RADIO
Wij lazen voor U
Ontploffing in een woning
te Heerlen
edgar r i c e
burroughs
No. 81.
Meriem luisterde verbijsterd naar de trotse,
jonge Arabier, terwijl hij met lage, doordrin
gende stem sprak. Hij was het, die het kleine
pakje van haar gestolen had, dat zij had ge
vonden in de koffer van de Zweed en Abdoel
Kamak was niet dom. Eerst had hij de gelij
kenis gezien tussen het kind op de foto en zijn
slachtoffer. Maar waarom was de dochter van
de Sheik gekleed in de kleren van een onge
lovige? Toen had hij de vergeelde courant ge
lezen. Met veel moeite vertaalde hij de gedrukte
Franse geschiedenis. Abdoel Kamak was in
Parijs geweest. Met een van zijn stamgenoten
was hij daar geweest en had getracht de taal
en de gewoonten van hun heersers te leren.
Toen hij eindelijk de inhoud van het artikel
begreep, waren zijn ogen groot van verbazing.
Toen vormde er zich in zijn hersens een plan
om zichzelf rijk te maken. En nu voerde hij dit
plan uit. Met nauw bedwongen stem vertelde
hij in het Arabisch: „Vanaf het ogenblik, dat
ik je gezien heb, houd ik van je. Ik vraag je
me te vertrouwen. Ga met me mee en ik zal je
brengen waar mijn vader een Sheik is, machti
ger dan de jouwe laat me je hier vandaan
brengen. Ik zal je brengen waarheen je wilt,
want ook ik haat de Sheik". „Zo, haat je de
Sheik?" klonk opeens een wrede stem achter
hen. Beiden draaiden zich om en zagen, dat de
Sheik achter hen stond., „Ja", riep Abdoel Ka
mak uit. „ik haat U!" Terwijl hg sprak, sprong
hij naar voren, sloeg de Sheik met een slag neer
en rende door het dorp naar de plek, waar zijn
paard gezadeld stond. Hij sprong er op en reed
naar de poort. De Sheik, die hardop steunde,
kroop overeind en riep tegen zijn soldaten, dat
zij de Arabier moesten vasthouden. Maar met
een gz'ote sprong vloog de zoon van de woestijn
door de poort.
DE REGEERING EN DE C.A.O.
Het Volk schrijft:
Een katholiek Tweede Kamerlid, de heer
ndiïessen, heeft onlangs tot den minis-
r van Defensie vragen gericht inzake het
egeeren van collectieve arbeidsovereen-
omsten door zijn departement bij de uit
voering van groote werken voor den bouw
a an nieuwe kazernes. Het ministeriëele ant-
oord was niet bijster bemoedigend voor
en vragensteller: de heer Van Dijk toch
erklaarde zonder blikken of blozen, dat hij
j niet aan denkt, in rijksbestekken de er
kenning van de collectieve arbeidsovëreen-
:et omst inzake de loonen te eischcn.
Wanneer men bedenkt, dat sinds 1922 het
iljirogram het „standaardprogram", nog
rel van de R.K. Staatspartij in para-
sl raaf 7 de erkenning en de wettelijke rege-
ig de 'C.A.O. met nadruk van de regee-
n ing eischt, kan men zich voorstellen, welk
™!n slomi van verontwaardiging in de
atholieke pers is opgegaan ovpr dit ant
woord van een rechtschen minister... Ach
wat! Niet zonder verbittering stelt het dag-
ilad „Ons Noorden" vast, dat thans toch
ik, als derde „De Morgen" heeft geprotes-
ëerd tegen deze gang van zaken. De twee
ÉMderen waren: „Ons Noorden" zelf en
De Volkskrant," (Orgaan van de R.K.
teafspartij,)
Iii het "Christelijke kamp zijn toch blijk
baar ook nog altijd andere grenslijnen dan
heologische van kracht hoe anders de
anwezigheid van deze belangstelling al-
scn daar, waar zij op sociaal-politieke gron
li tien mocht worden verwacht, te verklaren?
de
NAZI-CENSUUR.
iln de Maasbode (R.K.) vinden wij
olgende ontboezeming:
De van monopolistische vaderlandsliefde
ikende verslaggeving, door het Mussert-
paan aan de Oranje-feestviering gewijd,
("toonde plotseling een hiaat.
H.K.H. Prinses Juliana bracht n.1.
