De sluiptocht langs het meer NA-APEN Wie kan het hardste blazen? Om na te door Jan van Leeuwen. „Makkelijk is het niet, jongens!" zei Paul, toen ze op een open plek in het bos stil bleven staan. Er gaat maar één weg naar het meer en ook maar één er omheen. Die beide wegen zullen de Bruinen heus wel bezet hebben en wat moeten we dan be ginnen? We moeten in ieder geval langs het meer, als we ons kamp willen berei ken!" De jongens wisten er voorlopig ook niets op. Ze waren nu ook nog te opgewonden om rustig na te denken. Eindelijk hielden ze dan de lang verwachte sluiptocht tegen de „Bruinen". De Bruinen waren de jon gens uit het kamp, dat aan de andere kant van het dorp lag. Elk jaar werden er wedstrijden tussen de beide kampen georgani seerd en dit jaar zouden de ruinen, die hun naam dank ten aan de grote bruine tent, die midden op hun kampeer terrein stond, de wegen van de Witten afzetten en nu moesten de Witten maar zien, hoe ze in hun kamp kwamen. Ze hadden vroeg gegeten en waren direct daarna weg gegaan, want als het nog he lemaal licht was, zou het bü- na onmogelijk zijn om toe gang tot het witte kamp te krijgen. „Onze verkenners hebben gezien, dat overal Bruinen liggen. Achter de bosjes en langs het hele meer. Ze hebben een goed uitzicht over de weg. We zullen dus onmo gelijk over de weg naar binnen kunnen gaan. We moeten een andere weg vinden, maar dat is nu juist de moeilijkheid met het meer!" Een paar jongens hadden een plan, maar dat bleek toch niet uitvoerbaar te zijn. Ze moesten werkelijk iets heel bij zonders bedenken, anders kwamen ze nooit langs de verkenners van de Bruinen. Toen zei Dick opeens: „Ik weet er wat op! Maar daarmee moeten we wachten, tot het bijna donker is. Het meer is toch niet diep vlak langs de kant?" „Wat wil je beginnen? Je wilt toch zeker niet naar de overkant zwemmen? en als het een beetje dieper wordt, nou, dan zwemmen we! Jullie kunnen tocl. ze ker allemaal zwemmen?" Natuurlijk. ,elke flinke jongen kan toch zwemmen en zeker een jongen, die naar een kamp gaat! .De tocht begint Zo besloten ze om te wachten, tot de zon helemaal onder was en je niet meer precies tussen de bomen kon doorkijken. Daarna kleedden ze zich uit en trokken hun badpakken aan. Ze bonden hun kleren en hun schoenen boven op de rugzakken vast en gingen op weg. Ze liepen tussen de Het plan van Dick „Dat niet bepaald, maar wel zoiets", ant woordde Dick. „Heus jongens het is de enige manier. Het is een geluk dat we onze rug zakken allemaal bij ons hebben, want jullie hebben je badpak of zwem broek er toch zeker inzitten? Die moeten we altijd bij ons hebben!" „Ja, die heb ben we ook, maar wat wil je daarmee?" „Heel eenvoudig. We trekken onze kou sen en schoenen uit en ook onze kleren. Dat binden we allemaal boven op de rug- Ukken en dan lopen we in ons badpak vlak langs de rand van het meer. Naar die hant zullen de verkenners van de Bruinen heus niet kijken, want ze zullen niet ver wachten, dat we door het water gaan!" .Xen pracht idee!" riepen ze nu door elkaar. Een paar jongens keken nog een heetje bedenkelijk, maar al gauw deden ze met de andere jongens mee. „En als het nu opeens diep wordt?" vroeg er één. •Erg diep wordt het niet langs de kant bomen door naar het meer en achter el kaar gingen ze toen allemaal in het water. „Denk eraan, jongens, we moeten het heel zachtjes doen en we moeten vlak langs de kant blijven, achter het riet. Ze kunnen ons op die manier nooit zien, want eerst komt het eikenhout en dan nog het riet. Het komt er dus op aan, dat wij niet teveel ritselen en heel voorzichtig door het water lopen." Ze vonden het allemaal een leuk avontuur en zonder een woord te zeggen, stapten ze langs het riet. Nu en dan gleed er een bijna uit op de glibbe rige bodem, maar dan hield hij zich gauw aar. de rietstengels vast. Soms kwam het water ineens veel hoger en met opgeheven hoofd zwommen ze dan een klein stukje. Als ze een geluid hoorden van de andere kant van het riet, bleven ze doodstil staan, en slopen daarna weer zacht verder. Zo kwamen ze eindelijk aan de overkant van het meer. Het bleef doodstil in het bos. De Bruinen hadden hen niet gezien en ze waren nu bijna bij het kamp. Paul, die voorop liep, ging het eerst uit het wa ter en toen ze allemaal op de kant ston den, veilig verborgen achter een bosje, zei hij: „Nu zijn we er bijna, ik geloof heus, dat we het zullen winnen! We moeten ook in dit laatste eindje nog oppassen en dan zijn we de Bruinen deze keer te slim af geweest! Ze dachten, dat ze ons er in kon den laten lopen, maar dat zat hun niet glad. Vooruit nu maar. Over een kwartier kunnen we weer droge kleren aantrekken" voegde hij er lachend aan toe, want de jon. gens stonden r'l-maal een beetje