„FILMST AD' Een bezoek aan op Mantsjoerije Vierde blad K ™,Bendicstadverschi!tin KROKODILLENJACHT Donderdag 27 Juli 1939 ft te ö- id alU 1 tent t hfo j een cu- fc een w nuzlek b omk thuis tt 1t uitwin pret 'en. Tin, len het- eer we. M k W De voorbereidingen van de Nederlandsche film „Boefje" zijn gereed (V,, onzen speciale.» versla0gever) r„' de prachtige omgeving van Wassenaar, juist op de grens van Den ïïaag, liggen do gebouwen van iïïsriands Hollywood: Loet C. Rarnstein's s,Filmstad". Hier hebben reeds verscheidene films het licht Scn die in vele opzichten een vereelühins met buitenlandsche pro- diictpn honden doorstaan. Hier ook 4e nieuwste Nederlandsche film Boelio" worden vervnardigd 'n film die tot niterste zal vergen van de bekwaamheid van spelers en tech nici maar die, indien zij slaagt, iot liet'beste zal behooren, dat op Ne- derlandsch grondgebied is geprodu ceerd. engkini; :Sond«i waan»! nnpert litteerdr een re dei f, Jdw, Annie van der Lugt Melsert— van Ees als „Boefje" Reeds van verre is de mast zichtbaar, die op het terrein van Loet C. Barnstein's film- stad is opgericht. Een heerlijke omgeving van groen geboomte omgeeft de terreinen .van filrostad en waarborgt de grootst moge lijke rust, Noodig is zoo'n rustige omge ving; in do eerste plaats voor de buitenop namen, die door niets gestoord mogen wor den. Maar ook de spelers en technici heb ben een rustige, vreedzame omgeving noo dig, waar hun zenuwen, die in de studio's tot het uiterste worden gespannen, weer iot rust kunnen komen. Strenge bewaking uorslfe Door de brecde oprijlaan, die reeds aan embcri' den ingang het bordje „Verboden Toegang" in öft Vertoont, wandelen wij naar de hoofdgebou eenie: ven, waar. de studio's en kantoren zijn on- er ine!! dergebracht. Maar "ver komen we niet, want ver# bij een monumentaal hek, de eigenlijke in- •ing heli flnng, schiet plotseling een portier, gekleed w in een rijk gegalonneerd uniform, te voor- :he betrtë sdiiju en verspert ons beleefd maar zeer plinten:Wist den weg. Wij zijn echter voorzien sschen Ji; van papierendie zelfs dezen cerberus tot tigingrc andere gedachten brengen. Met een weidsch van het: gebaar noodigt hij ons uit, binnen het hek e samajM komen cn vol verwachting betreden wij ijk Mar. «en grond, waar de filmmuze haar scepter isscbcnzMai1, an Japar- wc worden ontvangen door den „big uanLoet C. Barnstein-himself, die ons [aar de cantine leidt. De cantine, een der leest noodzakelijke vertrekken van een film i waar de spelers en technici na al of geslaagden arbeid weer krachten ver- ieien om hun werk met nieuwen moed 1C kunnen voortzetten, deze cantine is een zou wsoi? gouden vertrek, dat uitzicht geeft lp bet park rond de studio's, op een t opnier Regisseur Sierck verfeit [e regisseur, de heer Detlef Sierck, die "j «in uitstekende films reeds van zich j ,doen spreken, wacht ons hier op. Van v daafflf^Xvi een en ander van de inter- de de"« die ,;)ii een nieuwe film «oproip'te i)i,bSk"W 'rcden 011 waarvan J>« Kroo- irinü Toen 1 gewoonlijk zoo weinip merkt. mderh#'V' «c heer Sierck Brusse's Boek „Boef- leb. ""/««raten keer las (in do Duit- film vn vas z'in ecrste gedachte, dat een boek indien zij slaagde een ten m van den eersten rang zou wor- rd ^liailcn wJWens dat' om de film te doen een en ah den in!er ^overkomelijks moeilijkhe- ^aar C „n zouden moeten worden, r tii9scheaae|jnl allereerst de doorloopende han- besta«%aai. 'VP(ll Seen oploopenden climax heeft niet, "'"climaxen een Voortdurende reeks van 'cdcOTr#;"^,1^ moeilijkheid was, do sfeer m nlel Phaul Jr?rloK?„cho Rotterdam (het ver- japanncTinal in p,11 ,ca ,M2> tp treffen. Dit ver- hals ov* eliik te doen herleven is onmo- noest vu nderd £°e-is ?e ,Maasstad te zeer vcr- ond, w^ensiad vLlr ®lcrcJ. kent de rumoerige ha yang ov<: urc.an alen tijd, omdat hi.i te Ham- - n,et veel van Rotterdam. film .Z^ de idm geen costuum- zoqvpoi0 n; de kleeding is niet tÏÏniVer1anderd sinds 1912- Daa1'" seeron u'' f at' dat te veel moderni- ll De fit* kwaad zou doen. 