BR t f90.- IUITENLANDSCH, 1 VERZICHT KFFMÜF STOFZUIGERS Het brandende vraagstuk der werkloosheid Arrondissements rechtbank te Alkmaar VOOR 'N GOEDE Terlep's Drogisterij onsdag 30 November 1938 Tweede blad I M 11T HL 1 M met onverslijtbaren S S.K.A. ROTOR HENGELO Schager Ijzerhandel L. VAN RIJSWIJK - Heerenslraat 128 - Sc lagen jj[ oriënteert zich op rusland vormt zich een overmacht tegen duitschland. 0jels en de jodenvervolging ipier zet den strijd voort. Lflttfi Polen, noch Hongarijetevreden |L(le wijze, waarop de Tsjecho-Slo- ji aangelegenheid haar beslag heeft is bekend Zoowel Ie Warschau als Jiest was men zeer slecht te spreken, SBerlijn nam men daarvan weinig fcToen Polen de vorige week opnieuw Wop een grenswijziging van Tsjecho ajje, kreeg het van Duitschland te ver- Rt die aangelegenheid afgedaan was. Ejekende half-uur-conferentie te Wee- de kwestie opgelost en wanneer itoritaire mogendheid iets heeft gere- ji is dat definitief. Zoo althans denkt jrte Berlijn over. ,i heeft z.ch nu vrij plotseling jegens pland gerevancheerd en het heeft dat i op een wijze, welke de heeren te awel eens buitengewoon onaangenaam a kunnen vinden. Hetgeen overigens tel de bedoeling zal zijn geweest, oneer men woont tusschen twee mach- vjren, die beide te sterk zijn er iets te- tó kunnen beginnen, dan doet hij er aan zich te verzekeren van de vriend kan één der twee. Dat is gemakkelij- jaarmate de buren zelf in heviger mate elkaar overhoop liggen en, gezien de diding tusschen Moskou en Berlijn, het Polen niet zoo heel moeilijk zijn len toenadering te zoeken en ook te n bij den Sowjet-staat. ontevredenheid van Polen sproot ver- ielijk niet alleen voort uit de Duitsche ing ten aanzien van Roethenië, dat Hit- it welbegrepen Duitsch belang, niet aan arij'e wenscht af te staan. Daarnaast >!n we het ongeregeld gebleven vraag- betreffende de uitzetting van Polen uit sehland, terwijl ten slotte ongenoegen at te zijn gewekt, doordat Duitschland Brnda. zou hebben gemaakt onder de bsche minderheden in Polen, beel lijstje dus. j&eheel. onverwachts kwam hierop Poolsche antwoord: verbetering van de betrekkingen niet Rusland. Een periode die zich bijna kenmerkt door vijandschap, tusschen Polen en Rusland, schijnt hiermee afgeslo ten. I ;z« gang van zaken is logisch. i nog voor zeer kort placht Polen zich prkeur achter Duitschland te. scharen, het in 1934 vrij onverwachts en ftegen de zin van Frankrijk aan jand Polen zijn wedergeboorte te dan- een non-agressie pact sloot. Het daarbij stellig gedacht aan een ook Polen bevredigende regeling van de Slowaakschc kwestie, die echter vege is gebleven. In plaats daarvan rint Duitschland te roeren in een nieuwe aderhedenkwestie, die der Oekrainers, isrbij zoowel Polen als Rusland sterk ge- i «tesseerd zijn. Onverwachts mag dit laat- i zéker niet worden genoemd, want „Mein impf" gaat in deze richting en Hitier houdt nu eenmaal van zijn profetieën van wel- r, zoo eenigsz'ins mogelijk, in vervulling doen gaan. Een onafhankelijke Oekraïne onder Duitsche supervisie is stellig een der nu te verwezenlijken Duitsche idea- Ïlh, waaruit zou kunnen blijken, dat pt met de Duitsche ambities in Eu ropa allerminst is afgelobpen, ter wijl het Derde Rijkk zicli onherroe pelijk geplaatst ziet tegenover die ^atcn, welke bij een oplossing van kwestie in Duitschen zin het lelag zouden moeten betalen, n. 1. fiusland en Polen. ir Rusland heeft zulk een vriendschaps- ig met Polen zijn eigen zeer aantrek- zijden. Gezien de wijze, waarop de ie wereld Rusland de laatste jaren verwaarloosd, beteckcnt deze toenade- oor het Sowjet-rijk behalve een daad- jlijke positie-versterking bovendien een "*ige inst, die, na de tallooze tegensla- si.der laatste jaren te Moskou