reestelijk Leven
'n Uitkomst voor U
Opticien Teriep
ASTOR
geen twee Brillen
Reclame
op rijm
Raadselachtig ongeluk in
de hoofdstad
terdag 3 December 1938
Tweede blad
I!
Nieuwe Rotterdamsche Courant
Vn verslag voor, zelfs uitgebreid,
I vergade ring, welke in Apeldoorn
jouden op Maandag «21 Nov. j.1.
>n bezoekers zijn daar geweest om
naar ds. Visser, dr. Brugmans
[Boon, die spraken over het hei-
barbarisme, zooals dit tot uiting is
in de onmenschelijke behandeling
in het rampzalige Duitschland.
verslag werd ik zeer sterk getrof-
ecn mededeeling van ds. Visser. Hij
dat een zijner vrienden tijdens het
jk gebeuren in een Duitsche stad
Sin een hotel aan tafel zat, toen een
mensch binnen kwam, die mee had
in aan het verbranden dn* synagogen
vernielen der Joodsche winkels. De
ezigen gaven blijk van hun afkeuring
ten dien jongen gevraagd werd boe hij
_oo. iets mee kon doen, antwoordde hij
jil ist Befcbl" d.w.z. bevel is bevel.
Jonk er niet aan om nog eens op de
vervolging verder in te gaan. Ik stip'
s maar even aan, dat Goebbels bet
I willen doèn voorkomen, alsof de
jnding en vernieling in Duitschland
spontane uiting waren van volkswoede,
fwas van spontaniteit geen sprake; die
anding en vernieling was georgani-
en bevolen. Maar genoeg daarover,
ril me niet door mijn gevoel laten
Iepen en nogmaals over» het Duitsche
irisme mij uiten.
wil rustig de gedachten neerschrijven,
die enkele woorden „Befehl ist Be-
bij mij hebben doen ontwaken,
is duidelijk, dat die jonge man bc-
heeft zich door deze woorden te ver-
[huldigen. Och, het was «misschien een
die niet ruw en wreed van aard is,
ie graag klaar staat om andere men
ie helpen, maar hij behoorde tot een
lisatie met gestrenge discipline en hij
gehoorzamen. Hij had niet te over-
of datgene, wat .hem werd bevolen,
en redelijk was; zijn oordeel was van
betcekcnis; zijn superieur had te be-
En, eenmaal in beweging gebracht,
itncn in de bestiale, waanzinnige ben-
waarscliijnliik ook in hem, als mas-
aisch, lage driften wakker geworden.
Iivas geen verantwoordelijk mensch
maar een deel van een razende kudde,
vraag: waarom heb je aan dat bar-
:hc werk meegedaan?" brengt hem,
alleen is. even tot bezinning en het
•stoor hem heen, dat hij iets gruwelijks
t gedaan: dan werpt hij onmiddellijk
verantwoordelijkheid van zich af
deze op zijn lastgevers met de woorden
iehl ist Befehl". Ik heb me lang met
uitspraak bezig gehouden, ik kon er
van los komen. En ik heb begrepen,
wij mot de gedachte, welke in deze uït-
;ak is vertolkt, te doen hebben met een
ernstig levensprobleem. En dit pro
pt, hoe moeilijk het ook moge zijn,
'ten wij onder de oogen durven zien. En
moeten een poging doen (ik had bijna
hreven: een poging wagen!) om tot een
ssing daarvan te komen. Wij staan al
«lijk voor de groote vraag: heeft eenig
osch het recht om anderen te hevelen
indien men dit erkent, waarop rust dit
waardoor wordt hot voor den zedelij
imensch aanvaardbaar? Op deze vraag
rli verschillend geantwoord, wat mede
pcvolg is van de verwarring, welke
aat tusschen de 1woe begrippen recht
nacht. En deze beide moeten scherp van
ar worden onderscheiden. Wat is recht?
