GIDSEN ter zee
SERVIEZEN
CHEVROLET TRUCKS
TREKT DE POON WEG?
HELDERS WARENHUIS
Reclame aanbieding
Wat zon de
scheepvaart zijn
zonder loodsen
BK NEELS, Keizerstraat
Winterjassen .n Jongensjekkers
HEEREN-REISULSTERS prachtige dessins
«Jongens Plusfourpakjes
:erstraat
Fa. NEELS
Wieringermeer
VOGELS
Wat zou de scheepvaart zijn zonder
loodsen? Een buitengewoon riskan
te onderneming, waaraan maar
weinigen hun leven zouden wagen.
Ja, eigenlijk kan men wel zeggen,
dat de scheepvaart zonder lood
sen geheel onmogelijk is langs de
meeste kusten, vooral in tijden
van ooirog, wanneer de loodsen
nog noodzakelijker zijn dan anders.
DE MAN, DIE NAAST DEN KAPITEIN J
OP DE BRUG STAAT
Wie er 't eerst wai
Voorbij zijn de dagen, toen de lood
sen over de zee uitzwemden en hon
derden mijlen lang storm, regen,
vorst, sneeuw en ijs trotseerden om
de schoeners op te vangen. Dit wa
ren de dagen, toen de zeilschepen
nog de wereldzeeën beheerschten.
Toen kwam het voor de loodsen aan
op de scherpste oogen; en het loods-
den schoener mee te nemen in veili-
schip, dat zich het verst in zee waag
de, ontving gewoonlijk opdracht, den
schoener mee te nemen in veilige ha
ven. De wet schreef toen immers
voor, dat aan den loods, die het eerst
het schip bereikte, de opdracht moest
worden verstrekt.
Reeds van de eerste ontwikkeling van de
scheepvaart af was het de gewoonte, in stre
ken, waar moeilijke toegangen tot de haven
plaatsen waren, een loods aan boord te ne
men, of zich door een vaartuig, waarop zich
een loods bevond, te doen voorafgaan. En
nog heden ten dage is ondanks de betere
betonning, bebakening en verlichting, het
nemen van een loods voor het aanloopen van
een haven over de gcheele wereld regel,
daar de loods bij uitstek plaatselijk bekend
is, ook wat de geldende voorschriften betreft,
en bovendien een loods met de functie van
havenbeambte veelal het schip te bestem
der plaatse op de voor de haven voorge
schreven wijze verankert.
De zee even goed kennen als zijn
pak!
Een loods, die een groot schip ge
leidt» dient den bodem van zee en
haven ter plaatse even goed te ken
nen als zijn zak. Alvorens hij door
den staat wordt toegelaten als loods,
moet hij een zeer zwaar examen af
leggen, en aantoonen, dat hij alle
diepten, ondiepten, kanalen, vuurto
rens en zeestroomingen grondig kent.
Voor dien tijd moeten zij bovendien gedu
rende een aantal jaren doorgaans onge
veer 8 jaar als loodsleerling op een schip
hebben gevaren. Gewoonlijk heeft een loods
dan ook reeds den 30-jarigen leeftijd be
reikt, voor hij alleen de brug van een schip
mag betreden.
Naast den kapitein op de brng.
Wanneer men met een der moderne,
luxieuse oceaanstoomers de „Groote Vijver"
oversteekt, en de haven van New York is
binnengeloopen zonder ook maar één enkel
schrammetje te hebben opgeloopen, schijnt
dit voor de passagiers zoozeer vanzelfspre
kend te zijn, dat ze er zelfs niet aan den
ken, er ophef van te maken. Van den man,
die naast den kapitein op de brug staat,
neemt geen der passagiers, die gedurende
de overtocht in alle hoeken en gaten van
het schip hebben rondgeneusd en officieren
en bemanning door hun voortdurende en
nieuwsgierige vragen bijna tot wanhoop heb
ben gebracht, notitie
Niet meer met hoogen hoed....
Inderdaad, de loods van de New Yorksche
haven draagt niet meer zooals vroeger een
Seklecde jas en hoogen hoed, wanneer hij
et schip betreedt Ook op zee heerscht
de „eeuw van de machine", verzekeren de
doorgewinterde zeeloodsen, die alle aanko
mende vaartuigen, van een oude „tramp"-
boot af tot een modern S0.000 tons schip toe,
van den Ambrose-vuurtoren af langs de Baai
omlaag brengen en dan aan de Pier van de
North Biver vastmeren.
Onverstroorbaar.
