THEE doet je goed!
DE LAMP
RADIO
TARZAN
Wij lazen voor U
EN DE
Vfi?B©D>iN
STAD
in de Woestijn
I ÖOOR
j EDGAR RICE
IBURROUGHS
97.
i Vast besloten liever te sterven dan weer ge-
vangen genomen te worden, wachtten Tarzan,
Helen en Herkoef de aanvan van de ptomen af.
j Een van de creaturen hief zijn drietand om-
j hoog, dat was het teken voor de aanval. De
anderen verdeelden zich om de ongelukkige
gevangenen. Een diep gegrom, de instinctieve
kreet van een vechtend dier klonk uit de helm
van Tarzan. Zijn drietand schoot uit. Hij stak
het wapen in het lichaam van een der ptomen,
wien Helen de drietand uit de hand had ge
rukt. Ook Herkoet wel weldra slaags geraakt
met een van de aanvallers. Helen stond dapper
naast haar vrienden. Nu de strijd werkelijk be
gonnen was, kwam een vreemde kalmte over
haar.
Kaar gymnastische training, haar goed ont
wikkelde spieren maakten het haar mogelijk
stand te houden tegenover de aanval van de
nijdige ptomen. Twee der vreemde wezens la
gen al spoedig dood op de bodem a- het Horus
Meer, doch de anderen gaven geen enkel
teken, dat zy de strijd wensten te beëindigen.
Tarzan .begreep echter het grote gevaar
waarin zij drieën verkeerden, want de ptomen
hadden slechts hun waterkleding te vernielen,
om hen hulpeloos te doen verdrinken!
DE N.S.B. EN DE KONINKLIJKE
WOORDEN.
Het Volk (S.D.A.P.) schrijft, dat het Na
tionale Dagblad (N.S.B.) vier passages uit
de rede van II. M. de Koningin over de
geestelijke herbewapening niet in zijn ko
lommen heeft afgedrukt.
O.m. de pasage, waarin ook geconsta
teerd wordt, dat „juist nu het verlangen
naar samenwerking en het sluiten der ge
lederen bij talloos velen opkomt en de
noodzaak gevoeld wordt elkander de hand
te reiken." Voorts een groot stuk midden uit
de rede, te groot om hier nog eens in zijn
geheel te herhalen. Ook hierin echter komt
de op de voorgrond getreden eenheidsge
dachte ter sprake, en wordt gezegd: „Ik
weet, dat de wil tot opbouw, uitgaande bo
ven alle verdeeldheid, bij zeer velen aanwe
zig is." Eveneens komen er de woorden in
voor over „bcperkingne van onze vrijheid...
waardoor ons geduld op menigerlei wijze op
de proef is gesteld, want, al verandert on
ophoudelijk de toestand en daarmede ook
de aard van de offers, die van ons gevraagd
worden, de onvrijheid is er niet binder om"
Tenslotte is een alinea weggevallen na
de woorden: „Op gelijke wijze banen Gods
liefde en Gods geest zich een weg door de
kieren van het bestaan van elkeen. Van
elkeen, zonder uitzondering, onverschillig
in welk werelddeel hij woont, of wat zijn
overtuiging is, of welke taal hij spreekt."
De Koningin liet hierop volgen: „Staat ons
allen deze ontzaglijke doch tevens zoo ver
blijdende en moedgevende waarheid helder
voor oogen? Beseffen wij, dat zij het krach
tigste cement is tusschcn menschen onder
ling en volken onderling?" De redactie van
..Het Nationale Dagblad" achtte het. aldus
het Volk. blijkbaar overbodig of ondienstig,
deze woorden van het Nederlandsche staats
hoofd in haar kolommen af te drukken.
DE KAPITALIST MOET TOCII HANGEN!