'den F n\oct eon ..volksfilm" wor- in dun I'Z; slemci v°or' het volk zii hpffi.»Ul;v?.tcn,.zin. Daarom moet zij to? w zi'n en naïef, zoodat juist Hf n° shrcckt- Toch heeft gevoni Ll° ^massa onbewust meer "'achten pn anSt dan mcn zou ver" gisscui p e aarmcde heeft de re ut ernstig rekening te houden. De medespelendcn le^noz rIyanJ)ekGnde, ai'üsten, die ten eld, \va -i «JïW .de idm hebben ge- borgt de goede weergave van jeide trof f01' van v hem Hen hij - Europa rde W ioi de W' er van de beWÜ joeiigkinf vertrok joengkinf Wang4 ïers gedrt de perste vrede heeft. lellen, nt tullen Brusse's meesterwerk. Natuurlijk speelt An nie van Ees de rol van boefje en het zal interessant zijn te zien, of zij op de film ook die juiste sfeer weet te treffen, waar mee zij het tooneelstuk beroemd maakte. Guus Brox, die we tot nu toe kenden uit de Nationale Revue, zal de rol van Pietje Puck spelen, Boefjes vriend. Regisseur Sierck zag Piet Bron in „Merijntje" cn hij wist tegelijk, dat dit de juiste man was voor de rol van Vader Grovers, de vader van Boefje. Verder treffen we aan Piet Kohier als grootvader, Al bert van Dalsum als de pastoor, Jules Verstracte als de ver dediger, Emmy Arbous als de vrouw op de kermis en S. de Vries als de uitdrager. Vele spelers zullen hun filmtalent nog moeten toonen, maar als tooneelspeler is hun naam reeds bekend. De décors Behalve het gezicht der spelers is het „landschap" (hier het Rotterdam van 1012) het belangrijkste en voor wij een blik mo gen werpen op de décors, wil eerst de ar chitect, de heer A. H. Wegerif, ons waar schuwen en verklaren, wat we eigenlijk te zien krijgen. Het décor zal dan voorstellen een gedeelte van een steeg te Rotterdam, de Vlasgang. Het décor is 25 m. lang cn geeft de woning van de familie Grovers en daar naast de uitdragerij, met er tegenover de woning van de buurvrouw. Uit de ramen van deze twee woningen zal zich bijna alles afspelen en daarom is -slechts één der décors van onderen afgebouwd, de- an dere is alleen van boven af. Aldus voorbereid betreden we de groote studio, we slaan een gordijn op cn kunnen dan een kreet van bewondering niet on derdrukken. Zijn we hier werkelijk nog in de studio? De straat in do Rotterdamscho volksbuurt, is zóó natuurgetrouw weergegeven, dat men zich een oogenblik moet bezinnen. Hier rechts, die oude afgebrokkelde, verweerde- muren, waarop een gedeeltelijk vergane af fiche van een „sterk" tooneelstuk prijkt, daar het winkeltje van den uitdrager, zoo echt, dat men er zou inloopcn om er een kijkje te nemen en hier, de ingang van Boefje's woning. Het is alles zóó echt, zoo reeël, dat bet ongeloofelijk lijkt, dat we hier in een studio staan. Maar o wee... we wenden bet hoofd om, ten einde de andere zijde van de steeg te bekijken en hier zien we de harde wer kelijkheid. Een warnet van palen en plan ken, die de bovenwoning van de buurvrouw stutten, doen ons overduidelijk blijken, waar we zijn. Vlug gaan we den ingang in naast het uitdragerswinkeltje en bestijgen de trap, die naar Boefje's woning voert. In de kamer worden we weer geboeid door de natuurgetrouwe weergave. Dit is inderdaad een volkskamer van 25 jaar geleden. Proper maar antiek is de aankleeding Het pluche tafelkleed, de antieke foto's aan den wand, de petroleumlamp, op de ta fel het schaaltje met een sleutel erin het is alles even echt. Uit het raam kijken we naar den overkant van de steeg, naar de wo ning van de overburen. Nu kunnen we den niet-afgebouwden onderkant niet zien en wederom worden we ontroerd door de beklemmend juis te weergave. Het is verbluffend echt. Niets is nagela ten, om den indruk te geven, in een volks