Voor den Zaterdagavond
OUDERS
Paradesoldaten
in Denemarken
't HOEKJE
De Noren staan op hun post
aan de Poolzee - Wederom
dienstplicht in Zweden
XoS ncwU
Het Finsche leger de wachter in het Oosten
Weest een goed
kameraad
En TJ zult nooit eenzaam
Men hoort dikwijls over een inijj
waar veel collega's te zamen werken
gen: „er heerscht daar een prettige
of: „er heerscht geen prettige
Waarvan hangt het af of ergens
niet een prettige geest heerscht?
zakelijk van de kameraadschap tl
collega's onderling. Waar ieder
weg gaat, uitsluitend zijn eigen bei
het oog houdt, en alleen maar tl
zelf zoo prettig en gemakkelijk mog
hebben, daar kan geen kameraadschj
schen en daar kan ook geen prettig
zijn. Hoe wordt men een goed kam
Door vlot te zijn en niet te egoïstiscl
Er zal b.v. een bepaald punt zijn,
mee een collega moeite heeft en datl
gemakkelijk afgaat. Helpt dan ev<
doet dit zonder er U op te laten vooi
als vanzelfsprekend. Voor een goed
raad spreekt dat vanzelf, ln zoo'n
even te helpen. Evenzeer spreekt he
zelf, om vlat te zijn in het onderling
van vrije dagen of vrije uren,
directie daartegen geen bezwaar ha
een kameraadschappelijk samenw
groep van collega's zult U zien, dat
een van U doet wat U vandaag va
van de anderen deed. Wanneer TJ ste
Uw goed recht staat en uitsluiten
Uzelf denkt, zult U het nooit gezell^
ben, noch een bemind collega worde
in den grond van zijn hart heeft
mensch behoefte aan de genegenheic
waardeering van anderen.
„Ja," zal menigeen zeggen, „maar
neer ik altijd maar toegeef en voor
een klaar sta, wordt daarvan misbn
maakt." Niet noodzakelijk. En TJ
niet „altijd maar klaar te staan".
Voor misbruik behoeft U alleen na
te passen met diegenen, die altijd
vragen hebben, die steeds probeera
aangename karweitjes op een ander
schuiven, niet omdat ze ze zelf tóe
nen verrichten, maar omdat ze er gt
in hebben. Tegenover zulke typen Itt
weigeren, zonder daarom een minde
kameraad te zijn.
Maar er zijn anderen, die weinig
vragen, maar di een kameraadschï
inschikkelijkheid of handreiking
zullen waardeeren.
Leert onderscheiden, en helpt dega
niet vragen, en U zult meehelpen oa
gemeenschap, waarin U werkt een
geest aan te kweeken en, om er
mind collega te worden!
DR. JOS DE 0
VOOR DE f|
Zeer Geachte Heer,
Aan Ovéeka.
Hierbij stuur ik U mijn ervaring met mijn
eigen kinderen, omtrent het slapen gaan.
U hebt mjjn toestemming dit, als U wilt, te
publiceeren onder ps. „Een moeder".
Maar ik had ook nog een lastige kwestie,
die ik niet kan oplossen, n.1. over de eetlust.
Mijn kinderen eten zoo langzaam, en ik
moet ze, zelfs de oudste, alles in den mond
steken, anders komt er niets in. Het zijn
beiden tengere kereltjes, 3 en 7 jaar oud.
Ze lusten alles ze willen ook wel eten,
maar de eetlust ontbreekt. Ik voer ze een
vaste portie, die niet te groot is en ze
slikken het gewilig.
Snoeperij krijgen ze bijna niet, van ons
heelemaal niet, en als ze iets gekregen heb
ben mogen ze 't na den maaltijd opeten.
Zou er misschien een moeder zijn, die mij
eens raad zou kunnen geven?
Opmerkingen: Door omstandigheden was
dit schrijven blijven liggen. Ik hoop evenwel,
dat de moeders, die het zij nu of vroeger
met een dergelijk geval te kampen hadden
bij hun kinderen, alsnog gehoor willen ge
ven aap de vraag van deze moeder. De
briefschrijfster komt uit een kleine plaats
uit de omgeving van Den Helder. Het ver
schijnsel zal dus wellicht niet berusten op
„stadslucht". Ik weet n.1. dat vooral in de
steden verschillende kinderen slecht eten
tengevolge van het veel binnen zijn, weinig
spelen in de vrije buitenlucht, etc. Wanneer
deze kinderen naar school gingen (het oud
ste gaat waarschijnlijk naar school) zou
men de oorzaak mogelijk kunnen zoeken in
de school. De ervaring leert n.1. dat vele
kinderen niet tegen de schoollucht kunnen.
In de vacanties eten dergelijke kinderen
goed en niet zoodra vangt de school weer
aan of de eetlust neemt af.
