ENGELAND
Wij lazen voor II
GAAT MET VACANTIE
EM Pi
Radioprogramma
DRIE MANNEN
en Hun noodlot
DOOR
EDQAR RICE
BURROUQHS
97.
Op het ogenblik dat Hyark zijn zwaard
wilde trekken, sloten de stalen /ingers van
Tarzan zich om zgn vuist. Met een vlugge,
sterke zwaai draaide de geweldige Tarzan de
pols van zy.i tegenstander om, waardoor deze
zich van ptfn omkeerde. Tarzan greep hem
nu in zijn nek. De reus struikelde, maar Tar
zan hield hem stevig in zyn stalen greep. Op
deze maiUer had de aapman Hyark's kracht,
tot nul gereduceerd, maar nu kwam er een
ander gevaar op de beide gladiatoren af in
de vorm van een woedenden leeuw, die zo
juist uit zyn kooi bevrijd was. De toeschou
wers waren oproerig geworden. Door de daad
van den wildeman was hun favoriet nu hul
p 'oos. Nu hoonden zij Hyaik en scholden
hem uit. zy gilden allerlei waarschuwende
kreten tegen zyn overwinnaar, maar Tarzan
wist het reeds. Glurend uit zyn ooghoeken
wachtte hij het verscheurende dier op. Terwyl
de leeuw naderde, had Tarzan gelegenheid
hem op te nemen. Het was een kleine leeuw,
oud en zielig aftands. Waarschijnlijk had men
het dier gedurende lange tijd geen eten ge
geven, alleen om het tot razernij te brengen.
Woede steeg in Tarzan op tegen degenen, die
verantwoordelijk waren voor een dergelijke
wreedheid. En in zijn gedachten rijpte een
plan, een roekeloos plan namelijk om het
arme gekwelde dier te wreken!
VOORBEREID OP ALLES, MAAR
ONBEZORGD EN WELGEMOED.
Het Engelsche parlement is op reces ge
gaan in een regenbui.
Maar rezen of niet, het Engelsche volk
blijft welgemoed en trekt met zijn gewone
onverwoestbare opgewektheid een van
de aantrekkelijkste kwaliteiten van dit volk
het moerassige land op. Do treinen zijn
voller dan ooit, in de vacantie-oorden is
geen kamer meer te krijgen cn niemand
schijnt er zich in het minst om te bekom
meren, dat Augustus niet alleen het begin
van het vacantieseizoen beteekent maar vol
gens dc politieke profeten ook de aanvang
van de gevaarlijkste periode die het Brit-
sehc rijk ooit heeft doorgemaakt. Gedeelte
lijk is deze onbekommerdheid ongetwijfeld
te wijten aan de oppervlakkige rust die er
in de laatste weken in Europa heeft gc-
heerscht De spanning schijnt sinds ongeveer
een maand ccn beetje geluwd te zijn en
hoewel men er zich vrij algemeen reken
schap van geeft dat deze oppervlakkige
kalmte waarschijnlijk niet veel meer dan
de stilte voor den storm zal blijken te zijn
van het naïef optimisme van verleden
zomer is weinig meer te merken is men
toch verstandig genoeg de tijdelijke ver
lossing van de crisisatmosfeer dankbaar
aan te grijpen en zich niet al te zeer in de
zorgelijke toekomst te verdiepen. Het En
gelsche volk is cr nu eenmaal altijd over
tuigd van geweest dat „sufficiënt unto the
dav are the evils thercof'. (Elke dag heeft
genoeg aan zijn zelfs kwalen).
Meer zelfvertrouwen.
Gedeeltelijk echter is de stemming van
gelaten afwachting ook toe te schrijven
aan de grootere mate van zelfvertrouwen,
die er in de laatste vier maanden over En
geland is gekomen. Verschillende factoren
hebben daartoe bijgedragen. Ten eerste
heeft Engeland nu ten langen leste een dui'
deüjke. ondubbelzinnige politiek die geen
mogelijkheid voor den knagenden twijfel en
de aarzelingen van vorig jaar meer open
laat en die de instemming van het geheele
volk geniet.
De Engelschman weet sinds Lord Halifax's
rede waar zijn land staat. Voor zoover hij
zijn regeering vertrouwt - ik kom later nog
op deze belangrijke qualificatic terug
verkeert hij nu niet langer in het onzekere
over de wijze waarop de regeering zal op
treden als zij in de volgende maanden weer
voor de lang verwachte crisis wordt ge
plaatst. Hij voelt dat zijn land nu jaren
lang manoeuvreeren, waarvan hij weinig
heeft begrepen, eindelijk een duidelijke po
sitie heeft ingenomen waaruit het zich niet
meer zal laten verdringen.
