Drie Hollandsche Jongens naar Denemarken Een redder in de bergen Henk en Jan logeerden bij hun tante in Berlijn. Je moet eens denken, hoe ver weg dat is. Helemaal in Duitsland! Vader en moeder waren ook meegegaan, want vader moest iets voor zaken in orde maken. Ze vonden het heerlijk om in zo'n grote stad te zijn. En wat leuk om steeds een vreemde taal te horen spreken. Ze konden zelf ook al een beetje Duits spreken. Ze gingen elke dag met tante en Hans, hun neefje mee om alles te bekijken. Elke keer als ze een Hol landse auto zagen, wuifden ze en riepen hard: „Dag Holland!" De mensen in de auto's zwaaiden altijd terug. Ze hadden plezier in die drie Hollandse jongens in het verre Berlijn. En toen kwam de grote verrassing! Toen ze op een middag aan de koffietafel zaten, zei oom: „Jongens, ik heb een verrassing voor jullie! Over een week gaan jullie al weer weg en nu hebben tante en ik beslo ten om een paar dagen met jullie naar De nemarken te gaan. Dat is niet zover hier vandaan, als jullie waarschijnlijk denken en het zal altijd een leuke herinnering voor jullie zijn. Tante gaat zelf niet mee, maar wy gaan met ons vieren, Henk, Jan, Hans en ik. Voelen jullie er wat voor?" Of ze er wat voor voelden? De jongens kregen een vuurrode kleur van schrik. Ja heus, ze schrokken ervan. Naar Denemar ken, stel je eens even voor! Naar De-ne- mar-kenü Ze hadden nooit durven dromen, dat ze daar nog eens zouden komen! Even zaten ze doodstil en toen ging er een ge brul op van enthousiasme. De boot. Toen ze een beetje gekalmeerd waren, vertelde oom de bijzonderheden. Ze zou den over twee dagen weggaan. De jongens konden bijna niet wachten tot de dagen om waren. Ze geloofden het nog steeds niet erg. Wat zouden ze op school wel zeggen, als ze hoorden, dat ze naar Denemarken waren geweest. „Nie mand zal het geloven"! zei Jan. Eindelijk brak de dag dan toch aan. Ze gingen eerst met de trein naar Warne- münde. De trein was helemaal vol en er waren heel veel mensen, die naar Dene marken mee gingen. De jongens maakten al direct kennis met twee Duitse jongens en èèn Deen, die allemaal met dezelfde boot meegingen. Ze spraken zo'n beetje ge broken Duits, maar ze begrepen elkaar heel goed. 's Middags kwam de trein in Warnemün- de aan. Warnemünde is het uitgangspunt voor veel tochten naar de Oostzee. „Wat gek", zei Henk, „om nu over de Oostzee te moeten praten inplaats van over de Noord zee!" Het grote schip, dat hen naar Dene marken zou brengen lag al aan de'kade. De jongens keken hun ogen uit. Wat een on gelofelijk groot schip was dat! En dat ze daar nu toch zelf mee zouden reizen! Ze zochten direct een mooi plaatsje uit op het zonnedek. Van daaruit konden ze alles prachtig overzien. Daar klonk een sirene. De touwen wer den los gegooid en het schip zette zich in beweging. De mensen, die op de kade ach terbleven, zwaaiden met hun zakdoeken en iedereen van boord zwaaide terug. Ook de jongens, hoewel er niemand was, die ze kende, want vader, moeder en tante waren in Berlijn gebleven. Oom had een kennis ontdekt en zat daarmee te praten en'zo wa ren de jongens alleen met hun buitenland se vrienden. Het schip liet de vuurtoren achter zich en voer nu over de wijde zee. De wind werd steeds feller, het schip schommelde hevig en Jan kreeg een vreemd gevoel in zijn maag. Zou hij zeeziek worden? Hij zou maar niets aan de anderen vertellen, want zij voelden schijnbaar niets en hij schaam de zich maar over zijn zeeziekte. De ande ren voelden zich ook niet erg prettig, maar durfden het ook geen van allen te zeggen. Alleen de Deense jongen voelde zich goed en genoot. Toen Henk zag dat er ook grote mannen waren, die ziek werden, begreep hij, dat hij zich er heus niet voor behoefde te scha men. Hij zei het aan de anderen en ze wa ren toch nog niet zó ziek, dat ze niet kon den lachen, omdat ze'het allemaal zo dap per voor zich gehouden hadden. Jan en Henk hingen een tijdje over de railing en voelden zich daarna veel beter.... Na een paar uur voelden ze zich weer goed genoeg om iets te eten. En gelukkig ging de wind toen een beetje liggen, zodat het slot van de achturige overtocht erg plezierig ver liep. Tegen de avond liep het schip de haven van Kopenhagen binnen en gingen allen aan wal. Oom bracht hen naar een leuk hotel en omdat ze veel te moe waren om nog ergens heen te gaan, kropen ze maar gauw in bed en sliepen een paar minuten later als een os. Aan de boot hadden ze al afscheid