BR
t
f90.-
IUITENLANDSCH,
1
VERZICHT
KFFMÜF STOFZUIGERS
Het brandende vraagstuk
der werkloosheid
Arrondissements rechtbank
te Alkmaar
VOOR 'N GOEDE
Terlep's Drogisterij
onsdag 30 November 1938
Tweede blad
I M 11T HL 1 M met onverslijtbaren S
S.K.A. ROTOR
HENGELO
Schager Ijzerhandel L. VAN RIJSWIJK - Heerenslraat 128 - Sc lagen
jj[ oriënteert zich op rusland
vormt zich een overmacht
tegen duitschland.
0jels en de jodenvervolging
ipier zet den strijd voort.
Lflttfi Polen, noch Hongarijetevreden
|L(le wijze, waarop de Tsjecho-Slo-
ji aangelegenheid haar beslag heeft
is bekend Zoowel Ie Warschau als
Jiest was men zeer slecht te spreken,
SBerlijn nam men daarvan weinig
fcToen Polen de vorige week opnieuw
Wop een grenswijziging van Tsjecho
ajje, kreeg het van Duitschland te ver-
Rt die aangelegenheid afgedaan was.
Ejekende half-uur-conferentie te Wee-
de kwestie opgelost en wanneer
itoritaire mogendheid iets heeft gere-
ji is dat definitief. Zoo althans denkt
jrte Berlijn over.
,i heeft z.ch nu vrij plotseling jegens
pland gerevancheerd en het heeft dat
i op een wijze, welke de heeren te
awel eens buitengewoon onaangenaam
a kunnen vinden. Hetgeen overigens
tel de bedoeling zal zijn geweest,
oneer men woont tusschen twee mach-
vjren, die beide te sterk zijn er iets te-
tó kunnen beginnen, dan doet hij er
aan zich te verzekeren van de vriend
kan één der twee. Dat is gemakkelij-
jaarmate de buren zelf in heviger mate
elkaar overhoop liggen en, gezien de
diding tusschen Moskou en Berlijn,
het Polen niet zoo heel moeilijk zijn
len toenadering te zoeken en ook te
n bij den Sowjet-staat.
ontevredenheid van Polen sproot ver-
ielijk niet alleen voort uit de Duitsche
ing ten aanzien van Roethenië, dat Hit-
it welbegrepen Duitsch belang, niet aan
arij'e wenscht af te staan. Daarnaast
>!n we het ongeregeld gebleven vraag-
betreffende de uitzetting van Polen uit
sehland, terwijl ten slotte ongenoegen
at te zijn gewekt, doordat Duitschland
Brnda. zou hebben gemaakt onder de
bsche minderheden in Polen,
beel lijstje dus.
j&eheel. onverwachts kwam hierop
Poolsche antwoord: verbetering
van de betrekkingen niet Rusland.
Een periode die zich bijna kenmerkt
door vijandschap, tusschen Polen en
Rusland, schijnt hiermee afgeslo
ten.
I ;z« gang van zaken is logisch.
i nog voor zeer kort placht Polen zich
prkeur achter Duitschland te. scharen,
het in 1934 vrij onverwachts en
ftegen de zin van Frankrijk aan
jand Polen zijn wedergeboorte te dan-
een non-agressie pact sloot. Het
daarbij stellig gedacht aan een ook
Polen bevredigende regeling van de
Slowaakschc kwestie, die echter
vege is gebleven. In plaats daarvan
rint Duitschland te roeren in een nieuwe
aderhedenkwestie, die der Oekrainers,
isrbij zoowel Polen als Rusland sterk ge-
i «tesseerd zijn. Onverwachts mag dit laat-
i zéker niet worden genoemd, want „Mein
impf" gaat in deze richting en Hitier houdt
nu eenmaal van zijn profetieën van wel-
r, zoo eenigsz'ins mogelijk, in vervulling
doen gaan.
