TARZAN Wij lazen voor U EN DE VERBODEN STAD Een gevaarlijke schipper Radioprogramma DOOR EDGAR RIC-- BURROUGHS Als een vreselijke stoomhamer schoot de krachtige poot van Ungo uit, om Tarzan neer te vellen. Rondom het vechtende paar zaten de andere apen van- de troep, die hun koning aanmoedigden. „Dood hem, dood hem!" En Ungo strekte zijn arm uit om zyn tegenstan der te verpletteren. Tarzan was echter zo vlug als het weerlicht, sneller nog als Sheeta, de panter. Hij bukte onder de grote, harige ar men van Ungo door, draaide zich om en greep de aap om zijn harige, brede nek in de kneep van zyn elleboog. „Kagoda!" riep hy. Maar Ungo wilde niets zeggen. Hy kon niet gelo ven, dat die kleine, haarloze arm hem kwaad zou doen. De vechtenden vielen op de grond. De stalen spieren van Tarzan knelden zich steviger om de nek. Ungo schreeuwde van de pijn. Het volgende ogenblik zou zijn nek ge broken zijn. „Kagoda!" zuchtte hij, „ik onder werp me!" De aapman sprong op. „Tarzan is koning," riep hy uit en wachtte, want het is het privilege van iederen mensaap om hem zijn titel te bevechten. Als er enkelen tegeljjk opkwamen, zou Tarzan weldra het onderspit moeten delven. HART EN HOOFD. Onder den titel Hart en Hoofd, wijdt het Handelsblad (lib) een uitgebreide beschou wing aan het probleem der Joodsche vluchtelingen. Zelden., schrijft het blad. zullen men- schen zoodanig beklemd raken tusschen hun plicht en hun menschelijk gevoel, al6 zij in die in deze tragische materie be slissingen moeten nemen. Tegenover de meening van Prof. Bonger, die in het Volk betoogde voorloopig 10.000 vluchtelingen met of zonder papieren toe te laten, zegt het Hsb.: „De hartverscheurende tooneelen aan de grens zouden niet ophou den, nadat de eerste tienduizend vluchte lingen binnen zijn. Integendeel. Zal men dan daarna wèl weerstand kunnen en wil len bfeden? En zoo niet, waar is dan de limiet? Zoo blijft men gevangen tusschen over wegingen van menschelijkheid en verstan delijkheid, tusschen den wensch om hulp aan verdrukten en verschopten te verlee- ncn, en de eischen der blijvende belan gen van eigen volk. Niets doen gaat niet, genoeg doen gaat ook niet. Daartusschen een weg te vinden die zooveel mogelijk voldoening schenkt, is het uiterst pijnlijke en moeilijke probleem voor regeering en volk. Het stemme alle betrokken partijen tot begrip van elkanders taak en gevoelens. CENSUUR OP ORANJE. De Avondpost (chr. lib.) schrijft: D. N.S.B. gaat zich herhaaldelijk aan schoone zinnen te buiten over Oranje en over de trouw aan ons koningschap. Wat zijn echter al. dergelijke exclamaties waard? Niets. Als de Koningin of de Prinses iets doet, dat niet naar den zin van deze lieden is, dan worden de vorstelijke personen eenvoudig genegeerd. Reeds vroeger heeft de pers der N.S.B. eens een rede van Hare Majesteit verzwe gen. Censuur op Oranje. Toen onlangs Prinses Juliana een bezoek bracht aan „De Joodsche Invalide", heeft het dagblad van die partij er in zijn ver slagen van de Amsterdamsche feesten met geen enkel woord melding van gemaakt. Dit bezoek, dat zoo welsprekend getuigde van het goede hart en de menschelijkheid en de onpartijdigheid onzer Prinses, was niet naar den zin der nazi's dus werd het geschrapt. Censuur op Oranje. En nu? Nu heeft de N.S.B.