Koloniën als „uitlaat" voor bevolkingsoverschot? rschechoslowakije Europa's kruitvat Hoe sterk is de Duitsche oorlogsvloot? Waarom Henlein wind en stroom mee heeft Wederzijdsche haat en verachting "^Zaterdag 27 Augustus 1938 Derde blad (Van onzen specialen verslaggever). De express BerlynPraag dondert het joheemsche land binnen. Hij stopt, aan het eerste het beste grensstation en door webelachtige Duitschers worden de sen, het geld en de bagage aan een jntensief onderzoek onderworpen, j Het is alles Duitsch hier, hoewel we .jreten dat dit gebied behoort tot het ryk, lat eens Thomas Garrique Masaryk rondvestte na een leven van stryd en kleurstelling. De staat der minderheden, iarin thans naast de Duitschers, ook de fagyaren, de Polen en de Ruthenen zich |>eren. Inderdaad: de internationale hck- iketel van Europa. Het kruitvat. Arm land. Ipe rijden door het Sudeten-Duitsch gebied pen verbaast zich over datgene wat men kleine fabriekssteden, waar de schoor hei! niet rooken, zwartberookte en verval- huisjes. Krotten en menschonwaardige n. ;ren op het land. Oud en mager. Vrouwen, gescheurde en armzalige kleeren aan. ite wegen en verarmde winkels. Een Duit- blijft in den wandelgang naast me staan, iet me van terzijde aan en smaalt: „Mooi niet?". li land...? neen, dit is geen mooi land. lis een arm land met een verarmde bevol en als ik zeg uit Holland te komen begint juitscher direct te vertellen. Vertelt enthou- van datgene wat hier in de nabije toe- ït bereikt zal worden. et is nog maar een kwestie van een paar nden en dan zal dit stuk Duitschland aan jroote staat toegevoegd worden. Henlein t volgens hem hier 3.230.000 volgelingen een totaal van bijna 15 millioen inwoners iet is zonder kijf, dat dit jaar de zonen van Duitschen stam terug zullen keeren in het >t-Duitsch vaderhuis. Het Praagsche juk. k heb hem gevraagd waarom deze Duit- jers terug willen naar Duitschland en hij ft mij een uur lang verteld van de duizenden echtvaardigheden die men zijn volksge- ten hier aandoet. n 'het Sudeten-Duitsche gebied zouden de deren der Duitschers verplicht zijn op hechische scholen te gaan. Hier wordt men door een onduldbaar Tschechisch em, dat den Duitschen geest en de Duit- i levensopvatting vertrapt. Er wordt hier stjng betaald, die ten goede komt aan het lechische gebied en niet of nauwelijks aan der Duitschers. De ambtelijke taal is lechisch. Men moet bij optochten en demon- permissie bij de Tschechen aanvragen lijna altijd krijgt men een weigerachtig roord. schrijnend verhaal dat ik hoor. Een ver- waarin ik verneem hoezeer de Duitschers 'drukt en vervolgd worden. lederen dag in hier de arme Duitschers gemolesteerd ftweld en bij hun duizend plichten jegens Staat bezitten zij practisch geen rechten, i onhoudbare toestand. Dan begint de Duitschers over Henlein. fenlein zal dit volk redden, want hij bezit jen geest en den mped van den waren juitscher. Henlein zai de zonen van den juitsclien stam terugvoeren naar het Radijs van eigen land onder eigen be tuur. Men zal eindelijk, na 20 jaren, een felukkig bestaan verkrijgen. |Wü hebben het allemaal aangehoord en por we het wisten rolde de trein het ïryk-station binnen. Praag. Praag. g is een ontzaglijke stad. Een millioenen inkorf, een der metropolen van Europa. verzamelplaats van rassen en volken. In wf hoort men in ieder café vier talen sken en in Praag voelt men zich, meer dan ?