Van Ambrose tot de Batterij moet hij met
den zeebodem vertromTd zijn, en voor ver
rassingen mag hij niet komen te staan. Wie
het zeeloodscnstntion bezoekt, zal versteld
staan over de rust en kalmte, waarmede
deze lieden te werk gaan, bescheiden en zon
der ook maar cenigen ophef te maken. Daar
is bijvoorbeeld Henry M. Clarke, sedert vele
jaren hoofd van de Jersey-loodsen. Hij be
treedt de „Batterij", waar zich het loodscn-
Als een New Yorksche loods de „Qucen
Maryheeft binnengebracht", wordt hij
goed betaald! Want de berekening geschiedt
volgens den diepgang Van het schip en de
Oueen Mary is, zoo zeggen de loodsen, een
„langbccnige" boot, zij heeft een diepgang
van 11 tot 12 meter.
kwartier bevindt, alsof hij een wandelinge
tje in zijn tuin maakt. Toch heeft hij zoo
juist de geweldige „Queen Mary" in de ha
ven gebracht, haar veilig aan de Pier ge
meerd, en is toen zonder zelfs een zucht
van verlichting te slaken onverstoorbaar
langs de valreep weer aan land gegaan!
„Eigenwijze schepen."
Reeds ongeveer 30 jaar brengt Clarke groo
te en kleine schepen binnen. „Welk soort
schepen zijn het moeilijkst te behandelen?"
vragen we. Hij haalt de schouders op en
trekt even aan zijn cigarct: dan antwoordt
hij: „Dat is nooit te zeggen. Dikwijls zijn
het de vuilste „tramps", waarvan de kpm-
passen jarenlang niet gereinigd zijn. Of ze
hebben een bijzondere lading. Dat brengt je
heelemaal uit den koers, want kompassen
zijn nu eenmaal magnétisch, en ook de
vracht kan ze beinvlocden."
Soortgelijke ervaringen heeft de loods
George Kissenberth, een andere veteraan.
„De schepen, die er het lichtst uitzien", zegt
hij, „zijn vaak het moeilijkst te hantecren.
Kleine schepen zijn dikwijls eigenwijs en
luisteren te veel naar wind en strooming.
Nevel is de grootste vijand van den loods.
Als er geen nevel was, ja dan was het al heel
eenvoudig!"
Specialisten.
In de haven van New oYrk zijn tcgenwoor-
Een groote sorteering
m alle prijzen
Loeren Jekkers - Loeren Jassen - LeOren Damesjassen
in alle prijzen in alle maten
Geweldige voorraad JONGENS WINTERJASSEN
Keuze uit 800 moderne Jasjes voor alle leeftijden
Bezichtigt onze collectie
Bezichtigt onze voorraad en étalages
Wij zijn 20 pet. goedkooper
DEN HELDER
bk ne.Bi.9, Kei:
Reiskosten worden vergoed.
Nieuwe modellen
PutlH HwMinin 12 pi.
Eilimiii 2(<1I|
Crime Witïlel 5-ilp.
Nnt Sehilm E-ilp.
325
175
229
89 tl:
Nieuwe decors
Bijp Oilkijt 2 91
lipSchotels t af 2 et. 25 tl
Theepstten 45 cl.
Witte Botrien 8 it. 89 cl.
ZIET DE ETALAGE
FA. ZOETELIEF TEL. 403 KEIZERSTR. 75
De
RUGGEGRAAT
ran elk goed reclame-pUn
Courantenrieiamc
„flEVA"-
OVERALLS
de BESTE met bovendlei
gratia verzekeringspoli!»
Zijn verkrijgbaar bij dei
Hoofdvertegen woordigei
Den Helder
Wfl maken U attent dat O»
„Beva"-WerkmanflgoedercD
bfl NEELS ook nog 20 9*
goedkooper zftn dan bfl lede*
mder
van de nieuwste Permanent
Tot 17 Februari a.s.
a f 2.00, 2 Dames f 3.50, geheel compleet
Vooruit bespreken s.v.p. Telefoon 639
Spoorstraat 24. Gediplomeerd Dameskapper
Den Helder.
Thans uit voorraad leverbaar de
nieuwe Chevrolet Truck model 1940.
J. NELIS, Off. Chevrolet Dealer.
KANAALWEQ 8B, DEN HELDER. - Telefoon 410.
dig ongeveer 100 loodsen. Daarvan behooren
er 70 bij New York en 30 bij de Jerscy-groeD.
