„FILMST AD'
Een bezoek aan
op
Mantsjoerije
Vierde blad
K ™,Bendicstadverschi!tin
KROKODILLENJACHT
Donderdag 27 Juli 1939
ft te ö-
id alU
1 tent t
hfo
j
een cu-
fc
een w
nuzlek b
omk
thuis tt
1t
uitwin
pret
'en. Tin,
len het-
eer we.
M
k
W
De voorbereidingen van de Nederlandsche film „Boefje"
zijn gereed
(V,, onzen speciale.» versla0gever)
r„' de prachtige omgeving van
Wassenaar, juist op de grens van
Den ïïaag, liggen do gebouwen van
iïïsriands Hollywood: Loet C.
Rarnstein's s,Filmstad". Hier hebben
reeds verscheidene films het licht
Scn die in vele opzichten een
vereelühins met buitenlandsche pro-
diictpn honden doorstaan. Hier ook
4e nieuwste Nederlandsche film
Boelio" worden vervnardigd 'n film
die tot niterste zal vergen van de
bekwaamheid van spelers en tech
nici maar die, indien zij slaagt, iot
liet'beste zal behooren, dat op Ne-
derlandsch grondgebied is geprodu
ceerd.
engkini;
:Sond«i
waan»!
nnpert
litteerdr
een re
dei
f,
Jdw, Annie van der Lugt Melsert—
van Ees als „Boefje"
Reeds van verre is de mast zichtbaar, die
op het terrein van Loet C. Barnstein's film-
stad is opgericht. Een heerlijke omgeving
van groen geboomte omgeeft de terreinen
.van filrostad en waarborgt de grootst moge
lijke rust, Noodig is zoo'n rustige omge
ving; in do eerste plaats voor de buitenop
namen, die door niets gestoord mogen wor
den. Maar ook de spelers en technici heb
ben een rustige, vreedzame omgeving noo
dig, waar hun zenuwen, die in de studio's
tot het uiterste worden gespannen, weer
iot rust kunnen komen.
Strenge bewaking
uorslfe
Door de brecde oprijlaan, die reeds aan
embcri' den ingang het bordje „Verboden Toegang"
in öft Vertoont, wandelen wij naar de hoofdgebou
eenie: ven, waar. de studio's en kantoren zijn on-
er ine!! dergebracht. Maar "ver komen we niet, want
ver# bij een monumentaal hek, de eigenlijke in-
•ing heli flnng, schiet plotseling een portier, gekleed
w in een rijk gegalonneerd uniform, te voor-
:he betrtë sdiiju en verspert ons beleefd maar zeer
plinten:Wist den weg. Wij zijn echter voorzien
sschen Ji; van papierendie zelfs dezen cerberus tot
tigingrc andere gedachten brengen. Met een weidsch
van het: gebaar noodigt hij ons uit, binnen het hek
e samajM komen cn vol verwachting betreden wij
ijk Mar. «en grond, waar de filmmuze haar scepter
isscbcnzMai1,
an Japar- wc worden ontvangen door den „big
uanLoet C. Barnstein-himself, die ons
[aar de cantine leidt. De cantine, een der
leest noodzakelijke vertrekken van een film
i waar de spelers en technici na al of
geslaagden arbeid weer krachten ver-
ieien om hun werk met nieuwen moed
1C kunnen voortzetten, deze cantine is een
zou wsoi? gouden vertrek, dat uitzicht geeft
lp bet park rond de studio's,
op een
t opnier
Regisseur Sierck verfeit
[e regisseur, de heer Detlef Sierck, die
"j «in uitstekende films reeds van zich
j ,doen spreken, wacht ons hier op. Van
v daafflf^Xvi een en ander van de inter-
de de"« die ,;)ii een nieuwe film
«oproip'te i)i,bSk"W 'rcden 011 waarvan J>« Kroo-
irinü Toen 1 gewoonlijk zoo weinip merkt.