weldadig il aandoen. bat men te Berlijn ontevreden is over de in gang van zaken ligt voor de hand, doch i^mee heeft, men te Warschau stellig re ling gehouden. Men zal zich in het Derde 'ijk niet ontveinzen, dat de moeilijkheden 6ethans verrijzen van ontzettend veel groo- '•■'en omvang zijn, dan die, welke zich bij ^overweldiging van Tsjechoslowakije voor !n. Want naast Polen staan, behalve ind, verder nog Hongarije, zoomede isgcnoot Italië. Het lijkt onwaarschijn- dat Hitier het zou wagen tegen zulk 'Overmacht op te treden. even willen we stilstaan bij de Duit se Jodenvervolging, waarmee Göbbels, J&ar sommigen meenen, een zeer bepaalde koeling zou hebben gehad. Zijn opzet zou geweest in het buitenland een anti-se- jjiiotische stemming te kweeken, wel weten- dat anti-semietisme en fascisme zijn als broertje en een zusje. Een en ander mag, gezien de storm van verontwaardiging, die is losge broken over de geheele wereld, vreemd schijnen, hot merkwaardige verschijnsel doet zich evenwel voor, dat men zich juist in het bijzonder in Joodsche kringen over de uitin gen van deze verontwaardiging ern stig ongerust maakt. Men zou er daar de Voorkeur aan geven, dat de kwestie zooveel mogelijk blijft rus ton omdat men vreest, dat een bij velen smeulend anti-semietisme er door zou kunnen worden aangewak kerd. In Frankrijk is Daladier genoodzaakt zijn strijd tegen de Communisten en de Socialis ten voort te zetten, die van bondgenooten zijn geworden tot gezworen vijanden. Voor heden is door de arbeiderspartijen een sta king angekondigd van 24 uur. Met man en macht wordt door de regeering gepoogd de ze opzet te doen misluken om daardoor een nieuwen slag toe te brengen aan het pres tige der vakorganisatie, de C. G. T., die door verschillende échecs den laatsten tijd ook al vrij sterk te lijden heeft gehad. Zoo staat er dus voor de leiders der staking veel op het spel en dat de regeering voor zeer krach tige maatregelen niet terugdeinst is wel ge bleken uit de afkondiging van de toepassing van den oorlogsnoodtoestand, waarbij o.a. de diensten van ietleren burger worden opge- ëischt. Er wordt voorts heftig geprotesteerd en gemanifesteerd* tegen de finantiecle decre ten van Reynaud, welke de minister van zijn kant niet nalaat steeds opnieuw en steeds even krachtig te verdedigen, waarbij hij zich op het standpunt pleegt te stellen, dat in tijden, waarin het volk in nood is, de enkeling zijn recht van spreken verliest. Wie de overwinning zal behalen, zal voor een goed deel heden- worden beslist. Loopt de staking uit op een betrekkelijk fiasco en daarop begint het te lijken dan staat de regeering zper veel sterker. Waarbij men zich moet herinneren, dat de Fransche ka mer de politieke inzichten weergeeft van twee jaar geleden. Intusschen schijnt er in Frankrijk wel iets veranderd te zijn. DEN HELDER MEERVOUDIGE STRAFKAMER. Zitting van Dinsdag 29 November. W ieringen. DRONKEN ACHTER HET STUUR. President weet niet wat een „Amsterdammertje" is. In hooger beroep staat dan terecht A. W., wonende te Wieringen, die in eerste instantie was veroordeeld tot f 40.boete subs. 30 da gen en intrekking van het rijbewijs voor den tijd van 6 maanden, omdat hij op 18 Juli in staat van dronkenschap een auto zou heb ben bestuurd en toen een schutting zou heb ben vernield. Pres.: Waarom bent u in hooger beroep gekomen? Verd.: Omdat ik graag m'n rijbewijs terug had. Pres.: Was u onder den invloed? Verd.: Onder den invloed.niet. Ik had een biertje gedronken. Pres.: Een biertje is zoo rekbaar. Hoeveel waren het? Verd.: Vier glaasjes bier. Pres.: En dronk u nog iets anders ook? Verd.: Ja; een Amsterdammertje. Pres.: Daar heb ik nooit van gehoord; wel eens van een Voorburgje. De sub.