Wellicht zijn zij wel de veelzijdigste typen
zeelieden van de gansche wereld; want ze
doen hun dagclijksch werk zonder op groot
te, tonnage of diepgang te letten. Soms zijn
zij specialisten en dan worden ze extra be
zoldigd.
Als de loods bij Ambrose bijvoor
beeld de „Queen Mary" betreedt,
brengt hij haar over een afstand van
23 mijlen naar de pier. Dat duurt 7
uren en wordt met 180 dollar be
taald. De kosten worden naar den
diepgang berekend, en het binnen
brengen van een schip is duurder
dan het wegbrangen. De „Queen Ma
ry" en de „Normandic" zijn volgens
de loodsen „langbccnige" booten; zij
heben een aanzienlijke diepgang, nl.
11 tot 12 M.
Gewoonlijk zijn de loodsen pensioengerech
tigd op 65-jarigen leeftijd, en moeten met 70
jaar in ieder geval den dienst verlaten. Dc
meeste lodsen bereiken dien leeftijd wel,
want ze komen doorgaans uit zeevarende fa
milies, houden van hun werk en kennen
slechts één angst; namelijk die voor den dag
waarop ze niet langer in weer en wind naar
een schip mogen varen, omdat de staat hen
daarvoor te oud acht...»
Een deskundige verklaring voor een
verontrustend verschijnsel te Den Helder
TWEE BJELANGRIJKE FACTOREN:
VOEDSEL EN PAAJPLAATS.
De afdeeling Den Helder stelde aan het
Hoofdbestuur van den Algemeencn Henge-
laarsbond de vraag of het mogelijk is, dat
dc jaarlijks uitgezette baars, karper en an
dere vischsoortcn, afkomstig uit het Alk-
maardermecr, weer terugtrekken of trach
ten terug te trekken naar hun geboorte
gronden i.c. het niet ver verwijderde Alk-
maardermeer.
De geringe vangsten, ondanks dc jaar-
lijksche uitzettingen, waren aanleiding, dat
deze vraag opkwam. liet Hoofdbestuur gaf
deze vraag door aan de Nederlandsche llei-
de-Mij., in de overtuiging, dat dit li
chaam, dat jaarlijks over geheel Neder
land diverse vischuitzettingcn verzorgt, een
bevredigend antwoord zou kunnen geven.
In het Orgaan van den Bond zet
de heer A. J. J. van I.ooven. Vis-
scherijambtenaar bij de Xed. Heide-
Mij. zijn meening hieromtrent uit
een.
Het vraagstuk, aldus lezen wij dan in de
Ned. Hengelsport, over het al dan niet weg
trekken vAn uitgezette visch. is in zooverre
interessant, omdat niet alleen de afdeeling
Den Helder hierover klaagt. Het is mij in
de practijk gebleken, dat vele afnemers van
poot visch het wegtrekken der door hen
min of meer duur betaalde pootvisch duch
ten en dan vragen, „welke maatregelen
kunnen wij nemen, om dit wegtrekken, z<k>
dit mogelijk is, te voorkomen." Waar die
gelegenheid daartoe bestaat, worden af
sluitingen van net- of draadwerk aange
bracht en waar dit niet mogelijk is, worden
andere middelen gezocht, om de visschen
tot blijven te nopen.
Om deze middelen te vinden, moet men
zich eerst realiseeren, wat de oorzaak tot
het wegtrekken der uitgezette visschen is.
Men maakt bij de visschen in onze wate
ren onderscheid tusschen trekvisschen en
standvisschen. Het is mogelijk de eerste
categorie tegen te houden en op te sluiten
in een water of watercomplex van beperk
ten omvang.
Tot op zekere hoogte kan men de uitge
zette visschen zelf met veel moeite houden,
maar daar het voortbestaan der soorten
door het opsluiten onmogelijk wordt ge
maakt, kan men het opsluiten van trekvis
schen in een beperkt watercomplex vergelij
ken met een stericlmaking dezer visschen.
Wanneer dus ergens trekvisschen worden
uitgezet, worden de omstandigheden zoo
danig gekozen, dat dc dieren hun treklust
kunnen uitleven en zich kunnen voort
planten. Het uitzetten van aal in een afge
sloten meer kan nooit tot een duurzaam
resultaat leiden, evenmin als *het zin
heeft bijv. zalmbroed uit te zetten in het
meer van Constanz. De zalm kan er wel
verdwijnen maar niet terugkecren en dat
ze verdwijnt is zeker.
Het wegtrekken der visschen is bij
de trekvisschen een cardinaal on
derdeel van hun levensplan. Wordt
dit onderdeel hun ontnomen, zoo
staakt de normale cang der levens
uitingen en wel zoo nbrupt. dat een
uitsterven dezer vischsoorten nood
zakelijk is.