mderh#'V' «c heer Sierck Brusse's Boek „Boef-
leb. ""/««raten keer las (in do Duit-
film vn vas z'in ecrste gedachte, dat een
boek indien zij slaagde een
ten m van den eersten rang zou wor-
rd ^liailcn wJWens dat' om de film te doen
een en ah den in!er ^overkomelijks moeilijkhe-
^aar C „n zouden moeten worden,
r tii9scheaae|jnl allereerst de doorloopende han-
besta«%aai. 'VP(ll Seen oploopenden climax heeft
niet, "'"climaxen een Voortdurende reeks van
'cdcOTr#;"^,1^ moeilijkheid was, do sfeer
m nlel Phaul Jr?rloK?„cho Rotterdam (het ver-
japanncTinal in p,11 ,ca ,M2> tp treffen. Dit ver-
hals ov* eliik te doen herleven is onmo-
noest vu nderd £°e-is ?e ,Maasstad te zeer vcr-
ond, w^ensiad vLlr ®lcrcJ. kent de rumoerige ha
yang ov<: urc.an alen tijd, omdat hi.i te Ham-
- n,et veel van Rotterdam.
film .Z^ de idm geen costuum-
zoqvpoi0 n; de kleeding is niet
tÏÏniVer1anderd sinds 1912- Daa1'"
seeron u'' f at' dat te veel moderni-
ll De fit* kwaad zou doen.
'den F n\oct eon ..volksfilm" wor-
in dun I'Z; slemci v°or' het volk
zii hpffi.»Ul;v?.tcn,.zin. Daarom moet
zij to? w zi'n en naïef, zoodat
juist Hf n° shrcckt- Toch heeft
gevoni Ll° ^massa onbewust meer
"'achten pn anSt dan mcn zou ver"
gisscui p e aarmcde heeft de re
ut ernstig rekening te houden.
De medespelendcn
le^noz rIyanJ)ekGnde, ai'üsten, die ten
eld, \va -i «JïW .de idm hebben ge-
borgt de goede weergave van
jeide trof
f01'
van v
hem
Hen hij
- Europa
rde W
ioi de W'
er van
de beWÜ
joeiigkinf
vertrok
joengkinf
Wang4
ïers gedrt
de perste
vrede
heeft.
lellen,
nt tullen
Brusse's meesterwerk. Natuurlijk speelt An
nie van Ees de rol van boefje en het zal
interessant zijn te zien, of zij op de film
ook die juiste sfeer weet te treffen, waar
mee zij het tooneelstuk beroemd maakte.
Guus Brox, die we tot nu toe kenden uit
de Nationale Revue, zal de rol van Pietje
Puck spelen, Boefjes vriend. Regisseur
Sierck zag Piet Bron in „Merijntje" cn hij
wist tegelijk, dat dit de juiste man was
voor de rol van Vader Grovers, de vader
van Boefje. Verder treffen we aan Piet
Kohier als grootvader, Al bert van Dalsum
als de pastoor, Jules Verstracte als de ver
dediger, Emmy Arbous als de vrouw op
de kermis en S. de Vries als de uitdrager.
Vele spelers zullen hun filmtalent nog
moeten toonen, maar als tooneelspeler is
hun naam reeds bekend.
De décors
Behalve het gezicht der spelers is het
„landschap" (hier het Rotterdam van 1012)
het belangrijkste en voor wij een blik mo
gen werpen op de décors, wil eerst de ar
chitect, de heer A. H. Wegerif, ons waar
schuwen en verklaren, wat we eigenlijk te
zien krijgen. Het décor zal dan voorstellen
een gedeelte van een steeg te Rotterdam, de
Vlasgang. Het décor is 25 m. lang cn geeft
de woning van de familie Grovers en daar
naast de uitdragerij, met er tegenover de
woning van de buurvrouw. Uit de ramen
van deze twee woningen zal zich bijna
alles afspelen en daarom is -slechts één
der décors van onderen afgebouwd, de- an
dere is alleen van boven af.
Aldus voorbereid betreden we de groote
studio, we slaan een gordijn op cn kunnen
dan een kreet van bewondering niet on
derdrukken.