-Griffier Mr. Couvéè licht den presi dent in, dat een Amsterdammertje hetzelfde is als een pommeranz. Als eerste get. wordt gehoord J. H. de J., rijksveldwachter te Wieringen, die komt ver klaren, dat verd. dronken was; hij kon niet eens recht loopen. Verd. had beslist te veel op. Er was een feest, maar ik had geen idéé, dat deze verd. met de auto zou wegrijden. De verdediger van verd., Mr. Zeiler, van het kantoor van Mr. Jüdell, vraagt get. of hij verd. wel eens meer dronken heeft gezien. Get.: Nee, nooit De volgende get. is mej. A. P. B., die in Hippolylushoef getuige was van de aanrij ding tusschen de auto en de schutting. Get. hacl niet den indruk, dat verd. niet goed kon loopen. De get. a décharge M. M., landarbeider, wonende in Wieringen, heeft met verd. in het Amstclbad gezeten. Get. zegt dat hij niet heeft gemerkt, dat verd. dronken was en dezen ook nooit dronkeji heeft gezien. De volgende getuige a decharge ten B. uit Hippo zegt, dat de auto heel gewoon reed. Verdediger: Rook verdachte naar sterken drank? Get. décharge: Nee hooi*! Requisitoir. De Officier van Justitie zegt: Natuurlijk was verd. dronken. Immers, de dokter heeft gezegd: „Ik wil dien dronken kerel niet helpen". Dat doet de deur dicht. Mr. v. d. Feen de Lille vraagt bevestiging van het vonnis, nl. f 40 boete subs. 30 dagen hechtenis en intrekking van het rijbewijs voor den tijd van zes maanden. De verdediger van verd., mr. Zeiler is van oordeel, dat zijn cliënt niet zoo dron ken was. dat hij geen auto kon besturen. Hij reed ook niet snel en vergeten mag niet worden, dqt Hippolytushoef smalle straatjes heeft. Hoe. precies het ongeluk is gebeurd is niet precies na te gaan. Niemand weet, of er al dan geen wielrijders zijn geweest. Vreemd is het, dat de remmen niet wci'den onderzocht, meent pleiter. De verzekering heeft zonder bezwaar alle schade vergoed en dat bewijst, dat verd. geen schuld heeft. Pleiter vraagt uitstel van de zaak, totdat en rapport der reclasseering over verdachte ïs;uit'gëbrachCDitns door den hèerWiggers toegezegd.' Er is niet bewezen dat verd. in dronken toestand een auto zou hebben be stuurd en pl. meent daarom, dat een voor waardelijke straf hier op haar plaats is. De officier kan het verzoek om uitstel niet steunen. De President bepaalt dan de uitspraak de zer zaak op heden over acht dagen, des morgens om tien uur. Den Helder. EEN MEISJE ONTVOERD. Vrijwillig of niet? Allereerst moet terecht staan een zekere J. M. v. A., van beroep vracht rijder, wonende te Den Heldpr, die ervan wordt beschuldigd op 8 Octo ber van dit jaar, een meisje van 19 jaar, genaamd C. Br. te hebben ont voerd naar Doetinchem, subs. dat verd. het meisje heeft onttrokken aan de ouderlijke macht. De president vraagt verd., of hij permis sie van den vader van het meisje had, het kind mee te nemen? Verd.: Ik heb het meisje niet meegeno men; ze is heelemaal vrijwillig meegegaan. Pres.: Maar u was toch wel van plan met het meisje te trouwen. Verd.: Later wel. Pres.: U had toch op den avond van 7 Oc- tober met haar afgesproken, dat ze mee zou gaan naar Doetinchem, omdat ze thuis geen leven meer had? Dat lijkt er toch zeer veel op, dat u haar heeft meegenomen. Verd. ontkent zulks. Pres.: Met de familie Hogendorp bent u met de auto uit Den Helder vertrokken en u heeft bij Zijpe het meisje opgekomen. Verd.: Op den Rijksweg is ze ingestapt; die afspraak had ze met mej. Hogendorp gemaakt. Ik heb dit nooit met haar afge sproken. Het meisje was bang, dat ze in een gesticht zou gaan. De vader wordt verhoord. Als eerste getuige wordt gehoord de va der van het meisje K. H. B., vrachtrijder van beroep en wonende te Den Helder, die bij den Commissaris van Politie aldaar een klacht had ingediend, dat zijn