ENGELAND Wij lazen voor II GAAT MET VACANTIE EM Pi Radioprogramma DRIE MANNEN en Hun noodlot DOOR EDQAR RICE BURROUQHS 97. Op het ogenblik dat Hyark zijn zwaard wilde trekken, sloten de stalen /ingers van Tarzan zich om zgn vuist. Met een vlugge, sterke zwaai draaide de geweldige Tarzan de pols van zy.i tegenstander om, waardoor deze zich van ptfn omkeerde. Tarzan greep hem nu in zijn nek. De reus struikelde, maar Tar zan hield hem stevig in zyn stalen greep. Op deze maiUer had de aapman Hyark's kracht, tot nul gereduceerd, maar nu kwam er een ander gevaar op de beide gladiatoren af in de vorm van een woedenden leeuw, die zo juist uit zyn kooi bevrijd was. De toeschou wers waren oproerig geworden. Door de daad van den wildeman was hun favoriet nu hul p 'oos. Nu hoonden zij Hyaik en scholden hem uit. zy gilden allerlei waarschuwende kreten tegen zyn overwinnaar, maar Tarzan wist het reeds. Glurend uit zyn ooghoeken wachtte hij het verscheurende dier op. Terwyl de leeuw naderde, had Tarzan gelegenheid hem op te nemen. Het was een kleine leeuw, oud en zielig aftands. Waarschijnlijk had men het dier gedurende lange tijd geen eten ge geven, alleen om het tot razernij te brengen. Woede steeg in Tarzan op tegen degenen, die verantwoordelijk waren voor een dergelijke wreedheid. En in zijn gedachten rijpte een plan, een roekeloos plan namelijk om het arme gekwelde dier te wreken! VOORBEREID OP ALLES, MAAR ONBEZORGD EN WELGEMOED. Het Engelsche parlement is op reces ge gaan in een regenbui. Maar rezen of niet, het Engelsche volk blijft welgemoed en trekt met zijn gewone onverwoestbare opgewektheid een van de aantrekkelijkste kwaliteiten van dit volk het moerassige land op. Do treinen zijn voller dan ooit, in de vacantie-oorden is geen kamer meer te krijgen cn niemand schijnt er zich in het minst om te bekom meren, dat Augustus niet alleen het begin van het vacantieseizoen beteekent maar vol gens dc politieke profeten ook de aanvang van de gevaarlijkste periode die het Brit- sehc rijk ooit heeft doorgemaakt. Gedeelte lijk is deze onbekommerdheid ongetwijfeld te wijten aan de oppervlakkige rust die er in de laatste weken in Europa heeft gc- heerscht De spanning schijnt sinds ongeveer een maand ccn beetje geluwd te zijn en hoewel men er zich vrij algemeen reken schap van geeft dat deze oppervlakkige kalmte waarschijnlijk niet veel meer dan de stilte voor den storm zal blijken te zijn van het naïef optimisme van verleden zomer is weinig meer te merken is men toch verstandig genoeg de tijdelijke ver lossing van de crisisatmosfeer dankbaar aan te grijpen en zich niet al te zeer in de zorgelijke toekomst te verdiepen. Het En gelsche volk is cr nu eenmaal altijd over tuigd van geweest dat „sufficiënt unto the dav are the evils thercof'. (Elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwalen). Meer zelfvertrouwen. Gedeeltelijk echter is de stemming van gelaten afwachting ook toe te schrijven aan de grootere mate van zelfvertrouwen, die er in de laatste vier maanden over En geland is gekomen. Verschillende factoren hebben daartoe bijgedragen. Ten eerste heeft Engeland nu ten langen leste een dui' deüjke. ondubbelzinnige politiek die geen mogelijkheid voor den knagenden twijfel en de aarzelingen van vorig jaar meer open laat en die de instemming van het geheele volk geniet. De Engelschman weet sinds Lord Halifax's rede waar zijn land staat. Voor zoover hij zijn regeering vertrouwt - ik kom later nog op deze belangrijke qualificatic terug verkeert hij nu niet langer in het onzekere over de wijze waarop de regeering zal op treden als zij in de volgende maanden weer