Met spanning volgt Nederl.-lndië het lje5?ë__i Japansch-Chineesche conflict De Brabantsche Brief van Dré BELEEFD VERKEER Campagne voor den bouw van een slag vloot VOORBEELDIGE OFFERZUCHT DER CHINEEZEN. SOERABAIA, November. Juist toen in Europa de gemoederen na de oplossing der Tsjechoslowaak- sche kwestie weer tot rust kwamen, ontstond hier ongerustheid over de gebeurtenissen in China naar aan leiding van het Japansclie militaire succes bij Hankau. Men vreesde, dat Japan nu de handen vrij zou krijgen voor andere militaire on dernemingen meer naar het zuiden, bij voorbeeld naar Nederlandsch- Indië. De Chineesche draak heeft echter vele koppen en als de Japanners een dier kop pen afslaan,-is er weder een andere om te bijten. De Chineesche opperbevelhebber heeft verklaard, dat hij een nieuw soort oor log voert en dat schijnt inderdaad het geval te zijn: één Chineesch leger wordt verslagen en dan wordt een nieuw Chineesch leger, waarvan urnen voor dien tijd niets hoorde, als het ware uit den grond gestampt. Over enkele maanden hoop ik dien merk- waardigen strijd ter plaatse bij te gaan wo nen. Een monsterverbond. Men ziet in Europa evenals hier alleen het nabije gevaar en te veel ziet men zoowel ginds als hier over het hoofd, dat dit alles één gevaar is. Reeds vroeger heb ik hier uiteen gezet, dat de gebeurtenissen in Eu ropa (Spanje, het optreden van Duitsch- land) in nauw verbands taan met den aan val van Japan op China. Al deze beangsti gende gebeurtenissen in Europa en Azië zijn een uitvloeisel van den nu bijna ver geten oorlog in Abessinië, toen Japan als vergoeding voor zijn belangen in het rijk van Hailé Selassié de toezegging van Itali- aanschen steun bij zijn optreden in China (door Engeland het vuur na aan zijn sche nen te leggen) kreeg; toen (in Maart 1036) Mussolini aan Hitier den wenk gaf het Rijn land te bezetten en tevens het optreden van generaal Franco met Italiaanschen steun werd voorbereid. Het Anti-Komintern-Pact, het tegen Rusland gerichte verbond van Duitschland, Japan en Italië is een mon sterverbond, dat dreigt de belangen van En geland en andere Westersche mogendheden in Azië meer te benadeclen dan Rusland. Een „blank" front. In Frankrijk zijn stern-men opgegaan tot stichting van een „blank" front, dat wil zeggen een verbond van de Westersche mo gendheden tegen „het gele gevaar". Van „een blank front" spraken ook de Italianen in Abessinië enkele jaren gele den en hevig verontwaardigd waren ze over de Europeesche mogendheden, die zich in naam van den Volkenbond keer den tegen Italië ten voordeele van de Ethi- opiërs en aldus, volgens de meening van de Italianen, verraad pleegden aan „het blanke ras". Europeanen, die streden aan Ethiopi sche zijde werden door de Italianen, als de zen hen gevangen namen, eenvoudig dood geschoten als „verraders" tegenover „Eu ropa". En nu gaat van Fransche zijde de roep op om een „blank front", waarvan de Ita lianen thans niet meer spreken. In Japan is dezer dagen het feest om het Anti-Komintern-Pact met groote geestdrift gevierd, in Italië was de herdenking van het sluiten van dit verbond minder geest driftig en in Duitschland is die herdenking bijna ongemerkt voorbij gegaan. Dit heeft hier een hoopvollen indruk ge maakt, al komt dit weinig tot uiting in de pers. De Indische bladen zijn ecnigszins voorzichtig voor alles wat Japan betreft, al ziet men algemeen in Japan „de staats vijand No. 1". De oproep van den ex-keizer. Duitschen Het !s lang geleden, jaren voor den we reldoorlog, dat een Europeesch vorst zijn alarmkreet tegen het „gele gevaar" deed hooren: „Volkeren van Europa, bescherm Uw heiligste