dochtc. die minderjarig was, op 8 October j.1. zonder zijn toestemming met verd. was vertrokken Pres.: En u hadt gezegd, dat u niet wil de. dat uw dochter met verd. omging, niet waar? Get.: Absoluut. De volgende get. is Chr. B., oud 19 jaar. van beroep naaister en wonende te Den Helder. Pres.: Je hebt verkeering gehad met verd., terwijl je wist, dat hij kort geleden gescheiden was, nietwaar? Get. Ja. Get. weet niet, wanneer de trouwplannen door zouden gaan. Verd. merkt op, dtft hij wachten wilde tot het meisje 21 jaar was. Dan was ze meerderjarig. Pres.: Begrijp je niet, dat het zeer onbe hoorlijk is, wat je gedaan hebt? Get. doet er het zwijgen toe. De pres. tot verd.: Van jou ïs het een schandaal; je wist dat haar ouders erop tegen waren. Verd.: Ik begrijp niet, wat ze tegen me hadden. Ik heb den vader een keurigen brief geschreven en nooit antwoord gehad. Requisitoir. De Officier van justitie, mr. v. d. Feen de Lille, requisitoir nemend, acht het tenlaste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Spr. is van meening, dat deze handeling valt onder schaking. Het meisje had het thuis niet prettig, maar daarom behoefden de ouders het niet goed te vinden, dat zoo'n jong ding pen verhouding had met een man die toen nog getrouwd was. De verdachte kwam op de gedachte het meisje mee te nemen naar Doetinchem, al beweert hij ook nu, dat zij geheel uit eigen beweging is meegegaan. Er is wel degelijk een afspraak gemaakt om elkaar op 8 October óp den Rijksweg te ontmoeten; daar zou het meisje hem vinden. De Officier noemt dit een zeer ernstig feit, temeer omdat de verhouding maar lustig voortduurt. Mr. v. d. Feen de Lille eïscht een gevangenisstraf voor den tijd van één jaar en uit voorzorg voor her haling van het feit, onmiddellijke gevangenneming van dezen verdach te. Pleidooi. De verdediger van verd. mr. Kamminga, uit Alkmaar, vindt het natuurlijk, dat het meisje met verd. meeging, toen zij hoorde, dat verd. naar Doetinchem ging. Aanvan kelijk heeft sprekers cliënt daartegen be zwaren gehad en het staat vast, dat het meisje alles zelf heeft in orde gebracht. In alle eer en deugd heeft het meisje een paar dagen in Doetinchem gelogeerd en is toen weggehaald door de politie. Natuurlijk kan pleiter de handeling van zijn cliënt niet toejuichen, doch meent, dat er hier van wegvoeren geen sprake is geweest. Hij heeft immers niets gedaan om het meisje te schaken: geen enkele handeling is door verd. verricht. De verd. had niet het voor opgezette doel het meisje mee naar Doe tinchem te nemen om over 'n jaar met haar te gaan trouwen. Het doel van verd. was in Duitschland werk te gaan zoeken en 't meisje ging met hem mee, omdat ze het thuis slecht had. Het subsidiair ten laste gelegde, n.1. ont trekking aan de ouderlijke macht, acht pleiter niet bewezen, ook alweer omdat door zijn cliënt geen enkele handeling is gepleegd. Het komt pleiter voor, dat hier niet anders dan vrijspraak kan volgen. Na re- en dupliek zegt de president, dat de Rechtbank geen termen vindt tot onmid dellijke gevangenneming van verd. en be paalt de uitspraak op heden over acht da gen, des morgens om tien uur. OPLOSSING IS STELLIG MOGELIJK, INDIEN MET NIET TERUGSCHRIKT VOOR OFFERS. Dezer dagen kwam mij een staatje onder oogen van de werkloosheid in de verschil lende landen ter wereld. Voor ons land was de vergelijking funest! Nederland troonde, wanneer men het werkloozencijfer omsloeg over de aantallen inwoners, aan het hoofd en zoo dit als een record mag gelden is het er zeker een, waarop wij on mogelijk trotsch kunen zijn. Het waren de gegevens per November 1937 en ze vertoonden het volgende beeld: werkloosheid per 1.000.000 inw. Nederland 47.000 Oostenrijk (v. de annexatie) 43.000 