voor de lang verwachte crisis wordt ge plaatst. Hij voelt dat zijn land nu jaren lang manoeuvreeren, waarvan hij weinig heeft begrepen, eindelijk een duidelijke po sitie heeft ingenomen waaruit het zich niet meer zal laten verdringen. „Ik wil geen ruzie zoeken". Belangrijker nog, de nieuwe houding van zijn land heeft niet alleen zijn intellectuccle maar ook zijn emotioncele instemming. Het bevredigt zijn gevoelens dat Engeland nu eindelijk kortweg gezegd heeft waar het op staat, dat het zich niet meer kwispelstaar tend om de gunst van de dictatorschappen bemoeit en zich niet meer door mooie woor den in de luren laat leggen maar zijn oude zelfbewustheid heeft herwonnen. Dat betee kent niet dat hij reeds het slachtoffer van een haat psychose is geworden. Zoover is het nog niet gekomen. Van vijandelijke gevoe lens tegenover het Duitsche volk is nog wei nig te merken. De stemming is er eerder een van beheerscht ongeduld als van iemand die tegen zijn plager zegt: Kijk eens, ik wil geen ruzie zoe ken en ik ben nog steeds bereid te vergeten dat wij „woorden" heb ben gehad, maar je moet'me niet misverstaan, ik heb zoo langzamer hand genoeg van je optreden, ik heb je door, ik ben niet bang voor je cn als je voort blijft gaan met me te hinderen, zijn de gevolgen voor je eigen rekening, take it or leave it. (Kies nu 'zelf maar.) Dagelijks groeit de weermacht. Naast het sterkende gevoel dat Engeland nu eindelijk zijn kaarten op tafel heeft ge legd, speelt ook de wetenschap dat het land over de psychieke machtsmiddelen beschikt om zijn boude woorden zoo noodig goed te maken, een belangrijke rol in het grootere zelfvertrouwen. Eiken dag brengt nieuwe cn zichtbare bewijzen van den groei van Engc- land's militaire macht. Er zijn foto's in de bladen van de nieuwe militie en van de massa-vluchten boven Frankrijk. Dc sper- balonnetjes, die nu al een week lang boven Londen hangen, herinneren er dagelijks aan dat de bescherming van de burgerbevolking niet veronachtzaamd wordt. In Hyde Park en de andere parken kan het publick de nieuwe loopgraven en het luchtafweergeschut bewonderen. De vloot, die dezer dagen haar groote manoeuvres begint, waarvoor niet minder dan 11.000 re servisten zijn opgeroepen, zal gedurende de ze maand in een staat van feitelijke mobi lisatie verkeeren. Ook de luchtmacht begint dezer dagen manoeuvres op groote schaal. Londen krijgt op 9 Augustus eindelijk de veel te lang uitgestelde verduisteringsproef. Het zijn alle dingen die er dagelijks aan herinneren dat Engeland dezen zomer in een heel andere positie verkeert dan voerle den jaar. Daar klopt iets niet. Of die positie werkelijk zoo onoverwinne lijk is als men sinds eenige maanden be weert, is moeilijk te zeggen. Persoonlijk is mij altijd, aldus de Londcneche correspon dent van de N. R. Crt. eenigszins verwon derlijk voorgekomen dat Engeland, dat vol gens de autoriteiten in September onmo gelijk een oorlog kon aanvaarden, zes maan den later (want het gepraat over onover winnelijkheid cn paraatheid begon reeds toen) plotseling tot den laatstcn knoop en den laatsten schoenveter klaar zou zijn. Daar klopt iets niet. Of de machteloosheid van September of de onaantastbaarheid van nu moet overdreven zijn. Maar hoe dit ook zij, het publiek krijgt den indruk dat het land nu op alles voorbereid is en dat is oen van dc belangrijkste verklaringen voor het nieuwe zelfvertrouwen. Een zwakke plek. Zoo biedt Engeland aan den vooravond van een vacantie, die maar al te gemakke lijk even ruw verstoord zou kunnen worden als die andere Augustus-vacantie van 23 jaar geleden, het schouwspel van een krach tige zelfbewuste