goederen." De heerscher, die deze alarmkreet deed hooren, leeft thans als een rustig burger te Doorn. Denkt de ex-keizer nog wel eens aan dien oproep, welke hij meer dan een derde gedeelte van een eeuw geleden over de wereld deed klinken? En (wat van meer belang is) herinneren zich de machtheb bers in Duitschland dien kreet? Het zou voor de geschiedenis der mensch- heid niet zonder belang zijn. De gebeurtenissen in China worden in Nederlandsch-Indië. maar ook in Britsch- Indië en het Fransche Indo-China met meer aandacht gevolgd dan in Europa, omdat men er nader bij betrokken is. Het drei gend gevaar is meer nabij. Met spanning ziet men uit welke houding de Vereenigde Staten van - Noord-Amerika zullen aannemen en met vreugde heeft men het bericht van hét aanstaande bezoek van En- gelands koning aan de Vereenigde Staten begroet. Men hoopt daarvan een nauwere samenwerking tus- schen Engeland en de Noord-Ame- rikaansche republiek, met als ge volg daarvan een krachtiger hou ding tegenover Japan* Het is volkomen zeker, dat Engeland, in dien het in Europa de handen geheel vrij had, zooveel van Japan niet zou verdragen. Japan is het ernst met zijn leus: „Azië voor de Aziaten," dat wil zeggen: „Azië voor de Japanners", al zou de verwerkelijking van die leus voor de niet-Japanschc Aziaten ïiiet aangenaam zijn. Zachtmoedige meesters zijn de Japanners bij voorbeeld in Korea niet. Shanghai's haven slibt dicht Zonder geweld te gebruiken, verhinderen de Japanners zooveel mogelijk de Europee sche scheepvaart op China, waaronder in de eerste plaats weder Engeland heeft te lijden. Zoo is bij voorbeeld het uitbaggeren van de haven van Shanghai door de Ja panners verboden en die haven slibt lang zaam dicht, wat de scheepvaart er thans reeds ten zeerste belemmert. Japan wil een eigen nieuwe haven ontwikkelen tc Woo- sung, een stad, die ligt inliet door Japan gecontroleerde gebied. Do meteorologisch* dienst in de door Japan bezette Chineesche havens is stil gelegd, wat de scheepvaart in de gevaarlijke Chineesche zeeën ten zeerste bemoeilijkt. Echter, de berichten van de meteorologische stations blijven wèl ter beschikking van de Japansche scheep vaart, welke dientengevolge een voorsprong heeft op buitenlandsche concurrenten. Campagne voor een slagvloot. In Nederlandsch-Indië, waar men het Ja pansche gevaar uit den aard der zaak sterker voelt dan in het moederland, gingen drie weken geleden, na de nederlaag der Chineezen, luide stemmen op voor den bouw van een slagvloot, dat wil zeggen: een vloot, waarvan de kern wordt gevormd door slagschepen van 40.000 ton. Nederland moest in Indië hebben, zoo redeneerden de voorstanders van een slagvloot, een zee macht, die een eventuoelen sterken vijand niet alleen kon „hinderen", maar „weer staan". Die campagne voor een .slagvloot" ging uit van een groot blad te Soerabaja, de basis der Noderlandsche vloot in Indië en vooral over geheel Indië vrij wel algemeen e instemming. Drie slag schepen van 40.000 ton zouden moeten ge bouwd en bij dien eisch werd een bereke ning gevoegd, waaruit zou moeten blijken, dat financieel zoo'n vloot van drie slagsche pen, daarbij behoorende kruisers, torpedo booten, vliegtuigen en onderzee-booten voor Nederland geen onmogelijkheid is. In hoever dit juist is, kan ik niet beoor- deelen. Plichtsverzaking? In Indië verwijt men thans hot moeder land, dat, het te weinig uitgeeft voor de landsverdediging. Een der bladen heeft be rekend (en de meeste andere bladen heb ben hot met instemming overgenomen) dat Nederland 18 procent van de begrooting be steedt aan de wermacht, terwijl de uitga ven van Indië voor de weermacht