Een industrieman over landbouwbelangen LANDBOUW EN INDUSTRIE MOETEN SAMEN STRIJDEN TEGEN LOONVERSTARRING. Prof. Molenaar, secretaris van het verbond van Nederlandsche werkgevers voor de vereeniging tot ontwikkeling van den land bouw in Hollands Noorderkwar tier. De heer G Nobel ontvangt een medaille voor 25 jarige trouwe ambtsvervulling In de najaarsvergadering der leden van de vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in Hollands Noorderkwartier spreekt de voorzitter, de heer Joh. de Veer, tot de aanwezigen een hartelijk WELKOMSTWOORD, en acht het van groot belang dat Prof. Molenaar, die als secretaris van de Ned. Werkgevers een ander standpunt inneemt, in deze vergadering als spreker zal optreden Het is goed eens van gedachten te wisse len, opdat daaruit het goede wordt geboren. NOTULEN. De notulen der vorige vergadering worden onveranderd vastgesteld, onder dank voor de keurige wijze van samenstelling door den secretaris den heer G. Nobel. INGEKOMEN STUKKEN. MEDE- DEELINGEN. Het Bestuur besloot, aldus de secretaris, de heer Nobel, om ter algcmeene voorlich ting en tot verdieping van het inzicht op onze Najaarsvergadering van leden een be schouwing te laten houden over: „De po sitie van Industrie en Landbouw" en noo- digde daartoe uit den heer H. P. Gelder man, voorzitter van het Verbond van Ne derlandsche Werkgevers. Aangezien de heer Gelderman in Nederlandsch Indië vertoef de, kon dit voornemen niet worden ver werkelijkt en werd besloten, den heer Prof. Mr. A. N. Molenaar, secretaris van het Verbond van Nederlandsche Werkgevers uit ^e noodigen, die zoo welwillend was om deze uitnoodiging aan te nemen na zijn terugkeer uit Nederlandsch Indië. Onze le denvergadering wordt door samenloop van deze omstandigheden wat later gehouden dan anders, maar dit kon nu niet anders. Het. Bestuur hoopt dat de te houden be schouwingen het later plaats hebben der vergadering ruimschoots zullen vergoeden. Internationaal Graslandcongres. Het Bestuur besloot om donateur te wor den van het Vijfde Internationaal Gras landcongres, in 1940 te 's-Gravenhage te houden. Commissie Bouwknechten. De Commissie voor Bouwknechten heeft tot haar genoegen haar werk met meer vrucht beloond gezien, want aan de heeren Gerrit de Witte te Waardpolder, Kolhom, en Thomas de Klerk te Anna Paulowna 'kon h'et diploma worden uitgereikt. Com missie en Bestuur verheugen zich in deze hernieuwde belangstelling en hopen dat deze belangstelling voor volgende jaren be langrijk mag toenemen, opdat vele bouw knechten in het belang van hun zelf en van den Landbouw het diploma zullen verwerven. Het Bestuur besloot om ook een verte genwoordiger uit Wieringermeer in de commissie te benoemen, waarvoor de heer S. Breebaart Kz., als voorzitter van de con tactcommissie is uitgenoodigd. Tot ons genoegen heeft de heer Breebaart deze be noeming aangenomen. Inlichtingen aan Groninger Mij. van Landbouw. Van de Groninger Maatschappij van Land bouw kwam een verzoek om inlichtingen in over de werkwijze van Noorderkwartier zulks in verband met de bedoeling om in Groningen de verhouding tusschen de drie landbouworganisaties in Groningen eens te bezien in de organisatorische wijze van werken van Noorderkwartier. Deze inlichtingen zijn natuurlijk gaarne verstrekt; laat ons hopen, dat het voorbeeld van Noorderkwartier zal worden nagevolgd. Huldiging Prof. Sjollema. Het Bestuur heeft gemeend goed te doen om een bijdrage te geven voor het Hulde blijk van Prof. Sjollema, terwijl Secretaris voor onze Vereeniging het Afsoheids Colle ge te Utrecht bijwoonde. Vervolgens houdt de heer Johan de Veer een interessante