Een onafhankelijke Oekraïne onder
Duitsche supervisie is stellig een der
nu te verwezenlijken Duitsche idea-
Ïlh, waaruit zou kunnen blijken, dat
pt met de Duitsche ambities in Eu
ropa allerminst is afgelobpen, ter
wijl het Derde Rijkk zicli onherroe
pelijk geplaatst ziet tegenover die
^atcn, welke bij een oplossing van
kwestie in Duitschen zin het
lelag zouden moeten betalen, n. 1.
fiusland en Polen.
ir Rusland heeft zulk een vriendschaps-
ig met Polen zijn eigen zeer aantrek-
zijden. Gezien de wijze, waarop de
ie wereld Rusland de laatste jaren
verwaarloosd, beteckcnt deze toenade-
oor het Sowjet-rijk behalve een daad-
jlijke positie-versterking bovendien een
"*ige inst, die, na de tallooze tegensla-
si.der laatste jaren te Moskou weldadig
il aandoen.
bat men te Berlijn ontevreden is over de
in gang van zaken ligt voor de hand, doch
i^mee heeft, men te Warschau stellig re
ling gehouden. Men zal zich in het Derde
'ijk niet ontveinzen, dat de moeilijkheden
6ethans verrijzen van ontzettend veel groo-
'•■'en omvang zijn, dan die, welke zich bij
^overweldiging van Tsjechoslowakije voor
!n. Want naast Polen staan, behalve
ind, verder nog Hongarije, zoomede
isgcnoot Italië. Het lijkt onwaarschijn-
dat Hitier het zou wagen tegen zulk
'Overmacht op te treden.
even willen we stilstaan bij de Duit
se Jodenvervolging, waarmee Göbbels,
J&ar sommigen meenen, een zeer bepaalde
koeling zou hebben gehad. Zijn opzet zou
geweest in het buitenland een anti-se-
jjiiotische stemming te kweeken, wel weten-
dat anti-semietisme en fascisme zijn als
broertje en een zusje.
Een en ander mag, gezien de storm
van verontwaardiging, die is losge
broken over de geheele wereld,
vreemd schijnen, hot merkwaardige
verschijnsel doet zich evenwel voor,
dat men zich juist in het bijzonder
in Joodsche kringen over de uitin
gen van deze verontwaardiging ern
stig ongerust maakt. Men zou er
daar de Voorkeur aan geven, dat de
kwestie zooveel mogelijk blijft rus
ton omdat men vreest, dat een bij
velen smeulend anti-semietisme er
door zou kunnen worden aangewak
kerd.
In Frankrijk is Daladier genoodzaakt zijn
strijd tegen de Communisten en de Socialis
ten voort te zetten, die van bondgenooten
zijn geworden tot gezworen vijanden. Voor
heden is door de arbeiderspartijen een sta
king angekondigd van 24 uur. Met man en
macht wordt door de regeering gepoogd de
ze opzet te doen misluken om daardoor een
nieuwen slag toe te brengen aan het pres
tige der vakorganisatie, de C. G. T., die door
verschillende échecs den laatsten tijd ook al
vrij sterk te lijden heeft gehad. Zoo staat
er dus voor de leiders der staking veel op
het spel en dat de regeering voor zeer krach
tige maatregelen niet terugdeinst is wel ge
bleken uit de afkondiging van de toepassing
van den oorlogsnoodtoestand, waarbij o.a. de
diensten van ietleren burger worden opge-
ëischt.
Er wordt voorts heftig geprotesteerd en
gemanifesteerd* tegen de finantiecle decre
ten van Reynaud, welke de minister van
zijn kant niet nalaat steeds opnieuw en
steeds even krachtig te verdedigen, waarbij
hij zich op het standpunt pleegt te stellen,
dat in tijden, waarin het volk in nood is,
de enkeling zijn recht van spreken verliest.