-pers de rede verzwe gen, die de Koningin in Amsterdam tot Koning Leo po ld hield. Die rede van Hare Majesteit was niet naar den zin dezer politici; de Koningin toonde er haar trouw in aan onzen regee- ringsvorm en aan onze democratische in- - Uit de Pers van heden stellingen. Dus: streep door die rede. Zij werd niet waardig gekeurd in de kuische kolommen van het Nationaal Dagblad te prijken. Censuur op Oranje! Deze lieden hebben den m.ond (en wat voor een mond!) vol over liefde voor het Vorstenhuis. Zij leeren de fascistische jeugd: „Vreest God; eert den Koning!' Jawel. Vreest God door de Joden te beschimpen, te achtervolgen en te verbannen, uit pure christelijke naastenliefde. En eert den Koning, door Oranje onder partij-censuur te zetten- EEN LACHENDE TWEEDE, EN EEN HUILENDE DERDE! Het Nat. Dagblad (N.S.B.) is verheugd over een bericht in de N. Tilburgsche Cou rant (Kath.- Wij lezen in het Mussertblad: Schrijvende over het milliard, dat de Duit- sche Joden moeten opbrengen het is tus schen haakjes wel merkwaardig, dat de meeste op een schoen en een slof over de Duitsche Oostgrens binnengekomen Joden zoo enorm vermogend zijn geworden! merkt de N. Tilburgsche Crt. op: „De gcheele wereld is er veront waardigd over. En terecht. In een Fransch blad wordt eraan herinnerd, dat indertijd van die Fransche kloosters ook een milli ard werd afgenomen (tegenwoordig zouden het cr wel tien zijn, na al de devaluaties). Dat was minister Combes, toen Milleran president der Republiek was, en Briand ook in de hooge politiek. Toen André, minister van oorlog, elfduizend Fransche officie ren ontsloeg, omdat zij zelf of hun vrouw of hun kinderen naar de kerk gingen. Noch over dat milliard, ontstolen REINIGT ALLES OOK TRAPPEN EN GANGEN OP ElKt BUS EtN BON VOO» GESCHENKEN aan goede en menschlievende be stemming, noch over die officieren, noch over de katholieken in het al gemeen maakte het wereldgeweten zich druk. Dit wereldgeweten werkt name lijk alleen in bepaalde gevallen. Het is maar de kunst het in actie te brengen. Wij, katholieken, zijn er zeker niet toe in staat. Wat in ieder geval bewijst, dat er nog veel te organisee- ren en te doen is in onze gelederen". Het Volk is minder gesticht over deze Katholieke uitlating. Het zegt: Dit onsmakelijke stukje treft ons om twee redenen. Allereerst door het feit, dat de schrijver kennelijk geen oog heeft voor het groote verschil in de wijze, waarop in Frankrijk het conflict tusschen kerk en staat werd opgelost en al hetgeen thans in Duitschland aan de Joden wordt mis dreven. Als dit de geest is in het katho lieke kamp, dan beginnen wij ook minister Goseling's houding te begrijpen. Maar bovendien is het bijzonder ergerlijk, dat de schrijver de spontane opwelling van verontwaardiging, die alom in de wereld omhoog is gestuwd, toeschrijft aan een ge organiseerde actia Ziehier een wel zeer bedenkelijk onvermogen om betoon van ze delijk besef te onderkennen. Waarlijk, dit had zoo in „Het Nationale Dagblad" kunnen staan. En „De Maasbode" neemt het over. Het is verontrustend erg, oordeelt het Arbeidersorgaan. ZJIN DE JODEN NU RIJK OF ARM? In het zelfde nummer, waarin het Natio nale Dagblad bij bovenaangehaald stukje uit de N. Tilburgsche Courant schrijft: „Het is tusschen haakjes wel merkwaardig, dat de meeste Joden op een schoen en een slof over de Duitsche Oostgrens binnengekomen, zoo enorm vermogend zijn geworden", lezen wij een en ander over den nood onzer „ei eren" armen. Het orgaan schrijft over de files voor