inleiding over DE POSITIE VAN DEN LANDBOUW aan de hand van gegevens van het boek- houdbureau van de Holl. Mij. van Land bouw over de laatste zes jaren betreffende Noord-West Friesland en de Noord-Oostpol der, onvattende Anna Paulowna, Wieringer- waard en Waard en Groet. De netto op brengst is berekend per H.A. waarbij in rekening is gebracht 4 van de bedrijfs- inventaris, terwijl de pacht is ontleend aa.n de werkelijk betaalde pacht in de betref fende gebieden. Noordelijk-West. Friesland betreft in hoofdzaak veehoudersbedriivwi, gemiddeld 18.5 H.A. groot, met H tot 1 H.A. bouwland. De netto opbrengsten per H.A. waren van 1033—1938 resp. —12.29 —11.76 +19.77 1935, 19.84, 70.84 en 83.65 1938, gemiddeld over de laatste 6 jaar f 28.34 per H.A., hetgeen met de gemiddelde hedrijfsgrootte een inko men geeft van f 511.53 per jaar. Indien men het beloop der cijfers ziet, dan worden de gunstige resul taten over de 2 laatste jaren ver oorzaakt door een hoogere opbrengst van de zuivelproducten, maar mede door de opbrengst van rundvee en schapen, welke in de laatste boek jaren aanmerkelijk is verbeterd. Heit steunen van de prijzen van deze af zet, hetgeen uiteindelijk beteeken t, het steunen van de vleeschprijzen, beïnvloedt in vrij belangrijke mate de bedrijfsuitkom- sten. Daarom is het inblikken van het eigen vee toe te juichen en moet die invoer van buitenlandsch vleesch met beslistheid wor den afgewezen. Voor varkens is het verband moeilijker te vinden aangezien de veevoer rekening niet is gesplitst. Ook voor schapen zal men in deze rich ting iets moeten doen om een totale inzin king der prijzen te voorkomen. Opmerkelijk is de loonfactor, welke van f 70.96 per H.A. in 1932/'33 is teruggegaan tot. f 4S.48 in 1937/'38, in het laatste jaar bedroeg deze daling zelfs f 10.per H.A. Nood Hieruit blijkt hoe zeer door de slechte be drijf suitkomsten van de voorgaande jaren op de loonen is bezuinigd en dat men tracht met vrouw en kinderen en zeer lange ar beidsdagen het bedrijf gaande te houden. Hieruit kan ook geconcludeerd worden welk een werkverruiming er in den land bouw mogelijk is bij betere bedrijfsuitkom- sten. De akkerbouwbedrijven. Bij de akkerbouwbedrijven ziet men dit verschijnsel niet in die mate en is de loon factor vrij constant. Ook de bedrijfsuitkom- sten geven niet die groote schommelingen. Zii waren in 19331938 resp. 11.72. 25.77, 57.57, 42.52, 43.46 en 34.37. De gemiddelde opbrengst per H.A. was over de laatste 6 jaar f 35.90. Omgerekend tegen de gemid delde hedrijfsgrootte van 32 H.A. geeft dit een inkomen van f 1148.80. De tuinbouw. Wat de tuinbouw betreft is de toestand slechter dan ooit. Als men dus de positie op heden be schouwt, dan hebben alleen de zuivelbedrij ven de 2 laatste jaren gunstiger gewerkt, hoewel ik vrees, zegt de heer de Veer, dat de resultaten van het loopende boekjaar wederom ongunstiger zullen zijn door de rampzalige mond- en klauwzeerperiode en door de slechtere vooruitzichten van den afzet, speciaal van de schapen. In verband met de regeeringsmaatre,gclen moet ook de aandacht gevestigd worden op de verplichte arbitrage in loongeschillon, waarbij de rijksarbiters vrij algemeen hoo gere loonen vaststellen, terwijl de regee ring anderzijds de richtprijzen niet wenscht te verhoogen! Indien dé regeering het noodig acht de inderdaad lage loonen te verhoogen, clan mag zij op grond van de Landbouwcrisiswet de boe ren en tuinders niet dwingen om deze verhooging van hunne gemid deld nog lagere inkomens te beta len, maar dan dienen de richtprij zen te worden verhoogd. Deze blijvende lage belooning maakt het voor hen onmogelijk om