Een industrieman over
landbouwbelangen
LANDBOUW EN INDUSTRIE
MOETEN SAMEN STRIJDEN
TEGEN LOONVERSTARRING.
Prof. Molenaar, secretaris van
het verbond van Nederlandsche
werkgevers voor de vereeniging
tot ontwikkeling van den land
bouw in Hollands Noorderkwar
tier.
De heer G Nobel ontvangt een
medaille voor 25 jarige trouwe
ambtsvervulling
In de najaarsvergadering der leden van
de vereeniging tot ontwikkeling van den
landbouw in Hollands Noorderkwartier
spreekt de voorzitter, de heer Joh. de Veer,
tot de aanwezigen een hartelijk
WELKOMSTWOORD,
en acht het van groot belang dat Prof.
Molenaar, die als secretaris van de Ned.
Werkgevers een ander standpunt inneemt,
in deze vergadering als spreker zal optreden
Het is goed eens van gedachten te wisse
len, opdat daaruit het goede wordt geboren.
NOTULEN.
De notulen der vorige vergadering worden
onveranderd vastgesteld, onder dank voor
de keurige wijze van samenstelling door
den secretaris den heer G. Nobel.
INGEKOMEN STUKKEN. MEDE-
DEELINGEN.
Het Bestuur besloot, aldus de secretaris,
de heer Nobel, om ter algcmeene voorlich
ting en tot verdieping van het inzicht op
onze Najaarsvergadering van leden een be
schouwing te laten houden over: „De po
sitie van Industrie en Landbouw" en noo-
digde daartoe uit den heer H. P. Gelder
man, voorzitter van het Verbond van Ne
derlandsche Werkgevers. Aangezien de heer
Gelderman in Nederlandsch Indië vertoef
de, kon dit voornemen niet worden ver
werkelijkt en werd besloten, den heer Prof.
Mr. A. N. Molenaar, secretaris van het
Verbond van Nederlandsche Werkgevers uit
^e noodigen, die zoo welwillend was om
deze uitnoodiging aan te nemen na zijn
terugkeer uit Nederlandsch Indië. Onze le
denvergadering wordt door samenloop van
deze omstandigheden wat later gehouden
dan anders, maar dit kon nu niet anders.
Het. Bestuur hoopt dat de te houden be
schouwingen het later plaats hebben der
vergadering ruimschoots zullen vergoeden.
Internationaal Graslandcongres.
Het Bestuur besloot om donateur te wor
den van het Vijfde Internationaal Gras
landcongres, in 1940 te 's-Gravenhage te
houden.
Commissie Bouwknechten.
De Commissie voor Bouwknechten heeft
tot haar genoegen haar werk met meer
vrucht beloond gezien, want aan de heeren
Gerrit de Witte te Waardpolder, Kolhom,
en Thomas de Klerk te Anna Paulowna
'kon h'et diploma worden uitgereikt. Com
missie en Bestuur verheugen zich in deze
hernieuwde belangstelling en hopen dat
deze belangstelling voor volgende jaren be
langrijk mag toenemen, opdat vele bouw
knechten in het belang van hun zelf en
van den Landbouw het diploma zullen
verwerven.
Het Bestuur besloot om ook een verte
genwoordiger uit Wieringermeer in de
commissie te benoemen, waarvoor de heer
S. Breebaart Kz., als voorzitter van de con
tactcommissie is uitgenoodigd. Tot ons
genoegen heeft de heer Breebaart deze be
noeming aangenomen.
Inlichtingen aan Groninger Mij.
van Landbouw.
Van de Groninger Maatschappij van Land
bouw kwam een verzoek om inlichtingen
in over de werkwijze van Noorderkwartier
zulks in verband met de bedoeling om in
Groningen de verhouding tusschen de drie
landbouworganisaties in Groningen eens te
bezien in de organisatorische wijze van
werken van Noorderkwartier.
Deze inlichtingen zijn natuurlijk gaarne
verstrekt; laat ons hopen, dat het voorbeeld
van Noorderkwartier zal worden nagevolgd.
Huldiging Prof. Sjollema.
Het Bestuur heeft gemeend goed te doen
om een bijdrage te geven voor het Hulde
blijk van Prof. Sjollema, terwijl Secretaris
voor onze Vereeniging het Afsoheids Colle
ge te Utrecht bijwoonde.