Gedeputeerden van Friesland hebben on
langs Pi'ov. Staten voorgesteld, drie kanon
nen aan te schaffen ter verdediging van
het Prov. Electriciteitsbedrijf en dit geschut
te laten bedienen door eigen personeel der
Centrale. Dit voorstel heeft heel wat stof
doen opwaaien (zie o.m. de Zaterdag in
ons blad gepubliceerde vragen van het
Eerste Kamerlid Pollema aan den minis
ter: Tusschen het Friesche Dagblad (anti-
ïtv.) en de N. Rotterdauische Crt. (lib.) is
o*cr deze kwestie een pennestrijd ontstaan,
waaruit we hier iels laten volgen:
De N.R.Crt., schrijft n.1.:
Volgens het anti-rev. Friesche Daeblad
ran i Februari j.1. is „de hint, door de N.
RCn. gegeven aan eigenaars van dure fa
brieken", verwerpelijk en mogen de parti
culiere Leeuwarder fabrieken geen maatre
gelen treffen tot samenwerking met de pro
vinciale centrale! Immers, schrijft het blad,
«hot Rijk mist ten eenenmale het recht, vrij
willigers te werven en hun te vragen, bloed
Feuilleton
Uit de Pers van heden
en leven te wagen, met geen hooger doel
dan de beveiliging van in fabrieken geïn
vesteerde kapitalen".
Het spijt ons, aldus de N. R. Crt., voor het
Friesche Dagblad te moeten opmerken, dat
iedere Nederlander echter nog wel het recht
heeft om bloed en leven veil te hebben voor
de beveiliging van het land, zijn dagelijk-
sche brood en zijn nabij de fabriek wonen
de gezin. Men zal zich tenminste in de
naaste toekomst te Delft veiliger gevoelen
dan te Lcuwarden hétg eval zou zijn, in
dien de plannen eens zouden slagen om het
voorstel van Gedeputeerden om hals te bren
gen. (Immers (Ie fabrieksdirecties te Delft
betalen te samen 21 lichte stukken afweer
geschut, welke om de stad zullen worden
geplaatst red. „Wij lazen voor U".
Voorts verwachten wij, dat de arbeiders
van het P.E.B. liever bij een luchtaanval
als vrijwilligers bij een goed stuk afweer
geschut staan, dan als weerloos werkman te
zijn overgeleverd aan de bommen van vij
andelijke vliegtuigen. De inconsequenties
van verschillende tegenstanders zijn inder
daad verbluffend.
Nu het veelgesmade kapitaal der fa
briekseigenaren eindelijk(!) eens wordt
aangewend om de arbeiders rechtstreeks
te beschermen, in plaats in de zakken
der aandeelhouders te vlooien, nu dat
kapitaaltje vrijwillig extra-lasten gaat
dragen, wordt naarstig gezocht naar een
boom om Barbertje, den kapitalist, toch
op te hangen!
Tot zoover het liberale orgaan.
PROFAAN.
Het Nationale Dagblad (N.S.B.) stempelt
de „Boodschap der Nederlandsche jeugd"
ter gelegenheid van Haar verjaardag aan
Prinses Beatrix gezonden, tot een „politiek
pamflet".
Hot blad doet dit in 'n reactie op wat de li
berale „Avondpost" over deze Boodschap
schrijft. De Avondpost merkt n.1. op:
„Deze prachtige, nationale belofte is door
jeugdvereenigingen van allerlei richting en
beginsel onderschreven en geteckcnd ook
door do socialistische A.J.C.
Maar de Nationale Jeugd Storm, de groep
der N.S.B.. die in Amrustus jl. wèl meedeed
aan de hulde, onze Koningin gebracht, ont
breekt ditmaal. Terecht. Onder een Bood
schap, die belooft te zullen bewaren onze
groote, historische nationale vrijheden en
rechten hoort de naam van een fascistische
jeugdbeweging niet thuis.
Men ziet nu weer eens duidelijk, wie er
huiten het nationale streven staan.
Het treft ons echter, dat onder den oproep
ook geen roomsch-katholieke organisaties
voorkomen. Wij kunnen ons niet voorstel
len, dat deze tegen den inhoud eenig 'be
zwaar zouden hebben gehad. Maar wat is
dan de reden?"
