TARZAN en de
Het meisje
Via t Derde Rijk naar het
bevroren Zuiden
vuren van Tohr
Leerzame gesprekken in den trein
Radioprogramma
Wecnen in de sneeuw
Belgrado, 20 Januari 1940.
De tijdsomstandigheden drukken zwaar op
ons en noodzaken meer en meer, om hande
lingen te verrichten, die in normale tyden niet
noodig zouden zyn. Zoo wilde het lot dat
ondergeteekende een reis moest maken naar
Joego Slavië, en het is teekenend voor de ty-
den dat daarby vooral zooveel te overwegen
was:
Alles zal anders zy'n dan gewoonlyk.
Dat Is reeds merkbaar zoodra men aan het
Noorderstation te Brussel in den directen
trein naar Keulen stapt. Dat geschiedt als dè
duisternis begint te vallen; of men wil of niet,
men moét reizen bij nacht door en langs vol
komen in het duister gehouden steden. Er zijn
prenten zichtbaar aan de wanden der goed af
geschutte wachtlokalen, waaróp een soldaat
staat afgebeeld, de vinger op den mond. On
derschriften manen aan tot zwygen, de vyand
luistert overal. Op de vensters der coupe's
zgn papieren geplakt, waarop met vette let
ters te lezen is, wat er moet gebeuren als de
trein een station binnenrijdt gedurende een
vlieger aanval
De trein moet dan door rijden. Men kan zijn
bestemming missen. Moet met de mogelykheid
rekening houden dat er allerlei gebeuren kan
wat stoort, hindert, een streep trekt door uwe
plannen, én als er iets gebeurt zal het iets
onherroepelijks wezen, waarvan ge de zwy-
gende getuige zyt, die by de gratie wordt toe
gelaten in het vreemde land, waar de krijgs
wet geldt, het onveranderlijke, onherroepe-
lgke.
Men zal alles moeten nemen zooals het valt,
want ge hebt het er op gewaagd. Gy zult ver
moedelijk zelf in de duisternis met zware hand
valiezen moeten sjouwen, meestal u zelf moe
ten helpen.
Als met een onzichtbaar gebiedende wenk
zyn de Belgische beambten eensklaps verdwe
nen kort vóór het overschrijden der Duitsche
grens en met een zekere blijde verbazing con-
stateeren wij, dat de Duitschera hunne plaat
sen, zonder grbot gedoe of uitoundigheid van
gebaren, hebben ingenomen. Maar toch heeft
alles ineens iets heel "scherps gekregen. De
met vette letters gedrukte voorschriften voor
de verduistering de coupé's, zyn thans in alle
opzichten uitgevoerd en zullen straf gehand
haafd blyven.
Hoe lang nog?
Als men daarby weet en bedenkt dat de
Duitsche spoorrails, naby het front, in de
soms heel dichte nabyheid van de Fran-
sche vuurlinie gelegen zyn, staat men even
verwonderd voor het raadsel, dat de Duit
sche treinen door tot nu toe ongehinderd
langs reden. Men wil in elk geval op die
punten geen vernietiging, dat is al veel,
de beschaving schrydt voort. Tot hoe lang
nog?
Van de locomotief klinken geen felle fluit
signalen, alle geluid is als con sordino dof,
gesluierd. Een lichtje in een blauw glas brandt
boven in den coupé. By het oponthoud aan de
grenzen wordt buitengewoon luchtig gevisi-
FEUILLETON
de
Haar het Engelsch van
Horman Charlton
11.
U bedoelt... och maar dat hlndgrt niet.
(Mevrouw Amherst dacht, dat Lilian op haar
relaties met den winkel doelde). Wy zijn in
onze club heel democratisch; iedereen speelt
met iedereen.
Lilian fronste ongeduldig de wenkbrauwen.
Zy vond het vooruitzicht George Hemminugs
te ontmoeten, alles behalve aangenaam.
Ik ben van plan heelemaal niet te spe
len vandaag, zei ze in wanhoop. Ik ga
tenslotte maar liever wandelen.
Och, wat een onzin, protesteerde me
vrouw Amherst, daar komt meneer Hem-
mings al aan. Ik zal u voorstellen en dan ga
ik gauw weg.
Op dat oogenblik kwam George het club
gebouw binnen. Lilian wendde zich af cn be
studeerde een bord aan den wand, waarop
mededeelingen over de wedstryden stonden.