natie, klaar voor alles wat komen mag. Het is daarom des te meer jammor dat er ccn zwakke plek in de faQade van natio nale vastberadenheid is; het vertrouwen van een aanzienlijk deel van het volk in de regcering die het door dc moeilijke tij don, die komen zullen, moet loodsen. Nooit zijn dit wantrouwen en de bitterheid, die daardoor gewekt wordt, duidelijker aan den dag getreden dan in het felle Lagerhuis- debat over het voorstel van de oppositie het Lagerhuis reeds op het eind van Augustus weer bijeen te roepen. Er is daarin maar al te duidelijk gebleken dat Engelands premier, de man die zulk een schier onver draaglijke verantwoordelijkheid voor het lot van Europa op zijn schouders draagt, slechts het ver trouwen van een deel van zijn volk geniet cn door het andre deel met gevoelens van de diepste achter docht wordt beschouwd. Dat is in dezen tijd van gevaar een be treurenswaardige staat van zaken waar beide partijen dc verantwoordelijkheid voor moeten dragen, de premier niet min der dan zijn tegenstanders. POLITIEK BIJ EEN KONINC-SWIEG. Het Nationale Dagblad in een artikel naar aanleiding der Koninklijke geboorte: Grauw en nevelig, gelijk het weer van gisteravond, is de sfeer, welke in politiek Nederland hangt, doch voor een wijle is de Oranje-zon, de liefde voor het Oranje-Huis in de harten van de vaderlandei's sterker dan ooit tot uiting gekomen cn op dit oogenblik is dc onrust, welke vooral in de Staatspartij-pers tusschen Volk en Voorsten huis aangekweekt is, volkomen op den ach tergrond van het politieke steekspel terug geschoven. Men moet den moed hebben zelfs op feest dagen ls deze, de waarheid voor oogen te houden en dan moet het ons van het hart. dat deze blijde gebeurtenis in een tijdsbe stek valt, welke een bedreiging vormt voor de nauwe banden, welke Godc zij dank tiltoos Nederland eu Oranje gebonden hebben. Dc regenten, die nog dezer dagen geschre ven hebben, dat zij zich helaas ook tegen het Oranje-Huis moeten keeren, schrijven thans met dezelfde pen van hun Oranje Vreugde, van hun Oranje-trouw, van hun Oranje-medeleven, terwijl een ander deel. het \oormalig-roode deel, om het hardst feest viert en vreugde bedrijft over datgc ne, wat vroeger het zwaars bestreden werd. Meer dan ooit zullen de ware vaderlan ders zich rondom het Oranje-huis moeten scharen, zullen we bereid moeten zijn het offer te brengen als de trouw ons daartoe roept. Sterker dan ooit of iets zegt deze ge boorte, aldus de Mussertikrant, ons-natio naal-socialisten de noodzaak van trouw te zijn aan het Vorstenhuis. ALS IEDER WAT VAKER VOOR DEN SPIEGEL STOND... Het Volk (s.d.a.p.) schrijft: Zeker is de hartstocht om zich aan niensch te vergapen in onze dagen tol een ongeken- den omvang uitgegroeid. Het filmdoek, de krant met plaatjes, het geïllustreerde boek (is een ander nog in tel?), hebben daarvoor gezorgd. Men leeft veel meer aan tevoren op liet oog. Wil u wel geloven, dat er me nigeen is op de wereld, cn in dit kleine land vooral, van wien ik niet meer zeker weet of ik hem wel of niet al eens heb ontmoet, zoo vertrouwd zijn mij de trekken door de eeuwige plaatjes. Het gevolg is, dat alle Haagschc sla gersjongens op hun post zijn. om de hoeren te zien, die de Koningin al of niet vergeefs advies gaan geven, en die een zielig ge vecht voeren met hun hoogen hoed. En noo dig is het niet ecivs! Want wij weten ook in Amsterdam wel, dat dc broekspijpen van meneer De Geer z'n Zondugsche pak verou derd nauw zijn en dat Deckers tot bij zijn nachtpon toe witte slobkousen draagt. Curieus eigenlijk, dat de mensehen graag menschen zien. Als ieder wat vaker voor de spiegel ging slaan, en zich (daar zit de kneep) de les ter harte nam. zou men zich de ontgoocheling bij anderen besparen. WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1939. Hilversum I. 1875 en 414,4 m. VARA-Ultzending. 