van andere bevolkingsgroepen te kooperv, zoodat de binnenlandsche ruilverhoudingen totaal zijn ver stoord, met het. gevolg van grootere werkloosheid ook bij andere groe pen! Moge deze dag er toe bijdragen, besluit de heer de Veer, om de inzichten te verrui men en moge de boerenstand en het daar aan verhonden platteland beseffen, dat zij eeregezind moeten opkomen voor hunne rechten in het belang van het geheele volk! (Applaus.) De consulenten waren sober. Geen der consulenten heeft een mededee- ling, hetgeen voorzitter doet opmerken, dat de heeren zeer sober zijn! PLAATS VOLGENDE VERGADERING. Op voorstel van het Bestuur wordt Alk maar als plaats voor de volgende vergade ring aangewezen.. BESTUURSVERKIEZING. Aftredende zijn de heeren Joh. de Veer. D. Nobel en Jm. Blaauboer Gzn., niet herkies baar. Do Ver. van Oudleerlingcn der Rijks- landbouwwinterschool stelt candidaat de heer P. Blaauboer Gzn., Groetpolder. Geko zen worden de heeren P. Blaauboer, D. P. Timmerman, Sehagon en de heer E. Govers Dzn. De heer De Veer heet de nieuwbe- noemden hartelijk welkom. BENOEMING VOORZITTER. Als voorzitter wordt gekozen de heer P. Bürmann. De heer D. Stapel, die bij eerste stem ming favoriet was. deelde mede een be noeming niet; te zullen aanvaarden. Hij ziet liever een jongere kracht. Voorzitter respecteert de meening van den heer Stapel en brengt hem voorts hulde voor zijn werk als voorzitter van de Holl. Mij. van Landbouw. De heer Burmann aanvaardt de benoe ming gaarne. Het is zijn tweede periode als zoodanig. Benoeming finantieele commissie. Het bestuur draagt voor de heeren J. Dok ter, Mr. H. Judell en G. J. Stokreef. Al dus besloten. RAPPORTEN EN MEDEDEELINGEN. De heer Jm. Blaauboer rapporteert voor de werktulgencommissie. Er zijn geen de monstraties georganiseerd, wel zijn er ad viezen geweest voor het gebruik van rups- ploegen, en voor draineering. Melkcommissie. De heer Tr. Huisman brengt rapport uit voor de Noordhollandsche Melkcommissie. Het rapport is gelijk aan dat, uitgebracht op de vergadering van den Bond van Zui velfabrieken te Hoorn, waaromtrent wij in numimer van Dinsdag een en ander ver meldden. BIETEN-ALCOHOLCOMMISSIE. De heer P. Bürmann rapporteert voor de bietenalcoholcomimissie; De regeering behartigt beter de belangen van den buitenland- schen producent dan van den Nederlandschen boerenstand! In 1934 werd, aldus spr., door bet Be stuur der Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw in Hollands Noorderkwartier een Commissie ingesteld welke de opdracht kreeg het_ vraagstuk van de bereiding van alcohol uit bieten, ter verkrijging van mo torbrandstof, nader te bestudeeren. Het resultaat van dit onderzoek was een rapport, dat zoozeer de aandacht der Regee- ring trok, dat door haar een Regeerings- commissie werd ingesteld om dit vraag stuk te onderzoeken. De conclusie der Regeeringseomrmissic was, dat bij afweging der verschillende as pecten, gebleken was ..dat de technische nadoelen van het gebruik van een benzine alcohol mengsel iels grootcr zijn dan rle voordooien, doch dat dit nadeel toch niet zoo groot is. dat de invoering van ge mengde brandstof daardoor zou behoeven te worden tegengehouden." Verder was de con clusie dat de technische mogelijkheid der bereiding zeker Aanwezig was. De Regeeringscommissie geeft dus toe de mogelijkheid der bereiding, echter is haar oordeel over de kosten minder gunstig. De kostenberekening der Regeeringscomimissie is van dien aard, dat onze Commissie zich hiermede in geonen deele vereenigen kon en meende haar inzicht in een tweede rap port uiteen te moeten zetten. In dit tweede rapport zet onze