't Lijkt mij toe, dat veel wandelen, spelen,
desnoods zwemmen, den eetlust wekt (ge
steld dat de kinderen volkomen gezond
zijn). Mogelijk heeft de briefschrijfster dit
middel geprobeerd?
Hoofdzaak is, dat de kinderen gezond
zijn.
Het raadplegen van den huisarts blflft in
alle geval aanbevolen.
OVEEKA.
Geachte Heer Oveeka.
In antwoord op No. 8.
Als mjjn kind niét mee kon komen, zou
ik het kind rustig hebben laten zitten en
met ijver aan het zoeken zijn gegaan naar
de oorzaak van het niet mee kome
ceeren is altjjd achteruitgang. Ik za
mer één met de voeding beginnen; e
moet eenvoudig en goed voedsel het
heb eens een beschrijving van een
school gelezen, waarin beschreven
dat die school hoog aangeschreven J
opeens hield het vlotte leeren der 1«
op. Wat was nu de oorzaak? Daar
een oorzaak voor zijn, wat was i
anderd? Aan de school zelf niets, i
tegenover was een fruitzaak, waar
deren in hun vrij kwartiertje vruchte
ten, welke zij daar nooit kregen. 1
kinderen direct vruchten gaan gevel
hier niet zoo duidelijk waar te na
weest, dat er oorzaak moest zijn, fl
nooit zoo vlot tot een oplossing
zjjn. Daar kwam weer goed naar n
goed fruit is voor een mensch. Er®
is het zoo goed? Omdat het zoo)
vlot verteert en een zoo grooten
heeft op het minder vlot verteerbaJ
sel, dus doet het dubbel dienst. Hos
arbeid het lichaam met de spijst
heeft, hoe meer kracht het overhw
andere inspanning.
Buitengewoon mooi vond ik den K
10 Juni met het onderschrift „een 3
jammer vond ik het, dat een abonii
mijn schrijven begrepen heeft of
fouten maakte. Dat doet ieder metf
mjjn schrjjven was niet bedoeld
pralerij. Neen, mijn bedoeling is, M
tje bij te dragen voor het algemeeJ
der menschheid. Mijn heele leven heb
over nagedacht en ik zou er heel
over gehad hebben, als ik, toen
ren klein waren, geweten had W»
weet. D&n zou ik niet zooveel f°ul
ben gemaakt. Ik kan dan ook dieges
dankbaar genoeg zjjn, die mjj da'
leeren inzien en ondervinden.
Met vriendeljjke groeten.
Een *-
Opmerkingen. Ook dit schrijvefl
laas bljjven liggen. De opmerkinf
de waarde van fruit onderschrijf w
Ik meen echter, dat abonné het ver
de kostschool niet goed heeft wetfT
Immers door het fruit eten uit de
zou het leeren eerder zijn toegnon
geljjk bedoelt abonné dat de k"1
dit niet konden koopen, achteruitga
dat de gevolgen van het niet f
plotseling zich openbaarden en v
toen er weer fruit gegeten werd.
Wïe komen daar aan? Figuren uit een historischen optocht? Neen! Het zijn de soldaten
van de slotwacht in Stockholm.
Soldaten van het Noorsche garde-bataljon.
ten opzichte van Scandinavië, dan zouden
deze eilanden ongetwijfeld een groote rol
spelen. Zweden heeft daarom in de laat
ste jaren zich genoodzaakt gezien zijn mi
litair apparaat op hooger peil te brengen,
dan tot dusverre het geval was. De jonge
Zweden moeten nu allen zonder uitzonde
ring onder dienst en zij, die niet gediend
hebben, worden alsnog opgeroepen. Zij we
ten evenals Denen en Noren met en voor
welk doel.
Sedert eeuwen heeft men in Scandinavië
front moeten maken tegen de macht in het
Oosten. Natuurlijk tussc^en Scandinavië en
Rusland ligt als bumperstaat, Finland ge
reed om den eersten stoot op te vangen,
maar het is te bezien hoe lang de Finnen
het hoofd zouden kunnen bieden tegen de
Russische overmacht.
De Fin een uitstekend soldaat.
De Fin is heel anders. Van oudsher is hij
Dit zijn allerminst paradesoldaten. Zij ma
ken deel uit van de Noorsche grenswachten
en dragen sobere uniformen.
een uitstekend krijgsman en is over het al
gemeen graag soldaat voor zijn vrije vader
land. Dikwijls spreekt men over hen als de
„Pruisen van het Noorden". En deze ver
gelijking is niet geheel uit de lucht gegre
pen, want de Pruisen hebben bij den op
bouw van de nieuwe Finsche weermacht
een levendig aandeel gehad, immers een
groot aantal Finsche officieren hebben him
vorming tijdens den wereldoorlog in
Duitschland gehad. Toen Finland nog deel
uitmaakte van Zweden, wonnen deze hun
belangrijke veldslagen voor een belangrijk
deel, dank zij de uitstekende Finsche con
tingenten. Wie heeft nooit gehoord van de
beroemd geworden „Finsche ruiters", uit
den Dertigjarigen oorlog! Gustav Adolf
zette de Finsche regimenten altijd- op de
belangrijkste punten.