Vervolgens houdt de heer Johan de Veer
een interessante inleiding over
DE POSITIE VAN DEN LANDBOUW
aan de hand van gegevens van het boek-
houdbureau van de Holl. Mij. van Land
bouw over de laatste zes jaren betreffende
Noord-West Friesland en de Noord-Oostpol
der, onvattende Anna Paulowna, Wieringer-
waard en Waard en Groet. De netto op
brengst is berekend per H.A. waarbij in
rekening is gebracht 4 van de bedrijfs-
inventaris, terwijl de pacht is ontleend aa.n
de werkelijk betaalde pacht in de betref
fende gebieden.
Noordelijk-West. Friesland betreft in
hoofdzaak veehoudersbedriivwi, gemiddeld
18.5 H.A. groot, met H tot 1 H.A. bouwland.
De netto opbrengsten per H.A. waren van
1033—1938 resp. —12.29 —11.76 +19.77 1935,
19.84, 70.84 en 83.65 1938, gemiddeld over
de laatste 6 jaar f 28.34 per H.A., hetgeen
met de gemiddelde hedrijfsgrootte een inko
men geeft van f 511.53 per jaar.
Indien men het beloop der cijfers
ziet, dan worden de gunstige resul
taten over de 2 laatste jaren ver
oorzaakt door een hoogere opbrengst
van de zuivelproducten, maar mede
door de opbrengst van rundvee en
schapen, welke in de laatste boek
jaren aanmerkelijk is verbeterd.
Heit steunen van de prijzen van deze af
zet, hetgeen uiteindelijk beteeken t, het
steunen van de vleeschprijzen, beïnvloedt
in vrij belangrijke mate de bedrijfsuitkom-
sten.
Daarom is het inblikken van het eigen
vee toe te juichen en moet die invoer van
buitenlandsch vleesch met beslistheid wor
den afgewezen.
Voor varkens is het verband moeilijker te
vinden aangezien de veevoer rekening niet
is gesplitst.
Ook voor schapen zal men in deze rich
ting iets moeten doen om een totale inzin
king der prijzen te voorkomen.
Opmerkelijk is de loonfactor, welke van
f 70.96 per H.A. in 1932/'33 is teruggegaan
tot. f 4S.48 in 1937/'38, in het laatste jaar
bedroeg deze daling zelfs f 10.per H.A.
Nood
Hieruit blijkt hoe zeer door de slechte be
drijf suitkomsten van de voorgaande jaren
op de loonen is bezuinigd en dat men tracht
met vrouw en kinderen en zeer lange ar
beidsdagen het bedrijf gaande te houden.
Hieruit kan ook geconcludeerd worden
welk een werkverruiming er in den land
bouw mogelijk is bij betere bedrijfsuitkom-
sten.
De akkerbouwbedrijven.
Bij de akkerbouwbedrijven ziet men dit
verschijnsel niet in die mate en is de loon
factor vrij constant. Ook de bedrijfsuitkom-
sten geven niet die groote schommelingen.
Zii waren in 19331938 resp. 11.72. 25.77,
57.57, 42.52, 43.46 en 34.37. De gemiddelde
opbrengst per H.A. was over de laatste 6
jaar f 35.90. Omgerekend tegen de gemid
delde hedrijfsgrootte van 32 H.A. geeft dit
een inkomen van f 1148.80.
De tuinbouw.
Wat de tuinbouw betreft is de toestand
slechter dan ooit.
Als men dus de positie op heden be
schouwt, dan hebben alleen de zuivelbedrij
ven de 2 laatste jaren gunstiger gewerkt,
hoewel ik vrees, zegt de heer de Veer, dat
de resultaten van het loopende boekjaar
wederom ongunstiger zullen zijn door de
rampzalige mond- en klauwzeerperiode en
door de slechtere vooruitzichten van den
afzet, speciaal van de schapen.
In verband met de regeeringsmaatre,gclen
moet ook de aandacht gevestigd worden op
de verplichte arbitrage in loongeschillon,
waarbij de rijksarbiters vrij algemeen hoo
gere loonen vaststellen, terwijl de regee
ring anderzijds de richtprijzen niet wenscht
te verhoogen!
Indien dé regeering het noodig
acht de inderdaad lage loonen te
verhoogen, clan mag zij op grond
van de Landbouwcrisiswet de boe
ren en tuinders niet dwingen om
deze verhooging van hunne gemid
deld nog lagere inkomens te beta
len, maar dan dienen de richtprij
zen te worden verhoogd.