Vrijdag, gelijk bekend, een bezoek
aan de „Joodsche Invalide''. Maar
de lezers van het „Nationale Dag
blad" schijnen daarvan niets te
mogen weten; het werd althans
zorgvuldig voor hen verzwegen.
Nu is ons wel bekend, dat de heer Mus-
ii'f, als zijn uur gekomen zal zijn, nauw-
eurig aan de pers, voor zoover deze nog
iet is opgeheven, zal dicteeren welke fir-
ïa's al dan niet in de verschillende bla-
ri« en zullen mogen adverteeren (hij bemoeit
Uit de Pers van heden
zich daar nu reeds ijverig mee!); maar la
zen we nog niet zoo pas, dat hij de posi
tie van het hoofd van Staat, die thans met
een vernederd knechtschap gelijk staat, ra
dicaal zal veranderen?
In stede daarvan het was, gelijk we
ten overvloede dezer dagen nog weer eens
opmerkten, niet anders te verwachten
heeft het er allen schijn van, dat de Mus-
sert-pers alvast een voorproefje geven wil
van de eigenaardige „bescherming", die de
partij eenmaal de monarchie bieden zal.
In hun blinden haat tegen do „volks
vreemden" schijnen deze geestdrijvers zelfs
de personen onzer Koninklijke Familie
niet te ontzien.
DE S.DA.P. TEN ONRECHTE BESCHUL
DIGD.
Allerwegen in den lande hebben de soci
aal-democraten deelgenomen, of zelfs lei
ding gegeven aan de officieele feestelijkhe
den ter gelegenheid van het regceringsju-
bileum aldus de N.R.Crt., (lib.) eHt is hier
niet de juiste plaats dit opmerkelijke feit
op zijn juiste waarde te schatten. Het feit
zelf echter is natuurlijk in geenen deele
voor ontkenning vatbaar en daarom dient
ieder, die symptomen, uiterst voorzichtig te
zijn met de verbreiding daarvan. Deze
voorzichtigheid is wel zeer uit het oog'ver
loren door Ons Christelijk-Historisch Week
blad dat in zijn nummer van j.1. Zaterdag
in een rubriekje „Feestsprokkelingen" ook
een citaat geeft uit de rede, welke de (s.d.)
wethouder De Zeeuw als waarnemende bur
gemeester van R'dam in ed raadsvergade
ring van 1 September j.1. heeft gehouden,
ter herdenking van de 40-jarige regeering
van de Koningin; het c.h. biad knoopt daar
aan de volgende opmerking vast:
Het verdient óók te worden ont
houden, dat in deze gcmeentcraads-
zittting de sociaal-democratische
fractie (evenals natuurlijk de com
munistische) niet aanwezig was.
Dat. spreekt boekdeelen voor de in
nerlijke gezindheid in de S.D.A.P."
Deze medcdeeling is onjuist. Alleen de
communistische en de revolulionnair-socia-
listische vertegenwoordigers ontbraken. De
sociaal-democraten waren wèl present. Wel
ke meening men ook over de houding van
de S.D.A.P. moge koesteren, deze mag niet
gegrond zijn op beslist onjuiste feiten. Op
zet veronderstellen we bij het blad uiter
aard niet. Kapitale blunders als deze zijn
echter, zoo besluit de N.R.Crt., wegens de
daaruit voortvloeiende legende-vorming,
even gevaarlijk.
HET PARLEMENT ALS „INDRINGER".
Het Nationale Dagblad meent een ver
helderend licht, te moeten werpen op de
radiorede, welke H. M. de Koningin op 31
Aug. j.1. uitsprak.
Het blad zet de beteeken is uiteen der
Koninklijke rede, in het bijzonder van de
volgende zinsnede:
„De grondslagen, waarop ons
staatsbestel rust en de hoogste en
heiligste goederen, die door de
eeuwen heen het onvervreemdbaar
eigendom van ons volk zijn geweest,
vormen een hechten bodem om die
toekomst op te doen verrijzen."
De democratische scheurmakers hebben,
aldus het blad, in deze woorden een toe
speling meenen te hooren op de revoluti-
onnaire beginselen van 1848 en er een ver
heerlijking der parlementaire democratie
gezien.
H.M. de Koningin richtte zich op
dezen dag tot Haar volk niet tot
het parlement. Tot het parlement
sprak Zij eerst op den zesden Sep
tember, toen de voorzitters der Ka
mers Haar hun hulde betuigd had
den.