woning te zijn, en men is daar volkomen in geslaagd. Zelfs de muffe reuk die de armoede verraadt, hangt hier. We zijn op de tweede verdieping. Boven ons zijn de groene dakpannen en beneden ons zien we het plat van de eerste verdie ping. Hier wordt al het vuil opgegooid. Een oud verbogen fietswiel, papieren en leege doosjes stoffeeren dit plat. Dit is inderdaad een stuk van de 1.40 m. breede steeg Vlasgang. Het is een staaltje van volmaakte kunst, dit décor, cn de trots van den heer Wegerif is volkomen gerechtvaardigd. Wie zooiets kan maken van een paar planken en wat uitdragers- rommel is inderdaad een kunstenaar. Goede vooruitzichten Maandag 17 Juli 's morgens om negen uur zijn na vijf maanden van voorbe reiding de opnamen begonnen. Men heeft voorloopig vijf weken voor de film uitge trokken en er zal hard gewerkt worden. Maar de vooruitzichten zijn goed. De x-e gisseur meent, dat de film ook in het bui tenland grooten aftrek zal vinden. Daar om beeft men kosten noch moeite gespaard om tot het beste tc komen, dat bereikbaar is. Reeds nu zijn de kosten 25 pCt. boven het .beraamde bedi'ag, omdat men voor de décors het duurste, materiaal heeft geko zen in verband met de zware belichtings- eischcn. Maar allen zijn vol vertrouwen, dat de film inderdaad een succes wordt, omdat de voorteekenen onverdeeld gunstig zijn. En artistcn zijn bijgeloovig en beslui; ten veel uit „voorteekenen". door Jac. Roelofs Kapitein Rensing vond, dat hij iets doen moest, om de eentonige sleur van het heen en weer varen tusschen Siak en Singapore te breken. Dat lijntje verveelde hem allang. Iedere week drie dagen in Singapore, en twee in Siak liggen en de resteerende twee dagen van de week besteden, om den afstand af te leggen, die deze havens scheidde, was doode- lijk voor zijn goed humeur. Maar wat te doen? Alle mogelijke ideeën kwamen in hem op... van figuurzagen tot visschen toe. Dan ineens wist hij het... Jagen!... Krokodillenjagen!... Maar ja, tusschen het nemen van zoo'n be sluit en de uitvoering ervan ligt een lange weg. Al zijn kennissen raadden hem zijn plan af. Sommige wezen op het gevaarlijke van zijn voornemen andere lachten hem rondweg uit: hij met zijn aanleg voor een buikje op de krokodillenjachtü... Het was om te brullen!!... Ha, ze zagen hem al zitten in zoo'n kleine, ranke, inlandsche prauw!... Maar kapitein Rensing was er de man niet naar, om een plan zoo maar dadelijk op te geven. Het was waar, in jaren had hij geen geweer meer in handen gehad, maar vroeger was hij een goed schutter geweest; kon er zich zelfs op beroemen, dat hij als jager lang geen slecht figuur had geslagen. Toegegeven, op grof wild was hij nooit uit geweest en op krokodillen dus wel allerminst, maar hij had veel over die jacht gelezen. Wist, dat je er 'a nachts op uit moest in een kleine inlandsche prauw twee Maleische helpers zou hij er bij noodig hebben, om te pagaaien. Degene, die voorin zat, moest een moedige sterke knaap zijn, want hij zou de aangeschoten krokodillen na moeten sprin gen, om te beletten, dat ze in den modder weg zouden kruipen. Een gevaarlijk baantje was dat; maar zulke helpers bestonden er, wist kapitein Rensing en... op hen bouwde hij eigenlijk wel het allermeest, om zijn ge brek aan praktische ervaring in de krokodil- lenjacht aan te-vullen. Het m'eeste had hij nog met zijn vrouw te stellen. „Krankzinnig!" was alles wat ze zei, toen hij haar van zijn plan vertelde. In de haven van Hamburg wordt ieder jaar door de barkassen een race gehouden om „het blauwe Elbe-lint". Zoo snel zii maar kunnen schieten de scheepjes door het woelige water, hetgeen altijd weer een even bekoorlijk schouwspel oplevert. „Krankzinnig'!" had ze al maar hex-haald, toen hij er nader over uitgeweid was. En of hij haar nu al schoenen en tasschen beloofde, ja wat niet al verleidelijke