jeestelijk Leven BRIL De positie van onze kaas op de wereldmarkt bedreigd ASTOR Voor Jong en Oud VOOR 'N GOEDE Terlep's Drogisterij Het gevaar van kaasmelk-pasteurisatie aterdag 17 December 1938 Tweede blad oor ebben wij het recht een ensch vrij te spreken, die en medemensch doodt? <Xl nvd lm i dei "I'S- lt z' den zal zich mijn artikel „Propaganda" imei n 19 November waarschijnlijk nog wel finneren. Naar aanleiding daarvan ont- :oc^ n? >lc een brief uit Den Helder, die mij e^ei ipirecrt tot het schrijven yan dit artikel. ral dezen brief in zijn geheel opnemen. ,f>s? or ik hem echter copieer, wensch ik den z'i' rijver danik te zeggen voor de moeite, iké hij ïeeft genomen. En tegelijkertijd ■haal ik nog eens dat ik zulke brieven zeer hoogen prijs stel. Ten eerste, omdat bewijzen, dat er kritisch denkende lezers ten tweede, omdat zij mij de gelegen- d schenken om op bepaalde kwesties der in te gaan en ten derde, omdat zij jn persoonlijk tot voortdurende zclfherzie- „ip dwingen en tot dieper nadenken over vraagstukken, waarmede wij ons bezig d.9 «Kien. -» w [per volgt dan de brief: Aan Astor, Het einde van uw artikel „Propaganda" mft de Schager Courant van 19 Nov., waarin uw mening geeft over de aanslag te Pa- 5 met aan 't slot uw oordeel „Als ik over 1 m moest richten, dan zou ik hem vriispre- n", heeft mij tot denken gebracht. En ik eni n niet nalaten u mijn gedachten te schrij- ^er> n, in de lioop, dat u er toe gebracht zal eQ arden erop te rcageeren, en mij antwoord geven op eenige vragen. jAls samenvatting zou ik willen schrijven: Hebben wij het recht een mens vrij te spre- én, die een medemens doodt?" t' Gaat. mij et.alleen om de droeve gebeurtenis in ankrijk; hoogstens vormt dat een schrille nleiding tot deze vraag. Objectief wilde ik i vraag stellen om ieder haatgevoelen, ic- ir principe uit te schakelen. Bij de beantwoording moeten wij er niet ,n denken, dat de dader een Jood. het ichtoffer een Duitscher was. Dadelijk im- ers zijn we anders geneigd partij te kie- n, hoe dan ook. Het gaat hier om een jong mens, die ►or verdriet en ellende geleden heeft, wiens ven. een erote bedreiging werd. Zijn ge- eele psychische werkzaamheid, al zijn den- ai en doen, werden in dienst gesteld van b beveiliging van zijn leven. O, als we ons i zijn plaats denken, dan zijn we misschien ok geneigd tot hetzelfde oordeel als u te omen. Maar dan speelt ons gevoel, meelij n meegevoel, ons parten, 't Gevoel immers zoo licht verwarrend. Zouden wij niet etzelfde meelij hebben met don zoon, die jn drankzuchtigen vader doodt, uit angst, it woede, ojn al 't leed, dat hem en zijn ..i pedcr zijn aangedaan. Om al dat schrij- «Klc leed, die armoede, dat lijden, waar in de vader de oorzaak' is of schijnt. Zouden wij ook hem niet willen „vrijspre- ;cn"? Al is het hier een „persoon" en hoven en „beweging", die als oorzaak wordt ge ien van al het lijden, toch is er veel over- lemkomst. Hóe beoordeelen wij een man, en ondergeschikte, wiens leven door een nachtsbegeerige superieur wordt vergald, aan dag, en die ton slotte tot een wan- «oopsdaad komt? Wat weten wij trouwens pan alles wat zich binnen in zo'n miens af speelt, af? Dat kan toch niet de maatstaf :ijn voor ons oordeel. En dat is ook niet uw naatstaf. In hetzelfde artikel zegt gij: „De volstrekte onderlinge verantwoordelijk heid der menschcn" dat is mijn maatstaf. Maar, Astor, als uw maatstaf er een is Van socialen aard, als gij dus ook inziet, dat een maatschappij, een