De Mussertkrant reageert hierop als volgt:
Wij vermoeden, dat de zaak aldus in
elkaar zit: onder sociaal-democratische
leiding is ter gelegenheid van den ver
jaardag van Prinses Beatrix een poli
tiek relletje in elkaar gezet, waarbij men
een politiek pamflet voor een „geluk-
wcnsch van de Nederlandsche jeugd"
heeft willen doen doorgaan.
Daarbij kon men natuurlijk den onpolï-
tieken Nah Jeugdstorm niet gebruiken, die
vermoedelijk trouwens wel geweigerd zou
hebben er aan mee te doen als het haar ge
vraagd was. De katholieke organisatie*
hebben echter niet mee willen doen (al had
men ze er graag bij gehad vanwege het
„eenheidsfront" tegen de N.S.B., dat men
met dit adres beoogde), omdat, aldus do
Mussertkrant, deze organisaties zich nu
eenmaal altijd uit de volksgemeenschap af
zonderen.
Houdt dc v'am van
de vrijheid brandende!
De groote taak van de Noordsche
landen.
Ter gelegenheid van een conferentie van
vertegenwoordigers van de vrijzinnige par
tijen in Denemarken, Finland, Noorwegen
en Zweden is Zondag in de sporthal \an K.
B. te Kopenhagen een druk-bezochte open
bare bijeenkomst, gehouden, waar de leuze
„Met de vrijzinnige democraten van het
Noorden voor vrede en vrijheid" hot onder
werp was van redevoeringen van de leiders
van de vier partijen, den Deenschen minis
ter van buitenlandsche zaken dr. Munch,
den Finschcn minister-president prof. Ca-
jander, beider oud-ambtgenoot in Noorwe
gen, Mowinckel en het Zweedsche Rijksdag-
lid Andersson Rasjön.
De laatste zeide volgens de N. R. Crt. o.a.,
dat men vaak de meening hoort verkondi
gen, dat de vrije bestuursvormen hun tijd
gehad hebben en dat er nu een tijdperk komt
waarin de autoritaire staatsvorm zal domi-
neeren. Onze opvatting, aldus Andersson,
staat lijnrecht tegenover de machtsdoctri
nes, die in de dictatuur-landen verkondigd
worden. De dictatuur-landen wenden hun
gezichten naar den oorlog, de democrati
sche landen de hunne naar den vrede.
De leiders van de autoritaire staten
zien in de menschen voornamelijk
söldatenmateriaal, wij zien in het op
groeiend geslacht de dragers van de
toekomst de bouwers, die onze ge
meenschap beter zullen maken en
den menschen een steeds rijker le
ven mogelijk zullen maken.
Als de dictaturen voedsel voor de kanon
nen kweeken, dan willen wij goede en vreed
zame burgers kweeken.
Waardoor de vrijheid bedreigd
wordt.
De vrijheid aldus spr„ wordt echter niet
alleen door een steeds sterkere staatsmacht,
maar ook door machtige corporatieve orga
nisaties, die het oeconomische leven in be-
langenzones willen verdeelen, bedreigd. Deze
organisaties zijn noodig, maar zij mogen de
vrijheid der individuen niet onderdrukken.
Alleen door vrijheid kan het beste in dc
menschen naar voren komen en alleen in een
vrije gemeenschap kan de ontwikkeling
steeds vooruit gaan. Andersson zei tenslotte,
dat de democratische staten zich niet ter
bescherming van de Westersche cultuur in
eéti oorlog moeten mengen, omdat door een
oorlog altijd, welke de motieven voor dien
oorlog ook mogen zijn, groote culturcele en
ideëele waarden vernietigd worden. De be
schaving wordt het best gediend door vre
de en arbeid en men moet het daarom de
groote, de wereld-historische taak van de
Noordsche landen achten, dat die de vlam
van de vrijheid brandende houden, ook als
de wereld elders in het duister van den oor
log ligt.
Overbevolking in
Gibraltar
Geleidelijk de Spanjaarden eruit.
De Britscho regeering heeft allen in
Gibraltar wonenden Spanjaarden laten we
ten, dat hun verblijfs-vergunningen moeten
worden onderzocht teneinde geleidelijk te
worden geannuleerd.