voorwerpen meer, voor haar te zullen maken van het leder der door hem te schieten krokodillen, ze was niet te vermurwen. Met ijselijk zware woorden schermde ze, als, wegloopen, met de eerste de beste mailboot naar Nederland vertrekken en zoo meer... Hij zette door. En eindelijk kwam de dag, dat een groote kist bij hem thuisbezorgd werd, met in groote zwarte letters het op schrift: „Voorzichtig! Ontplofbare Stoffen!" Zijn vrovw was gelukkig winkelen en zoo zag hij kans het 6evaarlijke object ongezien in de bijgebouwen onder te brengen. Twee ge weren zaten erin, patronen, een helmhoed met sluier tegen de muskieten, jachtmessen en verschillende kleedingstukken en tenslotte een electrische koplamp van groote sterkte met een draagbare batterij. Die koplamp! Dat was naast de inlandsche helpers het middel waarop hij vertrouwde. Zijn vrouw was thuis en hét was met de koplamp, dat hij het offensief inzette. „Kijk 'ns vrouwtje iets heel bijzonders!" Met die woorden kwam hij de kamér binnen in de eene xand den helmhoed met sluier en in de andere de bewuste lamp. Een argwanende blik trof de beide onschul dige voorwerpen. „Jan! Wat ga je nou doen?!" „Stil, stil kindje. Kijk, zie je die lamp?!! Bezwerend hief hij de koplamp in de hoogte. „Wanneer nou een krokodil..." „Dus t'rch krokodillen...!" stiet ze uit. „Stil nou!" viel hij haar in de rede. „Wanneer ik een krokodil zie z'n oogen, weet je, die gloeien rood in het donker!" „Jan! Doe me een plezier...!" Maar hij liet zich niet van de wijs brengen. Vervolgde onverstoorbaar. „Wanneer ik dus zoo'n krokodil zie nou... dan schakel ik kalm deze koplamp in." onder het spreken had hij ietwat onhandig het elastiek van den schijnwerper om den bol van zijn hoed be vestigd en stond daar de sluier voor het gezicht en het groote oog van de lamp er bovenals een schrikwekkende cycloop in het midden van de kamer. „Alsjeblieft schei uit!!" protesteerde ze. „Dan schakel ik gewoon deze koplamp in," herhaalde hij met nadruk. Drukte op den knop. Maar het lampenoog bleef duister. O ja, die batterij, herinnerde hij zich! Ver liet ijlings de kamer kwam even later terug met een soort ransel op zijn rug. „De batterijen!" verklaarde hij, met een gebaar in de richting van den vreemden last op zijn rug. DE GROOTSTE LUCHTGEVECHTEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN HET LUCHTWAPEN. (per telegraaf ovex-geseixid.) DAIREN, 19 Juli 1939. Sinds jaren zijn de gebieden aan de Moxigoolsch-Mantsjoerijsche grens' het tooneel van voortdurende ge vechten. Kannonneerbooten worden door kustbatterijen in den grond ge boord, infanterie verdedigt zich te gen pantserwagexxs, luchteskaders leveren' eon verbitterden sti'ijd; en zoo juist zijn de eerste vliegtuig bommen op eexi vér van dc grenzen verwijderd liggende stad gevallen. Had dit alles zich 25 jaren geleden afge speeld, dan zouden de beide staten zich daai'bij zeker niet zoo gemakkelijk hebben neergelegd als thans en reeds Jang zouden de gevechten tot een waren oorlog gewor den zijn. Het is kenmex-kend voor de alge- meene verandering van het rechtsgevoel overal in de wereld; hoezeer dit alles op het oogenblik anders geworden is: hoe de di visies aan de grenzen met korte ondex"bre- kingen steeds weer het vuur op elkaar ope nen, hoeveel dooden en gewonden, opmar- schen en terugtochten er zijn en dat dan toch niet de hoofdstrajdkrachten der landen den strijd opnemen en tot den hunnen ma ken. Desondanks blijven de gevechten bij het Boeir-Nor en het bombardement bij Tsisikar belangrijk genoeg. Daarin wordt de spanning zichtbaar tusschen twee gx-oote staten, die hier met hun invloedsgebieden op elkaar botsen exi dic s' nis lang geen ware diplomatieke verhouding tot elkaar meer kunnen vinden, noch die der verzoe- Nog erger veldslagen zijn te verwachten ning, noch die van den