„Ik wil geen ruzie zoeken".
Belangrijker nog, de nieuwe houding van
zijn land heeft niet alleen zijn intellectuccle
maar ook zijn emotioncele instemming. Het
bevredigt zijn gevoelens dat Engeland nu
eindelijk kortweg gezegd heeft waar het op
staat, dat het zich niet meer kwispelstaar
tend om de gunst van de dictatorschappen
bemoeit en zich niet meer door mooie woor
den in de luren laat leggen maar zijn oude
zelfbewustheid heeft herwonnen. Dat betee
kent niet dat hij reeds het slachtoffer van
een haat psychose is geworden. Zoover is het
nog niet gekomen. Van vijandelijke gevoe
lens tegenover het Duitsche volk is nog wei
nig te merken. De stemming is er eerder
een van beheerscht ongeduld als van iemand
die tegen zijn plager zegt:
Kijk eens, ik wil geen ruzie zoe
ken en ik ben nog steeds bereid
te vergeten dat wij „woorden" heb
ben gehad, maar je moet'me niet
misverstaan, ik heb zoo langzamer
hand genoeg van je optreden, ik heb
je door, ik ben niet bang voor je cn
als je voort blijft gaan met me te
hinderen, zijn de gevolgen voor je
eigen rekening, take it or leave it.
(Kies nu 'zelf maar.)
Dagelijks groeit de weermacht.
Naast het sterkende gevoel dat Engeland
nu eindelijk zijn kaarten op tafel heeft ge
legd, speelt ook de wetenschap dat het land
over de psychieke machtsmiddelen beschikt
om zijn boude woorden zoo noodig goed te
maken, een belangrijke rol in het grootere
zelfvertrouwen. Eiken dag brengt nieuwe cn
zichtbare bewijzen van den groei van Engc-
land's militaire macht. Er zijn foto's in de
bladen van de nieuwe militie en van de
massa-vluchten boven Frankrijk. Dc sper-
balonnetjes, die nu al een week lang boven
Londen hangen, herinneren er dagelijks aan
dat de bescherming van de burgerbevolking
niet veronachtzaamd wordt.
In Hyde Park en de andere parken kan
het publick de nieuwe loopgraven en het
luchtafweergeschut bewonderen. De vloot,
die dezer dagen haar groote manoeuvres
begint, waarvoor niet minder dan 11.000 re
servisten zijn opgeroepen, zal gedurende de
ze maand in een staat van feitelijke mobi
lisatie verkeeren. Ook de luchtmacht begint
dezer dagen manoeuvres op groote schaal.
Londen krijgt op 9 Augustus eindelijk de
veel te lang uitgestelde verduisteringsproef.
Het zijn alle dingen die er dagelijks aan
herinneren dat Engeland dezen zomer in
een heel andere positie verkeert dan voerle
den jaar.
Daar klopt iets niet.
Of die positie werkelijk zoo onoverwinne
lijk is als men sinds eenige maanden be
weert, is moeilijk te zeggen. Persoonlijk is
mij altijd, aldus de Londcneche correspon
dent van de N. R. Crt. eenigszins verwon
derlijk voorgekomen dat Engeland, dat vol
gens de autoriteiten in September onmo
gelijk een oorlog kon aanvaarden, zes maan
den later (want het gepraat over onover
winnelijkheid cn paraatheid begon reeds
toen) plotseling tot den laatstcn knoop en
den laatsten schoenveter klaar zou zijn.
Daar klopt iets niet. Of de machteloosheid
van September of de onaantastbaarheid van
nu moet overdreven zijn. Maar hoe dit ook
zij, het publiek krijgt den indruk dat het
land nu op alles voorbereid is en dat is oen
van dc belangrijkste verklaringen voor het
nieuwe zelfvertrouwen.
Een zwakke plek.
Zoo biedt Engeland aan den vooravond
van een vacantie, die maar al te gemakke
lijk even ruw verstoord zou kunnen worden
als die andere Augustus-vacantie van 23
jaar geleden, het schouwspel van een krach
tige zelfbewuste natie, klaar voor alles wat
komen mag.
