou hij ooit op haar ver liefd hebben kunnen worden, als je zoo'n beeld van een meisje hebt. Den volgenden dag vroeg Hans. toen ze samen een kopje koffie dronken: „Scheelt er iets aan?" „Wat hoofdpjjn." Ze roerde in haar kopje en zei toen luchtig: „Ik heb Violet gesproken en..,- ik ben erg blij." „Waarover?" „Over... ze vertelde me, dat ze ging trou wen." „O. dat!" Iets in zijn- gezicht trok haar aan dacht. Ze zei ernstig: „Ik hoop toch dat het waar is?" „O ja, volkomen waar." „Dan wensch ik je geluk." Ze stak hem haar hand toe, over het tafeltje. Hij keek haar strak aan. „Je schijnt erg ge steld te zijn op het huwelijk. Waarom trouw je zelf niet?" Met een kleur trok ze haar hand terug en antwoordde gekwetst: „Dat is een zonderlinge vraag." „Vind je? Ik vind het eerder zonderling dat een meisje als jij zich opwindt over het huwe lijk van een ander meisje. Denk liever eens aan jezelf." Ze probeerde te lachen. „Met wien zou ik dan moeten trouwen? Met onzen ouden hoofd redacteur?" Hans draaide zijn cigarettenkoker tusschen de vingers. „Neen. Met een van onze redac teuren." Ze staarde hem aan. „Wie dan?" „Mij bijvoorbeeld." „Maar jij... en Violet dan? Je wilt toch niet zeggen, dat je nu alweer van gedachten ver anderd bent?" Ze was werkelijk verontwaar digd. Welke waarden hadden zijn gevoelens, als ze zoo onstandvastig waren? Hij lachte zachtjes. „Wat wil je toch van Violet? Ik dacht, dat je wist dat ze mijn zuster was, toen ik haar aan je voorstelde." „Je zuster?" „Natuurlijk! Later merkte ik wel, dat je je vergiste en toen... nu, toen wilde ik eens weten of je niet jaloersch zoudt worden." Betty staarde neer op haar leege kopje. „Waarom?" vroeg ze. „Omdat ik hoopte dat je wat om me gaf. Maar je schijnt zóó, blij te zijn bij de gedachte dat ik ga trouwen..." Hij brak af. Ze zei onzeker: „Ik was blij. omdat ik den indruk had dat je erg veranderd was, dat je je verbeterde terwille van Violet..." „Ik deed ook mijn best," zei hij, „maar niet terwille van Violet." „Heusch waar?" Ze sloëg zulke stralende oogen naar hem op. dat hij haar hand greep en daarbij een melkkannetje omgooide. „Betty!" Een oogenblik keken ze elkander aan. Toen sprong hjj op. „Kom mee... we heb ben nog net tien minuten." „Wat wou je doen?" vroeg ze, toen hij, na haastig te hebben betaald, haar meesleepte uit het café. „Een taxi nemen. Ik ben zoo'n nette jongen geworden, dank zij jouw preeken, dat ik je niet op straat durf te kussen!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 9