Zijn we hier werkelijk nog in de studio?
De straat in do Rotterdamscho volksbuurt,
is zóó natuurgetrouw weergegeven, dat men
zich een oogenblik moet bezinnen. Hier
rechts, die oude afgebrokkelde, verweerde-
muren, waarop een gedeeltelijk vergane af
fiche van een „sterk" tooneelstuk prijkt,
daar het winkeltje van den uitdrager,
zoo echt, dat men er zou inloopcn om er
een kijkje te nemen en hier, de ingang van
Boefje's woning. Het is alles zóó echt, zoo
reeël, dat bet ongeloofelijk lijkt, dat we hier
in een studio staan.
Maar o wee... we wenden bet hoofd om,
ten einde de andere zijde van de steeg te
bekijken en hier zien we de harde wer
kelijkheid. Een warnet van palen en plan
ken, die de bovenwoning van de buurvrouw
stutten, doen ons overduidelijk blijken, waar
we zijn. Vlug gaan we den ingang in
naast het uitdragerswinkeltje en bestijgen
de trap, die naar Boefje's woning voert. In
de kamer worden we weer geboeid door de
natuurgetrouwe weergave.
Dit is inderdaad een volkskamer
van 25 jaar geleden. Proper maar
antiek is de aankleeding Het pluche
tafelkleed, de antieke foto's aan den
wand, de petroleumlamp, op de ta
fel het schaaltje met een sleutel erin
het is alles even echt.
Uit het raam kijken we naar den
overkant van de steeg, naar de wo
ning van de overburen. Nu kunnen
we den niet-afgebouwden onderkant
niet zien en wederom worden we
ontroerd door de beklemmend juis
te weergave.
Het is verbluffend echt. Niets is nagela
ten, om den indruk te geven, in een volks
woning te zijn, en men is daar volkomen
in geslaagd. Zelfs de muffe reuk die de
armoede verraadt, hangt hier.
We zijn op de tweede verdieping. Boven
ons zijn de groene dakpannen en beneden
ons zien we het plat van de eerste verdie
ping. Hier wordt al het vuil opgegooid. Een
oud verbogen fietswiel, papieren en leege
doosjes stoffeeren dit plat.
Dit is inderdaad een stuk van de 1.40 m.
breede steeg Vlasgang. Het is een staaltje
van volmaakte kunst, dit décor, cn de
trots van den heer Wegerif is volkomen
gerechtvaardigd. Wie zooiets kan maken
van een paar planken en wat uitdragers-
rommel is inderdaad een kunstenaar.
Goede vooruitzichten
Maandag 17 Juli 's morgens om negen
uur zijn na vijf maanden van voorbe
reiding de opnamen begonnen. Men heeft
voorloopig vijf weken voor de film uitge
trokken en er zal hard gewerkt worden.
Maar de vooruitzichten zijn goed. De x-e
gisseur meent, dat de film ook in het bui
tenland grooten aftrek zal vinden. Daar
om beeft men kosten noch moeite gespaard
om tot het beste tc komen, dat bereikbaar
is. Reeds nu zijn de kosten 25 pCt. boven
het .beraamde bedi'ag, omdat men voor de
décors het duurste, materiaal heeft geko
zen in verband met de zware belichtings-
eischcn. Maar allen zijn vol vertrouwen,
dat de film inderdaad een succes wordt,
omdat de voorteekenen onverdeeld gunstig
zijn. En artistcn zijn bijgeloovig en beslui;
ten veel uit „voorteekenen".
door Jac. Roelofs
Kapitein Rensing vond, dat hij iets doen
moest, om de eentonige sleur van het heen en
weer varen tusschen Siak en Singapore te
breken. Dat lijntje verveelde hem allang.
Iedere week drie dagen in Singapore, en twee
in Siak liggen en de resteerende twee dagen
van de week besteden, om den afstand af te
leggen, die deze havens scheidde, was doode-
lijk voor zijn goed humeur.
Maar wat te doen?
Alle mogelijke ideeën kwamen in hem op...
van figuurzagen tot visschen toe. Dan ineens
wist hij het... Jagen!... Krokodillenjagen!...