Het is daarom des te meer jammor dat er
ccn zwakke plek in de faQade van natio
nale vastberadenheid is; het vertrouwen
van een aanzienlijk deel van het volk in
de regcering die het door dc moeilijke tij
don, die komen zullen, moet loodsen. Nooit
zijn dit wantrouwen en de bitterheid, die
daardoor gewekt wordt, duidelijker aan den
dag getreden dan in het felle Lagerhuis-
debat over het voorstel van de oppositie het
Lagerhuis reeds op het eind van Augustus
weer bijeen te roepen.
Er is daarin maar al te duidelijk
gebleken dat Engelands premier, de
man die zulk een schier onver
draaglijke verantwoordelijkheid
voor het lot van Europa op zijn
schouders draagt, slechts het ver
trouwen van een deel van zijn volk
geniet cn door het andre deel met
gevoelens van de diepste achter
docht wordt beschouwd.
Dat is in dezen tijd van gevaar een be
treurenswaardige staat van zaken waar
beide partijen dc verantwoordelijkheid
voor moeten dragen, de premier niet min
der dan zijn tegenstanders.
POLITIEK BIJ EEN KONINC-SWIEG.
Het Nationale Dagblad in een artikel
naar aanleiding der Koninklijke geboorte:
Grauw en nevelig, gelijk het weer van
gisteravond, is de sfeer, welke in politiek
Nederland hangt, doch voor een wijle is de
Oranje-zon, de liefde voor het Oranje-Huis
in de harten van de vaderlandei's sterker
dan ooit tot uiting gekomen cn op dit
oogenblik is dc onrust, welke vooral in de
Staatspartij-pers tusschen Volk en Voorsten
huis aangekweekt is, volkomen op den ach
tergrond van het politieke steekspel terug
geschoven.
Men moet den moed hebben zelfs op feest
dagen ls deze, de waarheid voor oogen te
houden en dan moet het ons van het hart.
dat deze blijde gebeurtenis in een tijdsbe
stek valt, welke een bedreiging vormt voor
de nauwe banden, welke Godc zij dank
tiltoos Nederland eu Oranje gebonden
hebben.
Dc regenten, die nog dezer dagen geschre
ven hebben, dat zij zich helaas ook tegen
het Oranje-Huis moeten keeren, schrijven
thans met dezelfde pen van hun Oranje
Vreugde, van hun Oranje-trouw, van hun
Oranje-medeleven, terwijl een ander deel.
het \oormalig-roode deel, om het hardst
feest viert en vreugde bedrijft over datgc
ne, wat vroeger het zwaars bestreden werd.
Meer dan ooit zullen de ware vaderlan
ders zich rondom het Oranje-huis moeten
scharen, zullen we bereid moeten zijn het
offer te brengen als de trouw ons daartoe
roept.
Sterker dan ooit of iets zegt deze ge
boorte, aldus de Mussertikrant, ons-natio
naal-socialisten de noodzaak van trouw te
zijn aan het Vorstenhuis.
ALS IEDER WAT VAKER VOOR DEN
SPIEGEL STOND...
Het Volk (s.d.a.p.) schrijft:
Zeker is de hartstocht om zich aan niensch
te vergapen in onze dagen tol een ongeken-
den omvang uitgegroeid. Het filmdoek, de
krant met plaatjes, het geïllustreerde boek
(is een ander nog in tel?), hebben daarvoor
gezorgd. Men leeft veel meer aan tevoren
op liet oog. Wil u wel geloven, dat er me
nigeen is op de wereld, cn in dit kleine land
vooral, van wien ik niet meer zeker weet
of ik hem wel of niet al eens heb ontmoet,
zoo vertrouwd zijn mij de trekken door de
eeuwige plaatjes.
Het gevolg is, dat alle Haagschc sla
gersjongens op hun post zijn. om de hoeren
te zien, die de Koningin al of niet vergeefs
advies gaan geven, en die een zielig ge
vecht voeren met hun hoogen hoed. En noo
dig is het niet ecivs! Want wij weten ook
in Amsterdam wel, dat dc broekspijpen van
meneer De Geer z'n Zondugsche pak verou
derd nauw zijn en dat Deckers tot bij zijn
nachtpon toe witte slobkousen draagt.
Curieus eigenlijk, dat de mensehen graag
menschen zien. Als ieder wat vaker voor de
spiegel ging slaan, en zich (daar zit de
kneep) de les ter harte nam. zou men zich
de ontgoocheling bij anderen besparen.
WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1939.
Hilversum I. 1875 en 414,4 m.
VARA-Ultzending. 10.00—10.20 v.m. en
7.30—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek (Ca. 8.16 Berichten).
9.30 Causerie „Onze keuken".
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de Continubedrijven.
12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Bericht.).
12.30 VARA-orkest (opn.).
1.00 Gramofoonmuziek.
I.151.45 en 2.00 Esmeralda (opn.).
2.20 .La Bohème", opera (gr.pl.).
4.00 Voor de kinderen.
4.30 Gramofoonmuziek.
5 25 VARA-orkest (opn.).
6.28 Berichten
6.30 Gramofoonmuziek.
6.40—6.55 Causerie „Bijbelsche kunst".
7.00 VA iA-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Planovoordracht.
7.30 Cyclus „Ons werk en ons Geloof".
8.00 Herhaling SOS-Bcrichten.
8.03 Berichten ANP. VARA-Varia.
8.17 Causerie „De VARA-Zomerprijsvraag".
8.20 Orgelspel.
8.30 Zang met pianobegeleiding.
3.45 Orgelspel.
9.00 Declamatie.
9.20 Pickard'a Chmeesche Syncopaters.
9.50 Gramofoonmuziek.
10.00 Berichten ANP.
10.10 Gramofoonmuziek.
II.00 Viool en piano.
11.30—12.00 Dansmuziek (gr.pl.).
Hilversum II. 301,5 m.
NCRV Uitzending. 6.307.00 Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie.
8.15 Berichten, gramofoonmuziek (9.309.45
Gelukwenschen).
10.30 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Cellovoordracht.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Stichtsch Salonorkest en gramofoon
muziek.
2.00 Hobo-voordracht en gramofoonmuziek.
2.40 Gramofoonmuziek.
3.45 Zang, piano en gramofoonmuziek.
4.45 felicitaties.
5.00 Voor de jeugd.
5.45 Gramofoonmuziek (Ca. 6.30 Berichten).
6.30 Causerie over het Lager Onderwijs aan
sclvpperskinderen.
7.0L Berichten.
7.15 Land- en tuinbouwcauserie.
7.357.55 Gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berlcht.
2.15 Orgelconcert.
9.15 Causerie „Eenige opmerkingen over de
wijze, waarop de Statenbijbel ln onze tegen
woordige Bijbeluitgaven is overgebracht".
9.45 Het Christ. Radiokoor.
10.00 Berichten ANP, actueel halfuur.
10.30 Christ. Radiokoor en gramofoonmuziek.
11.00 Gramofoonmuziek.
Ca. 11.50—12.00 Schriftlezing.
FEUILLETON.
Naar het Amerikaansch van
Morgan S. Roscue
27.
Maar er werd met geen woord over Barrett
gerept. Die sluwe indringer scheen in rook te
zijn opgegaan, tenzij de politie iets achter
hield. Ze hadden het huis grondig doorzocht.
En als ze Barrett gevonden en gearresteerd
hadden, zouden ze het zeker hebben vermeld.
Wat zijn eigen persoon betrof, maakte
O'Malley zich niet zeer bezorgd. Ze hadden
zijn gezicht niet gezien, zelfs zijn kleeren niet.
Hij had niets achtergelaten dat aan hem toe
behoorde, ook geen vingerafdrukken, want hij
had in de kamer waar de moord was ge
pleegd niets aangeraakt. En zelfs, als ze hem
arresteerden, zou de verdenking toch niet
lang kunnen standhouden, want hij had geen
motief voor een dergelijke misdaad.
Maar het feit, dat Schenk op deze wijze
weer ten tooneele verscheen was verbazing
wekkend. O'Malley was absoluut niet in
staat geweest uit te vorschen. welke rol hij
bij de inbraak bij Chester had gespeeld, tenzij
hij op een of andere wijze met Barrett onder
één hoedje had gespeeld. Dat hij er in betrok
ken was geweest, was duidelijk. Maar Schenk
w-as eveneens Barretts vijand. En nu. waar
het weer om Barrett en Barretts vijanden van
vroeger ging, kwam Schenk, opnieuw op
dagen om den cirkel te sluiten. O'Malley was
overtuigd, dat er een heel eenvoudige sleu
tel moest zijn om het raadsel op te lossen.