Commissie nogmaals uiteen waarom zii meent dat de alcoholbereiding uit suikerbieten van groot belang geacht wordt voor Nederland en wel: le motorbrandstof uit eigen land (dreigend oorlogsgevaar); 2e vermindering van een door exportbelangen niet vol doende gecompenseerde invoer; 3. werkverruiming en daardoor steunver mindering; 4e de opvoedende kracht, wel ke uitgaat van het verdienen van eigen levensonderhoud. Per ha. bieten wordt cir ca f 95.meer verloond dan per ha. tarwe. Vervolgens worden in dit tweede rapport door onze Commissie nog eenige punten be sproken uit. het Regeeringsrapport waar mede zij het niet eens is. Zoo betwisten wij, zegt de. heer Bürmann, dat de gewone benzine 5 meer energie prestpert dan mengbenzine. In dit verband wijzen wij op twee uitspraken van de Re- geeringseommissie in haar eigen rapport n.1.: „dat bij gebruik van den normalen car burator een grooter brandstofgebruik niet of nauwelijks tot uiting zal komen" en „dat de, verschillen in ontwikkeld vermogen worden ongeheven, ja dat sommige deskun digen zelfs de. voorkeur geven aan de aleoholmengsels." De weerlegging van deze onmierking uit het, Regeeringsrapport is o.i. hiermede vol doende geargumenteerd. Tegenover de berekening der Regeeringscommissie. dat voor de bereiding van 4S0.000 h.1. alcohol drie nieuwe fabrieken noodig zijn, n.1. één van 2.000 ton bieten dagca- pacifeit. en twee van idem 1.S00 ton stellen wij dat de bestaande spiri tusfabrieken zeker een belangrijk deel dpr productie zouden wenschen over te nemen, waardoor de kost prijs van machinerien en gehouwen met pl.m. één derde kan worden ver laagd, en dus ook de alcoholkost- prijs verlaagd kan worden. Licentiekosten te hoog geraamd. De Regeeringscommissie neemt, voor li centiekosten systeem De Melle 30 cent per h.1. alcohol aan. Wij wijzen er echter on, dat voordat de nieuwe fabricatie wordt toegepast, er 2/3 van het octrooi is verloo- pen zoodat de licentiekoksten zeker belang rijk lager gesteld kunnen worden. Als inkomsten uit pulp rekent de Regec- ringsconKmissio f 0.70 per h.1. alcohol. De boeren betalen echter minstens f 2.50 per ton pulp. waaruit volei dat r>er h.1. alcohol manslens f 1,40 pulpinkon en gerekend dient tp worden. Vervolgens neemt de Regeeringscommissie voor denaturafie f 2.30 per hl. alcohol. In dit verband wijzen wij op een denaturalie- middel geproduceerd door de Staatsmijnen, waardoor ook deze kosten belangrijk ver laagd kunnen worden. Wij conrludecren tenslotte, aldus de heer Bürmann, dat de Regee ringscommissie meer de belangen van den hui toni anrlschen producent heeft aangevoeld, dan die van den Node r 1 an dsch c n boere nst an d. Tenslotte stellen wii vast dat de Regee ringscommissie veronderstelt, dat in liet kader van de landbouwsteun regelingen nog wel een minder oneconomisch en ge zonder project gevonden zou kunnen wor den. Indien de Regeeringscommissie inderdaad dergelijke veronderstellingen heeft., die op hetere basis zijn opgemaakt dan dit rapport dan stellen wij vast. besluit spr., dat het zeer te betreuren is, dat de Regeeringscom missie niet heeft aangevoeld, welke belang rijke punten zij heeft verzwegen. Voorzitter dankt de verschillende rappor teurs. Uit hun belangwekkende mededee- iineen is het nut der commissies wel zeer duidelijk naar voren getreden. De heer P. Blaauboer zou graag willen, dat de bielenalcoholcómmissie actief bleek Gezien de groote vasthoudendheid van deze commissie, gelooft voorzitter dat wel, en hoopt dat er spoedig in regeeringskrin- gen meer waardeering komt voor het werU dezer commissie. De heer Bürmann zegt, dat. de commissie voor een