bedragen bijna één vierde van de begrooting. Men beschouwt dit als een soort plichtsverza king van het moederland. Men wijst in dit verband op de offerzucht der in Nederlandsch-Indië wonende Chinee zen voor hun vaderland en werkelijk, het is bewonderenswaardig hoeveel geld uit Ne- derlanclsch-Indië door de 'Chineezen wordt gezonden aan de Chineesche regccring ter aanschaffing van oorlogsmateriaal. Het offer der Chineezen. In Nederlandscli-Indië leven iets meer dan een millioen Chineezen, waarvan de moesten koelie zijn op ondernemingen en in den mijnbouw en (gerekend naar Euro- pesche verhoudingen) voor zeer lage loo- nen werken. Andere zijn winkeliers en han delslui, enkele zijn rijk. Deze millioen Chineezen hebben al vele millioenen (Chineesche) dollars naar hun vaderland gezonden als bijdrage in de kos ten van den oorlog en steeds wordt er door hen nieuw geld bijeengebracht. Ik ken hier een Canton-Chinees, die een kleinen winkel houdt en een weinig Neder- landsch spreekt. Hij is getrouwd en heeft twee nog jonge kinderen. Dikwijls praat ik met hem en dezer dagen zeide hij: „Mijn vrouw en ik leven bijna uitsluitend van droge rijst, alleen voor de kinderen wordt nu en dan iets beters ingeslagen. Zoolang de oorlog duurt moeten wij zuinig zijn: „zij hebben daarginds (in China) veel geld noo- dig voor den oorlog." En toen ik hem vroeg, wat hij dacht van den afloop van den strijd, zag ik plotse ling in zijn oogen een somber vuur bran den en hij antwoordde. „De Japanners win nen het nooit" En de Chineezen waren toch eenmaal'het vreedzaamste volk ter wereld. J. K. BREDERODE. Ulvenhout, 24 November 1938. Amico, 'Nen schralen Zuid ooster blaast over de ir^ze akkers, vol ber sten van den drogen wind. Lage lochten staan strak over de velden, vervagend in 1en duisteren dag. 't Kaal geboontt adert zwart in den matten glans van de kleur- tooze lochten, waarin n zeldzame kaauw rap wegwiekt deur 'n stilte, waarin ge den wiekslag klappen hoort op eerde. Daar waar de zon mot zijn, speur ik 'n deurschijnende plek in al 't hemelgrijs, dat zachtkes naar de eerde wemelt. Dat stillekes kruipt in oew zielement. Fijnen, grijzen we- mel, die alle geluid versmoort: die valt over de verlaten dreven in de krakensstille bos- schen, waar ge 'n dood takske hóórt breken, van den boom, hóórt vallen deur den kruin, hoort smakken teugen 't zachte blarendek, deur den Herfst geborduurd in alle tinten van goud op den onmetelrjken boschbojem. Advent. Tij van stille verwachting. Van... blije ver wachting ook, om de komst van 't Kindeke- Gods, dat weer herboren gaat worden in de harten van 'n hopend en biddend Menschdom dat geren efkens toeven gaat in 't poover stalleke van Bethlehem. Daar aan 't kribbe- dierenruifke, waarin geboren wierd 't eerst- vervolgde Joodje...! Advent. Tg van devote verwachting om de herge boorte van 't Kruisdragerke, Goddelijk voor beeld veur 'n weareld die vol kruisdragers is. Nooit, de oorlogen meegeteld, woog 't kruis zoo zwaar op de Menschheid, als deuze dagen, die vol vervolging en verraad zrjn. Vol afgunst en bedrog; "ol vertwijfeling en harteleed. Vol hoogmoed en vernedering. Vol egoïsme en onderlingen haat. Wel nóóit stond teugen den graauwen Avondhemel 't zwarte kruis zoo scherp afge lijnd als op deuze weareld, die zoo dor is, zoo leeg, zoo ermtierig aan naastenliefde. 