Daaruit blijkt duidelijk, hoe de
verhoudingen liggen. Oranje en het
Nederlandsche volk hebben een
rechtstreeksche verhouding tot el
kaar -p-, het pari eigent is een grond
wettelijk lichaam, dat zich daar
later tusschcn heeft gedrongen.
Tot de grondslagen van ons staatsbestel
behoort niet in de laatste plaats, dat het
parlement ondergeschikt is aan de Kroon
en niet omgekeerd, gelijk de liberale staats
theorieën leeren en gelijk de praetijk in de
afgeloopen veertig jaren maar al te vaak
heeft laten zien.
Tot de hoogste en heiligste goederen van
ons volk behoort mede de vrijheid des
volks, die Oranje door de eeuwen heen
voortdurend heeft moeten beschermen te
gen de aanmatigingen en het machtsmis
bruik der politieke regenten, die zich als
dictators gedroegen.
Zoo ligt in de Koninklijke rede van 13
Augustus jongstleden 'n waarlijk koninklijk
gegeven lesje voor de democraten, die op
het eind der lSe eeuw reeds Oranje het
land uitjoegen en zich thans wederom als
heer en meester in Nederland gedragen.
Niet zij vormen, zegt het dagblad van Ir.
Mussert, den grondslag van ons staatsbe
stel, maar de gebondenheid van Oranje en
het Nederlandsche volk. Die bestond
eeuwen vóór het liberale parlementarisme
en zal dit ook nog eeuwen overleven, ho
pen wij
Geen persoonlijke ongelukken.
In den vorigen nacht heeft zich in
een woning aan de Nobelstraat te
Heerlen, bewoond door het gezin .,B
een gasontploffing voorgedaan. Per
soonlijke ongelukken zijn niet voor
gekomen.
Tegen drie - uur werden de bewoners op
geschrikt. door een knal. Zij spoedden zich
naar beneden en ontdekten, dat in de keu
ken door een gasontploffing groote ravage
was aangericht, terwijl er brand was uit
gebroken.
Met behulp van ecnige politic-agenten
slaagde men er in het vuur met ecnige
emmers water te blusschen.
De oorzaak van de ontploffing is
vermoedelijk het feit, dat de slang
van het gastoestel, dat op het
fornuis stond, in aanraking is ge
komen met het vuur uit het fornuis,
waarop een ketel met waschgoed
stond te koken.
De keuken is geheel vernield. De achter
deur is weggeslagen, evenals het raam.
Alle papieren voorwerpen zijn verbrand,
terwijl het houtwerk geschoeid is. De ont
ploffing geschiedde met zulk een kracht,
dat ook de keukendeur van één der buren
en een kelderluik werden" ingedrukt.
Onvoorzichtige dame
Van haar taschje beroofd-
Een dame in de van Panhuysstraat was
zoo onvorzichtig haar taschje buiten in 't
vensterkozijn te leggen, toen zij, op het
punt staande om uit te gaan, nog even
naar binnen gine om iets te halen. Het ge
volg.was, dat zij het taschje vergat. Toen
zij dat ontdekte, bleek het al te laat: het
taschje, inhoudende o.m. f 85, aan geld,
was al verdwenen.
Doch twee toevallig passeerende motor
agenten hadden het geval spoedig opge
lost. Nog vóór de dame, die na de politie
mannen gewaarschuwd te hebben naar het
hoofdbureau was gereden, daar haar ver
haal aan den wachtcommandant geëindigd
had, kwamen motoragenten al- met het
taschje aandragen. Het 'was teruggevonden
op de kar van een lorrenkoopman, die er
wel meer van hooren zal.
PROGRAMMA
DONDERDAG 15 SEPTEMBER 1938.
Hilversum I, 1875 m.
AVRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten),
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Het Omroeporkest m.m.v. soliste.
In de pauze: Declamatie. (Om 12.15 Ber.)#
12.30 Gramofoonmuziek.
I.00 Ensemble Jetty Cantor, en gramofoon
muziek.
2.40 Declamatie.
3.00 Cabaretprogramma, (e.o.).
4.00 Ziekenhalfuur.
4.30 Pianovoordracht.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 De Palladians.
6.30 Sportpraatje.
7.00 Racz Berczi's Zigeunerorkest.
7.30 Causerie „Het komende toon,éelseizoen",
8.00 Berichten ANP en mededeelingen.
8.15 Gramofoonmuziek.
8.50 Het AVRO-Vaudeville-orkest m.m.v. so
listen en gemengd koor.