Maar wat die sleutel was. daaromtrent tastte
hy nog evenzeer in het duister als voorheen.
Pas toen O'Malley heelemaal klaar was
met zijn lectuur van het verslag kreeg hy zijn
tweeden schok. Er was een ouderwetsch por
tret van den vermoorde op de frontpagina af
gedrukt en aan het onderschrift van de mede-
deeling toegevoegd: „Verder illustraties op
pagina 15."
Nieuwsgierig sloeg O'Malley de bladen van
de krant om. En de eerste foto, waar zijn blik
op viel, deed zijn oogen wijd open gaan van
verbluftheid. Het onderschrift luidde: „De be
diende van den vermoorde, Peter Mc Girk, die
de politie binnenliet".
Van deze foto keek hem de man aan, die
dien avond uit het kantoorgebouw was komen
loopen om Claudia Hunt te achtervolgen, de
man, die hem aangevallen had: de man ten
slotte, die hij bij een andere gelegenheid op
straat zoo vertrouwelijk met Julian had zien
praten".
O'Malley's blik gleed langs de andere foto's
Een liet het huis van buiten zien; een ander
toonde het interieur van de bibliotheek. Dan
was er nog een situatieteekening met een
aanduiding van de plek waar het lichaam was
gevonden en een geteekende afbeelding van
den papiersnijder.
O'Malley smeet de krant neer en trachtte
na te denken. Steeds vond hy meer bew\jzen
dat de mannen, die geprobeerd hadden den
brief met de groene vlek in handen te krijgen
op een of andere wyze verbonden waren met
Barrett, Schenk, Chester en Bindles!
„Maar hoe? Waar zat de knoop van dit
mysterie van de groene inktvlek?"
Hij bleef nog wel een uur over het pro
bleem napeinzen. Een half dozijn oplossingen,
die door feiten gestaafd schenen doken op in
zijn geest. Maar in elk van deze gevallen
waren er weer andere feiten, die in een andere
richting wezen. Hij was overtuigd, dat hij
weliswaar niet alle. maar toch de meeste
stukken van de puzzle bijeen had en h|j moest
zichzelf bekennen dat hij volkomen onmachtig
was ze tot een sluitend beeld aan elkaar te
leggen.
Ten laatste gaf hij het dan ook op. Als de
bewijzen, waarover hy beschikte, nog niet
voldoende waren, moest hy er méér zien te
krijgen. Hij kende thans de identiteit van
den man, die den aanslag op Claudia Hunt op
zijn geweten had. Het loonde de moeite dien
vent te schaduwen.
O'Malley besloot zyn vriend inspecteur
Brady op te zoeken. Deze zou hem ongetwij
feld alles willen vertellen wat hij van Peter
Mc Girk afwist. Maar tegelijkertijd verkeerde
O'Malley in twyfel of hij niet beter deed
Brady alle feiten te vertellen. Hij onthield de
politie waardevolle inlichtingen. Aan den an
deren kant. hij twijfelde aan Barretts schuld.
Als hij vertelde wat hij wist, zou Barrett
hoezeer de bewijzen ook tegen hem waren,
hoogstwaarschijnlijk gearresteerd worden.
Brady zou zyn plicht moeten doen en ver
der vertellen wat hij van O'Malley vernomen
had. Dan kreeg O'Malley misschien zelf
moeilijkheden omdat hij een agent aange
vallen had. En bovendien zou hij nog van
moord verdacht kunnen worden, wat geen
erg pleizierig vooruitzicht was.
Maar als hij niet vertelde wat hij wist, en
ze arresteerden hem, dan zou „hij zich in een
heel wat moeilijker parket bevinden.
Het eenige wat hem te doen stond, luidde
zyn eindconclusie, was uit te vinden wie
Bindles gedood had!
In een plotselinge wilde opwelling van
energie sprong hij uit zijn stoel op. deed zyn
deur op slot en liep de trap af. Maar hij had
amper zijn voeten op de eerste trede toen
zijn telefoon rinkelde. Zyn hart begon onplci-
zierig hard tc kloppen en had eenigszins de
gewaarwording van een opgejaagden misda
diger. Hij bleef even naar het schelle cn door
dringende geluid luisteren. Toen kwam zijn
gezond verstand weer boven. De politie zou
hem niet opbellen. Die zou eerder met een
paar handschoenen en een arrestantenwagen
verschijnen, als ze hem wilden hebben.
