reestelijk Leven 'n Uitkomst voor U Opticien Teriep ASTOR geen twee Brillen Reclame op rijm Raadselachtig ongeluk in de hoofdstad terdag 3 December 1938 Tweede blad I! Nieuwe Rotterdamsche Courant Vn verslag voor, zelfs uitgebreid, I vergade ring, welke in Apeldoorn jouden op Maandag «21 Nov. j.1. >n bezoekers zijn daar geweest om naar ds. Visser, dr. Brugmans [Boon, die spraken over het hei- barbarisme, zooals dit tot uiting is in de onmenschelijke behandeling in het rampzalige Duitschland. verslag werd ik zeer sterk getrof- ecn mededeeling van ds. Visser. Hij dat een zijner vrienden tijdens het jk gebeuren in een Duitsche stad Sin een hotel aan tafel zat, toen een mensch binnen kwam, die mee had in aan het verbranden dn* synagogen vernielen der Joodsche winkels. De ezigen gaven blijk van hun afkeuring ten dien jongen gevraagd werd boe hij _oo. iets mee kon doen, antwoordde hij jil ist Befcbl" d.w.z. bevel is bevel. Jonk er niet aan om nog eens op de vervolging verder in te gaan. Ik stip' s maar even aan, dat Goebbels bet I willen doèn voorkomen, alsof de jnding en vernieling in Duitschland spontane uiting waren van volkswoede, fwas van spontaniteit geen sprake; die anding en vernieling was georgani- en bevolen. Maar genoeg daarover, ril me niet door mijn gevoel laten Iepen en nogmaals over» het Duitsche irisme mij uiten. wil rustig de gedachten neerschrijven, die enkele woorden „Befehl ist Be- bij mij hebben doen ontwaken, is duidelijk, dat die jonge man bc- heeft zich door deze woorden te ver- [huldigen. Och, het was «misschien een die niet ruw en wreed van aard is, ie graag klaar staat om andere men ie helpen, maar hij behoorde tot een lisatie met gestrenge discipline en hij gehoorzamen. Hij had niet te over- of datgene, wat .hem werd bevolen, en redelijk was; zijn oordeel was van betcekcnis; zijn superieur had te be- En, eenmaal in beweging gebracht, itncn in de bestiale, waanzinnige ben- waarscliijnliik ook in hem, als mas- aisch, lage driften wakker geworden. Iivas geen verantwoordelijk mensch maar een deel van een razende kudde, vraag: waarom heb je aan dat bar- :hc werk meegedaan?" brengt hem, alleen is. even tot bezinning en het •stoor hem heen, dat hij iets gruwelijks t gedaan: dan werpt hij onmiddellijk verantwoordelijkheid van zich af deze op zijn lastgevers met de woorden iehl ist Befehl". Ik heb me lang met uitspraak bezig gehouden, ik kon er van los komen. En ik heb begrepen, wij mot de gedachte, welke in deze uït- ;ak is vertolkt, te doen hebben met een ernstig levensprobleem. En dit pro pt, hoe moeilijk het ook moge zijn, 'ten wij onder de oogen durven zien. En moeten een poging doen (ik had bijna hreven: een poging wagen!) om tot een ssing daarvan te komen. Wij staan al «lijk voor de groote vraag: heeft eenig osch het recht om anderen te hevelen indien men dit erkent, waarop rust dit waardoor wordt hot voor den zedelij imensch aanvaardbaar? Op deze vraag rli verschillend geantwoord, wat mede pcvolg is van de verwarring, welke aat tusschen de 1woe begrippen recht nacht. En deze beide moeten scherp van ar worden onderscheiden. Wat is recht? ischcn, die in de rechten hebben ge- ird en daarom rechtsgeleerden of ju- worden genoemd, weten ons te ver flat recht niet anders is dan wat in ilten wordt voorgeschreven en waar- |moet worden gehandeld door allen, een bepaald rechtsverband (Staat) Er is civiel (burgerlijk) recht, han- (techt enz. en daarnaast ook strafrecht, arin bepaald wordt welke maatregelen fen worden genomen tegen hen,, die hebben gedaan wat volgens bet heer- :üi(le recht niet geoorloofd is. Dit recht taslgclegd in wetboeken, die geregeld "rden herzien en in overeenstemming 'trien gebracht met de veranderende in 'trien en de zich steeds wijzigende omstan- iwlcn en het aantal wellen groeit bijna tl den dag tegenwoordig en ze vormen 'Ihaast. een doolhof, waarin