te bib beren van het koude water. Het viel toch niet mee om 's avonds te baden, al was het dan midden zomer. Voetje voor voetje slopen ze weer verder In de verte zagen ze al een vuur. Dat was hun kamp, daar stond Joop. die achter was gebleven om warme soep klaar te maken, in een grote pot te roeren. „Wat zal die gek opkijken!" zeiden ze tegen elkaar", want niemand zal begrypen dat we nu al terug zijn!" En werkelijk, toen Joop een gerucht achter zich hoorde, keek hij stomverbaasd op en zag een paar natte figuren naar zich toekomen. „Wel allemensen!" zei hij en keek hen met open mond aan. „Waar komen jullie vandaan?" Gewonnen. ,Uit het meer!" antwoordden ze vrolqk en toen vertelden ze hem hoe ze de Brui nen gefopt hadden. „Nu gaan we ons eerst aankleden en dan willen we lekke re soep hebben, want een beetje koud is het toch wel!" Nu bleek, dat hun kleren toch wel nat waren geworden met hun sluiptocht langs het meer en ze trokken maar andere kleren aan, zodat deze eerst konden drogen. Meer dan een uur later kwam een „brui ne" verkenner heel voorzichtig bij het kamp en keek met zo'n dom gezicht naar alle witte kampjongens, dat ze in lachen uitbarstten en zeiden: „Ja, kijk maar eens goed! We zijn er allemaal en we zijn jullie lekker te slim af geweest! Jullie kunnen niet goed uitkijken!" Toen de verkenner alles gehoord had, ging hij naar zijn vrienden terug en zei: „Ze zijn werkelijk erg slim geweest! Maar nu zullen we het volgend jaar wel «Taak nemen!" Zoekprentje Waar b de vriend gebleven? Dat apen de eigenschap hebben om aller lei dingen van de mensen of van andere apen na te doen. blijkt al uit de uitdruk king: na-apen. Dat is ook de reden, dat som mige apen zoveel kunnen leren, zelfs met mes en vork kunnen eten en zomeer. Deze aap heeft zijn meester al dikwijls met het filmtoestel bezig gezien en wil het nu zelf cok eens bekijken. Natuurlijk kan hij er wel door kijken, maar waarschijnlijk is hU toch niet zo knap, dat hij ermee kan fil men! •uauioq ap nasjn; puou.\ uap uva ïtptzag ;»q jufiqasjaA uep 'qaoq •zapuo ja;qoaj ap do afiesfd ;aq f«U(I :ONISS(ridO Heb JU nu ook een kaarsje? Kom dan maar bU me staan. Wie zou nu wel de pluisjes het verste laten gaan? Zo dat was nog eens blazen. Daar gaan ze zie je 't. Piet? Maar welke zUn van mij nu.... Kan JU het zien? De niet! tekenen Aan het strand Het was een heel warme dag en Bep ging met moeder naar het strand. Ze von den nog een lege strandstoel, moeder ging zitten lezen en Beppie maakte een diepe kuil naast de stoel. Straks wilde ze ln die kuil vormpjes bakken van zantL Overal om haar heen zag ze kinderen spelen. Ze liep naar die andere kinderen toe en maakte samen met hen een hoge berg. Wat was het heerlUk aan het strand, ze kon er maar niet genoeg van krUgen. Het liefst was ze de hele dag daar aan zee gebleven, maar 's avonds moesten ze weer terug naar huis. Vader wachtte al op het eten. Beppie vertelde hem. hoe fijn het aan het strand was geweest. Ze vertelde van al die aardige kinderen en toen zei ze: „Ik wou dat u er ook bU was geweest, vader". „We zullen vader laten zien. hoe leuk jullie gespeeld hebben", zei moeder en na het eten tekende ze toen allemaal kinderen aan het strand. Wat kon moeder toch goed tekenen. Beppie keek ernaar en herkende de verschillende kinderen meteen. Hier zien jullie er een paar afgebeeld. Probecr cens of je ze kunt natekenen. DOOR EDQAR RICE BURROUGHS 107. Tarzan en Valthor bevonden zich ln een netelige positie. Achter hen waren de Athe- niaansche achtervolgers. Voor hen de Cathe- maansche soldaten, die misschien de mscht over hun trotse leeuwen zou.Ien kunnen ver liezen, omdat de beesten afgericht waren om olifanten te bespringen en de berijders te doden. Tarzan maakte nu een plan. dat hen betden misschien ln veiligheid sou brengen. HO sprak tot Tantor. Het reusachtige beest kwam tot stilstand en draaide zich om. Daar na sprong de koning van de jungle op den grond, terwijl h|j Valthor verzocht hem te volgen. Ho sprak enkele woorden ln het oor van den olifant. Toen ging de aapman op tg. De grote slurf van Tantor ging de hoogte ln en het reusachtige beest liep terug om de onwelkome olifanten tegemoet te gaan. ..Ik hoop. dat hO hen lang genoeg op zal houden. .Ut wfl de Cath en lanen bereikt hebben", ver klaarde de aapman vol hoop De twee mannen keerden zich om en renden naar de soldaten toe recht op een haag van uitgestoken speren af. die ln het zonlicht glinsterden ter wijl de gouden helmen en de gouden kettin gen der leeuwen oogverblindend wam. Het was een kwestie of het mogelijk zou zijn zich bU de Cathenianen bekend te maken, voor dat *U de leeuwen op hem loslieten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1939 | | pagina 11