Deze blijvende lage belooning
maakt het voor hen onmogelijk om
van andere bevolkingsgroepen te
kooperv, zoodat de binnenlandsche
ruilverhoudingen totaal zijn ver
stoord, met het. gevolg van grootere
werkloosheid ook bij andere groe
pen!
Moge deze dag er toe bijdragen, besluit
de heer de Veer, om de inzichten te verrui
men en moge de boerenstand en het daar
aan verhonden platteland beseffen, dat zij
eeregezind moeten opkomen voor hunne
rechten in het belang van het geheele
volk! (Applaus.)
De consulenten waren sober.
Geen der consulenten heeft een mededee-
ling, hetgeen voorzitter doet opmerken, dat
de heeren zeer sober zijn!
PLAATS VOLGENDE VERGADERING.
Op voorstel van het Bestuur wordt Alk
maar als plaats voor de volgende vergade
ring aangewezen..
BESTUURSVERKIEZING.
Aftredende zijn de heeren Joh. de Veer. D.
Nobel en Jm. Blaauboer Gzn., niet herkies
baar. Do Ver. van Oudleerlingcn der Rijks-
landbouwwinterschool stelt candidaat de
heer P. Blaauboer Gzn., Groetpolder. Geko
zen worden de heeren P. Blaauboer, D. P.
Timmerman, Sehagon en de heer E. Govers
Dzn. De heer De Veer heet de nieuwbe-
noemden hartelijk welkom.
BENOEMING VOORZITTER.
Als voorzitter wordt gekozen de heer P.
Bürmann.
De heer D. Stapel, die bij eerste stem
ming favoriet was. deelde mede een be
noeming niet; te zullen aanvaarden. Hij ziet
liever een jongere kracht.
Voorzitter respecteert de meening van
den heer Stapel en brengt hem voorts hulde
voor zijn werk als voorzitter van de Holl.
Mij. van Landbouw.
De heer Burmann aanvaardt de benoe
ming gaarne. Het is zijn tweede periode als
zoodanig.
Benoeming finantieele commissie.
Het bestuur draagt voor de heeren J. Dok
ter, Mr. H. Judell en G. J. Stokreef. Al
dus besloten.
RAPPORTEN EN MEDEDEELINGEN.
De heer Jm. Blaauboer rapporteert voor
de werktulgencommissie. Er zijn geen de
monstraties georganiseerd, wel zijn er ad
viezen geweest voor het gebruik van rups-
ploegen, en voor draineering.
Melkcommissie.
De heer Tr. Huisman brengt rapport uit
voor de Noordhollandsche Melkcommissie.
Het rapport is gelijk aan dat, uitgebracht
op de vergadering van den Bond van Zui
velfabrieken te Hoorn, waaromtrent wij in
numimer van Dinsdag een en ander ver
meldden.
BIETEN-ALCOHOLCOMMISSIE.
De heer P. Bürmann rapporteert voor de
bietenalcoholcomimissie;
De regeering behartigt beter de
belangen van den buitenland-
schen producent dan van den
Nederlandschen boerenstand!
In 1934 werd, aldus spr., door bet Be
stuur der Vereeniging tot Ontwikkeling van
den Landbouw in Hollands Noorderkwartier
een Commissie ingesteld welke de opdracht
kreeg het_ vraagstuk van de bereiding van
alcohol uit bieten, ter verkrijging van mo
torbrandstof, nader te bestudeeren.
Het resultaat van dit onderzoek was een
rapport, dat zoozeer de aandacht der Regee-
ring trok, dat door haar een Regeerings-
commissie werd ingesteld om dit vraag
stuk te onderzoeken.
De conclusie der Regeeringseomrmissic
was, dat bij afweging der verschillende as
pecten, gebleken was ..dat de technische
nadoelen van het gebruik van een benzine
alcohol mengsel iels grootcr zijn dan rle
voordooien, doch dat dit nadeel toch niet
zoo groot is. dat de invoering van ge
mengde brandstof daardoor zou behoeven te
worden tegengehouden." Verder was de con
clusie dat de technische mogelijkheid der
bereiding zeker Aanwezig was.