én andere Europeesche stad, wereldburger, wiopoliet. intendfraa£ heeft ons veel geleerd. In Praag wij lïlet Hongaren, met Duitschers en no. 65?; Tschechen. Met burgers en militairen en leering van dat alles wat dusdanig, dat wij Tschechisch-slowaaksche probleem uit een ——•'ere gezichtshoek gingen bekijken. Als het Servië van 1914 ^e,,öaad, Tschechoslowakye is te ver- de S*e^keu met he* Servië van 1914. In ing. ^8ckec'10s'0Vva'iÜe danst de bevolking op Bier*f^n vu,kaa» en men kan er van overtuigd 'n' dat. als deze vulkaan begint te wer- '1, een groot deel van Europa, zoo niet 'heel Europa, mee zal branden. Haat. lAARr® haat in Praag, dat uitgesproken Tsche- Bcn is, is ongelooflijk. Als men het woord tscher uitspreekt golft het bloed den C* nfar den kop en is zÜn verweer niet 2 uur.^1 te stuiten. Deze haat is een dusdanige, irTfftïialS **°llandei"s. ons deze niet kunnen 39 et is een haat dje. komt hier "F fL n nienschen zal veranderen in bees- "o'nc pn6! ai.' zullen moorden. Vaders tegen ons en broeders tegen broeders. Hoe ontzaglijk moeilijk is de toestand in dit el llL V'aar 013138 Lord Runciman een poging Herneemt in één rijk zoowel dictatuur als ocraüe onder te brengen. Een hopelooze opgaaf, waarvoor nóch de Sudeten-Duitschers, nóch de Tschech een cent geeft. Een Tschechisch journalist heeft het ons verteld. In dit land wonen naast 3.200.000 Duitschers 80.000 Polen, 185.000 Joden, 700.000 Hongaren en 550.000 Ruthenen, en zij allen zijn minderheden, die, met uitzondering van de Joden, thans den kop opsteken en zich willen ontworstelen aan datgene wat men het „Praagsche juk" noemt. Om Masaryks erfenis. Het. Praagsche juk... rood-van woede wordt de jonge Tschech als hij mij ervan verteld. Het Praagsche juk, opgehangen door iemand als Thomas Masaryk, een der meest intelligente en humanistische idealisten van dezen tijd. Masaryk, die deze staat, in 1918 na een leven van strijd, verguizing en doorzetting stichtte. Masaryk was een man die liefde voor zijn land had. omdat hij zijn leven aan dit land ge geven had en zijn laatste woorden zijn geweest Bohemen te behouden voor het vrije volk. De erfenis van Thomas Masaryk werd gesteld in handen van Benesj en zelden had men een betere executeur-testamentair kunnen wenschen. Benesj heeft het zelfde bloed als Masaryk, hij heeft gevochten jaren en jaren lang voor de vrijmaking van het land en als er thans één man gevonden wordt in het land aan de Moldau die het zal kunnen redden, dan is het deze uiterst voorzichtige, diplomatieke, intelligente en practische president. Met droefheid vertelt mij de Praagsche jour nalist van zijn land. Van het feit dat hier meer dan 1000 jaren de Duitschers en Tschechen samengewoond hebben en dat men ineens tot het besef gekomen is, tenminste van Duitsche zyde, dat het onmogelijk is nog één uur langer onder het Wreede juk der Tschechen te ver blijven. Ik heb hem gevraagd mij eerlijk te zeggen of de Duitschers hier onderdrukt worden en hij heeft mij plechtig verzekerd dat dit niet het geval was. Hij adviseerde mij naar het Sudeten-Duitsche gebied te gaan. Daar kon ik Duitschers spreken die mij zouden vertellen, dat het juk niet zwaar is, dat er zelfs geen sprake is van een juk. Maar het zijn Henlein en zijn vazallen, die hier de zaken in de war sturen en den Duitschers de koeien met gouden horens beloven. Henlein heeft stroom en wind mee. Het is jammer, maar Henlein c.s. hebben stroom en wind mee. Het gebied waarin de Duitschers wonen is een 80 procent industriegebied en het is juist hier, dat de zware werkloosheid nog niet overwonnen is. Integendeel, er wordt hier veel armoede geleden en zoo ergens dan is het in dit ge bied van het land dat er wanhoop en on tevredenheid heerschen. En men begrijpt dat dit alles de molens van Henlein doet draaien. Hij hamert het zijn aan hangers ieder uur van iederen dag weer in, dat Praag weigert hier maatregelen te nemen. Dat men wel in staat, maar niet van goeden wille is, de beschermende hand uit te steken naar een gebied dat „volksvreemd" is. Dat men den Duitschers liever laat verarmen en verpauperi- seeren, dan hen te helpen. En... de