Maar ja, tusschen het nemen van zoo'n be
sluit en de uitvoering ervan ligt een lange
weg. Al zijn kennissen raadden hem zijn
plan af. Sommige wezen op het gevaarlijke
van zijn voornemen andere lachten hem
rondweg uit: hij met zijn aanleg voor een
buikje op de krokodillenjachtü... Het was om
te brullen!!... Ha, ze zagen hem al zitten in
zoo'n kleine, ranke, inlandsche prauw!...
Maar kapitein Rensing was er de man niet
naar, om een plan zoo maar dadelijk op te
geven. Het was waar, in jaren had hij
geen geweer meer in handen gehad, maar
vroeger was hij een goed schutter geweest;
kon er zich zelfs op beroemen, dat hij als
jager lang geen slecht figuur had geslagen.
Toegegeven, op grof wild was hij nooit uit
geweest en op krokodillen dus wel allerminst,
maar hij had veel over die jacht gelezen.
Wist, dat je er 'a nachts op uit moest in een
kleine inlandsche prauw twee Maleische
helpers zou hij er bij noodig hebben, om te
pagaaien. Degene, die voorin zat, moest een
moedige sterke knaap zijn, want hij zou de
aangeschoten krokodillen na moeten sprin
gen, om te beletten, dat ze in den modder
weg zouden kruipen. Een gevaarlijk baantje
was dat; maar zulke helpers bestonden er,
wist kapitein Rensing en... op hen bouwde
hij eigenlijk wel het allermeest, om zijn ge
brek aan praktische ervaring in de krokodil-
lenjacht aan te-vullen.
Het m'eeste had hij nog met zijn vrouw
te stellen.
„Krankzinnig!" was alles wat ze zei, toen
hij haar van zijn plan vertelde.
In de haven van Hamburg wordt ieder jaar door de barkassen een race gehouden om
„het blauwe Elbe-lint". Zoo snel zii maar kunnen schieten de scheepjes door het
woelige water, hetgeen altijd weer een even bekoorlijk schouwspel oplevert.
„Krankzinnig'!" had ze al maar hex-haald,
toen hij er nader over uitgeweid was. En of
hij haar nu al schoenen en tasschen beloofde,
ja wat niet al verleidelijke voorwerpen meer,
voor haar te zullen maken van het leder der
door hem te schieten krokodillen, ze was niet
te vermurwen. Met ijselijk zware woorden
schermde ze, als, wegloopen, met de eerste
de beste mailboot naar Nederland vertrekken
en zoo meer...
Hij zette door. En eindelijk kwam de dag,
dat een groote kist bij hem thuisbezorgd
werd, met in groote zwarte letters het op
schrift: „Voorzichtig! Ontplofbare Stoffen!"
Zijn vrovw was gelukkig winkelen en zoo zag
hij kans het 6evaarlijke object ongezien in
de bijgebouwen onder te brengen. Twee ge
weren zaten erin, patronen, een helmhoed
met sluier tegen de muskieten, jachtmessen
en verschillende kleedingstukken en tenslotte
een electrische koplamp van groote sterkte
met een draagbare batterij. Die koplamp! Dat
was naast de inlandsche helpers het middel
waarop hij vertrouwde.
Zijn vrouw was thuis en hét was met de
koplamp, dat hij het offensief inzette.
„Kijk 'ns vrouwtje iets heel bijzonders!"
Met die woorden kwam hij de kamér binnen
in de eene xand den helmhoed met sluier
en in de andere de bewuste lamp.
Een argwanende blik trof de beide onschul
dige voorwerpen.
„Jan! Wat ga je nou doen?!"
„Stil, stil kindje. Kijk, zie je die lamp?!!
Bezwerend hief hij de koplamp in de hoogte.
„Wanneer nou een krokodil..."
„Dus t'rch krokodillen...!" stiet ze uit.
„Stil nou!" viel hij haar in de rede.
„Wanneer ik een krokodil zie z'n oogen,
weet je, die gloeien rood in het donker!"
