)PIUM. De Brabantsche Brief van Dré in plaats van den dokter terdag 5 November 1938 Derde blad i/ooze verslaafden in geheime opiumkitten WAAROM DE STAAT HET GENOTMIDDEL BEREIDT. INDO-EUROPEANEN LUS TEN GEEN BIERTJES jBRABAIA. In October. i)jmn wordt in Neder- ch-Indië uitgevoerd uit Ejen, Turkije en Perzie. rerkeert dan nog in toestand, waarin het «oogst van de papaper- n en is nog niet voor uik gereed. «t moet het nog een al bewerkingen onder- o8i het roosteren en schiedt in een van re- gsweee opgerichte en ven fabriek, waar de loc", 't rookopium, uit product wordt be- moge merkwaardig 0, dat de overheid zelf het rook- - doet bereiden, maar deze zelfberei- r#een der krachtigste middelen om [«iutngebruik te controleeren en te a en om den smokkelhandel tegen In een nauw zijsteegje van zoo'n drukke winkelstraat bevindt zich soms een opiumkit bestrijding van den sluikhan- ;cte wijze is in Indië, zooals ik „feen vorig artikel schreef, onmo- jfcjor de enorme lengte der kust- rele tienduizenden kilometer. Af- ^bewaking van deze kusten zou een iim honderdduizenden beambten vor- Vrij-opium, dat door sluikhande- wordt binnengesmokkeld, is vijftig "Jvijfm-zestig procent goedkooper dan "eie-opium" van de staats-opium-fa- dus voor smokkelaars is er een duitje te verdienen, doch de regie- is van aanmerkelijk beter hoeda- sd en veel meer in trek. Het komt t „tjandoe", het rook-opium, op de iintr aan en de „kenners" bemerken «rschil zeer goed in het gebruik. I „kenner", zoo'n echte opiumrooker zijn neus op voor de gesmokkelde en geeft verre de voorkeur aan bet i der staatsfabriek, dat zelfs in klei- «veelheden wordt gesmokkeld naar ipore, waar bet niettegenstaande den hoog-en prijs, zeer veel aftrek vindt. De Compagnie verdiende reeds aan opium. hui ven" van opium Is afkomstig mmedaanschc landen, voorname- 'urkije en Perzië. Vandaar werd uik overgehrarht naar China, van- irSet naar Indië kwam. Reeds lang, te Nederlanders in Indië voet aan letten, was er het gebruik van opi- i*kend en de oude Nederlandsche •Indische Compagnie, wie het alleen „handeldrijven" te doen was, heeft er (rtijd schatten aan verdiend. 1 Eigenaardig is het, dat de uit- werking van opium (evenals van i norfine en alcohol) bij de Aziati- a sche volken en de Westersche ge- kpïl verschillend is. Een der ge- eerden, die zich met het vraag stuk bezig hielden, meende, dat de opwekkende werking van opium, zich in het bijzonder doet gelden ^voornamelijk vegetarisch leven- menschen» inderdaad somimige vergiften ver ende uitwerking hebben bij verschil- rassen, heb ik gedurende mijn tal reizen in vele deelen van de wereld laldelijk kunnen bemerken. Zoo ;t zelfs een kleine hoeveelheid alcohol- Jende drank sommige zwarte Afrika- tot wreede woestelingen en in Fran- garnizoenssteden. waar ook zwarte pen liggen, is het daarom aan café- ers ten strengste verboden aan deze irtjes alcohol in welken vorm ook, te strekken. Of deze uitwerking van de )hol verband houdt met de voeding, of er ook andere factoren in het spel zijn, '?aat mijn oordeel. De noodlottige neiging. flat alleen de uitwerking van. maar ook neiring tot bepaalde vergiften is bij schillende volken verschillend. In go- I N'ederlandsrh-Tndië stonden in 1930 hts vijf „Europeanen" gelijkgestelde in- lers) als opium-gebruikers aangeschre- Diarentegen is het alcohol-gebruik onder inlanders en ook ondpr de Tndo-Euronea- n veel minder dan onder de echte Euro- 'nen. Dit. verschil valt sterk op tusschen 'rnneanen en Tndo-F.uroncanen, die ge lijk met elkander omgaan, maar tus- lpn wie aan de biertafel of bittertafel een dce scheiding valt. De Tndo-Euroneaan inkt gpen alcohol-houdenden drank (zcld- uitzonderingen daargelaten), niet uit finsel. maar omdaf hii hem niet ..lust". 