van hun Duitse en Deense vrien den genomen. De volgende dag stonden ze al heel vroeg op en maakten in een grote autobus een tocht door de stad. De gids in de autobus vertelde waar ze allemaal langs kwamen, wanneer de verschillende gebouwen en huizen gebouwd waren en welke mensen ermee te maken hadden gehad. De jongens luisterden niet erg naar alle jaartallen, maar keken goed om zich heen. Wat grap pig, dat hier ook zoveel fietsers waren. Het leek wel of je in Holland was. Na de tocht door de stad gingen ze door het grasland. Langs prachtige bossen kwa men ze, schilderachtige plaatsjes en heer lijk groene weiden. De huizen hadden bij na allemaal stroodaken. Toen ze bij het kasteel Frederiksborg waren gekomen, gin gen ze uit de autobus en bezichtigden het kasteel. Het was prachtig! Daarna dronken ze daar koffie en direct daarna gingen ze door naar Helsingör. Dat vonden de jon gens nog eens mooi! Helsingör is de stad van de Sonttol. Tot aan het jaar 1857 be heersten de kanonnen van het kasteel Kronborg de Sont, de nauwste plaats tus sen Denemarken en Zweden. Ieder schip, moest tol betalen, anders werd het door de kanonnen kapot geschoten. Je kon de ka nonnen nog bekijken. De jongens gingen ook in de gewelven van het kasteel. Vol gens de oude sage, rustte daar de held Holge Danske. Als Denemarken bedreigd werd, zou hij opstaan en de Denen ter over winning voeren. Kasteel Kronborg bij Helsingör. 's Middags gingen ze weer met een boot van Helsingör naar Kopenhagen terug. De jongens, keken hoe de loods aan boord bleef tot het schip in vrij water was en daarna langs een touwladdertje weer in zijn kleine motorbootje terugklom. Vanaf het zonnedek konden de jongens de kusten van Denemarken en Zweden zien. Ze waren alle drie erg moe, toen ze die avond in bed lagen. De volgende dag moes ten ze nog heel veel bekijken en op de der de dag gingen ze alweer terug. Ze bezoch ten nog het tuighuis en bekeken de wa pens, die daar waren - Ze konden bijna niet van alle mooie dingen wegkomen, en veel te gauw naar hun zin, moesten ze weer aan boord gaan. Een orkest op de boot speelde een afscheidsmars en de jongens zwaaiden naar de mensen, tot ze niets meer konden zien. Wat hadden ze fijne dagen gehad. En nu nog de bootreis! Het was gelukkig mooier weer dan op de heen reis. Ze liepen over het hele schip en mochten zelfs in de hut van den kapitein en den eersten officier. Voor ze het wisten, waren ze alweer in Warnemünde en tot hun grote verrassing stonden vader, moeder en tante daar om hen op te wachten. Ze raakten niet uitgepraat over al het moois dat ze gezien hadden en vader zei lachend: „Je kunt wel zien: al wie verre reizen doet, die kan veel verhalen!'' JAN VAN LEEUWEN. Dood water in Rusland In de Karabogasbaai bii de Kaspische zee is water, waarin geen planten en dieren kunnen leven Het water dat telkens in de ondiepe baai terecht komt, verdampt heel snel door de hitte van de zon. Daardoor ontstaat een groot „zoutvat". Al sinds dui zenden jaren duurt het verdampen voort. Men heeft uitgerekend, dat er nu voor zes milliard ton zout ligt, waaruit allerlei scheikundige stoffen gehaald kunnen wor den. EEN PAAR AARDIGE KUNSTJES MET GETALLEN. Hier is een aardig getallenkunstje. Je mag er elk willekeurig getal voor nemen, van drie cijfers, als je er maar aan denkt, dat het laatste cijfer kleiner is dan het eerste. We zullen er nu een paar bereke ningen mee doen en dan zal je zien, dat, welk getal je ook neemt, de einduitkomst altijd 363 zal zijn. Als voorbeeld nemen we het getal 856: 856 we keren dit getal om, dan ontstaat 658 en trekken dit van het eerste getal af, dan blijf over 198 Dit getal draaien we weer om, dan krijgen we 891 en dit tellen we bij het vorige getal op, dan ontstaat 1089 Dit getal delen we nu door 3 en dan is de einduitkomst 363. Probeer het maar met elk ander getal van drie cyfers en je zult zien, dat het al tijd uitkomt, als het laatste cijfer tenmin ste kleiner was dan het eerste. WIE IS DAT? Sinds 14 jaar komt iedere dag in een be paald restaurant in Parijs een man, die el ke keer hetzelfde eten bestelt, maar 10 mi nuten in het restaurant blijft en weer ver dwijnt. Hij komt elke dag op precies de zelfde tyd, maar tot nu toe, weet niemand hoe de man heet, van welk land hij komt en wat hij doet, want hij heeft in al die jaren nog nooit tegen den kellner gespro ken. Hebben julie wel eens een St. Bernhards- hond gezien? Zó'n heel grote hond