Op het Kroatische boerenland Geroep om Lotsy! blad Handeldrijven een functie van den Staat 1 26 November 1938 et oogstlied schalt, de pannekoeken smaken goed! Hollandsche boeren met auto's?? Wat gek Wij zijn in Holland nu wel den tijd te boven, dat stadsche dametjes ilkaar vertelden, dat ze nog nóóit lieren zagen die zóóveel op men- jchen leken als boeren! Integendeel, tegenwoordig hebben ze echt belang stelling voor het platteland, te we len: voor leuke boerenbontjes, antie ke boeren kisten en boeren jurken, ofschoon ze deze laatste waarschijn lijk nooit meer wilden dragen, als ze daarin werkelijk voor een boeren- poinv werden aangezien. belangstelling legt er dan ook meer uk op, dat hier de afstand tusschen n land soms vrij groot is, vaak groo- ian in andere landen, ofschoon hier de «stand op een peil staat, waarop al andere landen jaloersch kunnen zijn. lis Kroatië bijv., waar een deel der be jag zelfs nog analphabeet is en dat één der verlichtste provincies van oslavië is. Echte dames en hoeren. Bt merk je al direct als je in de hoofd- Zagrcd (vroeger Agram) komt, waar je al echte dames en heeren tegenkomt, b,v. niet op straat spuwen, zooals in jrado. Onwillekeurig ga je deze 2 ste- vergelijken. Belgrado, waar groote en itsche gebouwen als paddestoelen uit grond schieten, maar waar de bevol- deze vlugge hervorming kennelijk niet bijbeenen; en Zagreb, dat gelegenheid zich door de eeuwen heen te ontwik- n, zoodat daar de beschaving geen rlijk laagje is, maar een innerlijk bezit het volk. In Zagreb zijn de menschen chaafd-mondain"; in Belgrado is het blindelings navolgen van Parijs. Niet Serven mij minder sympathiek zou- zijn; eerder het tegendeel, want zij ergen onder een opgesmukt uiterlijk grooten eenvoud en natuurlijkheid, ter- de Kroaten zich hun beschaving te zeer ust zijn en zich dikwijls deftig en trots u. Strijd tusschen Kroaten en Serven. scherr de Kroaten eji Serven botert 't liet altijd. De Serven zijn het grootst'in en hebben het meest voor de vrij- gevochten en geleden, eeuwenlang, i vinden ze, dat zij nu ook de lakens S» boerinnetje als bloemenverkoopster te Zagreb, de Kroatische hoofdstad. pogen deelen. Maar de Kroaten meenen, 'et land vanuit hun beschaafden hoek worden hervormd en geregeerd en zij ragen het niet recht, dat zij onder de gecultiveerde Serven moeten staan. Tdch liever naar het platteland. greb is een Westersche stad zéér tersch; het is bijna een demonstratie n het Oosten, waartoe het sinds 1918 behoort. Er zijn prachtige gebouwen, ie parken, goed ingerichte musea en al- !i moderne gemakken, die ik den ge en zomer had ontbeerd, maar nu leek de stad ook minder interessant, waar- ik m'n aandacht weer op bot land ves- F* Bij een landbouwbureau vroeg ik pscn en van daar reden op een middag heeren met me naar Sveta Nedelja, Jr we diverse boerderijen gingen zien. at een verschil met het Zuiden van het 1Iler was een aparte keuken met een «kachel, Pr stonden stoelen en tafels en fs ledikanten met prachtige linnen la- en sloopen. Ook hingen er platen aan n Wand waarbij nooit een foto ontbrak 'n 8'ephan Radje, die het beele Kroati organiseerde, maar in 1928 in brauo in liet parlement werd doodge- ^°k zijn opvolger, Matcek, bad ge ""bik een plaatsje tusschen de familie- icwten.