vraagteoken staat. Er is geen aan- knoopingspunt meer, want de regeerings commissie bestaat niet meer. In het blinde rondslaan is echter moeilijk. De heer P. Blaauboer wil dan wel sub sidieeren, opdat de commissie meer kan doen. Voorzitter; Een studiereis! (Gelach). De heer Ir. Lienesch vindt het onjuist, Noorderkwartier met deze zaak te laten zitten. De zaak is daar veel te belangrijk voor, de groote organisaties moesten zich er mee bemoeien, desnoods via de radioom- roep propaganda voeren. Voorzitter meent, dat via het Kon. Ned. Lanclbouwcomité iets gedaan kan worden. Er is reeds verzocht om een exemplaar van het rapport. De heer Ir. Lienesch: Voor de bibliotheek (Gelach). De heer Waiboer gelooft niet dat de Ne derlandsche landbouw warm is .voor deze zaak. Dat moet eerst! De heer Ir. Lienesch merkt op, dat er reeds een surplus aan suikerbieten is, en de regeering wel geneigd is wat te doen. Het gaat er echter niet zoo zeer om den alco hol, maar om de eenzijdige graanbouw te gen te gaan, door uitbreiding van den verbouw van hakvruchtcn. De regeering zet een gedeelte reeds om in veevoer. De eenige weg vindt spr. rechtstreeksche actie in Den Haag. De heer Bürmann zegt toe, dat de com missie gaarne intact zal blijven en wil zich wenden tot den hoer Louwes, voorzitter van het Landbouweomité. Hierna wordt gepauzeerd tot hal! twee. DE MIDDAGVERGADERING. In de middagvergadering, welke drukker is bezocht dan de morgen/bijeenkomst, heet voorzitter speciaal welkom Prof. Molenaar, secretaris van het Verbond van Nederland sche Werkgevers, die een rede houdt over het onderwerp: De positie van Industrie en Landbouw Spreker begint met te zeggen, dat hij het verband tusschen industrie en landbouw in het licht wil stellen. De beteekenis van de verschillende vormen van bedrijvig heid in ons land kan men het beste il- lustreeren met de cijfers betreffende de be roepstelling. Sedert 1899 tot 1930 is het aantal arl>eiders in de industrie gestegen van 647.000 tot 1.236.000. Uit deze groote toename blijkt het groote belang van de industrie voor de werkgelegenheid in ons dichtbevolkte land. Een zoodanige vergrooting van werkgele genheid wordt door den landbouw niet ge schapen. Aan het einde van de vorige eemv waren in den landbouw werkzaam 525.000 personen en in 1930 690.000 personen. Deze geringe toename heeft een na tuurlijke oorzaak, omdat per eenheid cultuurgrond slechts een beperkte hoeveelheid producten kan worden voortgebracht. De industrie daaren tegen kan per oppervlakte-eenheid een toenemend aantal menschen werk verschaffen. Hierbij komt dan nog, dat de beschik bare hoeveelheid cultuurgrond in verband met den bevolkingsaanwas ten plattelande onvoldoende is om allen, die uit een land- bouwmilieu komen, ook hun verdere leven in den landbouw werkzaam te laten blij ven. Groote gemeenschappelijke be langen. Landbouw en industrie hebben groote ge meenschappelijke belangen. In de eerste plaats wel doordat beide bedrijfstakken wat den afzet der producten betreft op elkaar zijn aangewezen, maar opk uit een bedrijfstechnisch oogpunt blijkt een zeer duidelijk verband tusschen iandbouw en industrie te bestaan. De. spreker wijst op het belang van den landbouw bij een aantal Industrieën, die bepaalde grond- en hulpstoffen voor het landbouwbedrijf leveren (kunslmest, em ballage, landbouwwerktuigen, vee voed erstof- fen enz.) Voorts worden tal van landbouw producten als grondstof door de industrie verwerkt. Ook ten aanzien van den export treft ons do overeenstemming in de positie van land bouw en industrie. Immers beide bedrijfs takken zijn voor een groot deel aangewezen op den