Dit besluit, zoo wordt gezegd, is te wijten
aan de ernstige overbevolking welke zich
voordoet in gevolge don grooten toevloed
van Spaansche vluchtelingen alsmede aan
het gevaar voor epidemies.
Bij annuleering van hun verblijfsvergun
ning. mogen de Spanjaarden naar het recht-
schc Spanje terugkcercn, doch indien zij een
gegronde reden hebben om dit niet te
doen zullen zij naar een Spaansche regee-
ringshavcn worden gebracht.
door Ethel M. Dell
50.
„Juist," zei majoor Burton met zijn kraak-
Jwra. „Wij, of liever Barnes, trachtte Hafiz
te hooren, maar die hield zich van den
tonme en loog erop los. Ik geloof dat die
fcde kerel vóór Monck is teruggekomen,
taar hij liet zich niet zien. Hij en Monck zijn
dikke vrienden, heele dikke vrienden."
keek Sir Reginald aan. „Ja, dat ls een
^verdachte zaak!" merkte hij op.
«Zijt ge bezig," vroeg Sir Reginald kalm,
«fwij! hij hem strak aanzag, „eenig verband
k zoeken tusschen den dood van Dacre en
2® afwezigheid uit Kurrumpore van dien
«ustam Karin?"
..Niet alleen van Rustam Karin, generaal!"
«iitwoordde de majoor scherp.
..Ah, juist! Hoe is Dacre gestorven?" vroeg
Sir Reginald nu op kalmen, onderzoekenden
toon. In zjjn houding was niets aanmoedi-
gends.
Burton aarzelde een oogenblik, want een
Innerlijke stem waarschuwde hem niet te ver
te gaan.
..Dat kan niemand met zekerheid zeggen,
generaal! Op zekeren avond is hy verdwenen.
Volgens het verhaal, is hij in een afgrond ge
vallen. De een of andere oude bedelaar heeft
aat meegedeeld, maar niemand weet wie die
man was!"
„Maar gij hebt het oog laten vallen op
Rustam Karin?" vroeg Sir Reginald.
Burton aarzelde. „Och, men vertrouwt die
menschen nooit."
„Dat is waar!" Sir Reginald's stem klonk
droog. „Misschien is het een gebrek om
iemand te veel te vertrouwen. Maar, is dat
alles wat u kunt mededeelen?"
„Ja, generaal!" Burton werd plotseling ver
legen. „Er was natuurlijk geen enkel bewijs,"
zeide hij, „maar als allerlei geheimzinnig
heden zoo samenloopen, is men gewoonlijk
geneigd daartusschen eenig verband te zoe
ken. En ook de dood van kapitein Dacre leek
me altijd zeer geheimzinnig."
„De dood van kapitein Ermsted niet min
der," merkte de kolonel op. „Hebt ge u daar
omtrent ook al dë een of andere theorie op
gebouwd?"
Burton glimlachte, zoodat zijn tanden te
zien kwamen. „Dat doe ik altijd!" zei hij.
Sir Reginald gaf blijk van ongeduld. „Ik
geloof, dat dit met de zaak eigenlijk niets te
maken heeft," zeide hij. „De moordenaar van
kapitein Ermsted zal te eenigertijd wel wor
den gevat."
„Hoogstwaarschijnlijk, generaal!" stemde
majoor Burton toe. „Sedert ik langs onoffi-
cieelen weg heb gehoord dat kapitein Monck
de zaak in handen heeft. Ah!"
Hij zweeg plotseling, toen na een korten
klop op de deur. Monck zelf, haastig en ge
jaagd de kamer inkwam.
Hjj stapte vooruit en scheen niemand te
zien dan den kolonel. Zijn gezicht was doods
bleek. maar zijn oogen brandden. Hij veront
schuldigde zich niet en begroette ook
niemand.
„Ik heb bericht ontvangen uit Bhulwana,
kolonel en vraag onmiddellijk verlof!"
De kolonel keek hem verbaasd aan. „Be
licht. kapitein Monck?"
„Van mijn vrouw!" zei Monck en haald^
zwaar adem. Hij kneep de handen samen.