ischcn, die in de rechten hebben ge-
ird en daarom rechtsgeleerden of ju-
worden genoemd, weten ons te ver
flat recht niet anders is dan wat in
ilten wordt voorgeschreven en waar-
|moet worden gehandeld door allen,
een bepaald rechtsverband (Staat)
Er is civiel (burgerlijk) recht, han-
(techt enz. en daarnaast ook strafrecht,
arin bepaald wordt welke maatregelen
fen worden genomen tegen hen,, die
hebben gedaan wat volgens bet heer-
:üi(le recht niet geoorloofd is. Dit recht
taslgclegd in wetboeken, die geregeld
"rden herzien en in overeenstemming
'trien gebracht met de veranderende in
'trien en de zich steeds wijzigende omstan-
iwlcn en het aantal wellen groeit bijna
tl den dag tegenwoordig en ze vormen
'Ihaast. een doolhof, waarin slechts wei-
Kn den weg kunnen vinden. En er is
Mie en justitie om toe te zien of de
Hen worden overtreden en er zijn rech-
om over de overtredende snoodaards te
eelon en vonnis te vellen. H Zit alles
Mig in elkaar en men spreekt dan ook
rechtsstaat. Ik zou lust hebben om
veel over te schrijven, maar ik zou
[ivoor waarschijnlijk bij zeer weinigen
fenpstelling mogen verwachten, alhoewel
jbersnonlijk met groote interesse heb be
leid wat mannen als prof. Krabbe en
inlieimer en Kropotkine daarover heb-
Beschreven. Buitendien zou ik vreezen
do mannen van het vak, me op de vin-
zouden tikken en tot. mie zouden zeg-
schoenmakertje, blijf bij je leest.
Maai* één enkel zinnetje uit het mooie
van Krabbe „de moderne staatsidee"
M ik toch aanhalen. Hij schrijft op pag.
van dit werk. „Naarmate wij het recht
v<r en meer als een ethische (d.i. zedelij-
niaclit gaan gevoelen, wordt het inzicht
j*tyren, dat het recht niét leeft in afhan-
flijkheid van welke machtsorganisatie ook,
•:aar zijn fundament in de natuur van
*a mensch heeft."
In deze woorden ligt de stilzwijgende er-
'ftninp, dat de oorsprong van het recht.
?-liik men dit eeuwen lang heeft geleerd.
anders is clan macht. In den beginne
er ook niet anders dan het recht van
sterkste. Dit wil zeggen: de sterke, de
«uwe, die óf door zijn stevige vuist (daar
om spreekt men ook van vuistrecht) óf door
zijn verstandige moarderheid zich macht
eii gezag wist toe te eigenen, maakte de
wetten of liet ze maken door zijn dienaren,
die van hem afhankelijk waren en dus zijn
belangen veilig stelden in de eerste plaats.
Welnu, volgens dit oorspronkelijke recht
as het begrijpelijkerwijze volkomen geoor
loofd, dat de eene mensch over den ander
heerschte en hem zijn bevelen gaf, die op
gevolgd moesten worden en wanneer de tijd
gekomen is van de geschreven wetten, dan
wordt 't daarin behoorlijk vastgelegd. En
achter elk bevel en elke wet staat de straf
bedreiging. Genoeg! Over recht., in den zin
van door de overheid v.oongeschreven wet
ten, zwijg ik verder. Maar er is ook recht
in zedelijken zin-
En dit recht, heeft hoegenaamd niets met
macht te maken', staat er lijnrecht tegen
over. Zuiver zedelijk bezien staan wij als
rijc menschen tegenover elkaar en dan
krijgt het de betcekcnis van rechtvaardig
heid. En als wij dan spreken over recht,
dat moet heerschen in de wereld der men
schen. en dat de onderlinge verhoudingen
heeft te bepalen, dan voelt ieder wat daar
mede bedoeld wordt; daarom kon prof.
Krabbe naar waarheid zeggen dat het
echt zijn fundament heeft in de natuur
an den mensch. In zijn boek „De blijde we-
•eld" schreef jaren geleden Fredcrik van
voden: „Wat zal ons anders aanwijzen wat
de rechte richting is, als het persoonlijk
Rechtsgevoel? Ook hij aanvaardt derhalve
het zelfde' fundament.