slechts wei- Kn den weg kunnen vinden. En er is Mie en justitie om toe te zien of de Hen worden overtreden en er zijn rech- om over de overtredende snoodaards te eelon en vonnis te vellen. H Zit alles Mig in elkaar en men spreekt dan ook rechtsstaat. Ik zou lust hebben om veel over te schrijven, maar ik zou [ivoor waarschijnlijk bij zeer weinigen fenpstelling mogen verwachten, alhoewel jbersnonlijk met groote interesse heb be leid wat mannen als prof. Krabbe en inlieimer en Kropotkine daarover heb- Beschreven. Buitendien zou ik vreezen do mannen van het vak, me op de vin- zouden tikken en tot. mie zouden zeg- schoenmakertje, blijf bij je leest. Maai* één enkel zinnetje uit het mooie van Krabbe „de moderne staatsidee" M ik toch aanhalen. Hij schrijft op pag. van dit werk. „Naarmate wij het recht v<r en meer als een ethische (d.i. zedelij- niaclit gaan gevoelen, wordt het inzicht j*tyren, dat het recht niét leeft in afhan- flijkheid van welke machtsorganisatie ook, •:aar zijn fundament in de natuur van *a mensch heeft." In deze woorden ligt de stilzwijgende er- 'ftninp, dat de oorsprong van het recht. ?-liik men dit eeuwen lang heeft geleerd. anders is clan macht. In den beginne er ook niet anders dan het recht van sterkste. Dit wil zeggen: de sterke, de «uwe, die óf door zijn stevige vuist (daar om spreekt men ook van vuistrecht) óf door zijn verstandige moarderheid zich macht eii gezag wist toe te eigenen, maakte de wetten of liet ze maken door zijn dienaren, die van hem afhankelijk waren en dus zijn belangen veilig stelden in de eerste plaats. Welnu, volgens dit oorspronkelijke recht as het begrijpelijkerwijze volkomen geoor loofd, dat de eene mensch over den ander heerschte en hem zijn bevelen gaf, die op gevolgd moesten worden en wanneer de tijd gekomen is van de geschreven wetten, dan wordt 't daarin behoorlijk vastgelegd. En achter elk bevel en elke wet staat de straf bedreiging. Genoeg! Over recht., in den zin van door de overheid v.oongeschreven wet ten, zwijg ik verder. Maar er is ook recht in zedelijken zin- En dit recht, heeft hoegenaamd niets met macht te maken', staat er lijnrecht tegen over. Zuiver zedelijk bezien staan wij als rijc menschen tegenover elkaar en dan krijgt het de betcekcnis van rechtvaardig heid. En als wij dan spreken over recht, dat moet heerschen in de wereld der men schen. en dat de onderlinge verhoudingen heeft te bepalen, dan voelt ieder wat daar mede bedoeld wordt; daarom kon prof. Krabbe naar waarheid zeggen dat het echt zijn fundament heeft in de natuur an den mensch. In zijn boek „De blijde we- •eld" schreef jaren geleden Fredcrik van voden: „Wat zal ons anders aanwijzen wat de rechte richting is, als het persoonlijk Rechtsgevoel? Ook hij aanvaardt derhalve het zelfde' fundament. En wanneer wij onder de menschen ver- keeren en met. hen spreken, treft het ons telkens weer, dat er inderdaad zulk een rechtsgevoel bestaat. Maar gewoonlijk wordt het weggeredeneerd door allerlei dikwijls onbewuste, van jongsaf kritiekloos aan aarde overwegingen. Wanneer ik zeg, dat het onrecht is dat. in deze rijke wereld tienduizenden op den grens van armoede en honger leven, dan is zelfs de meest verstokt kapitalist, de meest starre conservatief het met mij eens. Maar, maar... het kan nu eenmaal niet anders zeggen zij. Waarom zeggen zij (lit? Omdat zij de mogelijkheid van een andere maa'tchapplijke oganisatie niet kunnen aanvaarden of deze niet mogelijk achten. En zij zijn op alle manieren wèl bereid iets te doen om de nooden hunner mede- menschen te lenigen, maar het onrecht, vastgelegd in de bestaande „orde", ophef fen? Zij beschouwen het als utopie, als een hersenschim, welke voor verwerkelijking nie.t vatbaar is. Ik noem hiermede het gunstigste geval. Ik weet, helaas, dat er ook zijn, die dit on recht willen bestendigen uit zuiver eigen be lang, als