Meneer Hemmings, zei mevrouw Am-
hert, dat is aardig van u om terug te ko
men! Ik wilde u vragen of u zoo vriendelijk
zoudt willen zyn, met een jongedame, een
kennis van my te spelen. Ik ben onverwachts
weggeroepen.
Erg lief van u! Juffrouw Turner, mag
ik meneer Hemmings aan u voorstellen? Ik
ben er van overtuigd, dat u samen prettig
zult spelen.
Ze glimlachte tegen hem en met een vrien-
delyk knikje verdween zy uit 't clubhuis.
Toen Lilian zich omkeerde, keek George haar
met groote oogen aan.
Weer een ontmoeting, meneer Hem
mings, zei ze gedwongen vrooiyk en weer
zonder myn schuld.
Dat is een verrassing, antwoordde
George verward.
Lilian merkte, dat hy zich niet op zyn ge
teerd in de wagon. Geen myner groote hand
valiezen behoeven geopend, een handkoffertje
wordt nauwelijks even bekeken van binnen, de
krytteekens zyn snel aangebracht. Dan de
trein uit naar de ■iocalen, waar de passen, in
afzonderlyke, afgeschutte compartimenten,
onder het trieste, schaarsche, blauwe schijn
sel, worden nagekeken, ook de geldswaarden
schryft men daar in. Men ontvangt overvloed
van levensmiddelen, kaartjes voor brood,
boter, reuzel, vleeschwaren, kaas. Als men
geld heeft, is er nog veel te koop en van
middelmatige kwaliteit. Wat de beambten,
alle militairen, betreft: er is niet van buiten
gewone scherpte, of van eenig gesnauw
merkbaar. Eerder is men geneigd kameraad-
schappeiyk te helpen en den vreemdeling een
weg door de duisternis te wyzen. De reis naar
Keulen gaat dan verder. Daar zijn zelfs inen-
schen, die valiezen helpen dragen, aanwezig
en wordt het van half tien tot by drie uren
in den ochtend wachten in een ruime wacht
kamer, waar men verwonderd is een goede
verlichting zonder eenig blauw licht te vin
den. Aan de buffetten is nog van alles te
krijgen met de postzegelachtige levensmid
delenbons. In deze wachtkamer is een druk
vertier, zeer veel militairen, natuurlyk ook
van alle wapens.
Er wordt tamelyk druk door sommigen
in burger gesproken, doch niet door de
militairen, op wier gezichten voor het
meerendeel nog de emoties af te lezen
staan aan ontbering en gevecht verbon
den. Opvallend is, dat veler kleeding er
in tegenstelling met vroeger tyden, ver
bruikt of veel gebruikt uitziet. De mili
tairen zwygen het meest, maar de bur
gers praten graag.
Alle treinen te laat.
Men verwondert er zich niet meer over, dat
byna alle treinen te laat zyn. Telkens schalt
de luidspreker door de zaal. Achtung! Ach
tung! De trein van Berlijn over... naar Keu
len heeft 40 minuten vertraging! Sommige
treinen zullen pas na uren aankomen. Als een
gemoedeiyke drager myn valiezen op zyn
wagentje naar het perron rydt, is het kwart
voor drieën, eenige oogenblikken later
schuift, geheel zonder lichten schynbaar, de
Weensche trein, die echter vier uren over tyd
zal aankomen, binnen. Waaraan is deze on-
Duitsche on-stiptheid te wyten? Vermoedelyk
de felle koude, wellicht mindere hoedanigheid
van kolen, nu de Engelsche kolen niet meer
ingevoerd worden. Ook in Frankrijk vindt
men, dat er, door „kolennood" bezwaarlyk
gereisd kan worden, Bruinkool vervangt de
steenkool.
Dan rolt de trage trein verder door den
vorstnacht. Ik heb een medereizigster gekre
gen. die zich zwijgend tegenover mij heeft
gezet en tracht te slapen onder het eenige,
trieste blauwe licht. Ijsbloemen bloeien zil-
verschitterig op de ruiten. Eerst tegen negen
uur in den morgen wordt een restauratiewagen
aangehaakt, die meer den indruk maakt van
een soldatencantine. De koffie, die natuurlyk
geen koffie is. is eigenlyk ondrinkbaar, maar
de witte broodjes zyn zoowaar versch en er
is met de bons voldoende boter beschikbaar.