De voortplantingsdrang en het feit, dat
geboortegrond en weidegronden hij deze
vischsoorten ver uiteen liggen en in geheel
verschillende milieux. bepaalt voor deze
vischsoorten de naam „trekvisschen".
Er zijn trekvisschen die in zoet- of brak
water leven en in zee zich voortplanten
faal en bot) en er zijn er. die in zee leven
en zich in het zoete water voortplanten
(zalm, elft. houting).
De wisselwerking tusschen goede vrucht
bare weidegronden, die dc jonge visschen
van hun geboortegronden weglokken en
rustige afgelegen en gezonde paaigronden,
waarheen de paairijpe visschen instinctief
gedreven worden, vormt het groote levens
motief dezer vischsoorten, zonder dat wij
menschcn zuiver kunnen onderkennen, wat
nu primair m deze trekdrang was. h«»t
voedsel of de paaiplaals.
DE STANDVISSCHEN.
Ten slotte spelen deze twee factoren,
voedsel en paaiplaats, ook een belangrijke
rol bij die vischsoorten. die wij standvisch
noemen. Alleen is er dit groote verschil bij,
dat weidegronden en paaiplaatsen bij de
standvisschen vlak bij elkaar liggen, meest
al in hetzelfde water of anders in de wate
ren van de omgeving.
Ook bij de standvisschen vindt een jaar-
lijksche trek plaats, dikwijls zelfs twee
trekken, een voorjaarstrek naar de paai
gronden, de ondiepe plantenrijke hoeken in
het water met typische oevervegetatie en
de wintertrek naar het diepe piantenvrije
binnenwater, waar het visschenvolk. veilig
opgeborgen, winter een barre tijd zich ovcj-
het hoofd laat gaan.
Deze verschijnselen zijn aan alle vis-
schers bekend, zij weten waar zij tegen en
in de paaitijd dc standvisschen kunnen
vinden en ook waar zij 's winters moeten
zijn om hen in hun winterkwartieren te
lijf te kunnen gaan. Het trekken in het
voorjaar naar de paaiplaatsen is een ge
volg van voortplantingsdrang, het versprei
den daarna over het gehcele water is votxj-
seldrang. Dus hier weer de twee zelfde
factoren, die het visschenlcven beïnvloeden
en hen doen trekken.
Blijkt het nu in de practijk, dat in
Bepaalde wateren uitgezette viscK
verdwijnt om niet terug te keeren,
dan is het vrijwel zeker, dat in
deze wateren of aan de voedseldrang
of aan de voortplantingsdrang niet
voldoende kan worden tegemoet
gekomen.
Zijn er nu wateren in die buurt, die he
ter beantwoorden aan beide Tevensvcr-
eischten van de uitgezette visschen, terwijl
die wateren bereikbaar zijn, dan is het van
zelfsprekend, dat de visschen daarheen
trekken, hetzij om zich voort te planten,
hetzij om zich te voeden.
In het geval van de afdeeling Den
Helder is het zeer goed moeeüjk,
dat er wel voldoende paaigronden
zijn, maar voor een zware visch
bezetting tc weinig voedsel, dan is
het zeker, dat na de paaitijd do
vischbezetting weidegronden gaat
zoeken, waar meer voedsel is. Ook
kan het anders zijn en zijn er geen
goede paaigronden in de wateren
van Den Helder.
Dan trekt onherroepelijk de vischbezetting
in het voorjaar weg. op zoek naar goede
paaiplaatsen. Of ze daarna weer tecugkoml,
hangt weer af van het feit, of onderweg
hetere weidegronden worden aangetroffen,
al dan niet.
Een nauwkeurige bepaling, of de beide
levensnoodzakelijke voorwaarden, paai
plaats en voedingsbodem, in gunstigen zin
aanwezig zijn. zal dus noodig zijn bij de
heoordceling of 'n uitgezette vischbevolking
»n een bepaald wnter blijven zal. Hapert er
aan één dezer voorwaarden iets. of zijn
beide voorwaarden minder gunstig dan in
een belendend water, dan kan men het vis
schenvolk alleen'maar houden, door hen
met kunstmatige middelen, als versperrin
gen, enz. te verhinderen weg te trekken,
liet is echter begrijpelijk, dat deze geweld
dadige opsluiting gaat ten kaste van dc
goede ontwikkeling der visschen. daar deze
immers in hun levensvoorwaarden worden
beperkt.