Wie de overwinning zal behalen, zal voor
een goed deel heden- worden beslist. Loopt
de staking uit op een betrekkelijk fiasco
en daarop begint het te lijken dan staat
de regeering zper veel sterker. Waarbij men
zich moet herinneren, dat de Fransche ka
mer de politieke inzichten weergeeft van
twee jaar geleden. Intusschen schijnt er in
Frankrijk wel iets veranderd te zijn.
DEN HELDER
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 29 November.
W ieringen.
DRONKEN ACHTER HET STUUR.
President weet niet wat een
„Amsterdammertje" is.
In hooger beroep staat dan terecht A. W.,
wonende te Wieringen, die in eerste instantie
was veroordeeld tot f 40.boete subs. 30 da
gen en intrekking van het rijbewijs voor den
tijd van 6 maanden, omdat hij op 18 Juli
in staat van dronkenschap een auto zou heb
ben bestuurd en toen een schutting zou heb
ben vernield.
Pres.: Waarom bent u in hooger beroep
gekomen?
Verd.: Omdat ik graag m'n rijbewijs terug
had.
Pres.: Was u onder den invloed?
Verd.: Onder den invloed.niet. Ik had een
biertje gedronken.
Pres.: Een biertje is zoo rekbaar. Hoeveel
waren het?
Verd.: Vier glaasjes bier.
Pres.: En dronk u nog iets anders ook?
Verd.: Ja; een Amsterdammertje.
Pres.: Daar heb ik nooit van gehoord; wel
eens van een Voorburgje.
De sub.-Griffier Mr. Couvéè licht den presi
dent in, dat een Amsterdammertje hetzelfde
is als een pommeranz.
Als eerste get. wordt gehoord J. H. de J.,
rijksveldwachter te Wieringen, die komt ver
klaren, dat verd. dronken was; hij kon niet
eens recht loopen. Verd. had beslist te veel
op. Er was een feest, maar ik had geen idéé,
dat deze verd. met de auto zou wegrijden.
De verdediger van verd., Mr. Zeiler, van
het kantoor van Mr. Jüdell, vraagt get. of hij
verd. wel eens meer dronken heeft gezien.
Get.: Nee, nooit
De volgende get. is mej. A. P. B., die in
Hippolylushoef getuige was van de aanrij
ding tusschen de auto en de schutting. Get.
hacl niet den indruk, dat verd. niet goed
kon loopen.
De get. a décharge M. M., landarbeider,
wonende in Wieringen, heeft met verd. in
het Amstclbad gezeten. Get. zegt dat hij niet
heeft gemerkt, dat verd. dronken was en
dezen ook nooit dronkeji heeft gezien.
De volgende getuige a decharge ten B. uit
Hippo zegt, dat de auto heel gewoon reed.
Verdediger: Rook verdachte naar sterken
drank?
Get. décharge: Nee hooi*!
Requisitoir.
De Officier van Justitie zegt: Natuurlijk
was verd. dronken. Immers, de dokter heeft
gezegd: „Ik wil dien dronken kerel niet
helpen". Dat doet de deur dicht.
Mr. v. d. Feen de Lille vraagt bevestiging
van het vonnis, nl. f 40 boete subs. 30 dagen
hechtenis en intrekking van het rijbewijs
voor den tijd van zes maanden.
De verdediger van verd., mr. Zeiler is
van oordeel, dat zijn cliënt niet zoo dron
ken was. dat hij geen auto kon besturen.
Hij reed ook niet snel en vergeten mag niet
worden, dqt Hippolytushoef smalle straatjes
heeft. Hoe. precies het ongeluk is gebeurd is
niet precies na te gaan. Niemand weet, of
er al dan geen wielrijders zijn geweest.
Vreemd is het, dat de remmen niet wci'den
onderzocht, meent pleiter. De verzekering
heeft zonder bezwaar alle schade vergoed
en dat bewijst, dat verd. geen schuld heeft.