menschen behoorende tot, de be voorrechte klasse- en de deze voorrechten tot geen enkelen prijs willen verliezen. Maar dit doet niets af aan mijn bewering, dat. in ieder het rechtsgevoel aanwezig is. U kent allen de bekende populaire uit drukking, welke zoo vaak gebezigd wordt „dat most niet maggc." Daarin kunnen we de stem van het primitieve rechtsgevoel be luisteren en het opmerkelijke is. dat deze uitdrukking vaak zich keert tegen wat wet telijk, dus volgens het geschreven - recht volkomen geoorloofd is. Als zuivere men schen weten wij allen dat wij als gelijkbe rechtigde wezens tegenover elkaar behoo- re nte staan. Alleen erbarmelijke drogrede nen kunnen dienst doen om het onrecht in de menschverhoudingcn goed te praten. Gelijkberechtigde wezens! 't Is_ gemakke lijk neergeschreven. Maar dat éénc woord „gelijkberechtigd" heeft een zeer ver strek kende betekenis. In theorie is niemand er tegen; in de praktijk durft men 't niet aan. Het is niet mijn bedoeling dit nader uit e werken. Het is voor menschen, die met de oogen ópen leven, ook overbodig. Ik kom enkel maar terug op dat „Befehl ist Be fehl". Daarin ligt de erkenning van de absolute heerschappij van den cénen mensch over den anderen mensch, welke gepaard gaat met de volledige uitschakeling van eigen wil. Het beduidt: het huigen voor de macht van een medemensch. Die macht kfl.n bestaan in bedreiging met en gebruik making van geweldsmiddelen, maar even zeer kan zij van economischen aard zijn. In het eene geval treedt zij openlijk, bru taal, in 't andere geniepig op. Maar dit is een kwestie van waardeering; waar het op aankomt is dit: kunnen wij, oordeelend volgens zuiver zedelijke normen deze heerschappij, van menschen over mensch aanvaarden? Voelt u wel, dat wij met een zeer netelig vraagstuk hebben te doen? Dit blijkt terstond, wanneer wij luiste ren naar de antwoorden, welke wij op de gestelde vraag ontvangen. Deze loopen sterk uiteen. De streng geloovige christenen zeg gen dat deze heerschappij gerechtvaardigd is, ja zelfs door God gewild. Zij beroepen zich daarbij op den bijbel en halen bij voor keur liet dertiende hoofdstuk van den brief van Paulus aan, waarin gehandeld wordt over de overheid. Naast deze christenen staan de verdediger van het gezag, die geen volledige onderwerping eischen op grond van Bijbelsche voorschriften, maar omdat zij mccnen dat anders de wereld tot een volledige chaos zou vervallen. De Duitscher zou zeggen: „Ordnung m-usz sein" d.i. orde moet er wezen. (Alsof we niet in den grootst mogclijken cliaos leven!) Anderen (maar hun aantal is niet groot) komen er eerlijk voor uit, dat liet voor de instand houding van wat zij noemen 't bestaande uit buitingssysteem noodig is dat 'n onverbidde lijk strenge heerschappij wordt uitgeoefend. Ook zijn cr die de heerschappij v. mensch over mensch zoo veel mogelijk willen beperken, maar toch het gezag, met macht bekleed en over machtsmiddelen beschikkend, niet geheel meenen te mogen veroordoelen; dit zijn de democraten en liberalen en naast hen kunnen wij opmerken de vèrstaanden, die elk geweldsgezag verwerpen. Ik reken hier alleen met denkende men schen, ik laat natuurlijk huiten bespreking het, helaas nog groote aantal van die onbe- nulligpn en onnoozelcn, die do kwestie op lossen met slagzinnetjc „er moet toch altijd een haas wezen". Die zielige stumpers hebben zelfs geen flauwe notie van liet verschil dat bestaat tusschen besturen, lei den, richting aangeven en heerschen, re- geeren, gebieden en bevelen. I-Ioo staan wij voor deze ernstige vraag: „mogen wij, oordeelcnd naar zedelijke nor men, de heerschappij van mensch over mensch aanvaarden." Mijn antwoord is onvoorwaardelijk: Neen! Tenzij wij te doen hebben mét zedelijk min derwaardigen en sociaal-gevaarlijken! Zon der twijfel rijzen bij vele lezers bedenkin gen op. Ik kan 't begrijpen, want wij heb ben hier