de bakkerswinkels, waar oud- broocl is te krijgen en merkt op: Het is een centenkwestie voor deze armen uit het volk en vaak uren wachten zij. We treffen er vele stille armen aan, eenmaal gegoede middenstanders, buiten den steun vallend, die vaak van de zeven dagen der week er geen zes warm eten naar binnen krijgen. Een zee van ellende openbaart zich wanneer men deze uitgestootenen spreekt, doch hun stemmen worden gesmoord in het politiek gehuil over de ellende der Joodsche immigranten wier bezit p. gezin R.M. 13.600 bedraagt. Nog meer klachten tegen den commandant van de Sch. 102. Voor de tweede maat binnen een week' heeft schipper van der Zwan van de Sch. 102 voor den raad voor 'de Scheepvaart ver antwoording moeten afleggen van zijn ge dragingen als gezagvoerder op de „Maar ten", Sch. 102. Betrof het onderzoek van dien Raad de vorige week Vrijdag de ramp van het vaar tuig voor den ingang van de Scbevening- sche haven en beschuldigde de inspecteur- generaal hem in deze zitting van twee fou ten, die de stranding met al haar rampza lige gevolgen in de hand hadden gewerkt, gisteren behandelde de Raad een klacht, die de inspecteur-generaal tegen van der Zwan had ingediend, en die in verband stond met het aan den grond loopen van de Sch. 102 nabij Esbjerg op 22 Mei j.1. Terwijl de logger dien dag het was een Zondag door het Normandiep nabij het Honurif voer, liep schipper van der Zwan in den vroegen morgen alleen wacht. Om acht uur werd voor anker gegaan om den motor te verzorgen. Ongeveer een half uur later ontdekte de bemanning, dat door het vallen van het water het schip ge boeid raakte. Eerst omstreeks vier uur 's middags kwam de logger zonder hulp weer vrij. Drie overtredingen. De inspecteur-generaal had nu tegen den schipper ter zake van drie overtredingen een klacht ingediend. In de eerste plaats had hij dien Zondagmorgen de wacht aan minder dan twee man overgelaten, iri de tweede plaats had hij van 't ongeval geen aanteekening gehouden in het journaal en tenslotte had hij bij binnenkomst te Sche- vcningen do scheepvaartinspectie niet ge waarschuwd. De schipper' gaf de heni' ten laste...gelegde -feiten toe. De' waarnemend inspecteur-generaal was van meening, dat het voorval is veroorzaakt door. een zorgelooze navigatie. Deze schipper zoo zeide hij is een oude bekende van den Raad. Reeds meer malen is hij berispt of heeft de Raad een afkeurend oordeel over zijngedragingen als schipper uitgesproken. Het is spreker ter oore gekomen, dat schipper van der Zwan steeds veel geluk heeft met visschen. Dit moge waar zijn, doch spreker is van oordeel, dat hij door zijn zorgeloosheid een gevaar is voor de opvarenden. Daarom is een zware, straf gewonscht. Later zal de Raad uitspraak doen. Onze bofcruitvoer naar België Contingent vastgesteld. Wij vernemen van bevoegde zijde dat de Belgische regeering voor invoer van boter tot eind December een globaal contingent van in totaal 100.000 kg. heft vastgesteld. Het aandeel van Nederland bedraagt hierin 2VA%. De betreffende hoeveelheid moet uiterlijk 31 December 1038 in België worden inge voerd. DONDERDAG 1 DECEMBER 1988. Hilversum I, 1875 en 415.5 m. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KJ^ 2.00—12.00 NCRV. g.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber| 10.00 Gramofoonmuziek, 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstige causerie. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest. In de pauze's: Gramofoo^ muziek. 2.002.55 Handwerkuurtje. 3.00 Voor de vrouw. 3.30 Gramofoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 Handenarbeid voor de jeugd. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.00 Zang, piano en gramofoonmuziek. (ca. 6.30 Berichten). 6.45 Enkrateia-kwartiertje. 7.00 Berichten. 7.15 Journalistiek weekoverzicht. 7.45 Gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berich^ 8.15 Arnhemsche orkestvereeniging. 9,00 Causerie „Bestrijding van werkloosheid door uitbreiding en verbetering van onzè cultuurgrond". 9.30 De Eemlanders. 10.00 Berichten ANP, actueel programma. 10.30 Vervolg concert. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 De Vedelaars. 11.25 Gramofoonmuziek. 11.50—12.00 Schriftlezing. Hilversum II. 301,5 m. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. (ca. 8.15 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gewijde muziek (gr.pL). 10.30 Voor de vrouw. 10.35 Gramofoonmuziek. 10.50 Huishoudelijke wenken. 11.20 Orgelconcert. 12.00 AVRO-Amusementsorkest. (Ca. 12.15 Berichten), I.30 Omroeporkest. 2.00 Voor de vrouw. 2.30 Omroeporkest. 3.00 Cursussen voor de vrouw. 4.00 Ziekenhalfuur. 4.30 Viool en piano. 5.00 AVRO-Week-Kaleidoscoop. 5,20 Gelukwenschen. 5.30 AVRO-Aeolian-orkest en solist. (Ca. 6.25 Berichten). 6.30 Sportpraatje. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 AVRO-Dansorkest en soliste. 7.30 Engelsche les. 8.00 Berichten ANP, Radiojournaal, Mede? deelingen, 8.20 Omroeporkest en solisten. 9.05 St. Nicolaas-programma. 9.35 Vervolg concert. 10.20 Renova-kwintet. II.00 Berichten ANP. Hierna Veres Lajoa- ensemble. 11.3012.00 Eddy Oliveré,' dansorkest. hoop er zijn r Hie FEUILLETON MAURICE WALSH 52. Als er een vrouw in het spel is, zou ik jouw woord nooit tellen. Ik had ge hoopt, dat de politie iets anders had kunnen ontdekken. Daarom heb ik de dingen nog op hun beloop gelaten. Maar pas sedert een maand heb ik andere dingen gehoord, die me doen vreezen, dat het was, zooals je gezegd hebt. Ik heb nu een maand den t(jd gehad, om over de dingen na te denken en ik zie maar één uitweg. Ik weet nu wat ik wil." „Wat dan?" „Ik wil met je afrekenen. Hier in deze la heb ik een document, dat afdoende is." Trant stak een hand uit, trok langzaam de middelste la van zyn bureau open en wees op een ver zegelde envelop. „Hierin zit een onderteekende en verzegelde bekentenis, dat ik mijn zoon Ambrose gedood heb onder precies dezelfde omstandigheden, als jij beschreven hebt." Eudmon Butler totaal verrast, bleef hem zitten aanstaren, toen maakte de uitdrukking van verbazing plaats voor een langzaam toe nemende verachting. „Een dergelijk document is alleen afdoende voor zoover het je zelf betreft,' zei hij. „Het bewijst Elspeth's onschuld." „Wees toch niet zoo'n stomme ezel! Wat kan zjj „Een moment! Je begrijpt niet wat ik bedoel." Nu werd zijn stem heel effen. „In den laatsten zin van die bekentenis staat: „Ik zie geen anderen uitweg, dan dat ik mijzelf van het leven beroof." Maar voor ik dat doe, ga jy er aan, Eudmon Butler. Stil blyven zit ten, alsjeblieft." Trant's breede, sterke hand lag op het glan zende blad van de schrijftafel; de loop van de staalblauwe revolver was geen vier voet van het witte overhemd van Butler af. „Je kunt je ook bewegen, als je dat liever doet, maak je my de zaak