Hoe moet er een einde aan komen?
Als het zeer sobere middagmaal achter den
rug is, richt myn overburvrouw het woord
tot my aangaande de vele oponthouden. Zy
is reizgster van beroep, deed alles per auto,
maar thans, wegens benzineschaarschte, rydt
zy met den tein. Zij reist reeds van 12 uur
's middags af,' komend uit Hamburg, met
Weenen als bestemming. Zy vertelt my dat
er kolennood in Hamburg is, dat de mindere
man er niet goed aan toe is, dat er niet over
het regime wordt geklaagd, maar dat er wel
menschen rondloopen, die ontevreden zyn en
voor de zoo noodige saamhoorigheid niet veel
voelen. Zelf heeft zy 't moeiiyk, moet als we
duwe van een gesneuvelde, een gezin onder
houden. zy is vol belangstelling voor ons land
en verzucht dan: ,„Hoe moet er een einde
aan komen?"
Zy laat zich moed inspreken, al schynt zy
een vastberaden vrouw. Tegen den avond
komt een heer. oogenschynlyk zakenman, in
de coupé. Ook hy blykt van een gesprek te
houden. Hy is ingenieur, heeft den geheelen
oorlog van 1914'18 meegemaakt, thans
staan zyn twee jongste broeders aan het
front. Wy hebben het over allerlei en over
de meest belangryke onderwerpen. Hij blykt
te gelooven in de Vereenigde Staten van Eu
ropa en spreekt met zeker verlangen van een
Duitsch worden van groote gedeelten van
Rusland. Ik wijs hem op het echec tot nog
toe van Rusland tegen de Finnen: op de ver-
geefsche pogingen van den reus met de voe
ten van leem. Met een ontstellende open
hartigheid spreken wy ons tegenover elkan
der uit. Hij zweeg een oogwenk toen ik hem
op zyn vraag: wét wy in Holland en België
van plan waren te doen. stellig verzekerde,
dat wij dóen zouden, wét gedaan moest wor
den. (als het zóóver komen moest).
Wy gingen in den breede, wét er nog te
overwinnen was, vóór de Vefeenigde Staten
van Europa ontstaan konden, totdat ik op
merkte: „In de geestesgesteldheid van onder
scheidene groote Europeesche volkeren zal
nog veel moeten veranderen. Zoolang er na
ties, waaronder de Nederlandsche, Belgische
en de Fransche by uitstek individualistisch
denken en handelen en er tradities op dit punt
bestendigd blijven, terwyi het Duitsche volk
in vele opzichten juist tege rovergesteld over
legt en doet, en zyn individualiteit zoo gaarne
offert voor het ideaal van de gemeenschap
pelijke krachtsonplooiing, begrijpt ge wél dat
dit bezwaar niet het gemakkelykst uit den
weg te ruimen is."
Voor het oogenblik ging ik niet verder, en
de ingenieur zweeg geruimen tyd, vóór hy,
min of meer verlegen met het geval, op
merkte: „Dat is nu eenmaal ónze manier, of
wy ooit anders zouden doen, ik betwyfel het.
Ja, er zél nog heel veel anders moeten wor
den, óók by ons."
„Kijk," zeide hij, „hoe de vorstbloemen op
de ruiten bloeien."
„Ja.", antwoordde ik, „zy gloeien als de
planten". Het was in den coupé bijna geheel
donker geworden. Het blauwe lichtje begon
te gloeien. Hy stapte uit, na een harteiyk
afscheid, en ik overwoog mogeiykhedenMis
schien zouden mij, by aankomst te Weenen.
myn openhartige woorden wel worden be
taald gezet. Doch daar wachtte my een ge
heel andere ervaring.
Wecnen.
Het was over half één toen wy in de hoofd
stad van het oude Oostenryk aankwamen. De
tocht had dus meer dan 20 uren geduurd. Uit
den tot stikkens toe verwarmden coupé, stond'
ik plotseling met mijn bagage op het Wester
station, terwijl ana het Ooster station de trein
naar Budapest reeds vele uren geleden was
vertrokken. Eerst om 10 uur den volgenden
ochtend zou de sneltrein gaan. Versuft van de
lange, emotievolle reis wist ik mg, voortge
stuwd midden in een dichte zwerm van mi
litairen, naar buiten het gebouw. Het was
erbarmelijk koud. Aden hemel, wyd zich
strekkend, schitterde de sterren. Een wel
willend valiezendrager riep een der taxis aan,
waarvan de blauwe schijnsels zich als dwaal
lichten over het besneeuwde duistere plein
bewogen. Na een lange rit naar het Ooster
station. terwyl ik het bevroren lederen be
kleedsel van de taxi In myn rug voelde scher
pen, kwamen wy aan het Parkhotel. Hier
mocht niemand naar binnen, daar het geheel
door de militairen in beslag was genomen.