En wanneer wij onder de menschen ver-
keeren en met. hen spreken, treft het ons
telkens weer, dat er inderdaad zulk een
rechtsgevoel bestaat. Maar gewoonlijk wordt
het weggeredeneerd door allerlei dikwijls
onbewuste, van jongsaf kritiekloos aan
aarde overwegingen.
Wanneer ik zeg, dat het onrecht is dat. in
deze rijke wereld tienduizenden op den
grens van armoede en honger leven, dan
is zelfs de meest verstokt kapitalist, de
meest starre conservatief het met mij eens.
Maar, maar... het kan nu eenmaal niet
anders zeggen zij. Waarom zeggen zij (lit?
Omdat zij de mogelijkheid van een andere
maa'tchapplijke oganisatie niet kunnen
aanvaarden of deze niet mogelijk achten.
En zij zijn op alle manieren wèl bereid
iets te doen om de nooden hunner mede-
menschen te lenigen, maar het onrecht,
vastgelegd in de bestaande „orde", ophef
fen? Zij beschouwen het als utopie, als een
hersenschim, welke voor verwerkelijking
nie.t vatbaar is.
Ik noem hiermede het gunstigste geval.
Ik weet, helaas, dat er ook zijn, die dit on
recht willen bestendigen uit zuiver eigen be
lang, als menschen behoorende tot, de be
voorrechte klasse- en de deze voorrechten
tot geen enkelen prijs willen verliezen.
Maar dit doet niets af aan mijn bewering,
dat. in ieder het rechtsgevoel aanwezig is.
U kent allen de bekende populaire uit
drukking, welke zoo vaak gebezigd wordt
„dat most niet maggc." Daarin kunnen we
de stem van het primitieve rechtsgevoel be
luisteren en het opmerkelijke is. dat deze
uitdrukking vaak zich keert tegen wat wet
telijk, dus volgens het geschreven - recht
volkomen geoorloofd is. Als zuivere men
schen weten wij allen dat wij als gelijkbe
rechtigde wezens tegenover elkaar behoo-
re nte staan. Alleen erbarmelijke drogrede
nen kunnen dienst doen om het onrecht in
de menschverhoudingcn goed te praten.
Gelijkberechtigde wezens! 't Is_ gemakke
lijk neergeschreven. Maar dat éénc woord
„gelijkberechtigd" heeft een zeer ver strek
kende betekenis. In theorie is niemand er
tegen; in de praktijk durft men 't niet aan.
Het is niet mijn bedoeling dit nader uit e
werken. Het is voor menschen, die met de
oogen ópen leven, ook overbodig. Ik kom
enkel maar terug op dat „Befehl ist Be
fehl". Daarin ligt de erkenning van de
absolute heerschappij van den cénen mensch
over den anderen mensch, welke gepaard
gaat met de volledige uitschakeling van
eigen wil. Het beduidt: het huigen voor de
macht van een medemensch. Die macht
kfl.n bestaan in bedreiging met en gebruik
making van geweldsmiddelen, maar even
zeer kan zij van economischen aard zijn.
In het eene geval treedt zij openlijk, bru
taal, in 't andere geniepig op.
Maar dit is een kwestie van waardeering;
waar het op aankomt is dit: kunnen wij,
oordeelend volgens zuiver zedelijke normen
deze heerschappij, van menschen over mensch
aanvaarden?
Voelt u wel, dat wij met een zeer netelig
vraagstuk hebben te doen?