„Ik moet gaan!" zei hij. „Ik moet gaan!"
Er heerschte een oogenblik stilte.
„Mag ik dat bericht even zien?" vroeg de
kolonel.
Monck's oogen flikkerden, alsof hij een slag
in 't gezicht had gekregen. Hij stak de rech
terhand uit en slingerde het papier op de
tafel. „Daar!" zei hij ruw.
Zijn daad was ruw en ongepast, maar er
was niets beleedigends mee bedoeld.
Sir Reginald had zich eenigszins voorover
gebogen en sloeg hem nauwlettend gade.
Toen de kolonel na een woord van veront
schuldiging het papier had opgenomen en ge
opend, stond hij op, ging naar Monck en
bleef naast hem staan.
Majoor Burton trok zich terug, begrijpende
dat hij hier eigenlijk overbodig was, maar
toch te nieuwsgierig om heen te gaan.
't Was doodstil. Monck trilde op zijn beenen
en zijn oogen waren strak gericht op den
man die hem zoo lang in spanning hield.
De kolonel keek op. „U kunt gaan, natuur
lijk!" zeide hij en uit zijn stem sprak weer
iets van de oude vriendelijkheid, wat hij
evenwel trachtte te bedwingen. „En zoo gauw
mogelijk. Ik hoop dat u den toestand minder
ernstig zult vinden!" Hij stak hem het tele
gram toe. Maar toen Monck het wilde aan
pakken, week de spanning. Hij strompelde
een paar passen vooruit en greep zich toen
aan de tafel vast.
„Ze zal sterven!" zeide hij op wanhopigen
toon. „Ze is misschien al dood!"
Sir Reginald vatte hem bij den arm. Zijn
gelaat was een en al vriendelijkheid, die hij
zich ook geen moeite gaf te verbergen.
„Kom!" zei hij, „hier is een stoel. Ga zitten,
een oogenblik maar! Ga zitten en bedaar. Hoe
luidt dat bericht? Mag ik het lezen?"
Hij mompelde iets tegen majoor Burton, die
zich omkeerde en de kamer uitging.
Monck viel op den stoel neer en liet het
soofd in de handen op tafel rusten. Hij trilde
over zijn geheele lichaam.
Naast hem staande, met de hand op zijn
schouder, las Sir Reginald het telegram:
„Stella zeer ernstig ziek. Kom! Ralston."
Dat was alles.
Hij legde het papier weer neer en keek den
kolonel aan die even, bijna onmerkbaar knikte.
Monck bewoog zich niet, maar mompelde
voortdurend: „Ze is dood! O God, ze is dood?
en toen nog zachter: „Per slot van rekening,
is het misschien... behalve voor mijmaar
het beste. Ik kon bij dat duivelsch spel, niet
anders verwachten: Iemand moest sterven!"
Hij deed een wanhopige poging om zichzelf
meester te worden en weer huiverde hij.
Sir Reginald boog zich over hem heen.
.Kom, kerel! Houd je goed! Je zult al je
:racht noodig hebben. En misschien is je
vrouw bij je aankomst al weer veel beter!"
Monck stond langzaam, bijna wezenloos op.
.Hebt u wel eens den strijd met den duivel
langebonden? Alles gewaagd, je eer. alles
vat je bezat om een vrouw te redden van de
iel! En dan...o God... zelfs... zelfs... die
vrouw verloren!" Weer trachtte hij zichzelf
neester te worden. „Maar ik praat als een
?ek! Help me een van allen! Dat helsche vuur
heeft mijn hersens geschroeid! Ik dacht nooit,
dat ik dergelijke wartaal zou kunnen uit
slaan!
„Dat doet er niet toe," zei Sir Reginald op
geruststellenden toon. „Je bent onder vrien
den! Maar tracht tot bedaren te komen, en
praat niet meer."
„Ah!" Monck haalde diep adem en scheen
zichzelf weer meester te zijn. Hij hief zyn
doodsbleek gelaat naar Sir Reginald op en
zei: „U is wel goed. generaal! Ik was een
oogenblik de kluts kwyt, maar ben nu weer in
orefb."