't Hemelgrijs wemelde zachtkens naar de eerde, kroop in oew zielement. En 'k was content, Zondagmergen, ni<- alleen te zijn, als ik onderweuge was naar den Vic z'n huis, daar diep in de bosschen. Enkele meters veur me uit gongen Dré m en den Eeker, druk klasjeneerend, maar mee ingehouwen stem, want den mensch, hoe jonk hij nog is, hij praat nooit hardop in de plech tige stilte van 't kerk of in 'n bosch, dat sui zelt van Adventsgepeinzen! Ja, ze hebben 't druk samen, deus twee mannekes. Ze hebben malkaar veul te vertel len en gaar ongemerkt waren ze veur me uit gaan loopen, want 't wierd moeilijk praten mee malkaar, mee zo'nen grooten keerel tus- schen huillie in Stijf liep den Eeker rechtop in zijnen nieu wen winterjas, die hem nog 'n bietje de baas is. Och ja, 'k heb den jas aan z'n lijf laten maken deur Guust Verhagen, m'nen barbier ge wit, die is nog zoo'n bietje ach- teraffamilie van Trui, maar den Guust voert al z'n werkstuk!-en nou eenmaal mee eikenhouten paneelen of zoo iets. Degelijk, soiled werk, maar ge mot er eerst aan wen nen! ja ze hebben veul te praten, deus twee mannekes, na alle wederwèèrdighedens van den lesten tijd. Maar 't is gezellig in den huis. Den Eeker is den ouwe weer, die weinig zegt teugen groote menschen, veul klasje- neert mee Dré III. Den ouwe... d.w.z. op de roofkes na van de krabbels van Madame Del- homme, die hier en daar nog zichtbaar zijn in de kuilen van z'nen mageren nek. Als Trui Zondagmergen naar d'Hoogmis was, den Dré gereed mee zijnen wekelijk- schen brief naar Amsterdam en den Eeker zijnen Zondagschen jas had aangeschoten maar nie goed wist waar ie naar toe zou gaan, dan stelde-n-ik veur: „allee, mannen, laten we 'n uurke gaan bosschen mee z'n drieën, dan smokt strak." Trui d'ren koffie en krentenmik veul lekkerder!" Rap had den Eeker zijnen jas uitgedaan, m'n schoenen opgezocht, aan m'n voeten ge trokken en mee z'nen zakdoek 't stof van de schoenen geslagen. Dré III vulde uit den tabakspot mijn en zijn eigen doos, niks zoo lekker dan 'n pepke-smoren in de bosschen, en binnen vijf minuten waren we gespoord en gelèèrsd. „Hoe zullen we gaan, opa?" vroeg Dré III en als ik 'm daar zoo zag staan mee 't groene gleufhoeike 'n bietje schuins boven z'nen bruinen snoet, dan had ik weer leut in m'nen compagnon en zee: „we gaan naar de familie Zonneveld". Den Eeker keek even 'n bietje schuw, dan lacht-nie 'ns teugen den Dré. Duidelijk zag ik den Eeker z'n oogen staan: „Gieljom Teil", maar 'k zweeg. Ochja, den eersten indruk is altij héél sterk, veural bij jonge gastjes en... als „schut ter" had den Eeker den Vic 't eerst ontmoet. En wat veur 'nen schutter! Eenen, die r&&k wou schieten en dus im 'n kano vroeg, daar in die pijpenschieterij Al we 'n half uurke later bij den Vic z'n boschhuis kwamen, dan lag 't huis daar stille- kesweg te droomen onder den grijzen wemel van deuzen Novemberdag. 'Nen blaauwen glans glom langs de ramen, aie spiegelden in den matten dag. Den voorhof lag proper ge- rijfd, zonder één blaaike. Daar begost Herman te blaffen. En 'n bietje angstig mompelde den Eeker: „da's dieën boxer, Dré, kwaai zwijnjak!" „Zijde bang van 'm, Eeker?" vroeg ik. En mee angstoogen schudde-n-ie van neeë. Toen kwam Hanneke deur 'n raam kijken. Allee, düt smoeltje zien, amico, is de zon zien schijnen deur den triestigsten Najaarsdag. Ze dee van alles tegelijk. Ze lachte, wuifde, knikte, riep den Vic en spoeide zich naar de voordeur. En 'j. half telleke stonden ze alle bei al aan de deur.. „Dat noem ik 'n prachtige driekaart van trroef-boerr!" brulde den Vic, z'n armen in de ho< gte. Herman was ook meegekomen, jankte van plazier, snuffelde aan den Eeker, die 'n bietje in Dré III zijnen zak kroop. Den Vic zee: „Hanneke, stuur Herman naar binnen!" Hanneke zee gelijktijdig: „Vader, stuur Herman naar binnen!" Want ze wilden allebei on» drieën helpen mee 't ophangen van de kleeren. Den Eeker vond 't maar „zoo-zoo" om z'nen jas te