^ Maar-een portret van den Ko- aie in geen enkel Servisch huis ont- rekt, zag ik nergens. Onze reis correspondente, mei. M. T. Boekei uit Delfzijl, heeft niet te klagen over de gastvrijheid, die ze in Joegoslavië ondervindt! Thans vertelt ze ons, hoe ze als kind in huis is bij een Kroatische boerenfamilie. Ze éét met het gezin, uit één pan en slaapt zelfs met de dikke boerin in één bed. En dan vertelt ze haar gastvrouw over het leven op het Hollandsche platte land. Men leze echter zelf haar sma kelijk verhaal. Weinig galant Tenslotte kwamen we bij de familie Se- menic, waar ik zou logeeren. Daar zou ik me moeten redden met m'n kennis van 700 woorden, waarover ik me niet erg opwond, maar m'n twee begeleiders schudden tot afscheid m'n beide handen, alsof ze me op de Noordpool achterlieten. (Dat hun zorg van Slavische oppervlakkigheid was, be- weaen ze later wel, door heelemaal te ver goten mij terug te halen.) De boerin begon met eten op tafel te zetten, een taal die ik alvast uitstekend verstond; maisbrood mot kaas en roereieren, die we vreedzaam uit één pan pikten. Daarna wandelden we de boerderij rond. Het was een bedrijfje van 7 H.A., waarvan 1 II.A met wijndruiven werd bebouwd. Daarvan kreeg men onge veer 1000 liter wijn, die a 20 ct. een liter werd verkocht; een opbrengst dus van f 200 per H.A. Verder had men hennep voor eigen gebruik, wat koren en hooi en verder wei land. Het land was hier wel goed, vertel de de boer, maar in deze dichtbe volkte streek waren de bedrijfjes te klein, waarom de jonge mannen vaak de wereld introkken, om een kapitaaltje bij elkaar te sparen, waarvoor ze dan later een boerde rijtje koopen. Zóó heb ik het nu door heel Joegoslavië gevonden, dat de menschen uit Amerika b.v. terug - komen, ofschoon het hun daar goed gaat, terwijl hun eigen lancl arm is. Waarom zou dat toch zijn. dacht ik bij mezelf; van de Nederland sche emigranten komen maar heel enkele terug. „Maar mevrouw!" Na de wandeling zaten we allen op de stoep te keuvelen, terwijl de maan boven de boomen uitklom. Ik moet zeggen, ik voel de me in deze rust volkomen tevreden. Ein delijk werd het bedtijd en de boerin vertel de me, ik zou in een bijgebouwtje slapen, maar hoefde niet bang te zijn, want zij kwam daar ook. Ik begreep niet recht, waar nog plaats voor haar zou zijn, maar lang puzzlde ik daarover niet, want toen ze de eigengevveven lakens om me had ingestopt, sliep ik meteen in. Maar cle eerste morgen schemer Jiracht de oplossing, want toen zag ik haar noven op een klein kastje liggen. Ik schaamde me werkelijk vanuit m'n heer lijk bed en toch had ik ook moeite om 't niet uit te.proesten, want haar beenen bun gelden er hij neer. Ik ging rechtop zitten en zei verwijtend: „ati gospodjo..."! (maar mevrouw). Evenwel mevrouw beweerde lek ker te hebben geslapen en wilde 's avonds weer op het kastje klauteren. Maar toen heb ik heftig geprotesteerd; wanneer ze me dan persé wilde bewaken, moest ze ook maar bij me iri 't bed komen. Zoo sliep ik met een dikke boerin in een smal ledikant, wat meer vermakelijk dan gemakkelijk was. Toen ik letterlijk en figuurlijk, den nacht half was doorgeworsteld, heb ik zelfs nog overwogen, nu zelf maar op de commode te stijgen. Thee met rum op bed. Toch heeft deze nachtelijke veldslag ons tot dikke vriendinnen gemaakt, 's Morgens in bed kreeg ik al thee met rum, wat ik niet lust, maar toch tot den laatsten droppel dronk. Dan stond ik op en vond in de keu ken een houten bak met waschwater, waarbij de grootmoeder, als een kamenier, zeep en handdoek aangaf. M'n tanden poetste ik op het erf, omstuwd door de varkens