9.30 Interviews.
10.00 Het AVRO-Aeolianorkest.
II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 Harry
Calling's dansorkest.
Hilversum II, 301.5 en 415.5 m.
8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO.
2.00—12.00 NCRV.
8.00915 Gramofoonmuziek. (Om ca. 8.15
Berichten).
10.00 Gramofoonmuziek.
10.15 Morgendienst.
10.45 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest. (1.001.20 Gramofoonmu
ziek).
2.00 Handwerkuurtje.
3.00 Gramofoonmuziek.
3.45 Bijbellezing.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.00 Cursus handenarbeid voor de jeugd.
5.30 Gramofoonmuziek.
5.45 Orgelspel.
6.45 Causerie voor zeevarenden.
7.00 Berichten.
7.15 Boekbespreking.
7.45 Reportage, eventueel gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten
8.15 NCRV-orkest en solist.
9.00 Declamatie.
9.30 Vervolg concert.
(10.00—10.05 Berichten ANP).
10.30 Gramofoonmuziek.
10.45 Gymnastiekles.
11.00 Gramofoonmuziek.
Ca. 11.50—12.00 Schriftlezing.
FEUILLETON.
ethel m. dell
43.
Zonder den weg uit het oog te verliezen, zei
-l' Awkins„Het doet me plezier U weer eens te
"J; 'en. Master Rollo, ofschoon het me aange-
amer geweest zou zgn als dat eens een beetje
"ij erder gebeurd was."
"Maar ik kan toch niet overal tegelijk zijn,'
is rotesteerde Rollo bij dit duidelijke verwijt.
En eigenlijk behoor ik hier niet eens bij jullie
de auto te zitten. Ik moet hard werken, wat
ook werkelijk deed tot op het moment, dat
"be langs de herberg kwamen rijden. Molly,
ja (at zie je er lief uit! Alsof je van een schilde-
Qtje gestapt bent van een van die oude schil-
ers' ^ie werkelijke schoonheid wisten te
of pprecieeren! Ben je op weg naar Aubreys?
n waarom zoo heelemaal alleen met den
'i'geant-majoor
,Je stiefvader gaat hier een poosje naar toe
nut het ziekenhuis," legde ze uit. „Nu ben
hierheen gekomen om alles voor hem in ge
kheid te brengen, maar morgenochtend ga
alweer met den trein terug,"
.?Oh gelukkig, dan heb ik je in ieder geval
morgen dat is tenminste iets. Maar in ver-
d met mijn lessen zal ik helaas niet veel
!n.. j 3® hunnen doorbrengen. Ik verzeker je
lat ik aan den gang gezet wordt Craven
errars heeft er een handje van iemand te
Llaten werken!"
Js hij hier ook?" vroeg Molly.
ra'nf feker: ikzelf beb bem hierheen gebracht,
ant ik vond Tregant een uitstekend oord voor
land, die naar rust verlangt. Maar voor mg
teekent het geen rust. Heusch Molly, ik werk
een paard! Ik moet mijn rol leeren en de
zijne ook en dan nog een heele hoop andere
dingen. Maar ik werk graag voor hem en ik
vind het prettig ook. Maar nu ga ik toch met
je mee naar Aubreys en blijf daar een kopje
thee bij je drinken. Na de thee ga ik dan weer
terug en leg hem uit waarom ik er zoo plotse
ling vandoor ben gegaan. Als je eens wist
welk een verrassing dat voor me was jou zoo
plotseling te zien! En jij wist natuurlijk niet
dat ik hier was!"
„Hoe zou ik dat ook kunnen weten; je had
mij niet eens geschreven. Je begrijpt dat ik me
wel een beetje ongerust gemaakt heb."
„Oh, maar over mij moet je je nooit zorgen
maken", zei Rollo. „Dat is je reinste tijdver
spilling. Oh, Molly, ik kan je niet zeggen hoe
blij ik ben!" Hij keek haar met zijn vurige,
jonge oogen aan „ik ben nu werkelijk met
iets reusachtigs bezig. Ze zullen thuis natuurlijk
denken dat ik in een bodemlooze afgrond ben
terecht gekomen nu, ze mogen van mijn part
denken wat ze willen. Want ik weet dat ik pre
cies daar terecht gekomen ben waar ik zijn
wilde, namelgk op mijn voeten!"