Dit blijkt terstond, wanneer wij luiste
ren naar de antwoorden, welke wij op de
gestelde vraag ontvangen. Deze loopen sterk
uiteen. De streng geloovige christenen zeg
gen dat deze heerschappij gerechtvaardigd
is, ja zelfs door God gewild. Zij beroepen
zich daarbij op den bijbel en halen bij voor
keur liet dertiende hoofdstuk van den brief
van Paulus aan, waarin gehandeld wordt
over de overheid. Naast deze christenen
staan de verdediger van het gezag, die geen
volledige onderwerping eischen op grond
van Bijbelsche voorschriften, maar omdat
zij mccnen dat anders de wereld tot een
volledige chaos zou vervallen. De Duitscher
zou zeggen: „Ordnung m-usz sein" d.i. orde
moet er wezen. (Alsof we niet in den
grootst mogclijken cliaos leven!) Anderen
(maar hun aantal is niet groot) komen
er eerlijk voor uit, dat liet voor de instand
houding van wat zij noemen 't bestaande uit
buitingssysteem noodig is dat 'n onverbidde
lijk strenge heerschappij wordt uitgeoefend.
Ook zijn cr die de heerschappij v. mensch over
mensch zoo veel mogelijk willen beperken,
maar toch het gezag, met macht bekleed
en over machtsmiddelen beschikkend, niet
geheel meenen te mogen veroordoelen; dit
zijn de democraten en liberalen en naast
hen kunnen wij opmerken de vèrstaanden,
die elk geweldsgezag verwerpen.
Ik reken hier alleen met denkende men
schen, ik laat natuurlijk huiten bespreking
het, helaas nog groote aantal van die onbe-
nulligpn en onnoozelcn, die do kwestie op
lossen met slagzinnetjc „er moet toch
altijd een haas wezen". Die zielige stumpers
hebben zelfs geen flauwe notie van liet
verschil dat bestaat tusschen besturen, lei
den, richting aangeven en heerschen, re-
geeren, gebieden en bevelen.
I-Ioo staan wij voor deze ernstige vraag:
„mogen wij, oordeelcnd naar zedelijke nor
men, de heerschappij van mensch over
mensch aanvaarden."
Mijn antwoord is onvoorwaardelijk: Neen!
Tenzij wij te doen hebben mét zedelijk min
derwaardigen en sociaal-gevaarlijken! Zon
der twijfel rijzen bij vele lezers bedenkin
gen op. Ik kan 't begrijpen, want wij heb
ben hier te doen met een vraagstuk van
buitengewoon groote beteekenis. Het houdt
onmiddellijk, rechtstreekse!! verband met
het wezen van den staat. Toch mag dit mij
niet weerhouden van het maken van eeni-
ge opmerkingen, welke, naar ik hoop en
vertrouw ,mijn lezers tot nadenken zul
len stemmen.
Verplaatsen wij ons in gedachten eens
naar onze oostelijke grenzen, naar Vaals
b.v. of naar Zevenaar. Daar spelen zich
hartverscheurende tooneelen af: gemartel
de, mishandelde loden, grijsaards, vrou
wen, kinderen, die aan de nazi-hel pogen
te ontkomen en in ons land een toevlucht
zoeken, smeeken om te worden binnengela
ten in het gastvrije Nederland, waar dui
zenden bereid zijn om de stumperds, die
door dQ Nazi's zijn uitgeplunderd op te ne
men en te helpen. Maar zij worden geweerd
op last van onze positief christ. regeering On
verbiddclijk moeten de geüniformde diena
ren van den staat die arme menschen in
de hel der foltering terugzenden. Wat gaat
er in die dienaren om? Ook zij. hebben nog
een hart en daar zijn er die hun tranen
niet kunnen bedwingen maar „Befehl ist
Befehl." Zij moeien gehoorzamen.
Ja, „Befehl ist Befehl". Maar is er niet. ook
een „Befehl", dat opkomt, uit. de diepte van
het menschelijk hart, uit het geweten? En
welk Befehl" is het hoogste?
Wijlen de eens zoo vereerde dr. A. Kuiper
heeft den moed gehad het openlijk uit. te
spreken, dat, uit eerbied voor het heilige,
de overheid voor consciëntiebezwaren terug
moest treden.
Hij heeft daarmede erkend, dat er iets in
den mensch aanwezig is, dat voor de macht,
den wil der heerschers niet kan en niet
mag buigen.