Hy opende zijn deur weer, haastte zich
naar de telefoon en nam den hoorn eraf. In
antwoord op zijn „hallo?" klok een stem ln
zyn oor, die zyn hart wéér wild deed klop
pen, maar ditmaal om een andere en aan
merkelijk minder ongemoedelijke reden.
Spreek ik met mr. O'Malley? Ja? O,
neemt u mij niet kwalijk dat ik u opbel. mr.
O'Malley. U spreekt met Claudia Hunt."
Dat hoor ik, antwoordde O'Malley. Hoe
maakt u het?
Uitstekend, dank u. Maar ik begryp
niet. dat u wist dat ik het was. Ik ik
zou u niet lastig gevallen zijn, maar het is
belangrijk. Zou zou IK u ergens een oogen
blik kunnen spreken, mr. O'Malley.
Aan den klank van haar stem merkte
O'Malley, dat het haar moeite* kostte iets
dergelijks voor te stellen.
Natuurlijk miss Hunt, gaf hy met vor
melijke beleefdheid ten antwoord. Het zal
mij een groot genoegen zyn. Als ik u
Hebt u nu tijd, viel ze hem merkbaar op
gelucht in de rede.
Zeker. Ik wilde juist een wandeling gaan
maken, loog hy. Kunt u met my gaan thee
drinken in de Plaza?
Dat zou heel geschikt zyn. Hoe laat is
het nu?
Half vier. Zal ik u komen halen?
Neen. dank u. Ik zal u daar ontmoeten.
Denkt u dat u er over een half uur kunt zijn?
Ja zeker. Ik zal in de hall op u wachten,
miss Hunt.
Dank u wel, mr. O'Malley. Tot straks
dan.
De telefoon klikte en O'Malley legde den
hoorn weer op den haak. Zyn hart klopte als
dat van een spybelenden schooljongen, maar
koel en nuchter als zijn natuur óók was, be
trapte hij zich op een vage bezorgdheid.
Wat zou hy van haar te weten komen
en wat zou zy van hem willen weten?
Even na vieren zag hy haar de hall bin
nenkomen. lieftalliger dan hij haar ooit had
gezien, vond hij.
In het algemeen bezat O'Malley zclfbe-
heerschlng genoeg, maar nu hakkelde hij toch
een beetje, toen hij zich over haar hand heen-
boog en zijn vreugde uitdrukte haar weer te
ontmoeten. Er was een licht ln zijn oogen en
ernst in zijn stem, die haar een snellen blik
op hem deed werpen en daarna weer snel even
afwenden.
Ze liepen naar de rijkelijk met palmen ver
sierde tearoom en kozen zwijgend een tafeltje
eenigszins afgezonderd van de andere tafels.
O'Malley vroeg haar wat ze hebben wilde en
met effen stem gaf ze haar hestelling aan den
kellner. Maar toen deze zich verwijderd had
keerde ze zich plotseling naar haar metgezel
toe en er kwam een warmere trilling in haar
toon.
Ik vind het geweldig aardig van u. mr.
O'Malley, dat u direct voor mij klaar stond,
maar u bent al eerder de vriendelijkheid in
persoon voor me geweest Ziet u, ik moest
eens met u spreken. Ik maak me zoo onge
rust.
Vertelt u my maar wat cr is, moedigde
O'Malley aan. U weet wel dat ik reusachtig
bly zal zijn als ik iets voor u doen kan.
De mooie oogen. waarin nu een angstige
uitdrukking was, keken hem een moment aan.
Hy zag dat haar fynbesneden lippen een
beetje trilden.
Dank u. zei ze. zich tot een glimlach
dwingend. Het is wel een heel onconventio-
neele manier zoo, mr. O'Malley. Maar ik vind
u zoo zoo u begrijpt de dingen zoo
direct
Vertelt u. maar gerust alles, herhaalde hy
vol vriendelijkheid.
Goed dan. De kwestie is. mr. O'Malley, dat
u. behalve ik, dc eenige bent, die weet wat
er dien avond gebeurd is. Met dien brief
bedoel ik, voegde ze er haastig aan toe. Dus
ik dachtHoort u eens, mr. O'Malley, weet
u waar myn halfbroer, waar mr. Barrett is?
Waar hy is? Toch zeker op zyn kantoor?
Er kwam plotsling een trek van smarteiyke
vrees op het dilicate meisjesgezicht. Ze schud
de het hoofd.
Wordt vervolgd.