Ik rachtte in het Ooster-station tenminste
een onderdak te vinden. Het was en bleef
gesloten. Na lang zoeken vond ik. rillend
verkleumd, naby het Zuid-station een klein
hotel, waar ik in een tameiyk verwarmde
kamer eenige uren rusten kon. Den volgenden
ochtend vroor het nog harder. De sneeuw on
der myne voetzooien piepte met hoog sner
pend geluid.
De trein naar Budapest vertrok precies op
tijd. Het was alsof ik uit een hard vervroren
wereld tot het werkelyke leven terugkeerde,
toen ik, na eenigen tyd sporen, bemerkte dat
de trein stilhield voor het vredige station
netje van het Hongaarsche grensplaatsje He-
gyeshalom, waartegenover de onmetelijke
puszta zich uitstrekte in schitterende zonne
schijn.
Terwijl ik dit voor myn hotelvenster te
Beograd schryf, wyst de thermometer 20
graden vorst. Over het park „Kalemegdan"
kijk ik op de eindelooze ysvlakten van Sava
ën Donau, sedert tien dagen in winterboeien
gevangen. Beograd (witte stad) is met zijn
besneeuwde straten en daken waariyk witte
stad geworden. Hoe lang nog?
HENRI VAN BOVEN.
door Edgar Rtce Burroughs
sm
26.
De rivier werd smaller en het water was vol.
stroomversnellingen. Het bleek zo nu en dan
of de boot in een draaikolk terecht kwam en
het was alleen aan de bovenmenselyke kracht
van Tarzan te danken, dat de boot niet om
sloeg. Maar zelfs hy vroeg zich in stilte af
hoe lang de boot de druk van het water zou
kunnen weerstaan. „Het is gemakkeiyk te
zien", zei Majoor Burton opmerkzaam, „waar
om die gele duivels ons blyven volgen. We
zullen straks wel kapselzen. of we worden te
gen de kant gesmakt en vallen dan weer in
hun handen. Misschien zou het beter zyn om
te keren". Doch zyn voorstel vond geen byval.
Spoedig kwamen de gele mannen by hun
kamp aan, waar ze het donkere geluid van de
drums hoorden, welk geluid beantwoord werd
door het gedreun van drums, die ver verwy-
derd schenen. „Ze vertellen hun soortgenoten,
DINSDAG 6 FEBRUARI 1940.
Hilversum I. 1875 en 411.1 m.
AVKO-uitzending.
8.00 Berichten ANP.
8.10 Gramofoonmuziek.
8.30 Orgelspel.
8.50 Gramofoonmuziek.
10.00 Morgenwyding.
10.15 Gewyde muziek (gr.pl.).
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Ensemble Rentmeester.
11.00 Voor de vrouw.
11.30 Ensemble Rentmeester.
12.15 AVRO-Amusementsorkest.
12.45 Berichten ANP, gramofoonmuziek.
1.00 Ensemble „De Vagebonden" en soliste.
I.45 Gramofoonmuizek.
2.00 Voor de vrouw.
2.10 Omroeporkest.
2.45* Knip- en naaicursus.
3.45 Zang met pianobegeleiding.
4.05 Piai.ovooi dracht.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur.
5 30 Omroeporkest en gramofoonmuziek.
7.00 Voor de kinderen.
7.05 Kinderkoor „Zanglust" met pianobegelei
ding.
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP. mededeelingen
8.15 Internationaal overzicht.
8.35 Bonte Mobilisatietrein.
9.45 Verzoekconcert (gr.pl.).
10.30 Vervolg van 8.35.
II.00 Berichten ANP.
11.1012.00 AVRO-Dansorkest en gramofoon
muziek.
mak voelde. Er was cvpn een pynlyke stilte;
toen zei George:
Ik heb begrepen, dat we samen
zouden spelen.
Zyn vraag bracht haar heelemaal tot zich
zelf en op zake^yken toon antwoordde ze:
Speelt u goed?