Duitscher gelooft het. Duitsche kranten vertellen den. Duitschers in dit land dat daar een paradijs hen wacht. Dat de vaderen wachten hun zonen van één ras en één volk in bescherming te nemen en dat het eerst goed zal worden als men de gehate Tschechische heerschappij ontworsteld is. Henlein zweept hen op, dag aan dag, uur bij uur. Deze scherpzinnige, handige politicus weet waarmee hij de geesten moet paaien en nimmer had de Wilhelmstrasze zich een betere stroo man kunnen uitkiezen dan dezen gewezen gymnastiekonderwijzer. Maar het moet niet zoo heel moeilijk zyn de harten te winnen van dit grootste deel der drie millioen Duitschers, waarvan er zeker meer dan 100.000 werkloos zyn... Het valt dan ook geenszins té ontkennen, dat Henlein in dit internationale spelletje kaart een benijdenswaardige troef in han den heeft. Zal hy zich echter kunnen vergooien?" DE MILLIOENEN ITALIANEN, DIE ABESSINIë ZOUDEN BEVOLKEN, NOG NIET GEARRIVEERD Inlanders beconcurreeren Nederlandsche tuinders Fantastische verhalen over Nieuw-Guinea MALAXG, Augustus 193S. „Wij moeien koloniëp hebben; ons volk verstikt binnen zijn gren zen", zegt Hitier. „Wij zijn een volk van meer dan veertig millioen, voor wie Italië te klein wordt", beweert Mussolini en op dien grond acht hij de verove ring van Abessinië gerechtvaar digst. En vele mensehen geloofden aan die woorden, zonder verder na te denken. „Vier millioen Italianen wil ik overbren gen naar de hoogvlakten van Ethiopië, om daar welvaart te vinden", voegde Mussolini er twee jaar geleden nog aan toe en ook dit maakte op velen, die toclh geen fascist waren, groot en indruk. Hét Ulo nik imimers zoo logisch: een dicht bevolkt land heeft koloniën noodig om zijn bevolkingsoverschot af te zetten. Engeland is een dicht, bevolkt land met geweldige uitgestrektheden overzeeschc ge bieden: over ruim een vierde .deel van den aardbol waait de Brïtsche vlag. Nederland is nog veel dichter bevolkt dan Engeland en bezit groote koloniën. Dus zouden deze landen geen benauwend werkloozen- vraagstuk kennen De waarheid is anders. De schrijver dezer regelen, die een groot deel der wereld, waaronder vele ..koloniën" van verschillende staten, niet alleen be zocht, maar er ook de levensomstandighe den bestudeerde, en heel vaak aan den lijve ondervond, srelonft niet aan „koloni satie" in de bet eekenis van 't overbrengen van eenbevolkingsoverschot naar overzee- sche gebieden. Wèl is het mogelijk (hoewel moeilijk") bij een nog tamelijk primitieve hevolldng, in dien deze wordt overgebracht naar een na bij gelegen land met ongeveer hetzelfde kli maat en dezelfde of ongeveer dezelfde land- bouwmogelijk.heden als in het land van her komst. Maar Europeanen over te planten als boeren naar een tropisch of half tropisch gebied, waar meestal al een inlandsche bevolking loeft, komt me onmogelijk voor. „De vier millioen Italianen" van Mussolini laten in Abessinie nog steeds op zich wachten en Duitschland deed goed zich zijn oude koloniën te her inneren op een andere wijze dan 't thans doet. In 1912 bevonden zich daar -10.000 Duit schers, de militairen inbegrepen, een aan zienlijk getal op zichzelf beschouwd, maar een onbeduidend getal als „uitlaat" voor een bevolking van bijna zeventig millioen, die toen in Duitschland woonden. Hoe staat bet met de oudere ko loniën? Echter, de Duitsche koloniën waren „jon- ee' koloniën, zal men aanvoeren. Alles stond daar nog in zijn begin. Ma.