1 nis hii zich dan Vt-'h eens aan de bitter- tiertafel hii kennissen zet en ook mede- ,f'. dan drinkt hii- gewoonlijk het bier ft Wl kleine tenmps. r>f het een kostbare [e<ir is en een bittertje verwerkt hij me<t n heel leelijk gezicht, alsof hij een af- huwelijk drankje inneemt. Een opium-dokter, Heel veel der opium-gebruikers en -mis [Diikors in Indië (en elders) zijn tot bet pruik en misbruik gekomen door ziekten, pijnen veroorzaken. Door het gebruik T|i opium worden die pijnen niet meer gevoeld. Aanvankelijk zijn voor het tijdelijk verdrijven der pijnen kleine hoeveelheden opium noodig, doch de benoodigde hoeveel heid neemt steeds toe. Om het opiumkwaad te bestrijden moet men dus de menschen in de gelegenheid stellen geneeskundige hulp voor hun kwalen in te roepen, maar dat is niet voldoende. Heel vaak tooncn in landers tegenzin zich tot artsen te wenden en dwingen kan men, afgezien bij besmette lijke ziekten, ben daartoe niet. Bovendien beschouwen de inlanders het opium als een geneesmiddel, dat in vele gevallen genezing brengt. Men lacho daarom niet, want de me dische wetenschap heeft in vroegere tijden eveneens het opium beschouwd als een ge neesmiddel tegen vele kwalen. Een beroemd geneesheer kreeg in de zestiende eeuw van zijn tiidgenooten zelfs don naam van „doc tor opiatus" (opiumdokter),, daar hij het voor tallooze gevallen voorschreef. Als 't maar verborgen blijft.... De overheid in Nedcrlandsch-Indië tracht het opium-gebruik zooveel mogelijk te beper ken, daar zij het niet mogelijk acht het in korten termijn geheel uit te roeien. Steeds weder komen in Nederlandsch-Indië dui zenden Chineezen aan, die aan opium ver slaafd zijn en zich tot den sluikhandel zou den wenden indien er langs wettigen weg geen opium te verkrijgen zou zijn. Ter voor koming van verdere verbreiding van het kwaad is al veel bereikt, indien het slechte voorbeeld verborgen wordt gehouden. Men kan jaren in Indië wonen, zonder iets van het opium-schuiven te bemerken, tenminste als men er niet naar zoekt. Er zijn officieel erkende „schuifplaatsen van opium", in de wandeling opiumkitten genoemd hoewel dit niet juist is. Opiumkitten zijn meer de clandestiene schuifgelegenheden. Zulke „schuifplaatsen" vindt men in vele groote plaatsen, heel vaak in het centrum, in een drukke winkelstraat, maar dan in een nauw zijstraatje of steegje van zoo'n straat. Enkele van zulke schuifplaatsen heb ik bezocht en ik hoop daarover in een slot artikel te vertellen. In die schuifplaatsen komen alleen opium schuivers, die daar dus geen slecht voor beeld kunnen geven aan niet-schuivcrs. Geen slapende honden wakker makenl Reclame wordt er voor deze schuifplaat sen niet gemaakt en men kan honderden keeren langs zoo'n gelegenheid wandelen zonder haar te ontdekken. Ook reclame voor het opium zelf wordt er door den verkooper (de overheid) natuurlijk niet gemaakt. Zelfs zijn velen tegen een anti- opium-propaganda, daar ze vrecy.cn, dat zulk een propaganda wel eens nieuwsgie righeid vooral van jongeren zou