alleen maar gemak kelijker. „Je bent gek!" zei Eudmon Butler. Maar hy bewoog zich niet. Hij hield zijn vingertoppen styf om de tafelrand geklemd, op de plek waar hy ze gehouden had, toen hy op het punt gestaan had een uitval naar voren te doen: zijn gelaat was nog bleeker dan gewoonlijk; zijn zwarte oogen waren fel en vol waakzaam heid op den ander gevestigd, als berekenden zy de kansen. Butler was niet laf. In het strakke gezicht voor hem, met de oogen, die van bruin gloeiend geel geworden waren, las hy slechts een onverzettelijk besluit, maar terwijl hij op den rand van het graf stond, bleef zijn brein koel en werkzaam. „Je moet de melodramatische situatie maar aanvaarden, zooals ze is," sprak de effen stem. „Ik vrees dat er niets anders opzit. Want je moet niet vergeten, dat ik heel veel van Elspeth houd ja, je kon wel gelijk hebben, ik houd waarschijnlijk te veel van haar. Maar ik wil niet dat haar mooie jonge leven opgeofferd wordt aan jou of aan mij ze is lief voor me geweest en voor Ambrose ook. tot maar dat doet er verder niet toe. Het mag wel wonderlijk klinken, maar ik verlang nog heelemaal niet naar den dood, want ik voel me nog niet oud en den laatsten tijd heb ik erg kunnen verlangen naar een stukje grond,dat ik ergens bezit in Mautopas zon en wind en een wit strand onder palmen. Een laatste droom voor het einde. Heb je nog iets te zeggen, Butler?" „Zeker heb ik dat," zei Eudmon Butler. „Als je maar eens luisteren wou Toen klonk er van tusschen de openslaande deuren een bedaarde stem, die zei: „Laat niemand iemand wat doen!" De beide mannen keerden zich halverwege om. Degene die zoo rustig gesproken had, stond even binnen de kamer. Een landlooper zonder hoed, met een ruige jas en een rooden zakdoek styf om zijn hals geknoopt. Maar zijn magere, bottige gezicht met de diepliggende oogen beheerschten het vertrek. Sir Jerome Trant had een goed geheugen, waar het gezichten betrof. Hij kende dien man. Dat was de zigeuner van Castleinch. Langzaam trok hij zyn hand terug en de revolver verdween In de open la; maar hy bleef hem omklemmen. Rogue McCoy begon te spreken tegen den baron. „Verspil aan hem geen kogel3, Sir Jerome Trant." zei hy. „Die man is al zoo goed als dood." En nu keek hij Butler aan. „Het spel is uit, Zwarte Hoofdman. Ik geef je een uur om dit huis te verlaten en vier en twintig om te maken, dat je het land uit komt als Sir Jerome Trant je tenminste gaan laat." Butler trok zijn voeten naar zich toe. „Geen enkele beweging!" waarschuwde Rogue McCoy met diepe stem. En weer gehoorzaamde Butler. Rogue bleef op zijn gemak op één voet staan, de linkerhand losjes in zyn broekzak, maar de andere voet steunde met de bal van de teen op den grond en zijn schouders waren een ietsje voorovergebogen. Dat was een houding, waaruit hij ieder oogen- blik in actie kon overgaan Butler wist maar al te goed in wat voor actie. „Mooi zoo! vanavond is er geen vrouw om „hou op!" te roepen, als je met je handen aan me komt, ga je eraan. Luister nu!" Voor het eerst dien avond doofde er een licht, dat ergens achter Kapitein Butler's oogen gevlamd had, langzaam uit. Rogue's maskerstrakke gezicht werd licht bewogen door een glimlach van tragische ver bazing. „Nu weet ik, dat er toch een God is," zei hij. „Er was iets, dat me vanavond hier heen dreef en hier vond ik een kamer, waar in alles voorbereid is. Laten we er nu een eind