HOOFDSTUK XXXV.
Ze dronken samen thee op de veranda van
Aubreys, vanwaar ze een prachtig uitzicht op
de zee hadden.
Rollo was vol plannen voor de toekomst en
hij stelde slechts matig belang in het feit dat
zijn stiefvader deze plannen niet zou dwars-
boomen.
Molly was dankbaar dat haar zoon een man
gevonden had, die in staat was hem te leiden
en zijn enthousiasme deed haar ten slotte den
toestand wat optimistischer inzien. Waarom
Craven Ferrars zooveel belang in den jongen
stelde, zou wel een raadsel voor haar blijven,
totdat zij hem zelf gesproken had, maar in
ieder geval leek het wel dat hfl groot vertrou
wen in Rollo had en veel in hem zag, anders zou
hij toch niet zooveel moeite voor hem doen.
„Ik wil hem toch wel eens ontmoeten, Rollo'
zei ze. „Maar ik heb het nu zoo druk er is
nog zooveel te regelen. En morgenochtend
vroeg moet ik alweer weg. Zou je denken dat
hij mij vanavond even een bezoek zou willen
brengen? Geoffrey zou dan misschien ook mee
kunnen komen."
„Maar Geoffrey Asterby kan dat heele eind
hier naar toe niet klimmen," zei Rollo. „Mis
schien kan jij naar ons toekomen; kom 'dan bij
ons eten in de herberg."
Molly aarzelde even. „Ik geloof dat ik het
prettiger zou vinden Craven Ferrars eens te
spreken zonder dat jij er bij bent, lieveling.
Neem het me maar niet kwalijk, mijn jongen,
maar aangezien ik je moeder ben
„Of mijn charmante tweelingzusje!" plaagde
hij.
Ze glimlachte en vervolgde: „Er zijn dingen,
die ik graag met hem zou willen bepraten zon
der dat jij er bij bent. Bovendien heb ik heusch
geen tijd om heelemaal naar jullie toe te
komen ik heb nog zooveel te doen! Ga jij nu
terug, lieveling en vraag Mr. Ferrars of het
hem zou schikken om een uur dï negen bij mij
te komen tegen dien tijd ben ik wel klaar
met alles. En morgenochtend, op weg naar den
trein, kom ik even langs om jou én Geoffrey
goedendag te zeggen. Is dat afgesproken?"
Rollo grinnikte een beetje. „Lieveling, ik be
grijp je best. Maar speel asjeblieft niet te veel
het rolletje van de bezorgde mama. Ik ben geen
klein jongetje meer en sta nu op mijn eigen
beenen."
Hij stond op om afscheid te nemen en hij
sloeg zijn armen om haar heen. Op dat oogen-
blik frappeerde haar sterk de gelijkenis met
zijn vader en ze zei hem 'dit ook. „Ik dacht an
ders dat ik het meest op jou leek," zei Rollo,
maar je zult je zin hebben, hoor!"
„Nee, je lijkt op hem," verzekerde ze hem
nogmaals. „En je hebt hetzelfde karakter. Hij
was zoo eerlijk en dapper, mijn jongen en nooit
week hij voor iets terug totdat de dood
kwam!"
Hij keek haar aan met een vreemden blik.
„Molly, lieveling, ik zal je eens wat vertellen;
ik ben heelemaal niet dapper alleen de ge
dachte aan den dood al doet me huiveren. Mis
schien was vader ook bang voor den dood
Ze hield hem heel dicht tegen zich aan.
„Maar dat komt doordat je nog zoo jong bent
en vol levenslust later wordt dat wel an
ders."
„Maar vader was ook jong, toen hg stierf",
zei Rollo. „Als hij net zoo was als ik, moet hij
een grooten angst voor den dood gehad heb
ben".
Ze slaakte een diepen zucht. Hoe vaak had
ze hier al niet over nagedacht en verlangd de
waarheid te weten. „In ieder geval ben ik er
van overtuigd dat hij zijn lot dapper onder de
oogen gezien heeft", zei ze.
„Misschien is hij op slag gedood, zoodat hij
er geen besef van gehad heeft," zei Rollo. „Ik
hoop het maar. Ik zou me geen raad weten,
als ik het van te voren wist."