Pleiter vraagt uitstel van de zaak, totdat
en rapport der reclasseering over verdachte
ïs;uit'gëbrachCDitns door den hèerWiggers
toegezegd.' Er is niet bewezen dat verd. in
dronken toestand een auto zou hebben be
stuurd en pl. meent daarom, dat een voor
waardelijke straf hier op haar plaats is.
De officier kan het verzoek om uitstel
niet steunen.
De President bepaalt dan de uitspraak de
zer zaak op heden over acht dagen, des
morgens om tien uur.
Den Helder.
EEN MEISJE ONTVOERD.
Vrijwillig of niet?
Allereerst moet terecht staan een
zekere J. M. v. A., van beroep vracht
rijder, wonende te Den Heldpr, die
ervan wordt beschuldigd op 8 Octo
ber van dit jaar, een meisje van 19
jaar, genaamd C. Br. te hebben ont
voerd naar Doetinchem, subs. dat
verd. het meisje heeft onttrokken
aan de ouderlijke macht.
De president vraagt verd., of hij permis
sie van den vader van het meisje had, het
kind mee te nemen?
Verd.: Ik heb het meisje niet meegeno
men; ze is heelemaal vrijwillig meegegaan.
Pres.: Maar u was toch wel van plan met
het meisje te trouwen.
Verd.: Later wel.
Pres.: U had toch op den avond van 7 Oc-
tober met haar afgesproken, dat ze mee
zou gaan naar Doetinchem, omdat ze thuis
geen leven meer had? Dat lijkt er toch
zeer veel op, dat u haar heeft meegenomen.
Verd. ontkent zulks.
Pres.: Met de familie Hogendorp bent u
met de auto uit Den Helder vertrokken en
u heeft bij Zijpe het meisje opgekomen.
Verd.: Op den Rijksweg is ze ingestapt;
die afspraak had ze met mej. Hogendorp
gemaakt. Ik heb dit nooit met haar afge
sproken. Het meisje was bang, dat ze in
een gesticht zou gaan.
De vader wordt verhoord.
Als eerste getuige wordt gehoord de va
der van het meisje K. H. B., vrachtrijder
van beroep en wonende te Den Helder, die
bij den Commissaris van Politie aldaar een
klacht had ingediend, dat zijn dochtc. die
minderjarig was, op 8 October j.1. zonder
zijn toestemming met verd. was vertrokken
Pres.: En u hadt gezegd, dat u niet wil
de. dat uw dochter met verd. omging, niet
waar?
Get.: Absoluut.
De volgende get. is Chr. B., oud 19 jaar.
van beroep naaister en wonende te Den
Helder.
Pres.: Je hebt verkeering gehad met
verd., terwijl je wist, dat hij kort geleden
gescheiden was, nietwaar?
Get. Ja.
Get. weet niet, wanneer de trouwplannen
door zouden gaan.
Verd. merkt op, dtft hij wachten wilde
tot het meisje 21 jaar was. Dan was ze
meerderjarig.
Pres.: Begrijp je niet, dat het zeer onbe
hoorlijk is, wat je gedaan hebt?
Get. doet er het zwijgen toe.
De pres. tot verd.: Van jou ïs het een
schandaal; je wist dat haar ouders erop
tegen waren.
Verd.: Ik begrijp niet, wat ze tegen me
hadden. Ik heb den vader een keurigen
brief geschreven en nooit antwoord gehad.
Requisitoir.
De Officier van justitie, mr. v. d. Feen de
Lille, requisitoir nemend, acht het tenlaste
gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Spr. is van meening, dat deze handeling
valt onder schaking. Het meisje had het
thuis niet prettig, maar daarom behoefden
de ouders het niet goed te vinden, dat zoo'n
jong ding pen verhouding had met een man
die toen nog getrouwd was. De verdachte
kwam op de gedachte het meisje mee te
nemen naar Doetinchem, al beweert hij ook
nu, dat zij geheel uit eigen beweging is
meegegaan. Er is wel degelijk een afspraak
gemaakt om elkaar op 8 October óp den
Rijksweg te ontmoeten; daar zou het meisje
hem vinden. De Officier noemt dit een zeer
ernstig feit, temeer omdat de verhouding
maar lustig voortduurt.