kunnen wekken en dus zou kunnen bevorderen wat zij bedoelt te bestrijden. Kwaad met kwaad bestrijden. Het opium-vraagstuk is, zooals ik reeds eerder opmerkte, een moeilijk en ingewik keld vraagstuk en dientengevolge komen opiumbestrijders wel eens met voorstellen, die op bet eerste gezicht zonderling schijnen Zoo kwam eenige jaren geleden dr. A. Kits van Heyningen met het plan ter „bestrij ding" van het opium-verbruik het aantal wettige opiumkitten uit te breiden en den prijs van het regie-opium te verlagen. Door uitbreiding van het aantal wettige opium kitten hoopte hij het schuiven buiten die kitten, bij voorbeeld in don huiselijken kring, waardoor een slecht voorbeeld aan anderen wordt gegeven, nog meer tegen te gaan. De prijs van het regie-opium zou moe ten worden verlaagd tot het prijspeil van het opium in den smokkelhandel, waardoor aan den sluikhandel zoo goed als een einde zou worden gemaakt. Een afdoende bestrijding van het opium kwaad is alleen mogelijk door internationa le samenwerking en het beste ware de aan plant van papavers, anders dan voor ge neeskundig gebruik, internationaal te verbie den. Er hebben reeds internationale opium- conferenties plaats gehad, maar tot zulk een verbod is het niet gekomen. Enkele lan den hebben namelijk economisch te groot belang bij de papaverteelt en de daarmede in velband staande opium-productie. J. K. BREDERODE. Ulvenhout, 3 Nov. 1938. Amico, Daar zijn soms van die deuntjes, die zóó vasthaken in oew harsenpan, dat ge uren aan één stuk zo'n dingskes te zoe men, te sissen, te neuriën of te fluiten staat onder oewen arbeid in den akker b.v. En dat ge mee gin duvelsch geweld van zo'n lieke kunt afkomen, dat aan oew zielement zit vastgeplakt lijk 'n ulevellepam- pierke aan oeuw vinger. Ja, 'k heb m'n eigen eens van m'in leven er op getrappeerd, da'k zo'n „vastgekleefd" lieke liep te sissen in'nen lijkstoet. Wat veur liekes, deuntjes, mopkes dat zijn, ik weet 't nie, maar ze schijnen aan den achterkant gegomd te zijn of zoo iets. Zoo zijn er ook woorden, mee zo'nen gom- rug. B.v. „Oké". Daar is niemand in de wea- reld die wit, wat „oké" beteekent. Janus, onzen ouwen veldwachter, spreekt 't uit als „Oowkee, 'nen vent in den Radio zee lest: ,Ohkhei", ik begreep wel. dat dit 'n soort van „hoog-okeesch" was, tusschen oowkee en ohkei zijn zekers nog wel duuzend meuge- lijkhedens om te okéjen, maar't is alle gaar één en 't zelfde ulevelpampierke, dat aan de vingers plakt. En wie er éénmaal mee „aangemokt" is, is 't kleverig voddeke nog nie kwijt. Lang kleefde en plekte ook deur de wae- reld-van-de-Letteren zo'n strooppampierke, dat vastgeplakt zat aan veul inktpotten, aan veul vesten, in veul haren, aan veul vingers. En 't ulevelsche salamanderke hee lang zijnen plekkracht behouwen, 't Dink hiette „pro vinciale litteratuur". Sjuust lijk mee „Oké", wist nooit iemand sjecuur wat 't gegomde flarreke nou percies beteekende. Ineens was 't in de weareld en plekte vast in de wenkbraauwen van eiken criticus; docht den goeien kaerel, dat ie 't kwijt was, dan zat 't den anderen mergen aan den bojem van z'n broek, of aan den man chet van z'nen hansjop. Allee, zo'n pampierke dwerrelde op 'nen laten avond bij Mathieu Roomsoes, die daar onder de lamp babbelèèrs zoog en critiek spoog, uit 't raamke van de vijfde verdieping en maanden- en maandenlang kleefde dat plekkerig pampierke vast aan de