mot ten afgeven! Z'n oogen zochten haar Her man, die sterke taanden genogt bezit om tien „eikenhouten" jassen van Guust Verhagen te verscheuren. Toen zag ik, hoe den kwiebus mee 'n rappe beweging z'nen jas onder den mijnen aan den kapstok haakte...! Hanneke vrouwen zien èlles scheen den gedachtengang van den Eeker óók ge snapt te hebben. Ze knipte rap 'n oogske naar my, kneep dan in den Eeker zijnen jas Beiersche glasblazers aan den arbeid en zee teugen mij: ,,'n fyne jas is dat, Dré!" „Kommaarat!" zei ik. „Heeft ie eigens verdiend!" Den Eeker kreeg 'n kleur, keek naar den grond. Dan riep den Vic van uit de kamer, waar ie op ons stond te wachten: „of we eindelijk eens gerreed waren, daar in de Ves tiaire!" Ja, vestiaire mee 'n hoofdletter, want den Vic verstaat de kunst om ook ge spróken woorden mee 'n hoofdletter te onder- scheiën! Hij sprikt nie van „schilderkunst", neeë hij zegt duidelijk „Schilder-Kunst"! ,Zijn jullie daarr gerreed in de Vestiaire?!" 't Was nou sjuuts ot we den Burcht van graaf Zus-en-Zoo binnengongen. Allee, 't Is 'nen koninklijken tiep, deuzen witten Kunstenéér, die nooit iets „klein" doet! Die schilderijen mokt, waarveur ge stil wordt. Die sprikt, lijk 'n kerkklok galmt over 't veld. Die zijn woord van zuiver goud is. Die 'n hart heeft groot genogt veur 'nen koning, maar ook klein genogt om 'nen Eeker uit den essetee te halen! Maar genogt. Ge ként den Vic! Als we de kamer binnenkwamen, dan wierden we daar opgewacht deur drie ge lukkige, lachende menschen Den Vic, die daar stond lijk 'nen vorst, 't Ouwe mevrouwke, blozend of roze licht deur haar porceleinig kopke scheen. Willem! Den Ingenieur uit de West! „En als je één keer „meneer" tegen onzen Willem zegt," brulde den Vic: „dan roep ik twee bruine slaven om j< al de Trapppen van m'n Paleis af te smijten, Dré! Willem, voor jou geldt 't --•lfde: dit is nou dén Dré! Mijn Onsterrflijke Vriend!" Den Willem is 'nen kop grooter dan den Vic. Blond ook, als Hanneke. 'Nen gebruin- den, vlotten tiep, mee 'n paar lichte zonmoeie oogen. Blij thuis te 'ijn, Willem?" zoo schud- de-n-ik 'm 'nen steuvigen poot. ,En óf... Dré!" En rteuiviger kneep ie nog 'ns m'nen klavier. ,Ditt, Willem, is Drré Drrie! Dat soort is genummerd, zieje Drré Twee ontbreekt. Da's 'n Künstenaar, Colleega van me!" Dré III en Willem mokten kennis. „Mynen compagnon," dee ik er nog bij. ,Hah!" zee den Willem: „dan zullen wy mekaar ook maar tutoyeeren, Dré drie!" Den Dré lachte 'ns. Zee: „geren, Willem!" „Ditt," zee den Vic: „is den Eeker! Tot voor kort Bedrijfsleider van een Wapen inrichting in het Buitenband, nou adsistent van Dré III, maar je mag ge-rust „Eeker" tegen 'm zeggen, hij is 'n eenvoudig, joviaal mensch gebleven!" Amico, 't'boschhuis stond te daveren! Te daveren onder 't „klokkengegalm" van den Vic, die al zijnen geest, al zijn geluk, al zijnen... dank daarveur telkens en telkens mot uitleven, mot uitdaveren, mot uitbrüllen, bij èlk woord, bij elk gebaar, bij de minste kans die ie krijgt! En als dan den koffie was ingeschonken, de sneeën beboterden koek in torens op den kristallen schottel stonden, 'n royale kist goud-geringde sigaren de tafel smakelijk sierde en ik in druk gesprek was mee Willem •uneveld, dan viel me evenkes op hoe dieën anti-anti-lawaaicampagne, hoe dieën Vic daar stillekes te kijken zat, te schouwen over 't heele gezelschap. Maar lang kan ie nie stil zyn, deus brok trillend leven. Ineens sprong ie op. Pats! 'Nen klap op tafel, dat Hannekes koektoren beefde op z'n fondamenten! „Drree!" Vuur sprong uit z'n troebele schildersoogen. „Dré! Ik con-sta-teer..." pats! góng den toren! „dat de Bbende... com- plleet.