De Regeeringscommissie geeft dus toe de
mogelijkheid der bereiding, echter is haar
oordeel over de kosten minder gunstig. De
kostenberekening der Regeeringscomimissie
is van dien aard, dat onze Commissie zich
hiermede in geonen deele vereenigen kon
en meende haar inzicht in een tweede rap
port uiteen te moeten zetten.
In dit tweede rapport zet onze Commissie
nogmaals uiteen waarom zii meent dat de
alcoholbereiding uit suikerbieten van groot
belang geacht wordt voor Nederland en
wel: le motorbrandstof uit eigen land
(dreigend oorlogsgevaar); 2e vermindering
van een door exportbelangen niet vol
doende gecompenseerde invoer;
3. werkverruiming en daardoor steunver
mindering; 4e de opvoedende kracht, wel
ke uitgaat van het verdienen van eigen
levensonderhoud. Per ha. bieten wordt cir
ca f 95.meer verloond dan per ha. tarwe.
Vervolgens worden in dit tweede rapport
door onze Commissie nog eenige punten be
sproken uit. het Regeeringsrapport waar
mede zij het niet eens is.
Zoo betwisten wij, zegt de. heer Bürmann,
dat de gewone benzine 5 meer energie
prestpert dan mengbenzine. In dit verband
wijzen wij op twee uitspraken van de Re-
geeringseommissie in haar eigen rapport
n.1.: „dat bij gebruik van den normalen car
burator een grooter brandstofgebruik niet
of nauwelijks tot uiting zal komen" en
„dat de, verschillen in ontwikkeld vermogen
worden ongeheven, ja dat sommige deskun
digen zelfs de. voorkeur geven aan de
aleoholmengsels."
De weerlegging van deze onmierking uit
het, Regeeringsrapport is o.i. hiermede vol
doende geargumenteerd.
Tegenover de berekening der
Regeeringscommissie. dat voor de
bereiding van 4S0.000 h.1. alcohol
drie nieuwe fabrieken noodig zijn,
n.1. één van 2.000 ton bieten dagca-
pacifeit. en twee van idem 1.S00 ton
stellen wij dat de bestaande spiri
tusfabrieken zeker een belangrijk
deel dpr productie zouden wenschen
over te nemen, waardoor de kost
prijs van machinerien en gehouwen
met pl.m. één derde kan worden ver
laagd, en dus ook de alcoholkost-
prijs verlaagd kan worden.
Licentiekosten te hoog geraamd.
De Regeeringscommissie neemt, voor li
centiekosten systeem De Melle 30 cent per
h.1. alcohol aan. Wij wijzen er echter on,
dat voordat de nieuwe fabricatie wordt
toegepast, er 2/3 van het octrooi is verloo-
pen zoodat de licentiekoksten zeker belang
rijk lager gesteld kunnen worden.
Als inkomsten uit pulp rekent de Regec-
ringsconKmissio f 0.70 per h.1. alcohol. De
boeren betalen echter minstens f 2.50 per
ton pulp. waaruit volei dat r>er h.1. alcohol
manslens f 1,40 pulpinkon en gerekend
dient tp worden.
Vervolgens neemt de Regeeringscommissie
voor denaturafie f 2.30 per hl. alcohol. In
dit verband wijzen wij op een denaturalie-
middel geproduceerd door de Staatsmijnen,
waardoor ook deze kosten belangrijk ver
laagd kunnen worden.
Wij conrludecren tenslotte, aldus
de heer Bürmann, dat de Regee
ringscommissie meer de belangen
van den hui toni anrlschen producent
heeft aangevoeld, dan die van den
Node r 1 an dsch c n boere nst an d.
Tenslotte stellen wii vast dat de Regee
ringscommissie veronderstelt, dat in liet
kader van de landbouwsteun regelingen
nog wel een minder oneconomisch en ge
zonder project gevonden zou kunnen wor
den.
Indien de Regeeringscommissie inderdaad
dergelijke veronderstellingen heeft., die op
hetere basis zijn opgemaakt dan dit rapport
dan stellen wij vast. besluit spr., dat het
zeer te betreuren is, dat de Regeeringscom
missie niet heeft aangevoeld, welke belang
rijke punten zij heeft verzwegen.
Voorzitter dankt de verschillende rappor
teurs. Uit hun belangwekkende mededee-
iineen is het nut der commissies wel zeer
duidelijk naar voren getreden.