10.00—10.20 v.m. en 7.30—8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek (Ca. 8.16 Berichten). 9.30 Causerie „Onze keuken". 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor arbeiders in de Continubedrijven. 12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Bericht.). 12.30 VARA-orkest (opn.). 1.00 Gramofoonmuziek. I.151.45 en 2.00 Esmeralda (opn.). 2.20 .La Bohème", opera (gr.pl.). 4.00 Voor de kinderen. 4.30 Gramofoonmuziek. 5 25 VARA-orkest (opn.). 6.28 Berichten 6.30 Gramofoonmuziek. 6.40—6.55 Causerie „Bijbelsche kunst". 7.00 VA iA-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Planovoordracht. 7.30 Cyclus „Ons werk en ons Geloof". 8.00 Herhaling SOS-Bcrichten. 8.03 Berichten ANP. VARA-Varia. 8.17 Causerie „De VARA-Zomerprijsvraag". 8.20 Orgelspel. 8.30 Zang met pianobegeleiding. 3.45 Orgelspel. 9.00 Declamatie. 9.20 Pickard'a Chmeesche Syncopaters. 9.50 Gramofoonmuziek. 10.00 Berichten ANP. 10.10 Gramofoonmuziek. II.00 Viool en piano. 11.30—12.00 Dansmuziek (gr.pl.). Hilversum II. 301,5 m. NCRV Uitzending. 6.307.00 Onderwijs fonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.45 Gelukwenschen). 10.30 Morgendienst. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.15 Cellovoordracht. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Stichtsch Salonorkest en gramofoon muziek. 2.00 Hobo-voordracht en gramofoonmuziek. 2.40 Gramofoonmuziek. 3.45 Zang, piano en gramofoonmuziek. 4.45 felicitaties. 5.00 Voor de jeugd. 5.45 Gramofoonmuziek (Ca. 6.30 Berichten). 6.30 Causerie over het Lager Onderwijs aan sclvpperskinderen. 7.0L Berichten. 7.15 Land- en tuinbouwcauserie. 7.357.55 Gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berlcht. 2.15 Orgelconcert. 9.15 Causerie „Eenige opmerkingen over de wijze, waarop de Statenbijbel ln onze tegen woordige Bijbeluitgaven is overgebracht". 9.45 Het Christ. Radiokoor. 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur. 10.30 Christ. Radiokoor en gramofoonmuziek. 11.00 Gramofoonmuziek. Ca. 11.50—12.00 Schriftlezing. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van Morgan S. Roscue 27. Maar er werd met geen woord over Barrett gerept. Die sluwe indringer scheen in rook te zijn opgegaan, tenzij de politie iets achter hield. Ze hadden het huis grondig doorzocht. En als ze Barrett gevonden en gearresteerd hadden, zouden ze het zeker hebben vermeld. Wat zijn eigen persoon betrof, maakte O'Malley zich niet zeer bezorgd. Ze hadden zijn gezicht niet gezien, zelfs zijn kleeren niet. Hij had niets achtergelaten dat aan hem toe behoorde, ook geen vingerafdrukken, want hij had in de kamer waar de moord was ge pleegd niets aangeraakt. En zelfs, als ze hem arresteerden, zou de verdenking toch niet lang kunnen standhouden, want hij had geen motief voor een dergelijke misdaad. Maar het feit, dat Schenk op deze wijze weer ten tooneele verscheen was verbazing wekkend. O'Malley was absoluut niet in staat geweest uit te vorschen. welke rol hij bij de inbraak bij Chester had gespeeld, tenzij hij op een of andere wijze met Barrett onder één hoedje had gespeeld. Dat hij er in betrok ken was geweest, was duidelijk. Maar Schenk w-as eveneens Barretts vijand. En nu. waar het weer om Barrett en Barretts vijanden van vroeger ging, kwam Schenk, opnieuw op dagen om den cirkel te sluiten. O'Malley was overtuigd, dat er een heel eenvoudige sleu tel moest zijn om het raadsel op te