oorlog. Volkerxx*ech- telijk wel is waar worden al deze gevech ten gelevei*d door de troepen van het kei zerrijk Mantsjoekwo cn van Buiten-Mon- golië; de politieke werkelijkheid is echter dat hier Japansche en Russische troepen op elkaar geschoten hebben cn verder zul len schieten. Buiten-Mongolië is dc verst naar voren geschoven post van dc Sovjet- Unie; Mantsjoerije is het bruggehoofd van het eilandenrijk, van waar uit Japan zijn zending op het vasteland wil vervullen. Wanneer de troepen van beide rijken el kaar ontmoeten, zijn zij vele duizexxden ki lometers van hun garnizoenen in het va derland vei'wijderd; maar juist dat moet aan de bevelhebbex-s het gevoel der ver antwoording en misschien ook van een vex-hoogde pax-aathcid geven exi daarbij zijn de grenzen niet steeds duidelijk te herken nen zoo lcomt het steeds weer tot kleine incidenten, de kameraden van andere grens plaatsen snellen den vechtenden te hulp en ten slotte is de veldslag aan dcxx gang. De veldslag niet altijd slechts een gevecht. De berich ten, die van de vlakten aan den rand van het Tsjingaangebex'gte komen, zijn menig vuldig en verwarrend en niet steeds laat zich daaruit een nauwkeurig beeld van het vei'loop van dexi strijd vormen. Maar een ding is toch uit de berichten vhn beide zijden in de laatste weken volkomen duide lijk geworden: dat de omvang van den strijd tegenover vroeger jaren aanzienlijk grooter geworden is en nog steeds grooter wordt. Geheele pantseiTegimexxten zijn in de gevechten verwikkeld cn in de lucht botsen van iedere zijde dik wijls twee honderd of drie honderd vliegtuigen op elkaar. Wij mogen aannemen, dat het hier tot aanzien lijk grootcx'c luchtgevechten geko- mcxi is dan zelfs in de laatste xnaaxi- dexi van den Spaanschexi burgeroor log, tot luchtgevechten, zooals zij zich in de geschiedenis van het luchtvvapen nog niet afgespeeld heb ben. Dat getuigt van de verbetenheid, waarme de hier gestreden wordt; het dwixxgt echter ook tot de vaststelling, dat aan deze noorde lijke grenzen beide statexi strijdkrachtefx opgesteld hebben, die aanzienlijk stei'ker moeten zijxx, dan men tot nog toe aannam. Dat kan niet zonder uitwerking op de al- gemeene politiek van dc beide staten zijn. De Japansche weermacht had in den stx'ijd om I-Ian kau sterkere troepen kunnen ge bruiken en misschien een beslissende over winning kunnen behalen, indien niet de blikken van den Japanschen gencralen staf steeds weer door bepaalde feiten in de ge bieden jim het Boeir-Nor geboeid waren ge- woi'dcn. En het is duidelijk, dat de Sovjets bij alle besluiten en onderhandelingen in Europa steeds weer dingen moeten overwe gen, welke in vei'band staan met hun ver re grenzen, waaraan' reeds midden in den vrede steeds weer de kanonnen bulderen. Verandering niet waarschijnlijk. Men vermag niet in te zien, hoe deze toe stand een verandering zoukunnen ondex-- gaan. Wel is waar zijn de politieke tegen stellingen tusschen Japan en de Sovjets niet zoo gi-oot als tusschen Japan en de Britten. Op den weg naar de gewenschte oppex'- heerschappij in Oost Azië zal Japan eerder in de Engelsche vloot dan in het leger der Sovjets den tegenstander moeten zien, wijl de Russen slechts aan don rand van het Japansche invloedsgebicd, niet echter in den kern van Oost Azic hun bolwerken op gericht hebben. En dan ineens schoot een felle lichtbundel de halfdonkere kamer in, Trotsch draaide kapitein Rensing rond het schelle licht op den hoed volgde elk zijner bewegingen. ,Jan!" „Nouwanneer ik nou deze lamp inge schakeld heb dan," hij liet zijn stem dalen tot een geheimzinnig gefluister; boog zich voorover naar zrjn vrouw, zoodat het verblin dende licht haar in de oogen priemde „dan wordt de krokodil gehypnotiseerd door de lamp! Gewoonweg gehypnotiseerd, snap je! Nouen dan schiet ik! Een kind kan het ook", lachte hij dan ineens