„Jan! Doe me een plezier...!"
Maar hij liet zich niet van de wijs brengen.
Vervolgde onverstoorbaar. „Wanneer ik
dus zoo'n krokodil zie nou... dan schakel
ik kalm deze koplamp in." onder het spreken
had hij ietwat onhandig het elastiek van den
schijnwerper om den bol van zijn hoed be
vestigd en stond daar de sluier voor het
gezicht en het groote oog van de lamp er
bovenals een schrikwekkende cycloop in
het midden van de kamer.
„Alsjeblieft schei uit!!" protesteerde ze.
„Dan schakel ik gewoon deze koplamp in,"
herhaalde hij met nadruk. Drukte op den
knop. Maar het lampenoog bleef duister.
O ja, die batterij, herinnerde hij zich! Ver
liet ijlings de kamer kwam even later
terug met een soort ransel op zijn rug.
„De batterijen!" verklaarde hij, met een
gebaar in de richting van den vreemden last
op zijn rug.
DE GROOTSTE LUCHTGEVECHTEN
UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET
LUCHTWAPEN.
(per telegraaf ovex-geseixid.)
DAIREN, 19 Juli 1939.
Sinds jaren zijn de gebieden aan
de Moxigoolsch-Mantsjoerijsche grens'
het tooneel van voortdurende ge
vechten. Kannonneerbooten worden
door kustbatterijen in den grond ge
boord, infanterie verdedigt zich te
gen pantserwagexxs, luchteskaders
leveren' eon verbitterden sti'ijd; en
zoo juist zijn de eerste vliegtuig
bommen op eexi vér van dc grenzen
verwijderd liggende stad gevallen.
Had dit alles zich 25 jaren geleden afge
speeld, dan zouden de beide staten zich
daai'bij zeker niet zoo gemakkelijk hebben
neergelegd als thans en reeds Jang zouden
de gevechten tot een waren oorlog gewor
den zijn. Het is kenmex-kend voor de alge-
meene verandering van het rechtsgevoel
overal in de wereld; hoezeer dit alles op het
oogenblik anders geworden is: hoe de di
visies aan de grenzen met korte ondex"bre-
kingen steeds weer het vuur op elkaar ope
nen, hoeveel dooden en gewonden, opmar-
schen en terugtochten er zijn en dat dan
toch niet de hoofdstrajdkrachten der landen
den strijd opnemen en tot den hunnen ma
ken. Desondanks blijven de gevechten bij
het Boeir-Nor en het bombardement bij
Tsisikar belangrijk genoeg. Daarin wordt de
spanning zichtbaar tusschen twee gx-oote
staten, die hier met hun invloedsgebieden
op elkaar botsen exi dic s' nis lang geen
ware diplomatieke verhouding tot elkaar
meer kunnen vinden, noch die der verzoe-
Nog erger veldslagen zijn te verwachten
ning, noch die van den oorlog. Volkerxx*ech-
telijk wel is waar worden al deze gevech
ten gelevei*d door de troepen van het kei
zerrijk Mantsjoekwo cn van Buiten-Mon-
golië; de politieke werkelijkheid is echter
dat hier Japansche en Russische troepen
op elkaar geschoten hebben cn verder zul
len schieten. Buiten-Mongolië is dc verst
naar voren geschoven post van dc Sovjet-
Unie; Mantsjoerije is het bruggehoofd van
het eilandenrijk, van waar uit Japan zijn
zending op het vasteland wil vervullen.
Wanneer de troepen van beide rijken el
kaar ontmoeten, zijn zij vele duizexxden ki
lometers van hun garnizoenen in het va
derland vei'wijderd; maar juist dat moet
aan de bevelhebbex-s het gevoel der ver
antwoording en misschien ook van een
vex-hoogde pax-aathcid geven exi daarbij zijn
de grenzen niet steeds duidelijk te herken
nen zoo lcomt het steeds weer tot kleine
incidenten, de kameraden van andere grens
plaatsen snellen den vechtenden te hulp
en ten slotte is de veldslag aan dcxx gang.