samenleving, hoe dan ook, niet bestaan kan zonder wet en norm, orde en tucht, als gij de mensen voor el kaar verantwoordelijk stelt, hoe kunt gij een mensch vrijspreken, die een andermans leven vernietigt Natuurlijk sluit ik geestes zieken en krankzinnigen uit, zij zijn niet tocrekenvalhaar. (Al erken ik, dat een dader ook geestelijk abnormaal is maar dit is ro.i. toch niet te vergelijken.) Wat zou er van een samenleving worden, als wij hier geen grens stelden? De enige grens, die wij moeten stellen is, dunkt mij: Nooit mag een bedreiging, een moeilijk- maken, een woede of een angst, leiden tot eischen Hoest en Verkoudheid op de borst dadelijk goede verzor ging. Hoe licht kan een kleine verergering groote gevolgen heb ben en oorzaak zijn dat men ge- ruimen tijd het bed moet houden. Wacht dus niet, maar neem In zoo n geval dadelijk de beproefde Abdij siroop. welke de voortgang stuit. Abdijsiroop heeft een dubbele wer king. want zij bevat kruiden extracten en de beste hoestbe- dwingendestof..codeïne". Daardoor slijmoplossend ea boesUtllllend. E4S tegen hoest, griep, bronchitis, astfc ta Flacon 90 ct„ 1.50. f 2.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar het nemen van een andermans leven. Voor al niet wanneer het een van-te-voren be raamde aanslag geldt een welbewuste vernietiging van een andermans leven. G. v. Z. Deze brief is mij zeer welkom, omdat hij mij de gelegenheid opent nader op het ge val de moord op votn Rath - in te gaan. Ik heb enkele gedeelten van dezen brief vet laten drukken, omdat ik daarbij in 't bijzonder wensch stil te staan. Hebben wij het recht een mensoh vrij te spreken, die een medemensch doodt? Een belangrijke vraag en ik hoop van harte, dat de heer G. v .Z. de bcteekenis daarvan zal begrijpen. In het algemeen antwoord ik op deze vraag: neen! Maar ik voeg er terstond aan toe: er kunnen om standigheden zijn, die ons noodzakelijk er toe brengen om een moordenaar wèl vrij te spreken. Hierover echter straks; ik verzoek eerst den heer G. v. Z. goed te bedenken, dat hij, die tot de uitspraak komt, dat. men nooit een andermans leven mag nemen, daarmede op zeer besliste wijze eiken oorlog afkeurt en dus elke weigering om daaraan mede te doen moet toejuichen. Immers hij zegt heel duidelijk aan het slot van zijn brief ..Nooit mag een bedreiging, een moei- lijkmaken, een woede of een angst, leiden tot het nemen van een andermans leven. Vooral niet wanneer het een van te voren beraamde aanslag neldt, een welbewuste ver nietiging van een andermans leven. Maar is cr meer welbewuste vernietiging der% baar dan oorlog? En wordt die aanslag op tienduizenden levens niet zorgvuldig voor bereid: worden niet millioenen voor die le vensvernietiging stelselmatig geoefend? Ik meende deze opmierking niet achter wege te mogen laten. Thans keer ik tot de gestelde vraag terug om haar te beperken tot het geval Grynsoan in Parijs. Een jongen van 17 iaar, geboren 28 Maart 1921 te Hannover. Zijn voornaam is Her schel. Hij ging tot zijn veertiende jaar op de volksschool, daarna noe anderhalf jaar op een Joodsche school. Vijf van de acht kinderen, die zijn* oudere kregen, stierven. De omstandigheden in het ouderlijk huis waren niet rooskleurig. Herschel leerde reeds vroeg het verdriet en de zorgen ken nen. I-Iij begreep dat in Duitschiand geen toekomst voor hem was. Daarom trok hij Augustus 1936 naar Parijs met een Poolsch paspoort en werd daar door een oom en tante opgenomen, hoewel deze