-fr hoe was liet in de „oudere" koloniën als die van En geland en Nederland'?. In het uitgestrekte gebied van Engelsch- Indië met een bevolking van ruim driehon derd-vijftig millioen, wonen, met inbegrip van 60.000 Europeesche militairen, niet meer dan 16S.000 Europeanen en 138.000 Indo-Europeanen (Anglo-Indiërs, zooals men ze daar noemt). Rekent men deze beide groepen tezamen, dan wordt het op de geheéle bevolking nog niet één per duizend. In Nederlandsch-Indië is de toe stand iets gunstiger. Daar wonen ongeveer 250.000 Europeanen, waar onder daar ook gerekend worden de Indo-Europeanen. Laat men de militairen buiten beschouwing, dan wonen in Nederlandsch-Indië met zijn zes-tig millioen inwoners bijna evenveel (ongeveer 10.000 minder) Europeanen (Indo-Europeanen me--' degerekend) als in Kngelsch-Indië met zijn ruim 350 millioen inwo ners. In Nederlandsch-Indië leven dus vier. Europeanen per duizend inlanders. Verge legen met Engelsch-lndië is dit veel, maar als men dit getal Europeanen vergelijkt met de bevolking van Nederland (ruim acht millioen) dan maakt hét minder groötcn indruk. En dit resultaat werd bereikt na eeuwen kolonisatie uit ruime beurs. Een groot deel telt niet mee. Men moet hierbij dan niet uit het oog verliezen, dat van de 250.000 „Europeanen". „Nederlanders" in Nederlandsch-Indië een gropt deel niet in Nederland maar in lndic zijn geboren en dus- niet medetellen als een ontlasting vooy het sterk bevolkte moederland. Een klein kwarteeuw geleden ontstond in Nederlandsch-Indië een streven naar „ko lonisatie van Europeanen", meestal Indo- Europeanen. Vereenigingen en bonden wer den tot dat doel opgericht, op Java zelfs leerscholen en leertuinen geopend om de toe komstige kolonisten de noodige. vakkennis bij te brengen. Voor de kolonisatie werd voornamelijk het oog gevestigd op het Nederlandsche deel van Nieuw-Guinea, dat enorme eiland. Het kli maat aan de kust was er wel bijna ondra gelijk maar 't binnenland was hoogvlakte en daar was het klimaat uitstekend. Fantastische verhalen werden er gedaan en als men die verhalen boorde, zou, men tot de meening hebben kunnen komen, dat Nieuw- Guinca een aardsch paradijs was. De bodem was er zeer vruchtbaar het klimaat heerlijk cn eetbare vo gels waren er in overvloed. Maar dat er ook oerwoud, eenzaamheid ontbering, zware arbeid de kolo nisten wachtten, daaraan dacht men niet. Enkele nederzettingen op Nieuw-Guinea cn elders zijn gesticht en stierven een langzamen dood. Geen boeren-kolomstcn. Men heeft dit toe willen -schrijven- aan het feit, dat de kolonisten geen' boeren wa ren. Europeesche boeren zijn er niet of zoo goed als niet in Nederlandse!) Indië. Ne derlandsche boeren echter zouden in Nieuw Guinea cn elders zijn gekomen in een hun vreemd klimaat, op een hun vreemden grond, in voor hen vreemde omstandighe den, zouden te maken hebben gekregen met hun totaal vreemde producten. En dan zouden zij al spoedig te doen heb ben gekregen met de mededinging van in landsche boeren, die heel gaarne alles af kijken van de Europeanen en met een zeer geringe winst tevreden zijn. een winst, waarmede een Europeaan, die zooveel hoo- ger eischen aan het leven stelt, geen genoe gen zou kunnen nemen. Jaren geleden begonnen onderne mende Europeanen in hooger gele gen en dus koele streken groen- IN GEPEINZEN. ten te verbouwen: andijvie, salade, roode kool, prinsesseboonen, bloem kool. Deze Europeanen verdienden daarmede veel geld, maarin landers keken dit bedrijf af, legden zich ook op de groententeelt toe en stellen zich met zoo'n kleine winst tevreden, dat er voor een Europeaan geen droog brood meer mede is te verdienen. Drie cent voor een mandje aard beien. Met de vruchtenteelt ging het evenzoo. Europeanen begonnen met de teelt van ap pelen, van pruimen, van aardbeien, maar spoedig kwam de mededinging van inlan deis en voor de Europeanen was het vet van den ketel. Per auto komen de inlanders uit het gebergte naar de steden met hun vruchten en te Bandoeng, te Batavia, te Soerabaja, te Malang ziet men thans inlan ders rond loopen, die o.a. mandjes versch geplukte