harsenpan nen, aan krantenartikels, in tijdschriften, ja in de polkakopkes van ijverig-leerende bakvischkes. En den Thieu zuigt wrjer. En de stroop- pampierkes „realisme", pointillisme", „im pressionisme", „provincialisme", „naturalis me", „burgerlijk", „intellectueel", „nikkelen buis-isme", „blanke negerinnencultuur" dwer- relden onder de lamp vandaan naar de straat ZIJ VERGEET HAAR LIEVELINGEN NIET! en blijven, omdat ze 'r benejen nie af kun nen komen, daar 'n kwartaal of zoo in de mode. Heele zinnen, amico, komen telkens verom in opstellen en rapporten van mannen, die hoogstwaarschijnlijk nie blind zijn, maar wien toch zo'n ulevelvoddeke aan de oogharen mot zijn gewaaid. Dat docht ik deuze dagen nog. als ik den ouwen Driek teugenkwam, die daar vort- slepte op 'nen slof en 'nen schoen. „Alee, Driek, hoe gaat ie?" ,,'k Mag nie klagen, Dré! Van m'n twintig huiskes staan er op den oogenblik maar zeu- ven leeg, maar 'danderen brengen nou toch de lasten op." „Ook..., zoowenne... wat brengen ze veur jouw eigen op, Driek?" „Nik, Dré, niks jongen, maar ik woon bij m'n dochter, goei kind en nou en dan krijg ik van 'nen pronten huurder van me, die veul te goeiekoop woont, nog wel 'ns 'n segaar." Deuzen Driek, amico, hee zestig jaren hard gewerkt, is 'nen steunpilèèr veur de mot schappij, een van de groote belastingbetalers, opbrengers van hypotheekrenten en uitgevers van timmer-, metsel- en reparatiewerk, nóg al tij, en deuzen mensch gaat eigens rond op 'nen slof en 'nen schoen, leeft ten- nostenbije van de liefdadigheid en in grooten zurg toch nog, leeft kort en goed gezeed mijlen benejen z'nen stand. Daar zijn veul „kapitalisten" lijk den Driek! Den Driek zocht z'n zekerheid z'n frotuin in huizen, anderen zochten 't in pampieren. Deus anderen zijn allegaar lid van den On- zichtbaren Bond „den Stillen Armoei". Deus kapitalisten leven de Vincentius. Me dunkt, er mot dan nog al 'n stevig ulevel voddeke in oew harsenpan haken, om te be weren, dat deuze Vincentius-kapitalisten bo ven huiliën stand leven! Ik weet nie, amico, of jou al opgevallen is hoeveul drukker er weer gerejsn wordt mee die bronolie-wageltjes. Allee, nie de leste da gen, of de leste weken, al enkele jaren kost ge dat zien. Jadaar woruc veul bronolie weer ver bruikt.. Want... mee afgesneien licht- en gas meters, kan zelfs den ermsten mensch gin licht en gin vuur maken. En ik beloof oe, ik kom zoo hier en daar nog al mee m'nen groentenwageldaar zit- toen 's avonds veul. heel veul menschen bij 'n spetterend bronolielampke (zoo eentje, dat vroeger in 't huiske hong). ik zeg, daar zit ten 's avonds veul. heel veul erme donders ge bogen bij z'n olielampke over de krant van eergisteren, wieren stand 't eerder zijn zou om den avond deur te brensren onder 'nen licht- •kroon. lijk ge'r zoodikkels op rijkskantoren ziet hangen. 't Was vroegei veur 'nen vakman veul schande als ie leven moest van de bedeeling Eigenlijk kwam 't nie veur! Misschien ...in héél kwajen tijd... midden in den winter, dat er dan wel 'ns 'nen enkeling acht of virtien dagen 'nen nap werm eten of 'n klats soep gong halen. Maar ik verasereer oe. amico. zo'nen gank naar de bedeeling was veur den vakman 'nen boete^ank. Daoarteugen kwam a.1 z'n eer gevoel. al zijnen trots en fierheid van vakman in opstand. Maar honger is 'n felle zweep! Vakman-zijn beteekent nou eigenlyk zo'n bietje „stempeleer" zijn. Trekken