De heer P. Blaauboer zou graag willen,
dat de bielenalcoholcómmissie actief bleek
Gezien de groote vasthoudendheid van
deze commissie, gelooft voorzitter dat wel,
en hoopt dat er spoedig in regeeringskrin-
gen meer waardeering komt voor het werU
dezer commissie.
De heer Bürmann zegt, dat. de commissie
voor een vraagteoken staat. Er is geen aan-
knoopingspunt meer, want de regeerings
commissie bestaat niet meer. In het blinde
rondslaan is echter moeilijk.
De heer P. Blaauboer wil dan wel sub
sidieeren, opdat de commissie meer kan
doen.
Voorzitter; Een studiereis! (Gelach).
De heer Ir. Lienesch vindt het onjuist,
Noorderkwartier met deze zaak te laten
zitten. De zaak is daar veel te belangrijk
voor, de groote organisaties moesten zich
er mee bemoeien, desnoods via de radioom-
roep propaganda voeren.
Voorzitter meent, dat via het Kon. Ned.
Lanclbouwcomité iets gedaan kan worden.
Er is reeds verzocht om een exemplaar van
het rapport.
De heer Ir. Lienesch: Voor de bibliotheek
(Gelach).
De heer Waiboer gelooft niet dat de Ne
derlandsche landbouw warm is .voor deze
zaak. Dat moet eerst!
De heer Ir. Lienesch merkt op, dat er
reeds een surplus aan suikerbieten is, en de
regeering wel geneigd is wat te doen. Het
gaat er echter niet zoo zeer om den alco
hol, maar om de eenzijdige graanbouw te
gen te gaan, door uitbreiding van den
verbouw van hakvruchtcn. De regeering zet
een gedeelte reeds om in veevoer. De eenige
weg vindt spr. rechtstreeksche actie in Den
Haag.
De heer Bürmann zegt toe, dat de com
missie gaarne intact zal blijven en wil zich
wenden tot den hoer Louwes, voorzitter van
het Landbouweomité.
Hierna wordt gepauzeerd tot hal! twee.
DE MIDDAGVERGADERING.
In de middagvergadering, welke drukker
is bezocht dan de morgen/bijeenkomst, heet
voorzitter speciaal welkom Prof. Molenaar,
secretaris van het Verbond van Nederland
sche Werkgevers, die een rede houdt over
het onderwerp:
De positie van Industrie
en Landbouw
Spreker begint met te zeggen, dat hij het
verband tusschen industrie en landbouw
in het licht wil stellen. De beteekenis
van de verschillende vormen van bedrijvig
heid in ons land kan men het beste il-
lustreeren met de cijfers betreffende de be
roepstelling.
Sedert 1899 tot 1930 is het aantal arl>eiders
in de industrie gestegen van 647.000 tot
1.236.000. Uit deze groote toename blijkt het
groote belang van de industrie voor de
werkgelegenheid in ons dichtbevolkte land.
Een zoodanige vergrooting van werkgele
genheid wordt door den landbouw niet ge
schapen. Aan het einde van de vorige eemv
waren in den landbouw werkzaam 525.000
personen en in 1930 690.000 personen.
Deze geringe toename heeft een na
tuurlijke oorzaak, omdat per eenheid
cultuurgrond slechts een beperkte
hoeveelheid producten kan worden
voortgebracht. De industrie daaren
tegen kan per oppervlakte-eenheid
een toenemend aantal menschen
werk verschaffen.
Hierbij komt dan nog, dat de beschik
bare hoeveelheid cultuurgrond in verband
met den bevolkingsaanwas ten plattelande
onvoldoende is om allen, die uit een land-
bouwmilieu komen, ook hun verdere leven
in den landbouw werkzaam te laten blij
ven.
Groote gemeenschappelijke be
langen.
Landbouw en industrie hebben groote ge
meenschappelijke belangen. In de eerste
plaats wel doordat beide bedrijfstakken
wat den afzet der producten betreft op
elkaar zijn aangewezen, maar opk uit een
bedrijfstechnisch oogpunt blijkt een zeer
duidelijk verband tusschen iandbouw en
industrie te bestaan.
De. spreker wijst op het belang van den
landbouw bij een aantal Industrieën, die
bepaalde grond- en hulpstoffen voor het
landbouwbedrijf leveren (kunslmest, em
ballage, landbouwwerktuigen, vee voed erstof-
fen enz.) Voorts worden tal van landbouw
producten als grondstof door de industrie
verwerkt.