En kan dit wel iets anders bcteekencn
dan dat het „Befehl ist Befehl" nooit on
voorwaardelijk mag worden aanvaard? En
als 't niettemin geschiedt, dan beduidt het
wat de christenen noemen „schade aan de
ziel," wat ik 't liefst zou willen noemen:
verminking van den mensch.
Wat is meer de staat of de mensch?
Het opkomend moderne heidendom in den
vorm van fascisme zegt: de staat!
De christen, als hij inderdaad nog éénige
waarde hecht aan het evangelie, moet zeg
gen: de mensch! En dan sta ik met volle
overtuiging naast hem.
Geen macht ter wereld heeft liet recht
mij plichten op te leggen, die ik niet vrij
willig, zonder met mijn geweten in strijd te
komen, kan volbrengen. Zij kan mij dwin
gen met geweld, met strafbedreiging en ik
zal daarvoor mischicn zwichten, maar
daarmede is die macht niet zedelijk ge
rechtvaardigd.
Die macht kan óf met geweldsmiddelen
öf met economische middelen optraden. Bij
dc laatsten denken wij aan broodroof, aan
beloften van goede positie enz. Ieder, die
een beetje rondziet in de wereld weet, welk
een noodlottige invloed zij hebben op 't
menschelijk karakter. Het is een aanklacht
tegen onze maatschappij, dat er economisch
zwakken zijn menschen, die slechts kun
nen leven wanneer zij zich stellen in den
dienst van anderen en economisch ster
ker menschen, die finantieel krachtig
zijn. Hoe dikwijls maken laatstgenoem
den misbruik van hun macht! Honderddui
zenden zijn er, die arbeid, welke zij uit mo
reel oogpunt veroordeelen, verrichten alleen
maar omdat zij toch eten moeten.
meer noodie:.
Eén paar glazen voor ver zien
en lezen ner naar f 4.bil
te SCHAGEN.
Ziekenfondsleverancier.
MIKlIffllIHflBIlHIIHll
Zijn het niet de massa werkers in de
wapentuigfabrieken, die terwijl zij den oor
log verafschuwen, toch de gruwelijke ver-
nietïgingswerktuigen maken, waardoor ze
misschien- zelf te eeniger tijd een ellcndigen
dood zullen sterven? Waarom doen zij liet?
„Befehl ist Befehl" en wie lfier het bevel
geeft is de honger. En slechts de zeer
krachtige, moreel sterke mensch is in staat
die macht te weerstaan.
Jaren geleden zeide mij eens een landar
beider: „als mijn baas mij beveelt om een
sloot te graven en hem daarna weer dicht
te gooien, dan weer opnieuw te graven en
wederom dicht te gooien en zoo altijd maar
door, dan doe ik dat, want ik ben in zijn
dienst en verdien er mijn loon mede". Die
man toonde de zuivere slavenziel te bezit
ten; voor hem gold onvoorwaardelijk het
„Befehl ist Befehl". Nu zou men als zoo
iets werkelijk voorkwam dat slooten
graven en dichten als een onschuldig idio
tisme kunnen beschouwen. Helaas echter
is veel, dat bevolen wordt, verre van on
schuldig en dan gevoelt' de waarlijk fiere
mensch, dat hij voor een pijnlijk conflict
komt te staan. Hoe hij zich uit dit conflict
kan redden, is afhankelijk van de kracht
van zijn wil, van zijn lijdensmoed, van zijn
karakter.
Men boude goed in het oog, dat er ook
een andere, een goede kant is aan het
„Befehl ist Befehl". Het kan gebeuren, dat
volkomen vrwillig men zich onderwerpt aan
den wil van een ander. Dit is b.v. het ge
val, wanneer men zich aansluit bij een
groep, die iets bereiken wil, waarvan 'men
de noodzakelijkheid erkent of waarvan men
de zedelijke strekking toejuicht. Maar dan
wordt het bevel niet aangevoeld als een
uiting van macht, maar als een onvermij
delijk middel om een gesteld doel te ver
wezenlijken.