Gaat nog al. klonk het bescheiden.
Ik deed het altyd tamelyk goed. maar myn
spel heeft wel weer eens een opfrissching
noodig. We zullen er maar het beste van ho
pen, zei Lilian.
Ze gingen het clubhuis uit, nadat ze twee
jochies hadden uitgezocht.
Lilian sloeg het eerst en maakte een mooien
bal. George sloeg een paar keer mis; hy
scheen niet erg op dreef.
Als u misschien liever een poosje wilt
uitrusten, stelde Lilian voor doet u dat
dan gerust; er-komt niemand achter ons aan.
Pak den bal op. zei George tegen het
ballenjochie. Deze „hole" sla ik over.
Zy liepen naar de volgende.
Hoe komt het toch, dat ik altyd in de
minderheid ben als we elkaar ontmoeten?
vroeg hij geprikkeld.
Bent u in de meerderheid als we elkaar
niet ontmoeten? was Lilian's scherpe weder
vraag.
Waarom doet u altijd zooveel moeite
om onvriendeiyk tegen mij te zijn?
Ik ben niet onvriendelyk. Als myn gou
vernante my vroeger bestrafte omdat ik my
onbehoorlyk gedroeg iets wat dikwyis ge
beurde beschuldigde ik haar nooit van
onvriendleykheid. U beschouwt my van een
geheel verkeerd standpunt.
Voelt u zich dan soms als myn gouver
nante? vroeg George.
Gouvernant of goede engel, of een
mengsel daarvan, net zooals u wilt.
Zeker door u zelf aangesteld?
O neen. heelemaal niet. Vrywillig zou ik
nooit zoo'n ondankbare taak op my genomen
hebben.
Mag ik u dan vragen, wie uw belangstel
ling in mijn bescheiden persoontje opgewekt
heeft
Lilian schudde het hoofd. Op 't oogen
blik mag ik dat nog niet zeggen: misschien
vertel ik het nu later wel, tenminste als u
vorderingen maakt.
Welke fouten van my stelt u zich voor
te verbeteren?
Voornamelijk één.
En die is?
Zoetsappigheid.
Hy zette groote oogen op. Ik begryp niet
wat u bedoelt.
Zwygend speelden zy een poosje verder en
Lilian bleef aan de winnende hand. Pas toen
de vyfde en zesde „hole" gespeeld waren, be
gon George weer te spreken.
Ja, zei hy plotseling ik geloof dat ik
weet wat u bedoelt. U vind m|j een melk
muil, die achter moeders boezelaar aanloopt,
een zoete jongen, zonder fut.
Werkeiyk, meneer Hemmings, ik moet u
gelukwenschen met uw zelfkennis.
Hy liep norsch verder; toen bleef hy stil
staan. Maar u hebt ongelyk en ik zal u
bewyzen, dat u zich vergist. En wilt u naar
het clubhuis teruggaan?
Zooals u wenscht. antwoordde Lilian
met eenige aarzeling. Zij voelde er niets voor
om al een eind aan het spel en aan het ge
sprek te maken. Maar ik geef er de voor
keur aan de party uit te spelen; want het zal
een goede les voor u zyn, als u verslagen
wordt door een vrouw.
Vooruit dan, riep hy uitdagend en
versla me als u kunt!
Op één voorwaarde zei Lilian. als ik
dezen wedstryd win, moet u my de belofte
geven, dat u nooit meer tegen my zult spre
ken.
Ik stel dezelfde voorwaarden van myn
kant. De hemel weer, dat dit spel geen
pretje vcor mij is!
Hij sloeg den bal een flink eind weg.
Het eenige schot dat u vandaag gehad
hebt, zei Lilian spytig. En kyk waar u myn
bal naar toe hebt ges'agen. tusschen een hoop
brandnetels! Myn handen zijn overal bezeerd,
vervolgde zy na een poos bitter en het kan
u natuurlijk niets sche!en.
Hij gaf geen antwoord en weer speelden
ze zwygend verder. Beiden deden hun best.
doch alles weees er op. dat Lilian de party
zou winnen. Zy keerde zich om en glimlachte
medeiydend.
Hy keek naar zijn bal. die in het lange
gras lag. De wedstryd was op de laatste
„hole" na beslist. George nam zyn stok op en
sloeg; de bal kwam in beweging, rolde een
helling af en kwam juist in 't hakgat terecht.