export. In 1937 werd naar de waarde gerekend voor een bedrag van f 1148 milli- oen geëxporteerd. Hiervan was de export van zuivere landbouwproducten rond f 138 milliocn; de expoi't van landbouwproduc ten, welke een industrieele bewerking heb ben ondergaan, alsmede van artikelen, welke noch tot. den landbouw noch tot de industrie kunnen worden gerekend, rond f 320 milliocn en de export van zuivere in dustrieproducten rond f 690 milliocn. Verschilpunten. Niet ontkend kan worden, dat zoowel de voor de industrie genomen steunmaatrege len alsook de landbouwcrisismaatregelen wel eens verschilpunten tusschen landbouw en_ industrie hebben doen ontstaan. Immers heide vormen van Regeeringsingrijpen heb ben de strekking de concurrentie van de zijde van buitcnlandscbe producten te be perken. De lasten, welke de landbouwcrisis- maatregelen op onze bevolking leggen, kun nen grootendcels worden afgelezen uit de cij fors, welke ons ieder jaar in de begrooting van het Landbouwcrisisfonds worden ver strekt. Welke lasten de contingenteerings- maatregelcn met. zich medebrengen is uiter mate moeilijk te benaderen. Minister Colijn noemde indertijd^ een bedrag van f 160 mil- lioen, maar Minister Gelissen meende kort daarna, dat op rekening van de contingcn- t eeri ngsm a a t regel en slechts een totale druk van f 3 millioen kon worden gesteld. Er is wel eens gezegd, dat de industrie de landbouwcrisismaatregelen zou willen opheffen, maar dit is niet juist. De indu strie beseft zeer goed, dat de landbouwsteun onder de huidige omstandigheden niet kan worden gemist, wanneer men ziet, dat de wereldmarktprijzen van belangrijke artike len ongeveer de helft zijn van de richtprij zen. Wel heeft de industrie vaak gemeend tegen overdrijving in den landbouwsteun te moeten waarschuwen. Trouwens ieder zal liet er wel mee eens zijn, dat deze steun zoo efficiënt mogelijk moet zijn en zoo weinig mogelijk lasten op de geheele bevolking moet leggen. Nadoelen van het verstarde loon. en kostenpeiL Daarop toonde spreker aan, dat zoowel de landbouw als de exportindustrie als onbe- schutte bedrijven ten volle het nadeel on dervinden van het verstarde loon- en kos- tewpeil. De verdiensten in de beschutte en overheidsbedrijven zijn veel hooger dan die in de exportindustrie en den landbouw. De overeenstemming in de belangen van landbouw en industrie is zoo groot, dat men eigenlijk moet be treuren, dat er niet één organisatie is, waarin beide bedrijfstakken zijn opgenomen. Het is dus onjuist, dat er een tegenstelling zou bestaan tusschen de belangen van landbouw en industrie. Integendeel, waaneer wij de problemen in breeder ver band bezien, springen verschillende gemeenschappelijke belangen in het oog. Ongetwijfeld zijn er verschillende onder werpen, welke zich voor een gezamenlijk optreden van landbouw en industrie leenen. Laat ons derhalve in de toekomst nog meer dan voorheen den nadruk leggen op hetgeen landbouw en industrie samenbindt. GEDACHTENWISSELING. Dan wordt gelegenheid tot gcdachtenwis- seling gegeven, waarvan allereerst Ir. Huis man gebruikt maakt De rede gaf weinig ge- legenhoid tot critick, zegt spr., inderdaad hebben landbouw en industrie gemeenschap pelijke belangen, in bet kort gezegd, de men- schelijke maag. Meerdere welvaart moet ook nu eenmaal gezocht worden in de grootere productiviteit van de industrie. Op deze on- dcrdeelen onderstreept spr. het betoog vol komen. Echter, om iets te bereiken, dient de nood van beide groepen ook beter naar voren, te komen. Een eenvoudige boer ziet bij alles wat hij onderneemt de tegenstelling tusschen stad en platteland. Zoo verdienen de