die meen den, dat ik hun iets kwam brengen, 's Mid dags hadden ze wel niet 't gemeste kalf voor me geslacht, maar toch een kip, die in pa prikasaus ter tafel kwam met soep vooraf en kaaspannekoeken toe. Overdag pakte ik met de boerin haar linnenkistcn uit om het weef werk te bekijken en oude patroontjes na te teekenen. Ook moest ik ze van Holland ver tellen, b.v. of bij ons de vrouwen ook fiets ten. Ze schaterden om 't idee, dat ik dat ook kon. Maar dat sommige Hollandsche boeren een auto hadden, leek ze toch al te gek. Of ik dat thuis ook had? Ze schudden verwon derd hun hoofd en vroegen verder: „en dan óók nog een fiets?" Ja, beaamde ik en dan loop ik eiken dag een uur voor plezier. Het oogstlied schalt. M'n bezoek in Sveta Nedelja werd beslo ten met een bijeenkomst in het dorpshuis, waar voor mij zou worden gezongen en ge danst. In het lokaal stond een radio in een soort kooitje van kip pegaas, om hem te vrij waren voor nieuwsgierige vingers, maar die radio moest het al gauw afleggen tegen het schallend oogstlied, dat de vrouwen inzetten. Het eene mooie lied volgde het andere, soms 2 of 3-stcmmig en ik dacht, wat zijn wij in Holland daarbij vergeleken stumpers; als wij bij elkaar zitten zingen we: „en we gaan nog niet naar huis of zooiets en zonder lei ding brengen we er nooit veel van terecht. Maar hier bet was een genot. En daarbij nog -de prachtige kleederdrachten. Ik heb al luisterende verder gepeinsd: dat dit mis schien de reden was, waarom de menschen altijd naar hun eigen land terugkomen, dat dan arm mag zijn aan financieele mogelijk heden, maar rijk is aan andere levenswaar den, waarzonder een menscli het ook niet kan stellen. Dit alles missen ze in Amerika en iets er van dragen ze allen in zich mee dat ze voor altijd aan hun geboorteland bindt Zou het dan ook dat kunnen zijn wat mo derne menschen doet terugverlangen naar fleurige stoffen en eenvoudige meubelstuk ken uit den goeden ouden tijd? CRISISAMBTENARIJ IN PLAATS VAN LEVEND PARTICULIER INITIATIEF. NIJVERE ONDERNEMERS: OVERBLIJF SELEN UIT EEN VERVLOGEN TIJDPERK „Indien de Overheid zich onverhoopt op het standpunt zou stellen, dat zij alles even goed kan als het bedrijfs leven en dat de particuliere handel eigenlijk overbodig is geworden, dan zal toch de vraag aan de orde gesteld dienen te worden, of het han deldrijven in ons tegenwoordige staatsbestel als functie van den staat gezien moet worden. Zou die vraag bevestigend beant woord' worden dan staan wij vanzelf voor een geheel niéuwen staatsrech telijken toestand, welke dan met alle daaraan verbonden consequenties ernstig onder oogen zou dienen te worden gezien!" Het bovenstaande ontleenen wij aan een in het Hsb. gepubliceerden brief van een groot zakenman, welke geschreven werd naar aanleiding van de crisis-practijken on zer regeering. Het blad merkt op, dat uit een dergeiijken brief wèl blijkt, hoe groot de ver bittering in handelskringen is over het steeds meer naar voren dringende zaken doen door de crisislichamen. Uit het bedoelde schrijven drukken wij nog het volgende af: Waarvan de groote categorieën van loyale burgers, die steeds op grond van eigen ver antwoordelijkheid, energie en ondernemings geest hun brood hebben kunnen verdienen, op den duur moeten leven en welk een uit- zichtlooze toekomst deze menschen tegemoet schijnen te gaan, daarvoor schijnt weinig be langstelling te bestaan bij de voor het ge voerde beleid verantwoordelijke