Mr. v. d. Feen de Lille eïscht een
gevangenisstraf voor den tijd van
één jaar en uit voorzorg voor her
haling van het feit, onmiddellijke
gevangenneming van dezen verdach
te.
Pleidooi.
De verdediger van verd. mr. Kamminga,
uit Alkmaar, vindt het natuurlijk, dat het
meisje met verd. meeging, toen zij hoorde,
dat verd. naar Doetinchem ging. Aanvan
kelijk heeft sprekers cliënt daartegen be
zwaren gehad en het staat vast, dat het
meisje alles zelf heeft in orde gebracht. In
alle eer en deugd heeft het meisje een
paar dagen in Doetinchem gelogeerd en is
toen weggehaald door de politie. Natuurlijk
kan pleiter de handeling van zijn cliënt
niet toejuichen, doch meent, dat er hier van
wegvoeren geen sprake is geweest. Hij
heeft immers niets gedaan om het meisje
te schaken: geen enkele handeling is door
verd. verricht. De verd. had niet het voor
opgezette doel het meisje mee naar Doe
tinchem te nemen om over 'n jaar met haar
te gaan trouwen. Het doel van verd. was
in Duitschland werk te gaan zoeken en 't
meisje ging met hem mee, omdat ze het
thuis slecht had.
Het subsidiair ten laste gelegde, n.1. ont
trekking aan de ouderlijke macht, acht
pleiter niet bewezen, ook alweer omdat
door zijn cliënt geen enkele handeling is
gepleegd. Het komt pleiter voor, dat hier
niet anders dan vrijspraak kan volgen.
Na re- en dupliek zegt de president, dat
de Rechtbank geen termen vindt tot onmid
dellijke gevangenneming van verd. en be
paalt de uitspraak op heden over acht da
gen, des morgens om tien uur.
OPLOSSING IS STELLIG MOGELIJK,
INDIEN MET NIET TERUGSCHRIKT
VOOR OFFERS.
Dezer dagen kwam mij een staatje onder
oogen van de werkloosheid in de verschil
lende landen ter wereld. Voor ons land
was de vergelijking funest! Nederland
troonde, wanneer men het werkloozencijfer
omsloeg over de aantallen inwoners, aan
het hoofd en zoo dit als een record mag
gelden is het er zeker een, waarop wij on
mogelijk trotsch kunen zijn.
Het waren de gegevens per November
1937 en ze vertoonden het volgende beeld:
werkloosheid per
1.000.000 inw.
Nederland
47.000
Oostenrijk (v. de annexatie)
43.000
Denemarken
35.000
Groot-Brit tannië
31.000
Zwitserland
18.000
Noorwegen
11.000
Frankrijk
9.000
Duitschland
9.000
Japan
4.000
Roemenië
330
met een prettigen pasvorm en luiste sterk
te der glazen gaat men naar den vakopti
cien TERLEP.
Want met zoo'n TERLEP's BRIL wordt het
naaien en lezen weer een genot.
Kosteloos oogonderzoek 's avonds tot 8 uur.
Reparatie aan Brillen. Fototoestellen, enz.,
in eigen reparatie-inrichting, ving en goed
koop.
Gediplomeerd Opticien,
HOOGZIJDE 103 - TEL. 99. SCHAGEN.