bouwvakarbei ders tweemaal zooveel en werken veel koi ter. De boer doet veel meer zelf dan vroe ger, met gevolg dat de werkloosheid in de bouwvakken vermeerdert. Steeds komt. de boer met de menschen in aanraking, wier loon veel hooger is dan in zijn eigen be drijfstak. Biedt een boerenzoon zich aan tegen lager loon, is hij een onderkruiper, door de vestigingswet is de midden stand voor hem afgesloten! De boer staat alleen. In de industrie is nog de meeste kans, maar ook hier passen de loonen zich aan. Zelfs bij de exportindustrie is loonstijging waar te nemen tegenover de loonen in het agrarisch bedrijf. Verstard zijn de loonen in alle bedrijfstakken! Overal is het element van den arbeider, die niet onder een bepaald loon wil werken. Het gaat den boerenstand hierom: Is de ontwikkeling van het loonpeil in den landbouw dat relatief steeds lager is, geen oorzaak, dat men de ontwikkeling in de industrie onrede lijk en onevenwichtig vindt De onbeschutte bedrijfstakken dragen do lasten voor de beschutte, In hoeverre onderschrijft Prof. Molenaar deze meening en hoeverre deelt bij de con- clucie, dat het streven naarv rije concurren tie en vermindering van de loonverstarring gesteund te worden?, vraagt spr. Natuurlijk wil spr. niet meer terug naar de wanverhou ding tusschen kapitaal en arbeid vroeger, maar voor een volkomen vrij bedrijf als het boerenbedrijf, is het toch in dezen tijd van achteruitgang niet mogelijk zich zoo staan de te houden. Er is voor den boer maar één standpunt: de beschutting in andere bedrijven te ver hinderen en het agrarisch loon in overeen stemming te brengen met het loonpeil in an dere bedrijfstakken. Geen basis! De hoer Breure is teleurgesteld niets over de basis van samenwerking gehoord te heb ben en die moet er toch zijn om de verhou ding to verbeteren. Reeds jaren geleden hoeft, de heer Smid uit Voorburg gewezen op deze zaken, die tot economische ontwrichting leiden. Prof. Mole naar kan dit weten! Spr. noemt het ook een zijdig, als Prof. Molenaar beweert dal alleen do industrie grootworkgeefstor is, tenslotte is er toch nog voldoende cultuurgrond en grond die daartoe kan worden aangewend, om honderdduizenden werk te geven! BEANTWOORDING. Prof. Molenaar beantwoordt de sprekers uitvoerig. De vraag van Ir. Huisman omtrent de onredelijke verhoudingen en de noodzaak tot verhooging van den wereldmarktprijs voor de agrarische producten, raakt inder daad de kern van de zaak. Hiermee hangt ook de basis samen, waarnaar de heer Broere vraagt. Spr. heeft den heer Smid wel eens gespro ken over andere onderwerpen, en is het meestal met zijn inzichten niet eens, in het bijzonder waar de heer Smid zijn bekende protectionistische maatregelen propageert, maar de heer Smid was voor spr. nimmer dé man, die namens de landbouwers kwam om over de kostprijzen te spreken. Zeker heeft spr. niet bedoeld te beweren dat de platte landsbevolking alleen naar de industrie wordt overgeheveld, ook handel en verkeer hebben zich ontwikkeld Als een arbeiderskind weg ge mechaniseerd wordt, kan hij al tijd nog stofzuigerverkooper wor den. Door de uitstooting van arbeiders door de mechanisatie, zullen langza merhand arbeiderskinderen andere beroepen zoeken als stofzuigerverkoo- pers, enz. Spr. blijft er bij, dat de lasten op den land bouw gelegd, op de industrie drukken, maar over het begrip onredelijk kan en mae men lang spreken. Wat het betoog van ir. Huisman betreft, betreurt spr. het juist dat de landbouw zoo weinig medewerking toont tot wegwerken van de sociale lasten. Spr. meent wel dat de landbouw wat het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 3