autoriteiten. Wanneer men althans dit onderwerp bij een bezoek aan een Crisiscentrale aanroert, krijgt men veelal te hooren dat die Centrale, als uitsluitend uitvoerend orgaan, daarmede niets te maken heeft en op den gang van zaken geen enkelen invloed kan oefenen, omdat het gevoerde beleid een uitvloeisel is van „de" algemeene regeerings politiek. De handel: een noodzakelijk kwaad De toestand is thans onmiskenbaar deze, dat vele duizenden handelaren, kooplieden, exporteurs en andere zelfstandigen in de vas te overtuiging leven, dat met hun belangen géén rekening meer wordt gehouden bij de uitstippeling van het regeeringsbeleid op velerlei gebied; dat de bestaansrechten van genoemde categorieën op geen enkele wijze meer worden ontzien en dat men zich van het noodzakelijke kwaad, dat „handel" heet, weh'scTit te ondoen, aangezien men duidelijk aanstuurt op een algeheele uitschakeling van het particuliere initiatief en van den particulieren ondernemingsvorm waarvoor men een soort „staats-so- cialisme" in de plaats wil stellen. Zóóveel hebben wij allen wel van den nieuwen tijd geleerd, dat iedereen ervan overtuigd is, dat wij den tijd van „vroeger" nooit meer zullen terugzien en dat onge breidelde vrijheid tot het verleden zal he- hooren. Echter brengt dit in.i. voor den staat den plicht mede, om zijn onderdanen „be hulpzaam" te zijn en leiding te geven bij het zich instellen op en aanpassen aan den Een snapshot van Generaal Franco tijdens de gevechten aan de Ebro. nieuwen tijd, maar niet om zich alleen zélf daarop in te stellen en groote groe pen van nijvere burgers als overblijfselen uit een vervlogen tijdperk van hun plaats te stooten en aan hun lot over te laten! Tot zoover de klachten van den zaken man, waaraan het Hdbld. o.m. toevoegt: Het doet ons genoegen, dat inzender in ziet, dat we leven in een anderen tijd dan „vroeger" en dat ook handel en industrie voor zoover bij de in eenigen vorm onmis bare en in den tegenwoordigen vorm ten deele ook heilzaam gebleken agrarische cri-' sismaatrcgelen betrokken, zich offers van vrijheid en anderszins moeten getroosten. Doch de stelselmatige verdringing van het particulier initiatief door crisisambtelijke instanties (b.v. de Veehouderijcentrale), het onvoldoende overleg met het niet-agrarische bedrijfsleven, de gebrekkige rechtspositie en het onvoldoende rekening houden met de be langen en moeilijkheden van handel en in dustrie, dienen ernstig onder oogen te wor den gezien, evenals de bureaucratische pa pier-lawine, die over vele bedrijven is uit gestort en verlammend werkt Onze Oost MISLUKTE OVERVAL OP RIJKE WEDUWE. Recherche wist drie Chineesche bandieten te overmeesteren. Drie Chineczen hebben een inval gedaan in een perceel te Scmarang in het oentrum van de stad. Hier woont de weduwe van den, eenige jaren geleden overleden rijk sten Chinecschen inwoner van Nederlandsch Indie, wijlen Oei Tjong Ham met haar dochter. De recherche had tevoren reeds een waarschuwing ontvangen en zich ver dekt in de woning opgesteld. Men wist de misdadigers te overmeeste ren. Hierbij werden een hoofdinspecteur van politie en een Chineesche waker door een messteek ongevaarlijk gewond. De hoofddader werd aangeschoten en be kwam eenige houwen met een klewang. Zijn wonden zijn echter niet levensgevaarlijk, doch een operatie bleek, aldus de N.R. Crt., noodzakelijk. MAAR KAN „KAREL DE KEREL" WEL TERUGKEEREN, EN ZOO JA, ZAL ER DAN INDERDAAD