De veldslag
niet altijd slechts een gevecht. De berich
ten, die van de vlakten aan den rand van
het Tsjingaangebex'gte komen, zijn menig
vuldig en verwarrend en niet steeds laat
zich daaruit een nauwkeurig beeld van het
vei'loop van dexi strijd vormen. Maar een
ding is toch uit de berichten vhn beide
zijden in de laatste weken volkomen duide
lijk geworden: dat de omvang van den strijd
tegenover vroeger jaren aanzienlijk grooter
geworden is en nog steeds grooter wordt.
Geheele pantseiTegimexxten zijn in
de gevechten verwikkeld cn in de
lucht botsen van iedere zijde dik
wijls twee honderd of drie honderd
vliegtuigen op elkaar. Wij mogen
aannemen, dat het hier tot aanzien
lijk grootcx'c luchtgevechten geko-
mcxi is dan zelfs in de laatste xnaaxi-
dexi van den Spaanschexi burgeroor
log, tot luchtgevechten, zooals zij
zich in de geschiedenis van het
luchtvvapen nog niet afgespeeld heb
ben.
Dat getuigt van de verbetenheid, waarme
de hier gestreden wordt; het dwixxgt echter
ook tot de vaststelling, dat aan deze noorde
lijke grenzen beide statexi strijdkrachtefx
opgesteld hebben, die aanzienlijk stei'ker
moeten zijxx, dan men tot nog toe aannam.
Dat kan niet zonder uitwerking op de al-
gemeene politiek van dc beide staten zijn.
De Japansche weermacht had in den stx'ijd
om I-Ian kau sterkere troepen kunnen ge
bruiken en misschien een beslissende over
winning kunnen behalen, indien niet de
blikken van den Japanschen gencralen staf
steeds weer door bepaalde feiten in de ge
bieden jim het Boeir-Nor geboeid waren ge-
woi'dcn. En het is duidelijk, dat de Sovjets
bij alle besluiten en onderhandelingen in
Europa steeds weer dingen moeten overwe
gen, welke in vei'band staan met hun ver
re grenzen, waaraan' reeds midden in den
vrede steeds weer de kanonnen bulderen.
Verandering niet waarschijnlijk.
Men vermag niet in te zien, hoe deze toe
stand een verandering zoukunnen ondex--
gaan. Wel is waar zijn de politieke tegen
stellingen tusschen Japan en de Sovjets
niet zoo gi-oot als tusschen Japan en de
Britten.
Op den weg naar de gewenschte oppex'-
heerschappij in Oost Azië zal Japan eerder
in de Engelsche vloot dan in het leger der
Sovjets den tegenstander moeten zien, wijl
de Russen slechts aan don rand van het
Japansche invloedsgebicd, niet echter in
den kern van Oost Azic hun bolwerken op
gericht hebben.
En dan ineens schoot een felle lichtbundel
de halfdonkere kamer in, Trotsch draaide
kapitein Rensing rond het schelle licht op
den hoed volgde elk zijner bewegingen.
,Jan!"
„Nouwanneer ik nou deze lamp inge
schakeld heb dan," hij liet zijn stem dalen
tot een geheimzinnig gefluister; boog zich
voorover naar zrjn vrouw, zoodat het verblin
dende licht haar in de oogen priemde „dan
wordt de krokodil gehypnotiseerd door de
lamp! Gewoonweg gehypnotiseerd, snap je!
Nouen dan schiet ik! Een kind kan het
ook", lachte hij dan ineens hardop, met de
klaarblijkelijke bedoeling haar op haar gemak
te brengen.
Mevrouw had de oogen gesloten en het
hoofd uit den verblindenden lichtkegel ge
draaid.
„Ga weg! Ga asjeblieft weg!", stiet ze ner
veus uit.
Inktzwarte duisternis hing om de „Ban
tam", het schip van kapitein Rensing, dat te
Siak aan den steiger lag. Het bruisend geweld
waarmee het water van de rivier tusschen de
zware steigerpalen doorstroomde, vervulde de
lucht.