aanmaken." „Wat bedoel je, Stuart?" Butler trachtte iets intimideerends in zijn stem te leggen. „Net wat ik zeg. Maak dat je wegkomt. Ik ben hier geweest den avond, dat Ambrose omgebracht werd. Jij hebt het gedaan." Eudmon Butler sprong overeind, waarbij zijn stoel achteruit schoot en met een bons op den grond terecht kwam. „Zoo'n schurk!" riep Jerome Trant. Maar voordat iemand iets had kunnen doen, op het moment, dat een golf van gebeuren op het omtuimelen stond, kwam er onderbreking. Als een koude wind, kwam Elspeth Trant de kamer binnenstormen, vlak langs Rogue Mc Coy, tot ze recht tegenover Eudmon Butler stond. „Hebt u Ambrose omgebracht, kapitein Butler? Waarom?" ze was onnatuurlijk kalm. Butler trachtte zichzelf de baas te worden en keek van haar beurtelings naar Rogue en naar Jerome Trant. „Vooruit!" kraste Trant's stem. „Zeg aan Elspeth, waarom je haar man gedood hebt." Butler maakte een hopeloos gebaar. „Het was mijn bedoeling niet. Het was het was by ongeluk." „Hoe kwam het?" Toen bleef hij alleen nog maar tegen haar spreken: zyn blik drong in de hare, zijn han den ^schetsten welsprekende gebaren; hij riep al zijn hulptroepen in het vuur. „Ik zweer het, Elspeth, mijn handen zijn rein. Wat ik gedaan heb, deed ik voor jou. Laat me spre ken. Weet je dien avond nog? Je was buiten op het grasveld en na een poos kwam ik ook naar buiten. Ik hoorde je met iemand praten bij het tuinhuis en ik dacht, dat het Ambrose was." Hier zweeg hij even, keek Rogue McCoy aan en worstelde zich met inspanning van al zijn kracht van een ontstellende g» dachte los. „Nog later hoorde ik hem K naam roepen, toen zag ik je het huis binnea- gaan door de voordeur. Ik liep een eindje dfl oprijlaan op en toen hoorde ik Ambrose roe? pen het was meer een schreeuw dan een roep, alsof hij een toeval had. Weer schreeuw* de hij en ik holde naar hem toe om hem te helpen daarginds bij het schuitenhuis. Daar lag hij te spartelen op het pad en ik hielp hem overeind komen. Hij had een soort toeval, hij was stapelgek. Hij gaf me een slag in het ge zicht, maar daar trok ik me niets van aan. Toen maakte hij een gemeene toespeling op jou Elspeth en ik wilde hem zijn woor den laten terugnemen zonder veel kracit te ge bruiken schudde hem een paar maü heen en weer maar voelde hem in mijn han* den verslappen toen slingerde ik hem vart my af en ik liet hem liggen, waar hij lag. Meer is er niet gebeurd, dat zweer ik je. Ut wist heelemaal niet dat hy dood was. tot den volgenden ochtend, hoe kon ik nu weten, dat hij zoo weinig waard was?" Hier haalde But?" Ier diep adem en ging verder, voor iemand een woord kon zeggen, in een laatste poging om op den onder hem wegzinkenden bodem vasten voet te houden, onverschillig voor wie hem aanhoorde, alle bezwarende omstandig" heden tegen hemzelf vergeten. Hij boog zich met een gebaar van inbezitneming naar haar over. „Begrijp me goed, Elspeth! Het was voor jou. Ik zou, ik weet niet wat willen doen voor jou. Begrijp je dat niet? Denk nu eens niet aan die menschen hier, die nergens begrip van hebben. Wij tweeën, jij en ik, zijn voor elkaar geboren. Waarom zouden we hier blijven, op dit miserabele, hatelijke kleine eiland, waar we veel te goed voor zijn. Kom met me mee, dan kunnen we ons eigen leven leven in een wereld waar plaats voor ons is. Kom mee nu op dit moment!" (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 10