Thans staat Finland geheel alleen tegen
over het onberekenbare Russische gevaar.
Het is als het Rusland ten tijde van den
Witten Czaar, de eenig denkbare tegen
stander. Maar dan ook de gevaarlijkste.
De oude, nooit verborgen gebleven
wensch van Rusland om aan de Oostzee
kust en aan den Noordelijken Atlantischen
Oceaan te komen, staat Finland in den weg.
Zij zullen zich het eerst teweer moeten
stellen; volgens de meening van de Noren
en Zweden is Finland nu eenmaal „het na
tuurlijke voorterrein van de Noordelijke
vesting". De Finnen begrijpen hun positie
uitstekend en rusten zich daarom in deze
dagen zoo goed mogelijk uit.
Hun wil is onverzettelijk; zij zullen, in
dien noodig, hun vrijheid zoo duur moge
lijk verkoopen. In dat opzicht moet men
dezen jongen krachtigen staat bewonderen.
Hier kent men geen kleurige uniformen,
die een lust voor het oog zijn. In dit land
overheerscht het muisgrijs van de beroeps
soldaten en het donkere bruin van de vrij
willige militie en het blauw van de marine.
En ook de beste troep „Balkoinen Kaart-
ti" (de Witte Garde) draagt slechts een
velduniform, zooals in de jaren van den
Vrijheidsoorlog, waarin dit regiment ge
vormd werd en tegelijk zijn bloedigen vuur
doop ontving. Ja.... aan de Finsch-Russi-
sche grens is het ernst helaas! Daar leeft
men in angstige spanning,, maar ook steeds
gereed den eersten slag te pareeren.
Vrouwe Fortuna heeft het tot dusverre
goed voorgehad met de Noordelijke Staten
Noorwegen, Zweden en Denemarken. Zij
hebben sedert geruimen tijd geen oorlog
meer behoeven te voeren. Voor het laatst
vochten de Denen ongelukkig tegen de
Pruisen en de Oostenrijkers in 1864. Het lot
van Noorwegen is tot 1814 ten nauwste ver
bonden geweest met dat van Denemarken,
en tot 1905 met dat van Zweden. Eerst se
dertdien is het een zelfstandig koninkrijk.
De Zweden waren voor het laatst op oor
logspad in 1808 en 1809 en wel met de Rus
sen. Anders stond het er voor met Finland,
dat heel wat energie en bloed heeft verlo
ren, tengevolge van den vrijheidsoorlog,
die na een uitputtenden strijd van 1917
1919 eindelijk leidde tot het zelfstandige
Finland.
DE Denen leven in het benijdenswaar
dige bewustzijn dat er eigenlijk
überhaupt geen vijand van hen bestaat;
geen rijk dus, dat over het een of andere
probleem taal met de wapens zou willen
spreken. In hun oogen is oorlog met eenige
nabuurstaat eenvoudig een absurde ge
dachte. Er zijn geen problemen, die wrij
ving kunnen veroorzaken; een gewapend
conflict houden de Denen voor uitgesloten.
En die gedachte wordt in zekeren zin nog
ondersteund door het niet-aanvalspact, dat
Denemarken kort geleden teekende met
Duitschland.
Het is dan ook zeer begrijpelijk dat met
een dergelijken stand van zaken de Denen
in het soldaat zijn weinig bevrediging vin
den. Men spant zich niet gaarne in voor
een zaak, die geen perspectieven biedt. Zoo
is het ook gesteld met" de Deèhs'clie" onder
danen. Waartoe zou men 's konings rok
dragen, aldus hun bewering, wanneer het
practisch uitgesloten mag worden geacht
dat het militaire apparaat van het land ooit
in werking zal treden? De Deensche weer
macht werd dan ook na den wereldoorlog,
waarin zij gefungeerd had als een gewapen
de neutraliteitswacht, zoo grondig gedeci
meerd, dat het eigenlijk nog slechts een
groote politietroep was. Eerst thans leggen
de autoriteiten in Denemarken weer be
langstelling aan den dag gevolg van den
gespannen internationalen toestand voor
een sterke weermacht. Men kan tenslotte
nooit wetenzegt ook de voorzichtige,
bedachtzame Deen.
De Denen, paradesoldaten.