„Stil toch oh, stil toch!" riep Molly uit.
„Wat is sterven anders dan het zich ontsluiten
van een deur."
Eerbiedig gaf hg haar een kus. „Je bent zoo
heilig, zoo vredig," zei hg. „Maar ik kan het
niet helpen dat ik van het leven hou dat ik
me er met alle macht aan vastklamp. Het
leven is zoo iets wonderbaarlijks. Weet je wel,
Molly, dat lk het tegenwoordig zonde vind om
te gaan slapen?"
Ze hield zijn hoofd tusschen haar handen.
„Oh mijn kleine Rollo!" zei ze, met een heel
teederen glimlach, „dat heb je altijd gevon
den."
Nadat hij weggegaan was, stond ze nog wat
na te droomen, „Ja, hij leek op Ronald; hij had
dezelfde manier van spreken, dezelfde levens
lust, hetzelfde bruischende enthousiasme. Maar
Ronald had vroeger nooit met haar gesproken
over den dood. Zou hij hetzelfde gevoeld heb
ben als Rollo nu? Was hij beangst geweest,
toen het oogen blik daar was en had hij, toen
de deur zich voor hem ojpende, terug willen
keeren naar het leven? Dat wist God alleen...
Ze voelde het oude verlangen knagen aan
haar hart. Twintig jaar was dat nu geleden
twintig lange jaren. Maar Rollo's woorden had
den alles weer in haar wakker geroepen. Toen
ze het huis in gin'g om de haarzelf opgelegde
taak te vervullen, stonden haar oogen vol
tranen.
Ze dwong haar gedachten bij haar werk en
langzaam werd het weer rustiger in haar. Er
moest van alles gedaan worden een van de
benedenkamers zou als slaapvertrek voor Ivor
worden ingericht en ze wenschte het hem zoo
comfortabel mogelijk te maken. Zoodra hij wat
mocht loopen, zou hij naar de aan dit vertrek
grenzende veranda kunnen gaan. En later, wan
neer hij wat sterker was, zou hij in het prieel
achter in den tuin kunnen zitten, dat ze geheel
voor hem wilde laten opknappen.
Het was acht uur voor ze het wist. Snel ging
ze naar haar kamer en knapte zich eerst even
op, voor ze den eenvoudigen maaltijd ging ge
bruiken.
De avond was zomersch warm en vleermui
zen fladderden rond voor de wijd open staande
deuren. De maan was nog niet op, maar de
sterren begonnen hier en daar al te schitteren.
Terwijl ze daar alleen aan tafel zat, kon ze in
de verte duidelijk het rollen van de golven
hooren en ze wist dat de vloed kwam opzetten.
Ze was spoedig met eten klaar en met een
vermoeiden zucht liet ze zich in een van de
lage rieten stoelen vallen, die in de veranda
stonden. Het was een lange dag geweest en ze
was doodop. Als ze niet nog een bezoeker ver
wachtte, zou ze het liefst meteen naar bed ge
gaan zijn. Bang hier in slaap te zullen vallen,
kwam ze met moeite overeind en liep den reeds
bijna geheel donkeren tuin in.
Ze zou nog tijd genoeg hebben voor Craven
Ferrars kwam om even naar het strand te
gaan. Ze verlangde naar den frisschen zeewind,
die haar zeker nieuwe krachten zou geven.
Ze liep het kleine hekje door, dat toegang
gaf tot het strand. Achter haar, in het Oosten,
verrees de maan spoedig zou de zee zich
baden in haar zilveren licht. Als in een droom
stond ze daar, heel stil en het wonder van
Gods aardbodem grifte zich diep in haar ziel. Ze
staarde voor zich uit over het onmetelgke
water ver, heel ver weg en het was haar
alsof de eeuwigheid zich voor haar oogen open
de. Zacht mompelde ze: „Oh nee, ik zou nooit
bang zijn!" Leven en dood waren saamgesmol-
ten op dat oogenblikTerwgl ze daar zoo
stond, had ze datzelfde visioen van heel lang
geleden ze zag een gestalte, heel vaag, die
verlangend zijn armen naar haar uitstrekte.
Woorden vernam ze niet, alleen het eeuwige
gezang van de zee. Nu was zg het, die sprak:
„Oh Roy mijn lieveling ik zal komen
wanneer het God behaagt. Het zal nu misschien
niet zoo heel lang meer duren."
Wordt vervolqd.)