Aan den buitenkant van het schip lag, bij
het licht van een kleine laadlamp, een prauw
aan den valreep. Twee inlanders zaten erixi.
Een donkere gedaante daalde den valreep
af. Nam plaats in het ranke vaartuigje, dat
heftig schommelend scheen te willen protes
teeren tegen dezen zwaren last. Dan schoot
de prauw vooruit. Kapitein Rensing was zijn
krokodillenjacht begonnen.
Een uur lang pagaaiden de beide helpers
zwijgend voort, terwijl kapitein Rensing roer
loos in liet midden van de kleine boot zat
een geweer dwars over zyn knieën. Hij dacht
aan niets anders, dan wat hij zoo dadelijk te
doen '.ou hebben. In gedachten zag hij roode,
gloeiende krokodillenoogen voor zich. Drukte,
in den geest, op den knop van de koplamp,
zag het lange lichaam var. het riviermonster
op een modderbank liggen, zoo klaar en dui
delijk, of het werkelijkheid was. Op het oog
mikken! wist hij. O, 't zou best gaan
Hij zou die spotters in Singapoer wel eens
wat laten zien! Wie weet, bracht hij
„Toean!",' waarschuwde ineens de fluistre-
stem van den inlander voor hem, „nog een
paar minuten, dan zij we bjj de modderbank!"
Kapitein Rensing kreeg een schok. Nog
een paar minuten!... Hij wiedde scherp naar
voren. Hoorde niets meer van de geluiden van
het oerwovd, die de lucht doortrilden en die
heiin het begin van de vaart wel een beetje
beangstigd hadden: in zoo'n kleine prauw, op
zoo'n snelstroomende rivierTijgers
panters, wie weet wat er daar alles in dat
bosch huisdeMaar nu had hij alles om
zich heen vergeten!
Nog een paar minuten!
Ze voeren dicht onder den wal. De bank
lag in een bocht, vlak bij den oever, wist hij.
Wat is het donker; bedacht hij even.
Gelukkig dat hij zijn sluier niet hoefde te ge
bruiken: er stond te veel wind voor muskie
ten. Nou zou hij beter kunnen zienHij
boog zich naar voren. Misschien zou hij nu al
iets kunnen onderscheiden. Het krioelde van
krokodillen op de bank, hadden de inlanders
hem verzekerd. Onwillekeurig omklemde hij
zijn geweer vaster
En dan ineensDaar!Een kroko
dil!Zijn hart klopte wild. Hij bleef
staren naar de plaats waar hij daareven den
rooden gloed van een oog had zien glim
menDaar:Ja!
En dan vergat kapitein Rensing alles. De
raadgevingen van de inlanders, zrjn koplamp
alles. Met een bliksemsnel gebaar legde
hij het geweer aanmikte op het oog van
den krokodil
Een scherpe knal
De kreet van een mensch, overgaande in
een angstig brullen!
De jager liet zijn geweer vallen drukte
met siddei-ende vingers op den knop van zijn
koplampOnzeker zwaaide de lichtbundel
in de richting waar zooeven het krokodillen-
ook zichtbaar was geweest. Boomen!
Struiken!De jegroeide walkant -Dat
was alles wat er binnen den lichtkring kwam.
Maar daar!Kapitein Rensing kreeg een
schok, dat de lichtkegel er ineens van om
schoot en in de boomtoppen verdwaalde
dan, heel voorzichtig, angstig dalend, weer
de vreeselijke plek van daareven opzocht
Een kleine visschershuten daar
Hij is niet dood was de eerste ge
dachte van kapitein Rensing.
Daarsprong en brulde een inlander aan
den oever, alsof duizend duivels hem hadden
overvallen.
En voor hemde onfortuinlijke jager
richtte den lichtbundel iets nauwkeuriger
voor hem stond een steenen kookstoof èii
op die stoof een groote dampende pot, waar
uit een ronde waterstraal spoot
Het kogelgat wist de verbouwereer
de schutter als bij ingeving.