lossen. Maar wat die sleutel was. daaromtrent tastte hy nog evenzeer in het duister als voorheen. Pas toen O'Malley heelemaal klaar was met zijn lectuur van het verslag kreeg hy zijn tweeden schok. Er was een ouderwetsch por tret van den vermoorde op de frontpagina af gedrukt en aan het onderschrift van de mede- deeling toegevoegd: „Verder illustraties op pagina 15." Nieuwsgierig sloeg O'Malley de bladen van de krant om. En de eerste foto, waar zijn blik op viel, deed zijn oogen wijd open gaan van verbluftheid. Het onderschrift luidde: „De be diende van den vermoorde, Peter Mc Girk, die de politie binnenliet". Van deze foto keek hem de man aan, die dien avond uit het kantoorgebouw was komen loopen om Claudia Hunt te achtervolgen, de man, die hem aangevallen had: de man ten slotte, die hij bij een andere gelegenheid op straat zoo vertrouwelijk met Julian had zien praten". O'Malley's blik gleed langs de andere foto's Een liet het huis van buiten zien; een ander toonde het interieur van de bibliotheek. Dan was er nog een situatieteekening met een aanduiding van de plek waar het lichaam was gevonden en een geteekende afbeelding van den papiersnijder. O'Malley smeet de krant neer en trachtte na te denken. Steeds vond hy meer bew\jzen dat de mannen, die geprobeerd hadden den brief met de groene vlek in handen te krijgen op een of andere wyze verbonden waren met Barrett, Schenk, Chester en Bindles! „Maar hoe? Waar zat de knoop van dit mysterie van de groene inktvlek?" Hij bleef nog wel een uur over het pro bleem napeinzen. Een half dozijn oplossingen, die door feiten gestaafd schenen doken op in zijn geest. Maar in elk van deze gevallen waren er weer andere feiten, die in een andere richting wezen. Hij was overtuigd, dat hij weliswaar niet alle. maar toch de meeste stukken van de puzzle bijeen had en h|j moest zichzelf bekennen dat hij volkomen onmachtig was ze tot een sluitend beeld aan elkaar te leggen. Ten laatste gaf hij het dan ook op. Als de bewijzen, waarover hy beschikte, nog niet voldoende waren, moest hy er méér zien te krijgen. Hij kende thans de identiteit van den man, die den aanslag op Claudia Hunt op zijn geweten had. Het loonde de moeite dien vent te schaduwen. O'Malley besloot zyn vriend inspecteur Brady op te zoeken. Deze zou hem ongetwij feld alles willen vertellen wat hij van Peter Mc Girk afwist. Maar tegelijkertijd verkeerde O'Malley in twyfel of hij niet beter deed Brady alle feiten te vertellen. Hij onthield de politie waardevolle inlichtingen. Aan den an deren kant. hij twijfelde aan Barretts schuld. Als hij vertelde wat hij wist, zou Barrett hoezeer de bewijzen ook tegen hem waren, hoogstwaarschijnlijk gearresteerd worden. Brady zou zyn plicht moeten doen en ver der vertellen wat hij van O'Malley vernomen had. Dan kreeg O'Malley misschien zelf moeilijkheden omdat hij een agent aange vallen had. En bovendien zou hij nog van moord verdacht kunnen worden, wat geen erg pleizierig vooruitzicht was. Maar als hij niet vertelde wat hij wist, en ze arresteerden hem, dan zou „hij zich in een heel wat moeilijker parket bevinden. Het eenige wat hem te doen stond, luidde zyn eindconclusie, was uit te vinden wie Bindles gedood had! In een plotselinge wilde opwelling van energie sprong hij uit zijn stoel op. deed zyn deur op slot en liep de trap af. Maar hij had amper zijn voeten op de eerste trede toen zijn telefoon rinkelde. Zyn hart begon onplci- zierig hard tc kloppen en had eenigszins de gewaarwording van een opgejaagden misda diger. Hij bleef even naar het schelle cn door dringende geluid luisteren. Toen kwam zijn gezond verstand weer boven. De