te doen met een vraagstuk van buitengewoon groote beteekenis. Het houdt onmiddellijk, rechtstreekse!! verband met het wezen van den staat. Toch mag dit mij niet weerhouden van het maken van eeni- ge opmerkingen, welke, naar ik hoop en vertrouw ,mijn lezers tot nadenken zul len stemmen. Verplaatsen wij ons in gedachten eens naar onze oostelijke grenzen, naar Vaals b.v. of naar Zevenaar. Daar spelen zich hartverscheurende tooneelen af: gemartel de, mishandelde loden, grijsaards, vrou wen, kinderen, die aan de nazi-hel pogen te ontkomen en in ons land een toevlucht zoeken, smeeken om te worden binnengela ten in het gastvrije Nederland, waar dui zenden bereid zijn om de stumperds, die door dQ Nazi's zijn uitgeplunderd op te ne men en te helpen. Maar zij worden geweerd op last van onze positief christ. regeering On verbiddclijk moeten de geüniformde diena ren van den staat die arme menschen in de hel der foltering terugzenden. Wat gaat er in die dienaren om? Ook zij. hebben nog een hart en daar zijn er die hun tranen niet kunnen bedwingen maar „Befehl ist Befehl." Zij moeien gehoorzamen. Ja, „Befehl ist Befehl". Maar is er niet. ook een „Befehl", dat opkomt, uit. de diepte van het menschelijk hart, uit het geweten? En welk Befehl" is het hoogste? Wijlen de eens zoo vereerde dr. A. Kuiper heeft den moed gehad het openlijk uit. te spreken, dat, uit eerbied voor het heilige, de overheid voor consciëntiebezwaren terug moest treden. Hij heeft daarmede erkend, dat er iets in den mensch aanwezig is, dat voor de macht, den wil der heerschers niet kan en niet mag buigen. En kan dit wel iets anders bcteekencn dan dat het „Befehl ist Befehl" nooit on voorwaardelijk mag worden aanvaard? En als 't niettemin geschiedt, dan beduidt het wat de christenen noemen „schade aan de ziel," wat ik 't liefst zou willen noemen: verminking van den mensch. Wat is meer de staat of de mensch? Het opkomend moderne heidendom in den vorm van fascisme zegt: de staat! De christen, als hij inderdaad nog éénige waarde hecht aan het evangelie, moet zeg gen: de mensch! En dan sta ik met volle overtuiging naast hem. Geen macht ter wereld heeft liet recht mij plichten op te leggen, die ik niet vrij willig, zonder met mijn geweten in strijd te komen, kan volbrengen. Zij kan mij dwin gen met geweld, met strafbedreiging en ik zal daarvoor mischicn zwichten, maar daarmede is die macht niet zedelijk ge rechtvaardigd. Die macht kan óf met geweldsmiddelen öf met economische middelen optraden. Bij dc laatsten denken wij aan broodroof, aan beloften van goede positie enz. Ieder, die een beetje rondziet in de wereld weet, welk een noodlottige invloed zij hebben op 't menschelijk karakter. Het is een aanklacht tegen onze maatschappij, dat er economisch zwakken zijn menschen, die slechts kun nen leven wanneer zij zich stellen in den dienst van anderen en economisch ster ker menschen, die finantieel krachtig zijn. Hoe dikwijls maken laatstgenoem den misbruik van hun macht! Honderddui zenden zijn er, die arbeid, welke zij uit mo reel oogpunt veroordeelen, verrichten alleen maar omdat zij toch eten moeten. meer noodie:. Eén paar glazen voor ver zien en lezen ner naar f 4.bil te SCHAGEN. Ziekenfondsleverancier. MIKlIffllIHflBIlHIIHll Zijn het niet de massa werkers in de wapentuigfabrieken, die terwijl zij den oor log verafschuwen, toch de gruwelijke ver- nietïgingswerktuigen maken, waardoor ze misschien- zelf te eeniger tijd een ellcndigen dood zullen sterven? Waarom doen zij liet? „Befehl ist Befehl" en wie lfier het bevel geeft is de honger. En slechts de zeer krachtige, moreel sterke mensch is in staat die macht te weerstaan. Jaren geleden zeide mij eens een landar beider: „als mijn baas mij beveelt om een sloot te graven en hem daarna weer dicht te gooien, dan weer opnieuw te graven en wederom dicht te gooien en zoo altijd maar door, dan