Een eenvoudig voorbeeld: iemand sluit
zich aan bij een vrij willigen brandweer. Die
brandweer kan niet goed functioneeren, als
cr geen commandant is. Dan is het logisch
en redelijk, dat zijn bevelen worden opge
volgd, want iedere brandweerman wil bet
doel van den brandweer zoo goed mogelijk
dienen. En het geweten, het verantwoorde
lijkheidsgevoel zal hem vanzelf tot onder
werping aan de gegeven bevelen brengen.
Dit voorbeeld is slechts een uit de velen,
die ik zou kunnen geven. Men behoeft
slechts te denken aan sportverecnigingen,
aan gemeenschappelijke spelen en feesten
en wedstrijden.
Nog één punt is er waarop ik terloops
wil wijzen. Ook bij de opvoeding van kin
deren in huis en in school kan het voorko
men dat bevelend moet worden opgetreden.
Niemand zal dit afkeuren. Maar ik ben er
van overtuigd, dat de hoogstaande opvoeder
vóór alles er naar zal streven machtsuit
oefening tot een uiterst minimum te beper
ken en dat hij daartegenover zal trachten
door moreelen invloed op dc aan zijn zorg
toevertrouwde kinderen in te werken, om
dat hij in de kinderen behoort te zien: wor
dende, groeiende menschen. Dit echter in 't
vorbijgaan. Wij hebben bij dit artikel in 't
bijzonder gedacht aan volwassen mannen
en vrouwen en dan zeg ik: als vrije men
schen staan wij tegenover elkander en nie
mand onzer heeft zedelijk het recht om
over anderen te heerschen en allerminst
om anderen te bevolen iets te doen wat hij
als waarachtig redelijk, zuiver voelend
mensch niet kan doen.
ASTOR.
Mail door auto aangereden en
gedood; chauffeur meldt zich
later bij de politie.
Gisternacht te circa twee uur von
den voorbijgangers op den Prinsen
gracht te Amsterdam, ter Hoogte van
de Leliegracht even voorbij de Wes-
termarkt het lijk van een ongeveer
50-jarigen man. Het lag op den rij
weg, het hoofd was geheel verbrij
zeld en het was duidelijk, dat de
man reeds een half uur dood moest
zijn.
Onder leiding van commissaris Schreuder,
chef van het bureau Marnixstraat, stelde
de inmiddels gewaarschuwde politie ter
stond een nauwgezet onderzoek in. Er waren
enkele aanwijzingen, dat 't slachtoffer over
reden moest zijn door een auto, want vlak
bij het lijk werden o.m. stukken glas ge
vonden, die deel hadden uitgemaakt van de
lens van een bermlamp.
Terwijl de politie nog met het onderzoek
ter plaatse bezig was, meldde zich bij het
politieposthuis op de Wcstermarkt een 29-
jarigc chauffeur van een garage op de Wes-
tehmarkt. Deze deelde den dienstdoenden
brigadier mede, dat hij met zijn wagen on
geveer half twee op (ie Prinsengracht had
gereden en dat hij ter hoogte van de Lelie
gracht plotseling een hevige klap had
gehoord. I-lij had gestopt en uit het portier-
Hoe notarissen, onderwijzers en
dokters in vroeger eeuwen hun
vak aanprezen.
In het straatbeeld vari vroeger eeuwen
namen de uithangborden een belangrijke
plaats in. Onze voorvaderen hadden er vaak
slag van, op origineele wijze hun bedrijf in
woord en beeld aan te duiden. Niet alleen
winkeliers en kooplieden maar ook notaris
sen, advocaten, chirurgijns e.d. hielden zich
in dit opzicht niet onbetuigd.
Van buitengewone openhartigheid getuig
de, aldus de N.R.Crt., het opschrift van een
notaris in Den Briel.
Hier woont Jacobus, procureur en
notaris
Van alle zaken of 't leugen of waar is".