Denemarken 35.000 Groot-Brit tannië 31.000 Zwitserland 18.000 Noorwegen 11.000 Frankrijk 9.000 Duitschland 9.000 Japan 4.000 Roemenië 330 met een prettigen pasvorm en luiste sterk te der glazen gaat men naar den vakopti cien TERLEP. Want met zoo'n TERLEP's BRIL wordt het naaien en lezen weer een genot. Kosteloos oogonderzoek 's avonds tot 8 uur. Reparatie aan Brillen. Fototoestellen, enz., in eigen reparatie-inrichting, ving en goed koop. Gediplomeerd Opticien, HOOGZIJDE 103 - TEL. 99. SCHAGEN. Ziekenfondsleverancier, Toch is het de vraag of een hoog werk loozencijfer in elk opzicht mag gelden als een bewijs voor de armoede, waaraan een volk ten prooi is. Hoewel er namelijk heel wat menschen worden gevonden, die tot de overtuiging zijn gekomen, dat de theo rie, welke men in het eind der vorige eeuw huldigde, namelijk, dat het ar beidsloon moest dalen tot het peil, waarop alle werkloozen arbeid kunnen vinden niet meer opgaat, is het toch merkwaar dig, dat de werkloosheid dooreen genomen vrij groot is in die landen, waar de bevol king een betrekkelijk hoog levenspeil kent. Er zijn natuurlijk andere factoren, die mede van gewicht zijn, doch het levenspeil is zonder twijfel van niet te miskennen invloed. De gröote werkloosheid in ons land maakt intusschen, dat hier wellicht meer dan elders en steeds met groo- ter nadruk wordt aangedrongen op middelen, die kunnen voeren tot een opheffing. Tot dusverre zonder bevredigend resultaat. Met voldoe ning echter kan men waarnemen, dat door steeds grooter groepen der bevolking wordt gezegd: „Het móet! Van beteekenis is zeker het feit, dat de industrie steeds verder wordt gemechani seerd, waarbij door de machine geregeld 't werk wordt overgenomen van tientallen menschen. Dit voert op den duur wel tot sterk verlaagde prijzen, maar de periode van overgang kenmerkt zich steeds door een crisis van ongewone scherpte. Intusschen kent ook de mechanisatie haar grenzen. Op de ongeveer 2 millioen wenken de Nederlanders wordt een werkloozenaan- tal gevonden van 350.000 k 400.000. Dit mag dan groot zijn, we hebben toch altijd de troostrijke gedachte, dat de mcnsch een zeer belangrijke plaats in het productiepro ces inneemt. Zoodat de hoop levendig wordt dat het ook zal gelukken het hiaat van 350.000 a 400.000 man te overbruggen. Hoe kan dat echter geschieden? Het eenige middel, dat tot dusverre op groote schaal is aangewend, is dat der werkverschaffing. We mogen ons daarbij afvragen of het woord „werkverschaffing" niet een zondanig verkeerden klank heeft gekregen, dat mep heter deed het woord te laten verdwijnen. Immers, eenerzijds wordt door de te werk gestelden arbeid verricht, die misschien niet als direct „productief" mag worden beschouwd, doch die zeker het levenspeil verhoogt We denken daarbij hij voorbeeld aan den aanleg van we°«n, ka nalen, bruggen. Anderzijds echter is het zeer zeker de plicht der overheid onze werkloozen aan arbeid en niet aan arbeid van een soort ondergeschikt gehalte te helpen. Im mers, de overheid heeft zich gemengd in het arbeidsproces. Door het uitkeeren van steun, werkt zij er toe mee de loonen der arbeidende bevolking te handhaven op het bestaande peil. Men begrijpe wel: we willen dit aller minst afkeuren! We constateeren slechts het. feit, waarbij we voorts zouden kunnen wijzen op de talrijke sociale wetten, die in den loop van den tijd zijn tot stand ge komen. De consequentie van dit alles brengt, met zich mee, dat deze zelfde overheid zich als taak ziet. opgelegd het bestrijden van de werkloosheid. Trouwens de overheid heeft deze taak aanvaard. Het laten verrichten van objecten tn werkverschaffing, het steu nen van werkgevere om daardoor de werk gelegenheid niet te doen verminderen zijn