doe ik dat, want ik ben in zijn dienst en verdien er mijn loon mede". Die man toonde de zuivere slavenziel te bezit ten; voor hem gold onvoorwaardelijk het „Befehl ist Befehl". Nu zou men als zoo iets werkelijk voorkwam dat slooten graven en dichten als een onschuldig idio tisme kunnen beschouwen. Helaas echter is veel, dat bevolen wordt, verre van on schuldig en dan gevoelt' de waarlijk fiere mensch, dat hij voor een pijnlijk conflict komt te staan. Hoe hij zich uit dit conflict kan redden, is afhankelijk van de kracht van zijn wil, van zijn lijdensmoed, van zijn karakter. Men boude goed in het oog, dat er ook een andere, een goede kant is aan het „Befehl ist Befehl". Het kan gebeuren, dat volkomen vrwillig men zich onderwerpt aan den wil van een ander. Dit is b.v. het ge val, wanneer men zich aansluit bij een groep, die iets bereiken wil, waarvan 'men de noodzakelijkheid erkent of waarvan men de zedelijke strekking toejuicht. Maar dan wordt het bevel niet aangevoeld als een uiting van macht, maar als een onvermij delijk middel om een gesteld doel te ver wezenlijken. Een eenvoudig voorbeeld: iemand sluit zich aan bij een vrij willigen brandweer. Die brandweer kan niet goed functioneeren, als cr geen commandant is. Dan is het logisch en redelijk, dat zijn bevelen worden opge volgd, want iedere brandweerman wil bet doel van den brandweer zoo goed mogelijk dienen. En het geweten, het verantwoorde lijkheidsgevoel zal hem vanzelf tot onder werping aan de gegeven bevelen brengen. Dit voorbeeld is slechts een uit de velen, die ik zou kunnen geven. Men behoeft slechts te denken aan sportverecnigingen, aan gemeenschappelijke spelen en feesten en wedstrijden. Nog één punt is er waarop ik terloops wil wijzen. Ook bij de opvoeding van kin deren in huis en in school kan het voorko men dat bevelend moet worden opgetreden. Niemand zal dit afkeuren. Maar ik ben er van overtuigd, dat de hoogstaande opvoeder vóór alles er naar zal streven machtsuit oefening tot een uiterst minimum te beper ken en dat hij daartegenover zal trachten door moreelen invloed op dc aan zijn zorg toevertrouwde kinderen in te werken, om dat hij in de kinderen behoort te zien: wor dende, groeiende menschen. Dit echter in 't vorbijgaan. Wij hebben bij dit artikel in 't bijzonder gedacht aan volwassen mannen en vrouwen en dan zeg ik: als vrije men schen staan wij tegenover elkander en nie mand onzer heeft zedelijk het recht om over anderen te heerschen en allerminst om anderen te bevolen iets te doen wat hij als waarachtig redelijk, zuiver voelend mensch niet kan doen. ASTOR. Mail door auto aangereden en gedood; chauffeur meldt zich later bij de politie. Gisternacht te circa twee uur von den voorbijgangers op den Prinsen gracht te Amsterdam, ter Hoogte van de Leliegracht even voorbij de Wes- termarkt het lijk van een ongeveer 50-jarigen man. Het lag op den rij weg, het hoofd was geheel verbrij zeld en het was duidelijk, dat de man reeds een half uur dood moest zijn. Onder leiding van commissaris Schreuder, chef van het bureau Marnixstraat, stelde de inmiddels gewaarschuwde politie ter stond een nauwgezet onderzoek in. Er waren enkele aanwijzingen, dat 't slachtoffer over reden moest zijn door een auto, want vlak bij het lijk werden o.m. stukken glas ge vonden, die deel hadden uitgemaakt van de lens van een bermlamp. Terwijl de politie nog met het onderzoek ter plaatse bezig was, meldde zich bij het politieposthuis op de Wcstermarkt een 29- jarigc chauffeur van een garage op de Wes- tehmarkt. Deze deelde den dienstdoenden brigadier mede, dat hij met zijn wagen on geveer half twee op (ie Prinsengracht had gereden en dat hij ter hoogte van de Lelie gracht plotseling een hevige klap had gehoord. I-lij had gestopt en uit het portier- Hoe notarissen, onderwijzers en dokters in vroeger eeuwen hun vak aanprezen. In het straatbeeld