Ziekenfondsleverancier,
Toch is het de vraag of een hoog werk
loozencijfer in elk opzicht mag gelden als
een bewijs voor de armoede, waaraan een
volk ten prooi is. Hoewel er namelijk heel
wat menschen worden gevonden, die tot
de overtuiging zijn gekomen, dat de theo
rie, welke men in het eind der vorige
eeuw huldigde, namelijk, dat het ar
beidsloon moest dalen tot het peil, waarop
alle werkloozen arbeid kunnen vinden
niet meer opgaat, is het toch merkwaar
dig, dat de werkloosheid dooreen genomen
vrij groot is in die landen, waar de bevol
king een betrekkelijk hoog levenspeil kent.
Er zijn natuurlijk andere factoren, die
mede van gewicht zijn, doch het levenspeil
is zonder twijfel van niet te miskennen
invloed.
De gröote werkloosheid in ons land
maakt intusschen, dat hier wellicht
meer dan elders en steeds met groo-
ter nadruk wordt aangedrongen op
middelen, die kunnen voeren tot
een opheffing. Tot dusverre zonder
bevredigend resultaat. Met voldoe
ning echter kan men waarnemen,
dat door steeds grooter groepen der
bevolking wordt gezegd: „Het móet!
Van beteekenis is zeker het feit, dat de
industrie steeds verder wordt gemechani
seerd, waarbij door de machine geregeld 't
werk wordt overgenomen van tientallen
menschen. Dit voert op den duur wel tot
sterk verlaagde prijzen, maar de periode
van overgang kenmerkt zich steeds door
een crisis van ongewone scherpte.
Intusschen kent ook de mechanisatie haar
grenzen. Op de ongeveer 2 millioen wenken
de Nederlanders wordt een werkloozenaan-
tal gevonden van 350.000 k 400.000. Dit
mag dan groot zijn, we hebben toch altijd
de troostrijke gedachte, dat de mcnsch een
zeer belangrijke plaats in het productiepro
ces inneemt. Zoodat de hoop levendig wordt
dat het ook zal gelukken het hiaat van
350.000 a 400.000 man te overbruggen.
Hoe kan dat echter geschieden?
Het eenige middel, dat tot dusverre op
groote schaal is aangewend, is dat der
werkverschaffing. We mogen ons daarbij
afvragen of het woord „werkverschaffing"
niet een zondanig verkeerden klank heeft
gekregen, dat mep heter deed het woord te
laten verdwijnen. Immers, eenerzijds wordt
door de te werk gestelden arbeid verricht,
die misschien niet als direct „productief"
mag worden beschouwd, doch die zeker het
levenspeil verhoogt We denken daarbij hij
voorbeeld aan den aanleg van we°«n, ka
nalen, bruggen.
Anderzijds echter is het zeer zeker de
plicht der overheid onze werkloozen aan
arbeid en niet aan arbeid van een soort
ondergeschikt gehalte te helpen. Im
mers, de overheid heeft zich gemengd in
het arbeidsproces. Door het uitkeeren van
steun, werkt zij er toe mee de loonen der
arbeidende bevolking te handhaven op het
bestaande peil.
Men begrijpe wel: we willen dit aller
minst afkeuren! We constateeren slechts
het. feit, waarbij we voorts zouden kunnen
wijzen op de talrijke sociale wetten, die
in den loop van den tijd zijn tot stand ge
komen.
De consequentie van dit alles brengt, met
zich mee, dat deze zelfde overheid zich als
taak ziet. opgelegd het bestrijden van de
werkloosheid. Trouwens de overheid heeft
deze taak aanvaard. Het laten verrichten
van objecten tn werkverschaffing, het steu
nen van werkgevere om daardoor de werk
gelegenheid niet te doen verminderen zijn
daarvan het duidelijkste bewijs.
Nu. niettegenstaande de genomen maat
regelen, geen beterschap van gewicht in
treedt, worden allerlei methoden aangewe
zen ten einde deze alsnog te bewerkstelli
gen. Ten deele zijn deze er op gericht het
aantal aangeboden werkkrachten te ver
minderen. Als zoodanige maatregelen kun
nen worden beschouwd het verhoogen van
den arbeidsgerechtigden leeftijd voor de
jeugd, het verlagen van dezen leeftijd voor
de ouderen, emigratie, het samentrekken
van jongere menschen in arbeidskampen.