daarvan het duidelijkste bewijs. Nu. niettegenstaande de genomen maat regelen, geen beterschap van gewicht in treedt, worden allerlei methoden aangewe zen ten einde deze alsnog te bewerkstelli gen. Ten deele zijn deze er op gericht het aantal aangeboden werkkrachten te ver minderen. Als zoodanige maatregelen kun nen worden beschouwd het verhoogen van den arbeidsgerechtigden leeftijd voor de jeugd, het verlagen van dezen leeftijd voor de ouderen, emigratie, het samentrekken van jongere menschen in arbeidskampen. Daarnaast wordt overwogen, hoe men in de industrie een grooter aantal werknemers opgenomen kan krijgen, hetgeen b.v. zou kunnen geschieden door de invoering van een 40-urige werkweek, door het opleggen aan de industrie van de verplichting om meer personeel aan te stellen en door het vestigen van nieuwe industrieën. Ook loonsverlaging wordt door sommigen aanbevolen, al dient hierbij te worden be merkt, dat men een vermindering van loon- druk voorloopig zou kunnen verkrijgen door de steungelden van werkloozen ter beschik king te stellen van den werkgever, voor zoo ver deze werkloozen in zijn bedrijf opneemt.. Bij dit alles zou men kunnen overwegen, dat werkloosheid tot op zekere hoogte kan worden teruggevoerd op een onjuiste en on redelijke verdeeling van de werkgelegen heid en daarmee tevens van de verworven rijkdommen. Op te heffen is de werkloosheid onder alle omstandigheden. Zoodra de gemeenschap bereid is te aan vaarden, dat de werklooze aan spraak mag blijven maken op een uitkeering die niet lager is dan van vol te werk gestelde, is ze prac- tisch ten einde. Want dan zullen alle werknemers er op aandringen, dat door de werkloozen een even redig aandeel van hun arbeid wordt overgenomen. Dit zou beteekenen een niet onaanzienlijke belastingverhooging, welke 'ten laste zou ko men van allen, die thans een redelijk be staan hebben. Ten slotte zou men zich kunnen afvragen of de werkloosheid als zoodanig niet wijst op een zekere verzadiging van een volk aan bevredigde behoeften. Ten aanzien van de werkloozen is dit zeker niet het geval, bij de rest van de bevolking zou iets derge lijks het geval kunnen zijn. Immers, indien men slechts nieuwe behoeften zou kunnen aanwijzen, zou de mensch deze vervuld willen zien en in de vervaardiging van de daartoe benoodigde goederen zouden de werkloozen arbeid vinden. Wanneer we denken aan dingen als woningbouw, ver keersmiddelen, radio, bioscoop, verlichting, verwarming en zooveel andere meer, dan is er niet de minste twijfel aan of de eischen van den doorsnee-burger zijn in den 'oop van de twintigste eeuw zeer uitgebreid. Toch is in dit opzicht stellig nog meer mo gelijk en het is voornamelijk het autoritaire Duitschland. dat het aanvankelijk in deze richting heeft gezocht. Wanneer we er aan denken hoe daar herstellingen en vernieu wingen aan huizen en huisraad van over heidswege werden vergemakkelijkt, hoe daar wordt gewerkt op een „volksauto", dan zijn dat pogingen, die alleszins de aandacht verdienen. Vooral omdat herstel- 'ingen, schilderen, enz. moeilijk machinaal bijna uitsluitend echter in handwerk ge scheiden. Deze gedachte was overigens over genomen van het democratische Duitsche Tweede Rijk. En wanneer er niet zooveel van terecht is gekomen als men wellicht gehoopt had, dan komt dit stellig, omdat de regeering van het tegenwoordige Duitschland in een nieuwe behoefte van het gansche rijk meent te moeten voorzien: die der bewapening. We willen het hierbij laten. Eén ding echter schiint zeker: wanneer allen zich de noodige offers willen getroosten kan de werkloosheid worden opgeheven. De opgave is: deze offers zoo klein moge» lijk te doen zijn»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 5