van de bedeeling! Steun? Nouja ge wit best wa'k zeggen wil. Onze vakmenschen amico, vroeger wijd ver heven boven allen, die gin vak verstonden teugeswoordig noemen we die mannen de man nen van 't Gezag ik zeg: onze vakmenschen leven aUeg&ér, allegaar, benejen huiliën stand. Ofdenken sommigten hooggepension- neerde ambtenaren, bankdirecteuren, veurzit- ters van Kamers van Koophandel en zoo, dat den vakman ginnen stand bezit? Als dat zoo is, dan motten zulke veurname menschen gin geleerde opstellen schrijven over sociale zaken, amico. Den vakman die mee harsens en handen z'n vak verstaat, hee den eigensten trots op z'nen stiel en terecht! als den bankdirecteur. En 't is nog 'n groote vraag veur me, wat moeilijker is in 't leven: 'nen schoen te maken aan 'nen ongelukkigen voet, of 'nen veurspel- ling te doen in Annaconda-Copper. 't Is veur mij nog 'n groote vraag wat moei lijker is: de vochtfout van 'n huis vinden en verhelpen, of als veurzitter van 't geleerde comité 't glas heffen opmjj 'nen zorg. Allee, óf den vakman mensch van stand is? enn.óf deuzen stand wijd benejen z'n weer- digheid leeft! En toch tóch moest ik deuze dagen weer lezen: „Wij leven op 'nen te grooten voet". Lijk zo'n ulevelle-plakvloeike bleft deus zin- neke maar vastkleven aan de zielementen van veul kwiebussen, die mee één vel pampier, mee één krantenartikel 'ns efkens den economischen boel op pooten zullen zetten. Jawel! Da's 'n ouw en 'n kouw kunstje, om mee 'n paar groote woorden 'n heele Regeering in 'r hemmeke te zetten. Of minstens één de partement. Om dan in de gaauwigheid efkens te ver geten, dat: duuzenden „kapitalisten" wit van zurgen rondloopen op 'nen slof en 'nen schoen; duuzenden „huizeneigenaars" d'r eigen eiken dag afvragen, hoelank ze 'n dak boven d'r eigen hoofd zullen hebben; tienduuzenden vakmenschen lftk bedelèèrs langs de straten dal ven; gestudeerde menschen rondloopen in de af gelegde kleeren van anderen; z.g. onderwijzers als kweekelingen veur de klassen staan, teugen 'nen rijksdaalder per week en mee de lappen in de knieën van d'r broek; gedoctoreerde menschen rondslenteren op kosten van vader, diebeter hulp gebrui ken kost van den Mr. of Dr. zeun! Allee, 't is 'n kouw kunstje om mee 'n paar groote woorden te verklaren, dat „Nederland op te grooten voet leeft" en dan al die duu zenden en duuzenden, tien- en tienduuzenden maar te vergeten, die wijd benejen huiliën stand, benejen huiliën toekomenden stand teekenen en ,gaan als koloniaal naar den Oost! Leven van liefdadigheid! Of minderweerdig werk verrichten. Of is 't soms gewoon om als Ingenieur mee stofzuigers te leuren? 't Is een ouw en kouw kunstje om dat alles veurbij te zien als ge eigens veilig zit in 'n ge- leerddoend Comité van„Veuraanstaande Nederlanders!" Jaja sjuust. Er léven nog wel enkelen op te grooten voet. Maardaarteugenover is veul, heel veul, veul te veul...... teugenwicht! En 't ulevelpampierke mot wel sodemerakels plakkerig zg'n, kleven aan vingers en boorden, aan harsens en wenkbrauwen, aan nekharen en lorgnetten, als zo'n uitdrukking „Nederlanders leven op te grooten voet" altij maar bleft ver- omkommen in „geleerden" diagnostiek (laat ik 'ns 'nen keer méédoen) aangaande onzen conjunctuur, die daalt, daalt, daalt benejen 37 en rilt van de kouwe koorts. Leven op te grooten voet. Dat zoude kunnen zeggen teugen den ermen prul die daar vort- sleft op gekregen schoenen maat 52. 