Ook ten aanzien van den export treft ons
do overeenstemming in de positie van land
bouw en industrie. Immers beide bedrijfs
takken zijn voor een groot deel aangewezen
op den export. In 1937 werd naar de waarde
gerekend voor een bedrag van f 1148 milli-
oen geëxporteerd. Hiervan was de export
van zuivere landbouwproducten rond f 138
milliocn; de expoi't van landbouwproduc
ten, welke een industrieele bewerking heb
ben ondergaan, alsmede van artikelen,
welke noch tot. den landbouw noch tot de
industrie kunnen worden gerekend, rond
f 320 milliocn en de export van zuivere in
dustrieproducten rond f 690 milliocn.
Verschilpunten.
Niet ontkend kan worden, dat zoowel de
voor de industrie genomen steunmaatrege
len alsook de landbouwcrisismaatregelen
wel eens verschilpunten tusschen landbouw
en_ industrie hebben doen ontstaan. Immers
heide vormen van Regeeringsingrijpen heb
ben de strekking de concurrentie van de
zijde van buitcnlandscbe producten te be
perken. De lasten, welke de landbouwcrisis-
maatregelen op onze bevolking leggen, kun
nen grootendcels worden afgelezen uit de cij
fors, welke ons ieder jaar in de begrooting
van het Landbouwcrisisfonds worden ver
strekt. Welke lasten de contingenteerings-
maatregelcn met. zich medebrengen is uiter
mate moeilijk te benaderen. Minister Colijn
noemde indertijd^ een bedrag van f 160 mil-
lioen, maar Minister Gelissen meende kort
daarna, dat op rekening van de contingcn-
t eeri ngsm a a t regel en slechts een totale
druk van f 3 millioen kon worden gesteld.
Er is wel eens gezegd, dat de industrie
de landbouwcrisismaatregelen zou willen
opheffen, maar dit is niet juist. De indu
strie beseft zeer goed, dat de landbouwsteun
onder de huidige omstandigheden niet kan
worden gemist, wanneer men ziet, dat de
wereldmarktprijzen van belangrijke artike
len ongeveer de helft zijn van de richtprij
zen. Wel heeft de industrie vaak gemeend
tegen overdrijving in den landbouwsteun te
moeten waarschuwen. Trouwens ieder zal
liet er wel mee eens zijn, dat deze steun zoo
efficiënt mogelijk moet zijn en zoo weinig
mogelijk lasten op de geheele bevolking
moet leggen.
Nadoelen van het verstarde loon.
en kostenpeiL
Daarop toonde spreker aan, dat zoowel de
landbouw als de exportindustrie als onbe-
schutte bedrijven ten volle het nadeel on
dervinden van het verstarde loon- en kos-
tewpeil. De verdiensten in de beschutte en
overheidsbedrijven zijn veel hooger dan die
in de exportindustrie en den landbouw.
De overeenstemming in de belangen
van landbouw en industrie is zoo
groot, dat men eigenlijk moet be
treuren, dat er niet één organisatie
is, waarin beide bedrijfstakken zijn
opgenomen. Het is dus onjuist, dat
er een tegenstelling zou bestaan
tusschen de belangen van landbouw
en industrie. Integendeel, waaneer
wij de problemen in breeder ver
band bezien, springen verschillende
gemeenschappelijke belangen in
het oog.
Ongetwijfeld zijn er verschillende onder
werpen, welke zich voor een gezamenlijk
optreden van landbouw en industrie leenen.
Laat ons derhalve in de toekomst nog meer
dan voorheen den nadruk leggen op hetgeen
landbouw en industrie samenbindt.
GEDACHTENWISSELING.
Dan wordt gelegenheid tot gcdachtenwis-
seling gegeven, waarvan allereerst Ir. Huis
man gebruikt maakt De rede gaf weinig ge-
legenhoid tot critick, zegt spr., inderdaad
hebben landbouw en industrie gemeenschap
pelijke belangen, in bet kort gezegd, de men-
schelijke maag. Meerdere welvaart moet ook
nu eenmaal gezocht worden in de grootere
productiviteit van de industrie. Op deze on-
dcrdeelen onderstreept spr. het betoog vol
komen. Echter, om iets te bereiken, dient de
nood van beide groepen ook beter naar voren,
te komen.