Hy staarde Lilian aan en zy hem.
Wat een buitengewoon gelukje voor u,
irep ze; nu zullen we toch geiyk spelen.
Nu ging zij naar den bal toe. sloegen
miste.
Zy keek hem verbysterd aan.
Ik heb gewonnen, lachte hy en dat
na al uw spot en opsnydery.
Haar vernedering was onbeschryfeiyk. zy
keerde zich om en liep met groote paseen
naar het clubhuls; hy volgde langzaam.
O. zei ze tegen zichzelf, nu kan ik hem
niet eens vertellen, hoe ik over hem denk!
Verslagen te zyn en dan nog te moeten zwy-
dat we ons op hun weg bevinden", fluisterde
O'Rourke, „en we zullen nu wel niet kunnen
ontkomen". Toen de boot een hoek omsloeg,
scheen het. of Pcrry gelyk zou krygen. Daar,
om de bocht stond een massieve rots, die hun
de weg versperde!
Hilversum II. 801.5 m.
KRO-lit zending.
8.00 Berichten ANP.
8.05—9.15 en 10.00 Gramofoonnv-v.
11.30 Godsdienstig halfuur.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest.
12.45 Berichten ANP en gramofoonmuziek.
2.00 Voor de vrouw.
3.00 Modecursus.
4.00 Orgelconcert. (4.254.35 Gramofoonmuz.)
5.00 Musiquette.
5.45 Felicitaties.
6.05 Rococo-octet.
6.35 Sporthalfuur.
7.00 Berichten.
7.15 Cyclus: „Naar de nieuwe Gemeenschap".
7.35 Militaire muziek.
7.50 Reportage.
8.00 Berichten ANP. mededeelingen.
8.15 KRO-Symphonie-orkest.
9.00 Voor de jeugd.
9.20 Gevarieerd programmaa.
10.30 Berichten ANP
10.40 Willy Lewis en zyn ensemble (opn.).
11.00—12.00 Gramofoonmuziek.
gen! Waarom ben ik ook zoo dwaas geweest?
In het clubgebouw ontmoette zy mevrouw
Amherst. wier taak als assistente van haar
man blijkbaar al weer afgeloopen was. De
doktersvrouw informeerde belangstellend hoe
het spel verloopen was.
Lilian wees met haar hoofd in de richting
van het veld. Daar komt meneer Hem
mings hy zal u er alles van vertellen. Hy is
er vol van.
O. dan is hy zeker de overwinnaar!
Zy glimlachte tegen den jongeman.
Hoe was het?
Ik heb gewonnen, maar het had geen
haartje gespeeld, of we hadden geiyk ge
speeld. antwoordde hy kort en zakeiyk.
Mevrouw Amherst was oprecht verbaasd.
Dat is een heele prestatie, juffrouw Tur
ner. Meneer Hemmings is een van onze beste
spelers.
Ik moet nu naar huis, zei Lilian gejaagd.
Ik ga uw kant. uit, juffrouw Turner,
antwoordde de doktersvrouw wacht u even.
Hebt u al een partner voor den wedstryd
van de volgende week? wendde ze zich tot
George. Neen? Waarom vraagt u juffrouw
Turner dan niet? U zult samen een goed
figuur maken.
Het zou my veel genoegen doen als zy
wilde.
Ik speel niet op openbare wedstryden.
mevrouw Amherst. zei Lflian haastig.
Mevrouw Amherst keek Lilian goedkeurend
aan; zy vond haar een bescheiden meisje, dat
haar plaats kende.
Ik zal er niet verder op aandringen als u
liever niet wilt, maar wilt u morgen mee
spelen? Mijnheer Hemmings en ik zouden te
gen lord Harlsmore en zijn moeder spelen,
maar lady Harlsmore heert juist door haar
zoon laten weten, dat zy zoo van streek is
door den diefstal op het kasteel, dat zy zich
niet in staat voelt te komen. De jonge Harls
more heeft my gevraagd een partner voor hem
te zoeken.
Ik doe het liever niet. zei Lilian.
Ik sta er eenvoudig op, drong mevrouw
Amherst vriendeiyk aan. U mag ons spel
niet bederven.
Is lord Harlsmore hier? vroeg George.
Ja. hy is in de rookkamer.
Mevrouw Amherst liep naar een deur en
opende die.
(Wordt vervolgd.)