Daarnaast wordt overwogen, hoe men in
de industrie een grooter aantal werknemers
opgenomen kan krijgen, hetgeen b.v. zou
kunnen geschieden door de invoering van
een 40-urige werkweek, door het opleggen
aan de industrie van de verplichting om
meer personeel aan te stellen en door het
vestigen van nieuwe industrieën.
Ook loonsverlaging wordt door sommigen
aanbevolen, al dient hierbij te worden be
merkt, dat men een vermindering van loon-
druk voorloopig zou kunnen verkrijgen door
de steungelden van werkloozen ter beschik
king te stellen van den werkgever, voor zoo
ver deze werkloozen in zijn bedrijf opneemt..
Bij dit alles zou men kunnen overwegen,
dat werkloosheid tot op zekere hoogte kan
worden teruggevoerd op een onjuiste en on
redelijke verdeeling van de werkgelegen
heid en daarmee tevens van de verworven
rijkdommen.
Op te heffen is de werkloosheid
onder alle omstandigheden. Zoodra
de gemeenschap bereid is te aan
vaarden, dat de werklooze aan
spraak mag blijven maken op een
uitkeering die niet lager is dan
van vol te werk gestelde, is ze prac-
tisch ten einde. Want dan zullen
alle werknemers er op aandringen,
dat door de werkloozen een even
redig aandeel van hun arbeid wordt
overgenomen.
Dit zou beteekenen een niet onaanzienlijke
belastingverhooging, welke 'ten laste zou ko
men van allen, die thans een redelijk be
staan hebben.
Ten slotte zou men zich kunnen afvragen
of de werkloosheid als zoodanig niet wijst
op een zekere verzadiging van een volk
aan bevredigde behoeften. Ten aanzien van
de werkloozen is dit zeker niet het geval,
bij de rest van de bevolking zou iets derge
lijks het geval kunnen zijn. Immers, indien
men slechts nieuwe behoeften zou kunnen
aanwijzen, zou de mensch deze vervuld
willen zien en in de vervaardiging van de
daartoe benoodigde goederen zouden de
werkloozen arbeid vinden. Wanneer we
denken aan dingen als woningbouw, ver
keersmiddelen, radio, bioscoop, verlichting,
verwarming en zooveel andere meer, dan
is er niet de minste twijfel aan of de
eischen van den doorsnee-burger zijn in den
'oop van de twintigste eeuw zeer uitgebreid.
Toch is in dit opzicht stellig nog meer mo
gelijk en het is voornamelijk het autoritaire
Duitschland. dat het aanvankelijk in deze
richting heeft gezocht. Wanneer we er aan
denken hoe daar herstellingen en vernieu
wingen aan huizen en huisraad van over
heidswege werden vergemakkelijkt, hoe
daar wordt gewerkt op een „volksauto",
dan zijn dat pogingen, die alleszins de
aandacht verdienen. Vooral omdat herstel-
'ingen, schilderen, enz. moeilijk machinaal
bijna uitsluitend echter in handwerk ge
scheiden. Deze gedachte was overigens over
genomen van het democratische Duitsche
Tweede Rijk.
En wanneer er niet zooveel van terecht
is gekomen als men wellicht gehoopt had,
dan komt dit stellig, omdat de regeering
van het tegenwoordige Duitschland in een
nieuwe behoefte van het gansche rijk meent
te moeten voorzien: die der bewapening.
We willen het hierbij laten.
Eén ding echter schiint zeker: wanneer
allen zich de noodige offers willen getroosten
kan de werkloosheid worden opgeheven.
De opgave is: deze offers zoo klein moge»
lijk te doen zijn»