menschcn het zelf ook niet ruim hadden, maar de onderlinge hulpvaardigheid bii Joodsche fa milies is sterk. In Augustus 1938 werd hem verder verblijf in Frankrijk geweigerd. Hij kon echter nergens heen, omdat hij geen paspoortv'rum had. Daarom keerde hij naar zijn oom terug, die hem in een dak kamertje verborg. Tweee maanden bracht hij daar door, slechts des avonds ging hij een enkele keer even uit. Overdag las hij in de Joodsche heilige hoeken. Op den der den November bereikte hem een briefkaart van zijn oudere uit het Poolsche grens plaats] e Zbaszyn. Het volgende stond er op: „Je hebt zeker van ons groot ongeluk ge hoord. Ik wil je echter nog in bijzonder heden vertellen, wat er is gebeurd. Donder dag hoorden we, dat alle Poolsche Joden uit de stad werden verjaagd. Niemand wilde het gelooven, maar 's avonds om 9 uur kwam een Schupo (politieagent) bij ons, die zeide, dat wij onze r>asooorten moesten inleveren on het politiebureau. Daar waren al een heeleboel geloofsgenoo- tem. Toen zagen wij dat voor ons alles voorbij was. Wij mochten zelfs niet meer naar huis terugkeeren, maar na lang aan houden konden wij onder toezicht van een agent wat kleeren halen. Maar dat was alles wat ik heb kunnen rcMen. Wïi bezit ten geen pfennig meer. Ik schrijf later wel meer." Wij moeten trachten ons een vooretelling te vormen van den indruk, welken deze tijding van de zijde zijner oudere op den in 't verborgen levenden jongen moet heb ben gemaakt. Hij denkt aan zijn vader, aan zijn moeder, die, van alles beroofd le ven op den grens van Duitschiand en Po len. Geen van beide landen wil ze herber gen-: zij verkeeren in den hoonsten nood. hebben geen onderdak, zijn blootgesteld aan weer en wind. hangen af van wat me delijdende menschen hun als voedsel ver strekken. Is het wonder dat die jongen van wicn wordt gezegd, dat hij zeer vatbaar is voor indrukken haat in zich voelt opkomen tegen de nazi's, die deze ellende over zijn oudere, over zijn rasgenooten hebben ge bracht? Is het wonder dat één gevoel in hem ovcrheerechend wordt, het gevoel zich te wreken op die nazi's. Dat gevoel laat hem niet meer los. Hij kan niet meer rustig denken; hij wordt de gevangene van dat gevoel, dat als een onweerstaanbare macht hem drijft tot het zoeken naar een middel om zijn wraak in een daad om te zeilen. Hij vraagt niet naar de gevolgen, hij over weegt niet de mogelijkheid dat de Joden in Duitschiand na zijn daad nog wreeder, noe on menschelijker zullen worden behandeld. Hij wordt als een, die door een waanidee wordt voortgedreven. Hij kan er niet tegen op. Hij moet een vertegenwoordiger van de Duitsche nazi-regeering treffen. Hij koopt een revolver en schiet in de Duitsche ambassade den legatiesecretaris vom Rath dood. De heer G. v. Z. schrijft.: „O, als we ons in zijn plaats denken dan zijn we misschien ook geneigd tot* hetzeflfde oordeel als u te komen. Maar dan speelt ons gevoel, meelij en meegevoel ons parten." Hij heeft het mis. Geen gevoel of meelij heeft mij tot mijn oordeel gebracht. Ik heb mijn oordeel gegrond op zielkundige overwegingen. Ik keur de daad van den armen Joodschen jongen af, ik vind deze daad dom en ver keerd, maar ik kan haar verklaren en be grijpen en daarom zou ik dien jongen on voorwaardelijk vrijspreken. Het Fransche strafwetboek bevat een artikel 64, waarin gezegd wordt dat er geen strafbaar feit bestaat, indien de ver dachte op het oogenblik van de daad kranfcgtenig was of wanneer hij er toe ge dwongen