Hij deed een poging om op te staan, maar
Sir Reginald dwong hem weer te gaan zitten.
„Wacht nog een oogenblik. Majoor Burton
komt dadelijk terug!"
„Majoor Burton?" vroeg Monck.
„Ik heb hem wat cognac laten halen! Dat
zal je opknappen!"
B PROGRAMMA
ZATERDAG 11 FEBRUARI 1939.
Hilversum I. 1875 en 801.5 m.
VARA-Uitzending. 10.00—10.20 v.m. en 7.80
—8.00 VPRO.
8.00 Gramafoonmuziek (Ca. 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de Continubedrijven.
12.00 Orgelspel. (Ca. 12.15 Berichten).
12.30 Gramofoonmuziek.
2.00 Filmpraatje.
2.15 Pianovoordracht.
2.45 Residentie-orkest.
3.00 Reportage.
3.304.00 en 4.05 Residentie-orkest.
5.30 Filmland
6 00 Gramofoonmuziek.
6.28 Berichten.
6.30 Uit de Rode Jeugdbeweging.
7.00 VARA-Kalender.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 Lezing „Nederlanders in Amerika",
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.20 VARA-orkest en soliste.
9.00 Vocaal concert met pianobegeleiding.
9.15 En nu... Oké!
10.30 Berichten ANP.
10.35 Schuldig of onschuldig?
11.05 Esmeralda.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 415,5 m.
KRO-U itzending.
8.009.15 Gamofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.),
11.30 Godsdienstige causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist. (1.001.20
Gramofoonmuziek)
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
2.45 Kinderuurtje.
4.00 KRO-orkest. (4.455.00 Gramofoonmuz.)
5.30 Causerie „10 jaar Vaticaanstad".
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Berichten, gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over de Zuid-Afrikaansche let
terkunde.
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 Meditatie met muzikale omlijsting.
8.35 KRO—orkest, KRO-Melodi9ten, KRO-Boys
en solisten. (10.0010.10 Voordracht).
10.30 Berichten ANP.
10.40 Sportpraatje.
10.5512.00 Gramofoonmuziek.
„U is wel goed!" herhaalde Monck, leunde
met het hoofd in de hand en zweeg. Majoor
Burton kwam terug met Tommy, die angstig
achter hem aanliep. De jongen wist een
oogenblik niet, of hij al dan niet zou binnen
komen, maar de kolonel riep hem.
't Is beter, dat je het telegram ook leest,"
zei hy. „Je zuster is ziek en kapitein Monck
gaat naar haar toe."
Tommy las het bericht en keek tersluiks
naar Monck, die de cognac uitdronk, die Bur
ton voor hem had meegebracht en opstond.
„Het spijt me, dat ik me zoo kinderachtig
heb aangesteld," zei hy met een flauwen glim
lach tot Sir Reginald. „Ik zal uw vriendelijk
heid niet vergeten, maar hoop, dat u er niet
meer aan zult denken, hoe dwaas ik me ge
dragen heb."
Sir Reginald keek hem een oogenblik strak
aan. Zijn gelaat stond ernstig, maar toch stak
hg hem de hand toe.
„Goeden dag, kapitein Monck!" was alles
wat hy zei
Monck was onmiddellijk in den vorm. De
glimlach verdween van zyn gelaat, hy was als
uit steen gehouwen. „Goeden dag. generaal!"
antwoordde hij. terwyl hy de hem toegesto
ken hand drukte.
„Tommy ging onwillekeurig naar hem toe.
Hij zei geen woord, maar stak, toen ze heen
gingen op de oude vertrouwelijke manier zijn
arm door dien van Monck en uit zijn oogen
sprak zijn groote gehechtheid.
„Hij heeft in elk geval een trouwe vriend,"
zei Sir Reginald tot den kolonel.
„Ja, antwoordde deze ernstig. Hij heeft veel
voor den jongen Denvers gedaan. Nu kan de
jongen hem dat vergelden. Behalve hem heeft
hij niet veel meer."
„Arme duivel!" mompelde Sir Reginald.
Wordt vervolgd.)