hardop, met de klaarblijkelijke bedoeling haar op haar gemak te brengen. Mevrouw had de oogen gesloten en het hoofd uit den verblindenden lichtkegel ge draaid. „Ga weg! Ga asjeblieft weg!", stiet ze ner veus uit. Inktzwarte duisternis hing om de „Ban tam", het schip van kapitein Rensing, dat te Siak aan den steiger lag. Het bruisend geweld waarmee het water van de rivier tusschen de zware steigerpalen doorstroomde, vervulde de lucht. Aan den buitenkant van het schip lag, bij het licht van een kleine laadlamp, een prauw aan den valreep. Twee inlanders zaten erixi. Een donkere gedaante daalde den valreep af. Nam plaats in het ranke vaartuigje, dat heftig schommelend scheen te willen protes teeren tegen dezen zwaren last. Dan schoot de prauw vooruit. Kapitein Rensing was zijn krokodillenjacht begonnen. Een uur lang pagaaiden de beide helpers zwijgend voort, terwijl kapitein Rensing roer loos in liet midden van de kleine boot zat een geweer dwars over zyn knieën. Hij dacht aan niets anders, dan wat hij zoo dadelijk te doen '.ou hebben. In gedachten zag hij roode, gloeiende krokodillenoogen voor zich. Drukte, in den geest, op den knop van de koplamp, zag het lange lichaam var. het riviermonster op een modderbank liggen, zoo klaar en dui delijk, of het werkelijkheid was. Op het oog mikken! wist hij. O, 't zou best gaan Hij zou die spotters in Singapoer wel eens wat laten zien! Wie weet, bracht hij „Toean!",' waarschuwde ineens de fluistre- stem van den inlander voor hem, „nog een paar minuten, dan zij we bjj de modderbank!" Kapitein Rensing kreeg een schok. Nog een paar minuten!... Hij wiedde scherp naar voren. Hoorde niets meer van de geluiden van het oerwovd, die de lucht doortrilden en die heiin het begin van de vaart wel een beetje beangstigd hadden: in zoo'n kleine prauw, op zoo'n snelstroomende rivierTijgers panters, wie weet wat er daar alles in dat bosch huisdeMaar nu had hij alles om zich heen vergeten! Nog een paar minuten! Ze voeren dicht onder den wal. De bank lag in een bocht, vlak bij den oever, wist hij. Wat is het donker; bedacht hij even. Gelukkig dat hij zijn sluier niet hoefde te ge bruiken: er stond te veel wind voor muskie ten. Nou zou hij beter kunnen zienHij boog zich naar voren. Misschien zou hij nu al iets kunnen onderscheiden. Het krioelde van krokodillen op de bank, hadden de inlanders hem verzekerd. Onwillekeurig omklemde hij zijn geweer vaster En dan ineensDaar!Een kroko dil!Zijn hart klopte wild. Hij bleef staren naar de plaats waar hij daareven den rooden gloed van een oog had zien glim menDaar:Ja! En dan vergat kapitein Rensing alles. De raadgevingen van de inlanders, zrjn koplamp alles. Met een bliksemsnel gebaar legde hij het geweer aanmikte op het oog van den krokodil Een scherpe knal De kreet van een mensch, overgaande in een angstig brullen! De jager liet zijn geweer vallen drukte met siddei-ende vingers op den knop van zijn koplampOnzeker zwaaide de lichtbundel in de richting waar zooeven het krokodillen- ook zichtbaar was geweest. Boomen! Struiken!De jegroeide walkant -Dat was alles wat er binnen den lichtkring kwam. Maar daar!Kapitein Rensing kreeg een schok, dat de lichtkegel er ineens van om schoot en in de boomtoppen verdwaalde dan, heel voorzichtig, angstig dalend, weer de vreeselijke plek van daareven opzocht Een kleine visschershuten daar Hij is niet dood was de eerste ge dachte van kapitein Rensing. Daarsprong en brulde een inlander aan den oever, alsof duizend duivels hem hadden overvallen. En voor hemde onfortuinlijke jager richtte den lichtbundel iets nauwkeuriger voor hem stond een steenen kookstoof èii op die stoof een groote dampende pot, waar uit een ronde waterstraal spoot Het kogelgat wist de verbouwereer de schutter als bij ingeving.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 11