werd door een kracht, waaraan hij geen weerstand bieden kon. In het artikel Propaganda heb ik her innerd aan het proces tegen Schalom Schwarzbart (ik schreef daarin bij vergis sing Schwarz, maar dat was foutief en daarom verbeter ik den naam.) Deze scha lom werd op grond van dit artikel 64 vrij gesproken. Ik heb alle hoop dat hetzelfde zal gebeuren met den moordenaar van vom Rath, want ook hij werd er toe gedwongen door een kracht, waaraan hij geen weer stand kon bieden. Laten we toch geen oogenblik zijn jeugd uit 't oog verliezen. Ik ben niet jong meer. Ik heb eenige levenservaring opgedaan en geleerd mijn daden te toetsen aan de nor men der mepschelijkheid, ik weet dat wij ons niet door gevoelens, die spontaan in ons opkomen, mogen laten leiden, dat wij voorzichtig moeten zijn ten opzichte van on ze impulsen. Maar ik durf gerust te zeggen, dat ik, als ik een jongen was, misschien het zelfde zou doen als wat Grynspan deed. En toch keur ik ten strengste af het bene men van een andermans leven. Maar de heer G. v. Z. zal mij wel willen toegeven, dat wij in het geval Grynspan in derdaad te doen hebben met een tijdelijke geestesziekte bij een jongen, die eindeloos gemarteld en gepijnigd is geworden door wat hem en zijn volk werd aangedaan en die door het lot zijner oudere diep geschokt, niet meer in staat was om zijn gevoelens te beheerschen. Misschien merkt hij echter hier tegen op, dat Grynspan dan toch maar het overleg heeft gehandeld, dat hij een revolver heeft gekocht om zijn daad te volvoeren en dat er dus geen sprake kan zijn van een spon tane daad, volvoerd onder den invloed van een heftige emotie. En dan zeg ik: ongetwij feld is hier geen sprake van een spontane daad als onmiddellijke reactie op een den jongen diep schokkend gebeuren; hier is de geestesziekte aanwezig in de vorm van een dwangvoorstelling, die tot de daad drijft en die alle andere overwegingen uitsluit. Wat zou er van een samenleving worden als wij hier geen grens stelden? Op dit punt moet ik, nadat ik mijn vrij spraak van Grynspan voldoende meen te hebben gerechtvaardigd, nog even nader in gaan. Wij moeten dus volgens den heer G. v. Z. oen grens stellen, wat buiten dezen grens valt, is niet geoorloofd. En volgens zijn brief is de norm voor het geoorloofde: het niet nemen van een andermans leven. Hij stelt zich dus op het standpunt, dat door den grooten Albert Schweitzer wordt ingenomen, die als grondslag van alle moraal aan vaardt: eerbied voor het leven. Heb ik u goed begrepen G. v. Z.? Ja? Dan reik ik u in gedachten de hand, dan zijn wij het ten volle met elkander eens. Het feit, dat gij dc moeite hebt genomen mij te schrijven, dat gij hebt nagedacht over het bewuste artikel, is voor mij een bewijs ctat gij behoort tot de menschen, die bewust, denkend willen leven en die zich ernstig rekenschap wenschen te geven van de plichten welke wij tegenover de menschheid hebben. Het verheugt mij altoos met zulke men schen in contact te komen. Wat zou ik graag een uurtje met u praten. Dat gaat niet en daarom wil ik hier neerschrijven de vraag, die ik u mondeling zou hebben gesteld: hebt u diep nagedacht over de onverbiddelijke consequenties van het door u verkondigde standpunt? Indien dit inderdaad zoo is, zult gij in zien, dat wij moeten komen niet alleen tot een veroordeeling van den individueelen moord, maar ook van de gansche levenshou ding in deze wereld, welke voor millioenen zooals niet 'n gewelddaige dood, maar zeer zeker