* is!" Hij zweeg, 't Vuur uit z'n oogen lichtte tot op den bojem van m'n zielement! Dan weer: „com-pleett, Dré! Jij weet wat er in me omgaat...!" Efkes docht ik, dat ie gek was geworden van geluk. Die oogen! Die troebele, vonk- spettende oogen...! Dieën witten bevenden krans van zijen krullen om den bleeken kop. „Drré! Lieneke terug! Hanneke thuis! Wil lem thuis...! Jij hebt je compagnon gekre gen! Je compagnon heeft z'n Eeker terug gevonden..., Dré, ik ga 'n auto opbellen, ik ga jou Trui erbij halen!" Meteen vloog ik de kamer uit, waar ineens 'n stilte was gekomen, dat ge 't zuiveren tikske van den pendule hoorde tikken teu- Dit is zoowaar een pracKt-ïdee, En 't. resultaat valt zeker mee! BELEEFD TE ZIJN BIJ HET VERKEER Komt steeds op samenwerking neer, Dat brengt een frisch en goed beleid, Bij toegenomen veiligheid, En daarom is 't in elk seizoen Langs onze wegen toch te doen! Het doet eerst wat onwennig aan, We vragen meestal ruime baan, Met ons belang als nummer één, En daarna meer in 't algemeen! We zien vaak in een eigen fout Een zachte wenk tot zelfbehoud, Maar doet een ander eens onjuist, Dan ballen we een stille vuist! Dit nu is een verkeerd gebaar, O, fietser en o wandelaar, O snelle automobilist, Dat steeds zijn doel nog heeft gemist Het snelverkeer eischt langs den weg Welwillendheid en overleg. En houdt ge steeds het juiste spoor, Dan gaat ook eens een ander vóór! Dan wijzen we met zachtcn drangf U was het eerst, dus gaat uw gang! Of wel we geven op hun tocht Ook and'ren ruimte in de bocht. Moet men op 't rijwielpad voorbij, We laten ruim den doortocht vrij, En, wat het wandelpad ons geeft Aanvaarden we, maar dan.., beleefd! Ik weet het niet, wie bij de K.N.A.C., Tot een onschatbaar weg-gemak, Dit nieuw idee heeft voortgebracht En voor ons land heeft uitgedacht! Maar breidt het uit en kweek het aan,] En laat het langs de wegen gaan, En neem voor hem, die 't denkbeeld Breed en beleefd de hoeden af gee dar der tige con een bui ten zal met we« pla tijd scb tou Als r Hans i tadeer rer di riking ijds k Eei wij stel val kei November 1938. KROES, (Nadruk" verboden^ De r gen oew slapen. We keken malkaar 'ns, als na 'nen harden slag, aan. Dan zag ik 't ouwa mevrouwke mee heur kanten zakdoekske 1 inlussc traan uit den ooghoek d ppen. En dan zee ze C.G.T. „Dré, ik ben soms bang voor al ons gelui 't Is, of het te groot is. Vic werkt zoo har' lééft zoo hard,, hij is 'n steeds oplaaiend vlam!" Maar Hanneke was me al veur! Ze pf heur moederke bij de schouwers: „Moe, geluk gaat niemand dood, Vader is sterk! Wijl hebben den sterksten Vader die er bestaat!"p0r(je Willem wou iets zeggen. Bedocht z'n eigen ook ec toen. 't Was bij Hanneke in goei' handen! Dus zee-'t-ie: „Dré, laten we nog 'ns 'n ver sluitor sche flambouw aansteken!" En hij schoof de kist toe. Dan kwam den Vic binnen. „Ziezoo, taxi is onderweg!" „Ge krijgt Trui nooit mee Vic!' Mee da'k 't gezeed had, ha'k spijt v« n'n woorden. Want den Eeker, verlegen tl vindei de be schijn daar nog gin woord ha<_ ie gezeed, li< z'n eigen ineens ontvallen: jee-ja!" Geschaterd hebben we om dat jonk. |IU1 Trui is meegekomen! In 'n auto deur d' groot( eigen durp..., 't was iets. Niks veur Trui Maar wie weerstaat den Vic? Wie weef staat 'nen gelukkigen mensch?? Schoonen dag, dieën eersten Adventsdag! Dat, amico, dat belooft 'nen schoon# Kerst! Geleuf me. Afijn daar zult ge wel vtt hooren. Veul groeten van allemaal en gin hork minder van oewen tAv. DRÉ. dinersn der dt Bnssei weinif ook sl De uit bi; EEN In houd, ïache of fa: geen acht Iers i In een laind

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 16