met een dikke vacht en lange oren? Het is een van de grootste honden, die er zijn. Bij ons in Holland zijn er niet veel, want de mensen vinden het te lastig om zo'n grote hond in huis te hebben. Hij kan zich bijna niet be wegen in een kamer, hij zou tegen alles oplopen en tafeltjes en stoelen omver sto- die omgekomen zijn. Dat klooster ligt in Zwitserland bij de Italiaanse grens, heel hoog in de bergen en het is al gebouwd in het jaar 962, dus bijna 10U0 jaar geleden. De monniken richten de honden af om mensen op te sporen. Als er een zware tingen de bergen in. Door sneeuwjachten en stormen en ijzige koude trekken de die ren er op uit. Ze merken direct als ergens ten. Sommige boeren op het land hebben er één, maar de meeste boeren nemen lie ver een andere hond, omdat ze het veel te veel werk vinden om een hond met zo'n dikke vacht te moeten wassen en verzor gen. Jullie weten toch wel, dat honden ook gewassen moeten worden? Niet zo dikwijls als een mens natuurlijk, maar eens in de 6 weken of eens in de 2 maanden moet een hond toch zeker gewassen worden. Dat zijn voor de mensen in ons land allemaal rede nen om niet die grote honden te nemen, maar liever een kleinere, zoals bijvoor beeld een ruigharige terrier. Dat is een hond, die net op een wollen speelgoedhond lijkt, met witte korte ki'ulletjes en zwarte plekken en een kort staartje. Maar in de bergen zijn veel St. Bern- hardshonden. Ze zijn genoemd naar het klooster St. Bernhard, waar de monniken ze gebruiken om mensen te helpen zoeken, storm is geweest of er is een lawine naar beneden gekomen, dan sturen de monni ken een paar honden in verschillende rich- een spoor is of als er iets ongewoons is. Als iemand onder een sneeuwlawine is ge komen en de hond is op die plaats geko men, graaft hij net zo lang in de sneeuw tot hij de veróngelukte heeft opgegraven. En dan rent hij naar het klooster terug en begint hard te blaffen. De monniken be grijpen dan, dat er iets bijzonders is, ze maken zich vlug klaar en nemen een sle de mee, om degene, die gevallen is, erop te kunnen leggen. De hond wijst de monni ken de weg en zo kunnen heel dikwijls nog mensen gered worden, die zonder de hulp van de St. Bernhardshond zeker omgeko men waren. Niet alleen in het klooster op de St. Bernhardpas, maar overal in de Alpen wor den St. Bernhardshonden gebruikt door de bergbewoners. De honden halen dan een gids of een andere inwoner van het dorp en brengen hem naar de plek, waar de ver ongelukte ligt. Zo hebben al veel mensen hun leven te danken aan deze grote, trouwe dieren. stal 'ini| DOOR No. 67. De gasten vertrokken, begeleid door Bwana, die hen op hun reis van een week naar het dichtstbijzijnde station zou brengen. Morison Baynes bleef nog wat logeren en stond met „Liefste" en Meriem de gasten na te wuiven van af de veranda. De jonge Engelsman liet nu geen ogenblik verloren gaan om lieve woordjes in Meriems oren te fluisteren. Steeds weer drong hjj er op aan* dat zji met hem mee edgar rice burroughs zou gaan naar Londen en zei, dat ze zouden trouwen, zodra ze zijn huis bereikt hadden. Gedurende de afwezigheid van Bwana had zijn opzichter een nieuwe hulp aangenomen, die luisterde naar de naam Hanson. Hij was een grote, goedgebouwde man van ongeveer dertig jaar, blond en gladgeschoren. De enkele keren, dat Meriem deze nieuweling ergens trof, was hy opdringerig familiaar tegen haar, terwijl ze daarvoor niet de minste aanleiding gaf. Hij moest Baynes naar het Noorden begeleiden, naar de karavaanweg. By het opgaan der zon zag Meriem vanuit haar slaapkamer de kleine groep vertrekken. Meriem had Morison Baynes de vorige avond ontweken en had hem ook geen vaarwel gezegd. Zij voelde zich onbe haaglijk in zijn nabijheid. Waarom vond hij het niet goed, dat zij er met Liefste over sprak? Dit alles hield de gedachten van het jonge meisje bezig. Doch nu hij vertrokken was, miste Meriem zijn vrolyk gezelschap. Hield zij van hem? Ze kon hierop geen antwoord geven l toen zy die dag door de tuin wandelde. Zij had geen rust. Voor het eerst sinds Meriem bij hen was gekomen, voelde hij zich een gevangene in het huis van Bwana en Liefste, 's Avonds hoorde zij voetstappen achter de rozenhaag en zag een hand, die haar iets overreikte. Het was een brief van Baynes. „Ik kan niet weg gaan zonder je weer te zieri", schreef hij. „Kom naar de vlakte morgen om mij vaarwel te zeggen".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 15