een economische ondergang beteekent. Het ligt buiten het bestek van dit artikel dit verder uit te werken. Maar ik kan niet nalaten met nadruk te wijzen op het. groote verschil tusschen de daad van den jongen, tot het uiterste ge- kweklcn Grynspan en het optreden der na zi's in Duitschiand. Bij deze laatsten is spra ke van koel berekend overleg, zorgvuldige voorbereiding en stelselmatige gediscipli neerde uitvoering van het satanische doel: dc Joden tot ellende te brengen. Hiervoor is geen verontschuldiging denkbaar, dit is moord met voorbedachte rade. Toch moeten wij ons wachten voor de ver oordeeling van het Duitsche volk. De schuld komt neer op de nationaal-socialistische machthebbers. Ik heb in mijn bezit uitvoerige mededee- lingen over de Duitsche pogroms. Het is huiveringwekkend en met afgrijzen vragen wij ons af, hoe in de twintigste eeuw zoo iets kan plaats grijpen. Enkele feiten wil ik noemen. In Keulen stonden dc burgemeester, Dr. Schmidt, en de nationaal-socialist Schalla aan het hoofd van de vernielende en brand stichtende S. A.-bende. Voor een grondige vernieling was van tevoren gezorgd. Er wa ren lijsten, waarop aangegeven stond, wel ke zaken niet gespaard moesten worden. Er waren zelfs apparaten medegenomen om de ijzeren rolluiken door te branden. In een porceleinwinkel werd voor ongeveer een millioen aan waarde kapot geslagen. Meer dere Joodsche eigenaars pleegden zelfmoord; één wierp zich voor een vrachtauto. Een oude geziene Joodsche dokter, wiens woning cn kostbare spreekkamerinrichting men had verwoest, schoot zichzelf dood. Maar de be volking deed er niet aan mede. In Wuppertal gedroegen zich de S. A. man nen als duivels, niet alleen werden dc Jood sche huizen vernield, maar OQk de menschen mishandeld. Men ging zelfs zoo ver op de Joodsche begraafplaatsen- de grafzerken om te werpen en met hamers stuk te slaan; de doodcnkapellen werden verbrand en in El- berfeld werden twee opgebaarde lijken van Joodsche burgers uit de kisten geworpen. In Saarbrücken werden midden in den m«t een prettigen pasvorm en juiste sterk te der glazen gaat men naar den vakopti cien TERLEP. Want met zoo'n TERLEP's BRIL wordt het naaien en lezen weer een genot. Kosteloos oogonderzoek 's avonds tot 8 nur. Reparatie aan Brillen, Fototoestellen, enz., in eigen reparatie-inrichting, vlug en goed koop. Gediplomeerd Opticien, HOOGZIJDE 103 - TEL. 99. - SCHAGEN. Ziekenfondsleverancier. nacht de Joden met hun familie uit de bed den gehaald. De mannen werden naar de synagoge gevoerd en gedwongen zelf stroo naar binnen te slepen en in brand te steken. Een arbeidersvrouw werd het te machtig, schreiend zeide zij tot de nazi's: „Dat gaat toch niet, als gij de Joden niet meer hebben wilt, laat hen dan het land uit trekken, maar pijnigt deze arme menschen niet". Voor deze uiting van menschelijkheid werd zij gearresteerd en zit in de gevangenis! In Losheim (Hoclnvalt) moesten de twee Joden Silve en Bernhard de gruwelijkste smaad ondergaan. Bij Silve wierp men alle meubelen en aardewerk op straat. Toen een hoop scherven op straat lag, werd de vrouw gedwongen de scherven hijeen te rapen en weg te brengen. De nazi's verlangden van de familie, dat zij binnen een uur alles weer hadden opgeruimd. Toen de nazi's terug kwamen was er nog niets gebeurd. Silve zat met zijn vrouw in een hoek te bidden. De nazi's grepen heiden aan, sleepten hen op straat en zeiden hun nogmaals dat zij alles moesten opruimen. Silve zeide: „dat kan ik niet". De nazi's gaven hun nog een kwar tier de tijd. Toen het kwartier verstreken was en de nazi's terugkeerden had Silve zich juist aan een boom opgehangen en on der den hoorn lag de vrouw, die zich de pols aderen had doorgesneden. Ik ga niet verder. Het is alles zoo triest, zoo gemeen, zoo onmenschelijk. En toch heb ik maar een ietsje verteld van alles wat zich heeft afgespeeld. Maar ik eindig met het stellen van deze vraag: is niet hot optreden van de Duitsche S. A.