vari vroeger eeuwen namen de uithangborden een belangrijke plaats in. Onze voorvaderen hadden er vaak slag van, op origineele wijze hun bedrijf in woord en beeld aan te duiden. Niet alleen winkeliers en kooplieden maar ook notaris sen, advocaten, chirurgijns e.d. hielden zich in dit opzicht niet onbetuigd. Van buitengewone openhartigheid getuig de, aldus de N.R.Crt., het opschrift van een notaris in Den Briel. Hier woont Jacobus, procureur en notaris Van alle zaken of 't leugen of waar is". Dit zou men ook kunnen zeggen van den Arnhemschen advocaat, die een uithangbord voor zijn kantoor had aangebracht, waarop men las: „Hier woont Jacob Revius, mijn werek is advocaat, Kom vrij op mijn kantoor, zeg niet dat 't yder baat". Een notaris, die naar de gewoonte van den tijd, zooals dit met vele advocaten ook het geval was, tevens translateur was, deed daarvan op de volgende wijze mededeeling: „Hier translateert men uit het Spaans, Portugees, Hoogcluyts en Italiaans; In Duytsche woorden, naar de brieven, Dat men de luyden kan gerieven". Als een voorbeeld hoe men trachtte voor allerlei werkzaamheden aan de burgerij zijn diensten aan te bieden, moge het volgende luifelschrift voor een Amsterdamsch notaris kantoor dienen: „Hier copyeert en dicteert men tot yders believen, Hier schrijft men testament En stelt ook geld op renten, Men wisselt hier ook in den toonder dezer brieven Voor 5 percent, wat meer of wat min, Elck wort gedient hier na zijn zin. Men maakt ook contracten en huweliks voorwaarden Voor hun, die trouwen of vredig willen leven op aarden" Een rijmende schoolmeester. Dat ook schoolmeesters de kunst verston den reclame te maken voor hun vak blijkt uit de „dichterlijke" ontboezeming, die Hen drik Zeel, een schoolmeester te Amsterdam, voor zijn woning in de Wolvenstraat in het midden der 17e eeuw had aangebracht: „Liefhebbers sta wat stil, bedwing, uw vlugge schreden. Doorlees dit weinig schrift van boven tot beneden Mijn dienst ik presenteer, om yder sijn begeeren, Al wat hier onder staat perfect en \vel te leeren: Latijn, Hoogduitsch, muziek, prompt lezen en wel schrijven, Boekhouden, cijfren mee, om koopman schap te drijven. Dit alles op het kort, ook doen in mijn verpligten, Te maken naar uw wensch verjaar- en trouwgedigten". De chirurgijns als de helpers der mensch- heid in vroeger eeuwen hadden ook veelal de gewoonte hun beroep met luifelschriften aan te duiden. In Utrecht heeft men jarenlang voor de wo ning van een chirurgijn kunnen lezen: „Hier woont een praktisijn voor kreu pelen en kranken, Help ik U, ge zult mij namaals danken. Het kromme maak ik niet altijd even regt JNJaar cureeren doèn ik steeds met liefde en overleg. Godt is mijn hulp en komt er eenigh ongeval, Elck weet hieraan, waar hij mij vinden sal." Een Leidsche chirurgijn, die tevens bar bier en lakenwever was, had de volgende versregelen voor zijn zaak laten aanbren gen: „Hier maekt men ook laken en spant het op ramen Die 't al te veel rekken, die moeten zig schamen, Dan scheert men het droog en brengt het in de stad Doch de droogscheerders zijn graag met de bek in 't nat". DEN HELDER raampje gekeken, maar niets bijzonders op gemerkt. In de garage teruggekomen ont dekte hij echter de kapotte bermlamp en enkele dueken aan het voorste gedeelte van den wagen. Daarop heeft hij gemeend de politie van een en ander op de hoogte te moeten stellen. Een nauwgezet onderzoek van de bermlamp bracht aan het licht, dat aan de stukken glas, die zich nog in de lamp bevonden, haren kleefden. I-Iet hoofd van 't slachtoffer is dus met deze lamp in aanraking ge weest en geheel verbrijzeld. Het spreekt vanzelf, dat de politie thans onderzoekt of de verklaringen van den chauffeur op waarheid berusten. In verband hiermede worden eventueele getuigen ver zocht inlichtingen te geven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 5