VERBETERING VAN SPELPEIL KOMEN? De schoen wringt hem ergens anders. PROFESSIONALISME ZOU UITKOMST KUNNEN BRENGEN. (Van onzen sportmedewerker). „Lotsy, keer terug", zoo luidt de ver zuchting, die men aanvankelijk in stilte, later duidelijker heeft verno men, toen het met de resultaten van het Nederlandsch Elftal bergafwaarts ging. „Lotsy keer terug", hoort men thans in koor, zoodat het er allen schijn van heeft, dat men van Lotsy wonderen verwacht. Wat Lotsy eenige jaren geleden heeft ge presteerd is iets heel bijzonders geweest. Hij heeft het Nederlandsch Elftal als het ware uit het moeras gehaald, hij heeft ons verte genwoordigend team nieuw leven ingeblazen, ja. hij heeft het Nederlanrische voetbal in de beruchte „We gaan naar Romc"-periodo in luttele jaren aan de spits van het Euro- peesche voetbal gebracht. Maar een spits pleegt slechts een smal plaatsie te zijn, en wij hebben spoedig moeten ondervinden, dat daar voor ons geen blijvende plaats was weg gelegd. Rome hebben we zelfs bij lange na niet gehaald: we zijn in Milaan blijven ste ken en goed beschouwd is Milaan het begin van de misère géworden, hoewel Dublin én Parijs nog eenige stralende lichtpunten zou den worden. Lotsy heeft zijn jongens moeten verlaten Het werd hem te druk, zooals ook zijn werk yoor de FIFA te veel tijd ging vergen. Te recht heeft liet Nederlandsche voetbal zijn belangen bij Lotsy's zitting in het FTFA-be stuur begrepen en lipt heeft offers weten te brengen, om Lotsy voor de FTFA te behou den. Maar thans gaan dezelfden, die toen Lotsy als het ware gesmeekt hebben als be stuurslid van de FIFA aan te blijven, po gingen in het werk stellen om met nieuw werk hem te overladen. „Een onbillijk geroep." Want stel, dat „Karei de Kerel" inder daad een tweede maal een tour de force als :n 1931 zou kunnen verrichten, dan nog zou dit een onnoemelijke hoeveelheid arbeid ver gen, en men heeft toch duidelijk kunnen er varen, dat Lotsy geen tijd beschikbaar heeft. Het geroep om Lotsy is dus in de eerste plaats onbillijk tegenover Lotsy zelf, die of zal moeten weigeren, of zal' toegeven met een groote kans. dat hij niet zal slagen. ïn beide gevallen zal Lotsy's enorme beteeke- nis voor liet Nederlandsche voetbal onnoodig verkleind worden. Het geroep om Lotsy is ook onbillijk tegenover do huidige K.T.C., die men zeker geen ijver en deskundigheid kan ontzeggen. Ook in de sportwereld is bel nu eenmaal zoo, dat na een aantal vette jaren, meestal magere jaren moeten volgen. Wij leven thans in die magere jaren en zij zouden nog veel magerder zijn, als niet het driemanschap Herberts, Mundt, Trie bei, daar zou zijn geweest om te red den wat er te redden valt. Ging het spelpeil van ons nati onaal team wel achteruit? In de hoogtij-periode van eenige jaren ge leden hebben wij ver boven onzen stand ge leefd, hetgeen vooral ook duidelijk bleek uit het feit, dat het Nederlandsch Elftal destijds een klasse sterker was dan het normale Ne derlandsche clubvoetbal. Toen was men te vreden over de prestaties van bet Neder landsch Elftal, maar hemel en aarde wer den bewogen voor de noodige aandacht aan ons zwakke competitievoe.tbal. Het verschil in spelpeil tusschen hetgeen het Nederlandsch Elftal presteert en het clubvoetbal is thans veel geringer geworden. Zeker, dat is in de eerste plaats een gevolg van den achteruitgang van het Nederland sche Elftal, maar toch ook zeer zeker van den vooruitgang van het clubvoetbal. Het