-mannen duizend, neen honderdduizend maal erger dan de daad van Grvnspan en wijst dit optreden niet op de alle humani teit vernietigenden invloed van een régime dat heel een volk terroriseert? ASTOR. G. NOBEL. Voor de leden van den hond van coöperatieve zuivelfabrie ken heeft de afgetreden secre taris, de heer G. Nobel een ernstig woord van waarschu wing gesproken tegen de pas- teurisatie van de kaasmelk. Zeer nadrukkelijk heeft deze deskundige erop gewezen, dat deze wijze van kaasmaken de kwaliteit van de Nederland- sche kaas en in liet bijzonder iie van de Noordhollandsche kaas, ondermijnt en onze po sitie op de wereldmarkt ver zwakt. Naast al het goede dat in den bond is tot stand gekomen, meende de lieer Nobel toch ook te moeten wij zen op het minder goede. De kapitaalvorming in den bond ondermijnt het begrip coiipe- 'ratie, dat is samenwerking; en zal dit ideaal op den duur vernietigen. Plaatsruimtege brek belette ons in het verga der ingsv er slag zelf, meer dan enkele regels aan een en an der te wijden. Wij achten de zaak echter van zoodanig be lang, dat wij de beschouwing over deze ernstige zaken hier in zijn geheel laten volgen. DE HEER G. NOBEL, AFGETREDEN SECRETARIS VAN DEN BOND VAN COÖP. ZUIVELFABRIEKEN WAAR SCHUWT ERNSTIG. Is coöperatie nog wel samenwerking De hoer Nobel begon zijn afscheidsrede met in hartelijke woorden allen te dan ken, die hem in de lange jaren, waarin, hij als secretaris-penningmeester zijn functie vervulde, door hun raad on hulp hem de ver vulling van zijn taak mogelijk maakten. Een speciaal woord wijdde hij daarbij aan zijn assistente nu wijlen rnej. dc Pater Na het vele te hebben gememoreerd, dat in den loop der jaren door dien Bond was tot stand gebracht en gewezen te hebben op de vele goedgeslaagde en voldoening gevende werkzaamheden, wees dc hoer No- ltt.1 ook op wat niet goed is in de orga nisatie. In de eerste plaats betreft dit rlan, zeide spreker, de kaas; de goede kaas. die ernstig bedreigd wordt door de pasteurisatie van de kaasmelk. Bij de boter worden de zaken met zorg geregeld en alle aandacht geschonken aan het vochtgehalte en door het Z.K.B. aan liet gewicht en aan de kwaliteit, Er is een goede orde en de Botercontrole- stations plegen geregeld overleg met elkaar en met de Regocring. Hoe geheel anders is het bij de kaas, da,%r wordt alleen het vetgehalte in de droge stof der kaas gegarandeerd en ver der niets. Er is geen geregeld overleg met d*e Kaascontrölestations en met de Regee ring, er is voornamelijk een streven om zooveel mogelijk Kg. kaas uit de melk te halen, ook uit melk, die bij de natuurlijke melkwinning daarvoor minder of - niet ge schikt is, door deze melk te pastcuriseeren, met het gevolg dat kaas wordt gemaakt, zooals men ze overal kan maken en ■waar bij onze bijzondere positie als kaasmakend land - n.1. prima kaas, die men niet overal kan maken wordt verspeeld, tot groot nadeel van de gebieden waar steeds goede kaas is gemaakt Dit is een zaak van het