Dit zou men ook kunnen zeggen van den
Arnhemschen advocaat, die een uithangbord
voor zijn kantoor had aangebracht, waarop
men las:
„Hier woont Jacob Revius, mijn werek
is advocaat,
Kom vrij op mijn kantoor, zeg niet dat
't yder baat".
Een notaris, die naar de gewoonte van den
tijd, zooals dit met vele advocaten ook het
geval was, tevens translateur was, deed
daarvan op de volgende wijze mededeeling:
„Hier translateert men uit het Spaans,
Portugees, Hoogcluyts en Italiaans;
In Duytsche woorden, naar de brieven,
Dat men de luyden kan gerieven".
Als een voorbeeld hoe men trachtte voor
allerlei werkzaamheden aan de burgerij zijn
diensten aan te bieden, moge het volgende
luifelschrift voor een Amsterdamsch notaris
kantoor dienen:
„Hier copyeert en dicteert men tot yders
believen,
Hier schrijft men testament
En stelt ook geld op renten,
Men wisselt hier ook in den toonder
dezer brieven
Voor 5 percent, wat meer of wat min,
Elck wort gedient hier na zijn zin.
Men maakt ook contracten en huweliks
voorwaarden
Voor hun, die trouwen of vredig willen
leven op aarden"
Een rijmende schoolmeester.
Dat ook schoolmeesters de kunst verston
den reclame te maken voor hun vak blijkt
uit de „dichterlijke" ontboezeming, die Hen
drik Zeel, een schoolmeester te Amsterdam,
voor zijn woning in de Wolvenstraat in het
midden der 17e eeuw had aangebracht:
„Liefhebbers sta wat stil, bedwing, uw
vlugge schreden.
Doorlees dit weinig schrift van boven
tot beneden
Mijn dienst ik presenteer, om yder sijn
begeeren,
Al wat hier onder staat perfect en \vel
te leeren:
Latijn, Hoogduitsch, muziek, prompt
lezen en wel schrijven,
Boekhouden, cijfren mee, om koopman
schap te drijven.
Dit alles op het kort, ook doen in mijn
verpligten,
Te maken naar uw wensch verjaar- en
trouwgedigten".
De chirurgijns als de helpers der mensch-
heid in vroeger eeuwen hadden ook veelal
de gewoonte hun beroep met luifelschriften
aan te duiden.
In Utrecht heeft men jarenlang voor de wo
ning van een chirurgijn kunnen lezen:
„Hier woont een praktisijn voor kreu
pelen en kranken,
Help ik U, ge zult mij namaals danken.
Het kromme maak ik niet altijd even
regt
JNJaar cureeren doèn ik steeds met liefde
en overleg.
Godt is mijn hulp en komt er eenigh
ongeval,
Elck weet hieraan, waar hij mij vinden
sal."
Een Leidsche chirurgijn, die tevens bar
bier en lakenwever was, had de volgende
versregelen voor zijn zaak laten aanbren
gen:
„Hier maekt men ook laken en spant
het op ramen
Die 't al te veel rekken, die moeten
zig schamen,
Dan scheert men het droog en brengt
het in de stad
Doch de droogscheerders zijn graag met
de bek in 't nat".
DEN HELDER
raampje gekeken, maar niets bijzonders op
gemerkt. In de garage teruggekomen ont
dekte hij echter de kapotte bermlamp en
enkele dueken aan het voorste gedeelte van
den wagen. Daarop heeft hij gemeend de
politie van een en ander op de hoogte te
moeten stellen.
Een nauwgezet onderzoek van de
bermlamp bracht aan het licht, dat
aan de stukken glas, die zich nog in
de lamp bevonden, haren kleefden.
I-Iet hoofd van 't slachtoffer is dus
met deze lamp in aanraking ge
weest en geheel verbrijzeld.
Het spreekt vanzelf, dat de politie thans
onderzoekt of de verklaringen van den
chauffeur op waarheid berusten. In verband
hiermede worden eventueele getuigen ver
zocht inlichtingen te geven.