aardbeien te koop bieden tegen, prijzen, waartegen Europeanen niet kunnen concurreeren. In verscheidene Indische ste den kan men thans veel goedkooper aard beien eten dan in Europa. De Europeanen vertellen over het algemeen, dat deze vruch ten hier veel minder geurig zijn dan in Europa, maar dezer dagen heb ik de proef eens genomen en ik vond de kwaliteit niet veel minder dan bij óns. Alleen de prijzen waren anders. Voor een klein korfje met de lekkere roode vruchten waarvoor ik in Europa minstens tien cent zou hebben be taald. legde ik hier drie cent neder. En voor Europeanen is met deze teelt niets meer te verdienen, daar do inlanders met hun lagen levensstandaard concurren tie onmogelijk maken. Ook de rubber wordt meer en meer een bcvolkingscultuur. Neen. het geschreeuw van Hitier om kolo niën om het bevolkingsoverschot van Duitschland onder te kunnen brengen kan men daarom niet ernstig nemen. Na de verovering van Abessinië met zijn vrucht bare cn koele hoogvlakten zal Mussolini intusschen wel een ander inzicht in deze aangelegenheid hebben gekregen. J. K. BREDERODE. Een algemeen overzicht. (Van onzen Bcrlijnschen correspondent) Met het van stapel loopen van een nieuwen kruiser van 10.000 ton, die in Kiel door de echtgcnoote van den Hongaarschen rijksregent Horthy mot den naam „Prinz Eugen" ge doopt is, heeft het bouwprogramma van de Duitsche marine een nieuwe étappe bereikt. Dit geeft aanleiding, zich van de in wording zijnde nieu we Duitsche oorlogsvloot een alge meen overzicht te verschaffen. De oorlogsbodem „Prinz Eugen" is de der de en voorloopig laatste der drie nieuwe zware kruisers van 10.000 ton, waarvan de „Admiral Hipper" cn de „Blücher" reeds van stapel ge loopen zijn en binnenkort in dienst gesteld worden. In aanbouw bevin den zich, zooals wij reeds meldden, boven dien twee zoogenaamde lichte kruisers, van 10.000 ton, die een lichtere bewapening dan do zware kruisers hebben en binnenkort van stapel zullen loopen. Twee verdere lich te kruisers van 7000 ton zijn in het bouw programma van het komende jaar opgeno men. Derhalve zullen de Duitsche zee- strijdkrachten binnen afzienbaren tijd de beschikking hebben over 3 zware kruisers alsmede over 5 lich tere kruisers van 6000 ton elk, die reeds sinds eenige jaren in dienst gesteld zijn, en over de vier boven genoemde lichte kruisers, die reeds op stapel liggen cn spoedig gebouwd zullen worden. Moderne slagschepen. Aan moderne slagschepen beschikt de Duitsche marine over het onlangs in dienst gestelde slagschip van 26.000 ton, „Gneise- nau" met een bewapening van 0 kanonnen van 28 cm. en 12 van 15 cm. Een verder slagschip, dat reeds met den naam „Scharn- horst" gedoopt is, zal vermoedelijk nog voor het einde van het jaar gereed komen. Boven dien liggen nog twee grootcre slagschepen van 35.000 ton elk met acht 38 cm. kanon- De „U 25", Duitschlands eerste 750 tons duikboot. nen op stapel. Bovendien heeft Duitschland reeds sinds eenigen tijd drie pantsersche- •pen van het 10.000-tons-type met ieder 6 kanonnen van 28 cm., namelijk de „Duitsch land", de „Admiral ScheerVen de „Admiral Graf Spee". Aan torpedojagers beschikt de Duitsche vloot over 7 eenheden met in to taal 11.400 ton, terwijl 15 verdere torpedo jagers zich in aanbouw bevinden. Zij bezit verder 12 torpedobooten niet in totaal 9600 ton en 18 verdere torpedobooten zijn in aan bouw. Op het oogenblik beschikt, de Duitsche vloot over 36 duikbooten met in totaal 25.000 ton; 25 verdere duikbooten zijn in het bouwprogram ma opgenomen, waarvan 8 van een grooler type, n.1. van 740 ton elk. De uitbreiding van de Duitsche marine 'trekt zich overigens in het kader van de •gelsch-Duitsche vloolovereenkomst van juli 1935,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 9