grootste- belang voor de oorspronkelijk kaasgebieden, want alle verbeteringen voor de bedrijven helpen niets, wanneer het eindproduct *oo ge schaad wordt. Bij alle moeilijkheden, die er reeds zijn, bij den kaasafzet, krijgen wij hierdoor millioenen Kg. kaas teveel, uit melk waaruit men vroeger geen kaas kon makon en bovendien vaak kaas met een veel te hoog vochtgehalte. Deze zaak ver dient de volle aandacht van de gebieden, waar steeds goede kaas gemaakt werd -en zij moeten trachten om verbetering te krij gen in dezen toestand. Gevaren voor den handoL Er dreigen ook gevaren voor den handel in belegen exportkaas, door dat doelbewust gewerkt wordt aan de gedachte dat de veel goedkoopere jonge kaas uit gepasteuriseerde melk de belegen exportkaas kan vervangen. Het wordt hoog tijd dat men in deze tracht samen te werken om tót verbetering te ko men. Dit is een Nationaal belang, waaraan de Regeering moet medewerken tot verbe tering. Gevaar in de organisatie zelf. Maar in eigen gebied zijn ook dingen die verbetering behoeven. De Coöperatie is niet meer wat deze vroeger was. Toen was er veel meer samenwerking, nu werken de fabrieken in veel gevallen niet samen. Men ziet dit hij het streven om steeds meer melk naar de eigen fabriek te halen. Men ziet daarvan de meest droeve staaltjes, bijv. hoe over verren afstand dc melk wordt ge haald, die evengoed aan de naastbij zijtnde fabriek zou kunnen worden verwerkt, tot steun van de kleinere fabriek. De fabrieken schijnen nooit groot genoeg te zijn, zelfs niet wanneer men de noodmaatregel: Melkpoe der maken moet. toepassen om de melk toch maar weg te werken; terwijl de groo te voorraden zuivel een gevaar opleveren om' te worden verkocht tegen goede prijzen. Men moet in deze voorzichtig zijn! Meer welwillendheid tegenover de Collega's Di recteuren is in deze in verschillende ge vallen noodig en goed. De vraag zou ge-- steld kunnen worden of de bepaling van het salaris van den Directeur tot in het oneindige naar de grootte van den omzet wel een goede regeling is. Ik geloof dat hett de zucht naar steeds meer melk gaat be ïnvloeden. Wieringermeerwaar in 1940 10 millioen Kg. melk is te verwerken en waar men een eigen fabriek wenscht wat noodig en goed is waarvoor dc medewerking is ver zocht en verkregen van den Bond voor de Commissie van Land bouwcoöperatie en voor de Bouw commissie voor de voorbereiding van de stichting van een zuivel fabriek, heeft ook ervaren welke moeilijkheden en invloeden er zijn te overwinnen om het zoover te krijgen dat de tot standkoming der fabriek is verzekerd. In verschillende gevallen moet de coöpera tie van heden tot ernstige bezinning komen, het komt voornamelijk aan op de zuiverhe'd van bedoelino: „samenwerking" op breede basis voor allen, maar niet om de macht en om de arootste te zijn. F.r gebeuren in de coöperatie soms wonderlijke dineen. die verbetering behoeven. Daar aan te werken - hoe moeilijk het ook is is goed. De heer Nobel zeide nog, daaraan voor de toekomst in 'zijdelings verband gaarne te zullen medewerken, als voorzitter van het Kaas- on Botereontrölestation, als voorzitter van de Centrale Commissie van de Boter- contrölestations in Nederland, als voorzitw van de Vereeniging „Het Kaasmerk" te Leiden, als voorzitter van don Raad van Commissarissen van de Zuivelbank, als se cretaris-penningmeester van de Vakschool voor Kaasmakers te Hoorn, of waar dan ook.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1938 | | pagina 5