't Antwoord dat ie geven zou zou in kortheid en kracht opwegen teugen 't allerhoogst-ge- leerd rapport, amico! Want de sociale economie is, altij nog, meer 'n zaak van practijk dan van theorie! Als de z.g. conjunctuur willig, gunstig is, dan is den zakenman bekwaam, genogt, om er z'n voordeel uit te slaan. Direct en royaal. Maar als 't teugenzit, dan hebben in al die jaren, alle geleerdhedens van de heele weareld nog nie veur éénen stuiver baat ge drocht Leven op te grooten voet. Ge zou dat ook kunnen zeggen tdugen dieën kearel daar, die daar kuiert mee twéé wandelstokken. „Eén is toch genogt", zee 't comitélid mee die ulevellepak op z'n oogen! „Ik wandel wel zonder", zee z'nen collega, mee de plakvloeikes op z'n wangen en aan z'n kin. Maar ze snappen nie, dat dieën „verwaan den" mensch daarkreugel is! Neeë, amico, als er eenmaal zo'n woordeke, zo'n zinneke, zo'n uitdrukking in de mode is, dan gaan ze seizoenen méé! Dan komen er eerst „knal"-dassen, „knal"-, babbelèèrs, „knal"-revue's, „knal"-ditjes en datjes, en dén pas is de zaak Oké! Dén pas gaat den „knal" zonder knal aan kant en ver-.qTj schijntOké-chocolade, Oké-kousen, Oké- overhemden, Oké-versjes, Oké-Bridge- drives (deus „Hollandsch" is nie kwaad veur 'nen Ulvenhouter) Oké-schoenen, Oké-matrassen en zoo. En wie helpt ons nou 'ns aan 'n teugenhan- gerske van diën „grooten voet" waarop wjj (nie) leven! Wie helpt de geleerdheid aan 'n ander argu ment, aan 'nen anderen babelèèr? Allee, Thieu, daarboven bij de lamp, zab bert 'ns nuuw babbelèrke leeg en laat 't vloeike 'ns omlaagwerrelen; wie wit? Ge hebt ons wel 'ns meer opgeschept mee zo'n plakkergke, al was't dan nie zoo erg bedoeld! Kom, ik schei er af. 'k Mot vroeg de bedstee in, 'k heb 'n luchtpijp lrjk 'nen verstopten afvoer. Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t.é.v. Dré. Vrouw in haar woning aangerand Slachtoffer te veel overstuur om verhoord te worden. Op den Zonneweg, aan den overkant van het IJ te Amsterdam is Donderdagavond omstreeks negen uur een jonge vrouw, die alleen thuis was, door een onbekenden man aangerand. De man belde aan en drong, nadat de vrouw de deur geopend had, het huis bin nen, waarop hij de vrouw lastig viel. Zij verweerde zich echter en begon luidkeels te schreeuwen. De man gaf de vrouw een stomp in het gelaat en rende weg. De vrouw heeft van dit voorval aangif te gedaan aan het bureau van politie, doch zij is tot nu toe nog te veel overstuur om verhoord te worden. Zij kon slechts een vaag signalement van den aanrander opge ven. De politie heeft aanwijzingen, waaruit blijkt, dat men hier waarschijnlijk te doen heeft met denzelfden man, die ook op de Prinsengracht en in de Kazernestraat in den loop van deze week vrouwen heeft aangerand. Hallo, hier de Noordpool! Eerste telefoongesprek met Pool gebied. Donderdag is te Kopenhagen het eerste telefoongesprek gevoerd met het Noordpool gebied. De op Groenland vertoevende ont dekkingsreiziger Knuth vroeg een journalist aan te Kopenhagen. Het gesprek werd gevoerd over het Deen- sche radiostation Blaavand en verliep zon der storing. De spreker op Noord-Oost-Groen land gebruikte slechts een kleinen in het ijs gebouwden zender zooals de visschers- booten gebruiken. Niettemin werd de af stand van 4.000 k.m. gemakkelijk over brugd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 9