Vooral in de lijfgarde des konings dienen
de „lange kerels" graag. Het zijn allen uit
gezocht lange, forsche heerschappen, die
meestal komen van de boerenhoeven, die
den bonten rok van Koning Christiaan mo
gen aantrekken. Het lijfregiment bestaat
reeds sinds jaar en dag. Tegenwoordig
dig, precies zooals dat vroeger het geval
was, dragen de zware grenadiers de hooge
mutsen van berenvel met de van het hel
der glimmende kinbanden, met den don-
kerblauwen wapenrok, met de over de
borst gekruiste, breede, witte bandeliers en
de hemelsblauwe breed gestreepte panta
lons. Voorwaar dat is een prachtig parade
uniform en wanneer de wacht voor het
slot Amalienborg in Kopenhagen aan
treedt, dan is het voor dengene, die graag
militair vertoon ziet, een heerlijk schouw
spel maar het neemt niet weg dat het
doet denken aan een gekleurd prentje uit
lang vervlogen jaren.... Neen, men kan
waarlijk niet zeggen,, dat Denemarken er
op uit is militaire lauweren te oogsten.
En de Noren? Hun weermacht heeft zelfs
nog nooit den'vuurdoop ondergaan. Wat
is hun daardoor niet ontzettend veel be
spaard gebleven. Maar ook in Oslo kan
men een prachtige parade zien van de gar
des. Men denke slechts aan de lijfwacht,
die op onberispelijke wijze marcheert naar
het slot van koning Haakon, de blondge
lokte boerenjongens met hun blauwe oogen
uit het Noorsche hooggebergte met hun uit
dagende kolbakken, waarop de golvende
paardenharen kwasten. Het soldatenmate-
riaal in dit bergland is niet slecht.
Maar de verdere weermacht? Daarvoor
heeft men niet alleen krachtige mannen
noodig. En de Noor is over het algemeen
geen soldaat in hart en nieren. Het volk
heeft trouwens in zijn geheel weinig be
langstelling voor politieke zaken. Maar
wanneer het er om mocht gaan het vader
land te verdedigen, is de Noorsche soldaat
ongetwijfeld lang niet de slechtste. Dat men
zich met het oog op het afslaan van aan
vallen jaren en jaren van tevoren moet
wapenen, dat is het volk der Noren niet
recht duidelijkwaarschijnlijk omdat zij
nog nooit met de harde realiteit hebben
kennisgemaakt.
De eenig denkbare tegenstander van
Noorwegen staat in het Noord-Oosten. Dat
is namelijk Sovjet Rusland, een rijk van
welks militaire mogelijkheden wij, Chinee-
zen van Europa, geen duidelijk beeld heb
ben, omdat getallen en feiten ontbreken,
maar een militaire macht, waarmede naar
alle waarschijnlijkheid toch geducht gere
kend moet worden. Het zou ook niet onmo
gelijk zijn wanneer de
geruchten dat de Sov
jet verlangende blikken
werpt op de Noordelij
ke Havens van Noor
wegen, niet van allen
grond ontbloot zijn.
Maar de Noren zijn
vooral aan deze kust
strook langs de Poolzee
goed op hun post. Het
rijk doet daar voor de
versterking van de kust
strook en de havens
meer dan in Zuidelij
ker streken. Hier zijn
het geen paradesolda
ten, die als kijkspel voor
de zomergasten uit an
dere landen fungeeren.
In het hooge Noorden
overheerscht het doel
matige jagersgroen van
het oorlogsveldtenue..
Hier ziet het er naar
uit of het ernst is.
Ongetwijfeld is de
Zweed van nature geen
slechter krijgsman dan
Deen of Noor, maar hij
draagt den rok des ko
nings ook evenmin gaar
ne als zijn verwante
Noordelijke broeders.
Ook in Stockholm
houdt men op zijn tijd, evenals in Oslo en
Kopenhagen van parades. Natuurlijk, het
zijn de graag geziene „vredesuniformen"
van „Svea" en „Göta-Livgarde", die het
hart van alle soldatenvrienden sneller doen
kloppen.
Ook de Zweden hebben hun krijsmacht,
die in den oorlog toch nog zeer aanzienlijk
was natuurlijk ook als „neutraliteits-
macht" in de laatste twintig jaar sterk
gereduceerd. Maar de Zweden zullen niet
ongestoord in vrede en rust kunnen leven,
wanneer den Oosterbuur anders mocht be
hagen. De afgeloopen weken is betrekke
lijk veel geschreven over de Aalands-eilan-
den, gelegen op de grens van Botnische
Golf en Oostzee. Dat Zweden in deze dagen
- met Finland - zoo krachtig aandringt op
herziening van de Volkenbondsconventie
van 1921, is reeds een duidelijk bewijs dat
Zweden hier een groot gevaar ziet in een
eventueel conflict. Deze archipel vormt de
brug tusschen Finland en Zweden en mocht
Rusland imperialistische neigingen hebben