politie zou hem niet opbellen. Die zou eerder met een paar handschoenen en een arrestantenwagen verschijnen, als ze hem wilden hebben. Hy opende zijn deur weer, haastte zich naar de telefoon en nam den hoorn eraf. In antwoord op zijn „hallo?" klok een stem ln zyn oor, die zyn hart wéér wild deed klop pen, maar ditmaal om een andere en aan merkelijk minder ongemoedelijke reden. Spreek ik met mr. O'Malley? Ja? O, neemt u mij niet kwalijk dat ik u opbel. mr. O'Malley. U spreekt met Claudia Hunt." Dat hoor ik, antwoordde O'Malley. Hoe maakt u het? Uitstekend, dank u. Maar ik begryp niet. dat u wist dat ik het was. Ik ik zou u niet lastig gevallen zijn, maar het is belangrijk. Zou zou IK u ergens een oogen blik kunnen spreken, mr. O'Malley. Aan den klank van haar stem merkte O'Malley, dat het haar moeite* kostte iets dergelijks voor te stellen. Natuurlijk miss Hunt, gaf hy met vor melijke beleefdheid ten antwoord. Het zal mij een groot genoegen zyn. Als ik u Hebt u nu tijd, viel ze hem merkbaar op gelucht in de rede. Zeker. Ik wilde juist een wandeling gaan maken, loog hy. Kunt u met my gaan thee drinken in de Plaza? Dat zou heel geschikt zyn. Hoe laat is het nu? Half vier. Zal ik u komen halen? Neen. dank u. Ik zal u daar ontmoeten. Denkt u dat u er over een half uur kunt zijn? Ja zeker. Ik zal in de hall op u wachten, miss Hunt. Dank u wel, mr. O'Malley. Tot straks dan. De telefoon klikte en O'Malley legde den hoorn weer op den haak. Zyn hart klopte als dat van een spybelenden schooljongen, maar koel en nuchter als zijn natuur óók was, be trapte hij zich op een vage bezorgdheid. Wat zou hy van haar te weten komen en wat zou zy van hem willen weten? Even na vieren zag hy haar de hall bin nenkomen. lieftalliger dan hij haar ooit had gezien, vond hij. In het algemeen bezat O'Malley zclfbe- heerschlng genoeg, maar nu hakkelde hij toch een beetje, toen hij zich over haar hand heen- boog en zijn vreugde uitdrukte haar weer te ontmoeten. Er was een licht ln zijn oogen en ernst in zijn stem, die haar een snellen blik op hem deed werpen en daarna weer snel even afwenden. Ze liepen naar de rijkelijk met palmen ver sierde tearoom en kozen zwijgend een tafeltje eenigszins afgezonderd van de andere tafels. O'Malley vroeg haar wat ze hebben wilde en met effen stem gaf ze haar hestelling aan den kellner. Maar toen deze zich verwijderd had keerde ze zich plotseling naar haar metgezel toe en er kwam een warmere trilling in haar toon. Ik vind het geweldig aardig van u. mr. O'Malley, dat u direct voor mij klaar stond, maar u bent al eerder de vriendelijkheid in persoon voor me geweest Ziet u, ik moest eens met u spreken. Ik maak me zoo onge rust. Vertelt u my maar wat cr is, moedigde O'Malley aan. U weet wel dat ik reusachtig bly zal zijn als ik iets voor u doen kan. De mooie oogen. waarin nu een angstige uitdrukking was, keken hem een moment aan. Hy zag dat haar fynbesneden lippen een beetje trilden. Dank u. zei ze. zich tot een glimlach dwingend. Het is wel een heel onconventio- neele manier zoo, mr. O'Malley. Maar ik vind u zoo zoo u begrijpt de dingen zoo direct Vertelt u. maar gerust alles, herhaalde hy vol vriendelijkheid. Goed dan. De kwestie is. mr. O'Malley, dat u. behalve ik, dc eenige bent, die weet wat er dien avond gebeurd is. Met dien brief bedoel ik, voegde ze er haastig aan toe. Dus ik dachtHoort u eens, mr. O'Malley, weet u waar myn halfbroer, waar mr. Barrett is? Waar hy is? Toch zeker op zyn kantoor? Er kwam plotsling een trek van smarteiyke vrees op het dilicate meisjesgezicht. Ze schud de het hoofd. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 7