Een eenvoudige boer ziet bij alles wat hij
onderneemt de tegenstelling tusschen stad en
platteland. Zoo verdienen de bouwvakarbei
ders tweemaal zooveel en werken veel koi
ter. De boer doet veel meer zelf dan vroe
ger, met gevolg dat de werkloosheid in de
bouwvakken vermeerdert. Steeds komt. de
boer met de menschen in aanraking, wier
loon veel hooger is dan in zijn eigen be
drijfstak.
Biedt een boerenzoon zich aan tegen
lager loon, is hij een onderkruiper,
door de vestigingswet is de midden
stand voor hem afgesloten! De boer
staat alleen.
In de industrie is nog de meeste kans,
maar ook hier passen de loonen zich aan.
Zelfs bij de exportindustrie is loonstijging
waar te nemen tegenover de loonen in het
agrarisch bedrijf.
Verstard zijn de loonen
in alle bedrijfstakken! Overal is het element
van den arbeider, die niet onder een bepaald
loon wil werken.
Het gaat den boerenstand hierom:
Is de ontwikkeling van het loonpeil
in den landbouw dat relatief steeds
lager is, geen oorzaak, dat men de
ontwikkeling in de industrie onrede
lijk en onevenwichtig vindt
De onbeschutte bedrijfstakken dragen do
lasten voor de beschutte,
In hoeverre onderschrijft Prof. Molenaar
deze meening en hoeverre deelt bij de con-
clucie, dat het streven naarv rije concurren
tie en vermindering van de loonverstarring
gesteund te worden?, vraagt spr. Natuurlijk
wil spr. niet meer terug naar de wanverhou
ding tusschen kapitaal en arbeid vroeger,
maar voor een volkomen vrij bedrijf als het
boerenbedrijf, is het toch in dezen tijd van
achteruitgang niet mogelijk zich zoo staan
de te houden.
Er is voor den boer maar één standpunt:
de beschutting in andere bedrijven te ver
hinderen en het agrarisch loon in overeen
stemming te brengen met het loonpeil in an
dere bedrijfstakken.
Geen basis!
De hoer Breure is teleurgesteld niets over
de basis van samenwerking gehoord te heb
ben en die moet er toch zijn om de verhou
ding to verbeteren.
Reeds jaren geleden hoeft, de heer Smid
uit Voorburg gewezen op deze zaken, die tot
economische ontwrichting leiden. Prof. Mole
naar kan dit weten! Spr. noemt het ook een
zijdig, als Prof. Molenaar beweert dal alleen
do industrie grootworkgeefstor is, tenslotte is
er toch nog voldoende cultuurgrond en
grond die daartoe kan worden aangewend,
om honderdduizenden werk te geven!
BEANTWOORDING.
Prof. Molenaar beantwoordt de sprekers
uitvoerig. De vraag van Ir. Huisman omtrent
de onredelijke verhoudingen en de noodzaak
tot verhooging van den wereldmarktprijs
voor de agrarische producten, raakt inder
daad de kern van de zaak. Hiermee hangt
ook de basis samen, waarnaar de heer Broere
vraagt.
Spr. heeft den heer Smid wel eens gespro
ken over andere onderwerpen, en is het
meestal met zijn inzichten niet eens, in het
bijzonder waar de heer Smid zijn bekende
protectionistische maatregelen propageert,
maar de heer Smid was voor spr. nimmer dé
man, die namens de landbouwers kwam om
over de kostprijzen te spreken. Zeker heeft
spr. niet bedoeld te beweren dat de platte
landsbevolking alleen naar de industrie
wordt overgeheveld, ook handel en verkeer
hebben zich ontwikkeld
Als een arbeiderskind weg ge
mechaniseerd wordt, kan hij al
tijd nog stofzuigerverkooper wor
den.
Door de uitstooting van arbeiders
door de mechanisatie, zullen langza
merhand arbeiderskinderen andere
beroepen zoeken als stofzuigerverkoo-
pers, enz.
Spr. blijft er bij, dat de lasten op den land
bouw gelegd, op de industrie drukken,
maar over het begrip onredelijk kan en mae
men lang spreken.
Wat het betoog van ir. Huisman betreft,
betreurt spr. het juist dat de landbouw zoo
weinig medewerking toont tot wegwerken
van de sociale lasten.
Spr. meent wel dat de landbouw wat het