is trouwens de vraag, of het Nederlandsche Elftal van thans nu werkelijk zooveel zwak ker is dan dat van vier of vijf jaren geleden. Het zou wel eens kunnen zijn, dat eerder de tegenstanders sterker zijn geworden en dal wij op hetzelfde peil zijn blijven staaan. Waar de schoen wringt. En dan zou ook geen Lotsy redding kunnen brengen, want dan oogsten wij, wat we zelf hebben gezaaid De omstandigheden, waaronder in Nederland gespeeld wordt zijn on gunstiger dan die, waaronder in het algemeen buiten onze grenzen ge voetbald wordt. Ons „café- en siga renmagazijn "amateurisme moge ons enkele roemrijke overwinningen van „amateurs" op professionals bezorgd hebben, in feite zal het. steeds meer als rem werken op de ontwikkeling van bet spelpeil in Nederland. Daarbij komt nog, dat wij onze eigen rui ten hebben ingegooid. Want op bet kritieke moment hebben wij onzen besten speler, waarop onze reputatie reeds jaren lang, ja misschien wel altijd gedreven heeft, aan den BAKHUIJS. dijk gezet. Wij laten nu in bet midden of Bakhuijs al of niet in liet gelijk staat, mani eën onmiskenbaar feit is toch, dat met zijn verdwijning van de Nederlandsche voetbal velden onze roem definitief vervloog. Thans roept de geheele. Nederlandsche voetbalgoegemeent in koor om Lotsy. Het zij verre van ons, om de vele verdiensten van dezen voortreffelijken organisator ook maar in liet minst te verkleinen, maar men mag toch wel eens bedenken, dat een voetbalwed strijd per saldo op het voetbalveld, cn niet achter de groene tafel wordt gestreden. En Lotsy moge nu nog zoo bezielend kunnen spreken, bet is de vraag, of hij met, het ma teriaal, dat op het oogenblik beschikbaar is, tot betere resultaten zou kunnen komen. Niet Lotsy, maar jong materiaal hebben we noodig. Met het geroep om Lotsy wordt de voet balsport niet. gediend. Het prestige van de K.T.C. wordt ondermijnd en het zelfvertrou wen der spelers geschokt. Want wanneer de spelers steeds maar weer bij hoog en bij laag hooren beweren, dat slechts Lotsy het Nederlandsch Elftal tot betere resultaten zal kunnen brengen, dan zullen er onder hen zijn, die in het publiek, zoolang Lotsy uit blijft, een massa zullen zien, die in hen slechts weinig vertrouwen stelt. Vooral jon ge spelers zullen hier last van hebben, en het is thans juist meer dan ooit zaak, dat er jonge spelers naar voren treden. Niet Lotsy, maar jong, frisch mate riaal, dat met een enormen strijd lust bezield en bijgestaan en in toom gehouden door eenige geroutineerde ouderen, zal het Nederlandsch Elf tal er weer bovenop helpen, al be hoeft men zich geen illusies te ma ken dat de successen van het Lotsy- tijdperk zich spoedig zullen herha len, zelfs niet als Lotsy inderdaad zou terugkeerem Wie de jaren 1933—1934—1935 als norm neemt, stelt onredelijke eischen. Men hou- de goed voor oogen, dat wij nog steeds aan het amateurisme vasthouden. Wil men, dat het Nederlandsch Elftal een eerste viool speelt, dan zal men het amateurisme den rug moeten terugkeeren en aan jongeman nen, die de voetbalsport voor hun beroep beoefenen inzake training en prestaties ei schen kunnen stellen, die ten aanzien van amateurs de grenzen van het redelijke over schrijden. Niet Lotsy, maar het professionalisme zal spelverbetering kunnen brengen. Wü men daar niet aan, goed, maar dan mag men noch de spelers, noch de K.T.C. ook maar het geringete verwijt maken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 9