Ten slotte de gestelde vraag of het vrii
dichtbij zijnde Alkmnardcrmeer, vanwaar
dc visch oorspronkelijk komt. een rol speelt.
Zeer zeker, is het antwoord, wanneer de
levensvoorwaarden daar aanmerkelijk gun
stiger ziin dan In hef nieuw te bewonen
water. Maar niet een rol. die iets tc maken
heeft met eenig geheimzinnig herinnerings
vermogen der visschen. Visschen van an
dere wateren zullen evenzeer trachten weg
te komen als het nieuwe milieu niet gun-
„Ik zal U bouwen een mausoleum van Ijs-
lijnen
Wie voelt niet de fijne koude, die spreekt
uit deze woorden van een bekend schrij
ver? Een schrülc kilheid straalt er uit op,
zooals ook uit het oorspronkelijk geheel, dat
de schrijver bij den dood van zijn kat
schreef.
Een mausoleum van ijslijnen! Zouden er
woorden zijn, die door klank en zin nóg
grooter kilheid uitstralen? Voor een két
wilde de-schrijver zulk een grafpaleis hou
wen, omdat hij hield van het dier, dat zijn
makker was en zijn vriend.
Kn zulk een mausoleum, waarin je de
kilte kunt hóóren bijna, vinden nu vele die
ren en vooral vele, vele vogels, In onz.cn vo
gelrijken polder.
Traag wieken ze rond, met knagende hon
ger, die al zoovele dagen duurt en waarvan
het einde nog ver is. De ellende en hej»
vreesclijk verlangen naar voedsel drijft ze
naar de huizen der mcnschen en ze strijken
neer in de besneeuwde tuinen en ook daar
vinden ze niets. Want de handvol kruimels
bij de achterdeur en het vogelhuisje in den
tuin bemerken ze niet, de watervogels, en
loom vliegen ze weer weg en zoeken be
schutting in de sneeuw tusschen het riet...
Later kan men ze oprapen, hier één en
daar één. kleine hoopjes ellende, stijf bevro
ren. diep weggekropen onder de sneeuw-
Het resultaat van een wekenlang moedige
worsteling tegen honger en barre kou! Hun
ellende was onbegrijpelijk zwaar, omdat ze
zwijgend lijden, omdat ze niet liet vermo
gen hebben hun knagend leed uit tc krijten,
omdat ze stil lijden, zooals ze stil sterven...
Voorzeker zou het een uitkómst zijn. als
ze regelmatig, iedere datr weer, voedsel kon
den vinden, op het ijs bij de bruggen of op
schoongeveegde plekken achter in den tuin.
Maar dan. iederen dag en flink wat, want
de honger is groot en het aantal eveneens.
En ze hebben het verdiend! Ze hebben onzé
polder mooi gemaakt, in het voorjaar, in
den zomer en in den herfst!
Wie ziet ze niet voor zich. zwenkend en
zwaaiend, sierlijk voortschietend langs het
water, pijlsnel en zonder rust voortjagend
op zoek naar buit?
Wie ziet ze niet meer voor zich, stoeiend
dartelen door het water in het vroege och
tenduur, zoodnt de droppels met zilveren
schittering hoogopspatten?
Wie hóórt ze niet, zooals hun zangerig ge
luid veelvoudig klonk over water en weide
in het late avonduur en door het zwij
gende duister van den warmen zomer
nacht....?
Ze zeggen niets, ze vragen niets.
Ze lijden, stil, alleen...
Ze lijden, zonder dat je 't weet.
Want klagen doet er geen.
Ze zoggen niets, ze lijden stil.
Ze kunnen 't leed niet klagen.
Ze lijden zóózeer, dat ze zich.
Zelfs bij ons menschen wagen!
In barre ellende komen zij.
Ze komen zonder klachten
Wie kan. wie durft hun weigeren.
Wat zij van ons verwachten?
stig is en zullen dan, zoo het Alkmaarder-
meer bereikbaar is en gunstiger condities
schépt, vanzelf ook daar terechtkomen.
Het heeft geen zin om een duistere aan
hankelijkheid voor de geboortegronden te
veronderstellen. De maag en do voortplan
tingsorganen zijn de heide motoren, die he.t
visschenvolk doen trekken, goede zintuigen,
die hen bij hun tasten en zoeken vanzelf
tic richting aanwijzen, zorgen cr voor, dat
zij het hetere milieu vinden.
Oude jeugdherinneringen zijn hoogstens
een product van menscheüjke rede. in dit
geval van menschelijke fantasie.